Organische stofbeheer en stikstofleverend vermogen van de grond in de Nederlandse akkerbouw

Vergelijkbare documenten
Organische stofbeheer en stikstofleverend vermogen van de grond in de Nederlandse akkerbouw

ORGANISCHE STOF: WAT LEVERT HET OP? KOSTEN EN BATEN VAN ORGANISCHE STOF VOOR DE AKKERBOUWER

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Sturen van de N-mineralisatie met kennis over organische stof

WIJZER MET MINERALEN NIEUWE MEST, OUDE KRACHT. Masterplan Mineralenmanagement

Verkenningen organische stof

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Inkomensvergelijking vezelgewassen versus graan. Auteur(s): Pieter de Wolf, Lubbert van den Brink en Joanneke Spruijt

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

WAT U MOET WETEN OVER STIKSTOF VRAGEN EN ANTWOORDEN

Equivalente maatregelen bemesting open teelten Voorstel ingediend door LTO en NAV bij het Ministerie van Economische Zaken

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans

Teelthandleiding wettelijke regels

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

NutriNorm.nl. Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien.

Bodemkwaliteit op zand

De organische stofbalans: Kengetallen

Organische stof, meer waard dan je denkt

Gevolgen mestbeleid voor mineralen- en bodembeheer

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Grondsoorten Zand, dalgrond, veen. Klei < 10% org. stof, rivierklei

De bodem is de basis voor gewasbescherming!

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014

Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Handboek bodem en bemesting

Eindrapportage Organische meststoffen: samenstelling en werking

Van generiek mestbeleid naar individuele verantwoordelijkheid. Harry Kager LTO Nederland

Het klimaat en onze bodem

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans

De huidige mineralenbalans in Noord-Nederland

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA

WIJZER MET MINERALEN GRONDMONSTERS: DE JUISTE AANPAK GEEFT EEN BETROUWBAAR RESULTAAT

Integraal bodembeheer, wat en hoe

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Effect van organische stof op opbrengst, stikstofuitspoeling en bodemkwaliteit

inagro Code van goede praktijk bodembescherming advies organische koolstofgehalte en zuurtegraad ONDERZOEK & ADVIES IN LAND- & TUINBOUW

Waarde van bodemvruchtbaarheid. Oene Oenema. Wageningen University & Research

Organische Stof. de basis voor een duurzame teelt

ANALYSERAPPORT SPURWAY TOTAAL VOORBEELD

Nutriënten en organische stof stromen en voorraden op wereld en Europese schaal. Jan Peter Lesschen. Kimo van Dijk en Oene Oenema

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Bodemvruchtbaarheid. Arjan Reijneveld. Dr. Arjan Reijneveld BLGG, Wageningen. August 27, 2013

Behoud meerjarig proefveld organische bemesting

Tien vragen en antwoorden over organische stof

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

bodemvoorraad kg N/ha (jan/febr)

ALLES WAT U MOET WETEN OVER FOSFAAT VRAGEN EN ANTWOORDEN

Handboek Bodem en Bemesting

Bedrijfseconomische effecten van verhoging van het bodemorganischestofgehalte:

Bemesting in de biologische teelt; Na gehalte en nieuwe mestregels. Wim Voogt, Aat van Winkel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016.

Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden

Duurzaam bodemgebruik

N-systemen in wintertarwe

Economische gevolgen verlaagde N-gebruiksnormen. Wim van Dijk (PPO) Hein ten Berge (PRI) Michel de Haan (ASG)

Interpretatie van de resultaten van NDICEA.

Grondgebruik (ha) Grasland 27,00 Bouwland 5,00. Aantal graasdieren (incl. uitgeschaard naar natuurterrein) 100 Melkkoeien 90,0

Afvoer mest ter compensatie van aanvoer graan en stro

Bodemvruchtbaarheid Flevoland in gevaar Bemesting op maat!

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Bemestingsproef snijmaïs Beernem

Toetsing en verspreiding van een telersversie van het model Ndicea ten behoeve van N- management op biologische akkerbouwbedrijven

Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 KOSTPRIJZEN AARDAPPELEN.

Leidt Europese mestbeleid tot knelpunten voor de bodem?

N-index: wat zeggen de cijfers?

Werken aan organische stof en bodemvruchtbaarheid: ervaringen vanuit de praktijk in Zuidoost Nederland

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf

Optimalisatie bemesting Van Strien

AALDRIK VENHUIZEN AGRIFIRM PLANT

Handleiding NDICEA 6.2

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting

Duurzame bemesting: omgeving

Organische stof Impact op waterhuishuishouding

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar.

De bodem onder de kringloop Hou rekening met organische stof

Gebruik Bokashi in de akkerbouw. 26 maart 2015, Gerard Meuffels

5 Voederbieten. November

Naar een betere inschatting van de afbraak van bodemorganische stof

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3

7 Bemesting. 7.1 Bemesting met organische mest. 7.2 Mineralenverlies. 7.3 Mineralenbalans per perceel

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?

Nieuwsbrief: Praktijknetwerk Duurzame Voerproductie

Handleiding kort NDICEA 5.4.4

BioKennis bericht. Groene maaimeststoffen

Rekenen Groep 4-1e helft schooljaar.

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Stikstofvoorziening uit maaimeststoffen

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer?

Stikstofbemesting en stikstofbehoefte van granen: hoe op elkaar afstemmen?

Werken aan organische stof met melkveehouders. Het hoe en waarom? Nick van Eekeren

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond:

Gebruiksruimte anders verdelen tussen maïs en gras?

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Transcriptie:

Organische stofbeheer en stikstofleverend vermogen van de grond in de Nederlandse akkerbouw In opdracht van en gefinancierd door: Dit project is uitgevoerd door: Auteur(s): Jan Bokhorst Geert-Jan van der Burgt Organisatie: Louis Bolk Instituut Louis Bolk Instituut Projectnummer: Dit project maakt deel uit van het Masterplan Mineralenmanagement (MMM). Het MMM is een initiatief van LTO Nederland, de Nederlandse Akkerbouw Vakbond en het Productschap Akkerbouw. Binnen het MMM voeren diverse partijen gezamenlijk onderzoeks- en voorlichtingsprojecten uit op het gebied van bodem, bemesting en water. Dit rapport is eveneens terug te vinden op www.kennisakker.nl. Voor uw vragen over het MMM kunt u zich wenden tot Tjitse Bouwkamp (PA). Stadhoudersplantsoen 12 Postbus 29739 2502 LS Den Haag 070 370 84 26 mmm@hpa.agro.nl www.kennisakker.nl

Dit rapport is een uitgave van het Louis Bolk Instituut Driebergen, mei 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Louis Bolk Instituut Hoewel de inhoud van deze uitgave met zorg is samengesteld, kunnen hieraan op geen enkele wijze rechten worden ontleend.

1. INHOUDSOPGAVE 1. Inhoudsopgave... 1 2. Samenvatting... 2 3. Summary... 3 4. Inleiding... 4 5. Opzet van de evaluatie... 5 5.1 Bouwplan... 5 6. Bodemeigenschappen... 5 6.1 Bemesting... 5 6.2 Opbrengsten... 5 6.3 Berekeningen... 6 7. Resultaten... 7 7.1 Verloop organische stof gehalte... 7 7.2 Stikstofleverend vermogen van de grond... 7 7.3 Bespreking... 10 8. Conclusies... 11 Bijlage 1: Voorbeeld van scenario: Zuidwestelijk kleigebied, puur kunstmest (lage organische stof toevoer)... 12 1

2. SAMENVATTING In het Nederlandse bemestingsadvies voor de akkerbouw wordt niet expliciet rekening gehouden met de stikstoflevering van de bodem vanuit afbraak van oudere organische stof. In een modelstudie met het model NDICEA is deze stikstoflevering gekwantificeerd. Voor vier regio s /grondsoorten / bouwplannen zijn telkens drie bemestingsscenario s doorgerekend, te weten uitsluitend kunstmest; voornamelijk dierlijke mest; en maximaal organische stof toevoer inclusief compost en groenbemesters. In alle gevallen werden de wettelijke beperkingen aangehouden. Bij uitsluitend gebruik van kunstmest loopt het organische stof gehalte terug in alle vier de regio s, bij het scenario met maximale aanvoer van organische stof stijgt het gehalte bodem organische stof. Een daling in de grootteorde van 0,05% in vier jaar lijkt klein maar betekent wel dat er rond 25 kg stikstof netto aan de bodemvoorraad onttrokken wordt. Dat valt niet te verwaarlozen ten opzichte van de hoeveelheid stikstof die met mest wordt gegeven. Ten opzichte van een scenario op basis van uitsluitend kunstmest neemt het stikstofleverend vermogen bij regelmatig gebruik van dierlijke mest toe met ruim 30 kg per hectare per jaar, en bij maximale aanvoer van organische stof met 90 kg per hectare per jaar. Binnen het groeiseizoen (maart- september) gaat het om 80% van die hoeveelheden. 2

3. SUMMARY The Dutch nitrogen fertilizer recommendation do not explicit account for the nitrogen release out of old soil organic matter. A model approach with the NDICEA model calculated the expected levels of N-mineralization. For four regions each, three fertilizer scenarios are considered: artificial fertilizer only; predominantly manure; maximum organic matter application with composts and green manures. In case of artificial fertilizer only, the soil organic matter content decreases. The scenario with the maximum organic matter applications shows an increase of soil organic matter. A decrease of about 0.05% in four years looks small, but implicates that each year 25 kg N per hectare is taken out of total soil N supply. This cannot be neglected compared to total fertilizer N supply. Compared to the scenario with artificial fertilizer only, regular use of manure increases N- mineralization by 30 kg per hectare per year. In case of maximal organic matter supply the increase is 90 kg per hectare per year. Within the growing season (March September) 80% of this amount becomes available. 3

4. INLEIDING Verschillen in aanvoer van organische stof zullen naar verwachting op termijn doorwerken in verschillen in nalevering van stikstof uit de bodem organische stof. In termen van eenjarige effecten wordt daar in bemestingsadviezen rekening mee gehouden; in termen van langjarige effecten echter niet. De hieronder beschreven berekeningen geven hiervoor een kwantitatieve indicatie. Met behulp van het stikstofsimulatiemodel NDICEA (www.ndicea.nl) wordt een viertal bouwplannen geanalyseerd die representatief zijn voor de Nederlandse akkerbouw. Het betreft het zuidwestelijk kleigebied, het noordelijk kleigebied, het zuidoostelijk zandgebied en de noordelijke veenkoloniën. Vergeleken worden de volgende varianten: 1. Lage aanvoer van organische stof; alleen minerale meststoffen. 2. Gemiddelde aanvoer van organische stof door de minerale meststoffen zoveel mogelijk te vervangen door dierlijke mest 3. Hoge aanvoer van organische stof door naast dierlijke mest ook compost te gebruiken en intensief groenbemesters te telen. Deze drie verschillende scenario s worden geëvalueerd op verloop van het organische stofgehalte van de grond en veranderingen in het stikstofleverend vermogen van de grond. De evaluatie vindt plaats op basis van scenario studies met het stikstof en organische stof model NDICEA versie 6.0.17. 4

5. OPZET VAN DE EVALUATIE 5.1 Bouwplan Op grond van teeltgegevens van het CBS zijn bouwplannen gekozen die zoveel mogelijk een weersspiegeling zijn van gekozen gebieden. Het gekozen bouwplan van het zuidwestelijk kleigebied is ook representatief voor dat van Flevoland. De volgende bouwplannen zijn gekozen: Zuidwestelijk kleigebied: Consumptieaardappel Suikerbiet Wintertarwe Zaaiui Noordelijk kleigebied: Pootaardappel Wintertarwe Suikerbiet Tulp Zuidoostelijk zandgebied: Consumptieaardappel Wintertarwe Suikerbiet Herfstprei Noordelijke veenkoloniën: Zetmeelaardappel Suikerbiet Zomergerst Zetmeelaardappel Zomertarwe 5.2 Bodemeigenschappen De gekozen bodemeigenschappen zijn per regio ingeschat en vermeld in tabel 1. Voor de phwaarden van de zandgronden is de streefwaarde van de adviesbasis gebruikt. Tabel 1: Bodemeigenschappen Slib ph-kcl os max bew dp zavel en klei ZW 25 7,2 2,2 70 zavel en klei N 25 7,2 2,2 70 zand ZO - 5,8 2,2 40 zand veenkol. - 5,6 4,0 50 os = organische stof gehalte in % max bew dp = maximale bewortelingsdiepte op de betreffende grondsoort in cm beneden maaiveld 5.3 Bemesting Bij de stikstofbemestingen bij gebruik van minerale mest is de gebruiksnorm 2010-2013 aangehouden. Bij de mixvariant minerale mest en dierlijke mest is bij dierlijke mest gekozen voor varkensdrijfmest omdat die voor 2/3 deel het gebruik van dierlijke mest vertegenwoordigd. Ook hier is gewerkt met de stikstofgebruiksnormen waarbij voor varkensdrijfmest een de forfaitaire werkingscoëfficiënt van 60% is aangehouden. Bij de variant met een hoge aanvoer van organische stof is om het andere jaar 20 ton GFT-compost toegepast. Gerekend is met de forfaitaire werkingscoëfficiënt van stikstof van 10%. Waar mogelijk bij de variant met een hoge aanvoer van organische stof wordt een groenbemester geteeld. Gekozen is voor bladrammenas omdat dat de meeste geteelde groenbemester is. De teelt van deze groenbemester geeft een extra gebruiksruimte van 60 kg stikstof per ha. 5.4 Opbrengsten De opbrengsten die bij de berekeningen zijn aangehouden zijn ontleend aan KWIN 2009. Hieraan zijn per regio de gemiddelde opbrengsten vermeld. Bij de berekeningen van de verschillende varianten zijn dezelfde opbrengsten aangehouden. 5

5.5 Berekeningen In NDICEA wordt bij aanvang van een berekening de bodem organische stof (berekend uit het % organische stof) verdeeld in drie pools met verschillende hoeveelheden, stikstofgehaltes en afbraaksnelheden. In afhankelijkheid van de toevoer van organische stof (mest, gewasresten) veranderen deze pools van samenstelling. Om dit effect bij de evaluatie mee te kunnen nemen zijn de vruchtopvolgingen en bijbehorende bemestingen tweemaal ingevoerd, dus 8 respectievelijk 10 jaar in plaats van 4 respectievelijk 5 jaar) en is alleen het tweede deel geëvalueerd. Vanuit wat bekend is over opbouw en afbraak van organische stof mag niet verwacht worden dat er binnen 4 of 5 jaar een nieuw evenwicht is ontstaan. Dat zal langer duren, waardoor de verschillen in organische stof toevoer uiteindelijk tot grotere verschillen in stikstoflevering zullen leiden. De hier weergegeven resultaten van de tweede rotatiecyclus zullen dus eerder een lage dan een hoge schatting zijn. De evaluatie heeft betrekking op: Verloop van het organische stofgehalte Stikstofleverend vermogen van de periode maart-september Stikstofleverend vermogen gehele jaar 6

6. RESULTATEN 6.1 Verloop organische stof gehalte De uitgangspositie voor het organische stofgehalte was 2,2% met uitzondering van de veenkoloniale grond waar het 4% was. Beoordeeld wordt het verloop van het organische stofgehalte in de periode van 5 tot 8 jaar na de start van de berekeningen. Bij de 5 jarige vruchtopvolging van de veenkoloniale grond is dit de periode 6 tot 10 jaar. De resultaten zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2: Mutatie organische stof in de bodem Bodem/regio Aanvoer organische stof zavel en klei ZW Laag - 0,05 Gemiddeld -0,01 Hoog +0,14 zavel en klei N Laag -0,05 Toe-/afname organische stof in de bodem (% per vier jaar; beginwaarde 2,2% (Veenkoloniaal 4%)) Gemiddeld -0,03 Hoog +0.13 zand ZO Laag -0,05 Gemiddeld 0,00 Hoog +0,14 zand veenkol. Laag -0,06 Gemiddeld -0,02 Hoog +0,10 Bij uitsluitend gebruik van minerale meststoffen is bij deze bouwplannen het uitgangsgehalte organische stof niet te handhaven. Wanneer de minerale mest zoveel mogelijk wordt vervangen door drijfmest is de achteruitgang minder. Een duidelijke toename van het organische stofgehalte treedt op bij alle bouwplannen en in alle regio s wanneer naast dierlijke mest ook GFT-compost en groenbemesters worden toegepast. 6.2 Stikstofleverend vermogen van de grond Het berekende stikstofleverend vermogen van de organische stof in de grond is berekend voor het gehele jaar en voor de periode maart t/m september. De resultaten voor de situatie met gemiddelde weersomstandigheden zijn weergegeven in tabel 3 en 4. Tabel 5 geeft de verschillen in stikstoflevering ten opzichte van de puur kunstmest variant. 7

Tabel 3: Stikstofleverend vermogen per jaar Bodem/regio Aanvoer organische stof Stikstofleverend vermogen bodemorganische stof (kg per ha per jaar) zavel en klei ZW Laag 92 Gemiddeld 145 Hoog 191 zavel en klei N Laag 97 Gemiddeld 119 Hoog 185 zand ZO Laag 101 Gemiddeld 122 Hoog 179 zand veenkol. Laag 75 Gemiddeld 107 Hoog 172 Tabel 4: Stikstofleverend vermogen in groeiseizoen maart - september Bodem/regio Aanvoer organische stof zavel en klei ZW Laag 69 Gemiddeld 111 Hoog 144 zavel en klei N Laag 77 Gemiddeld 94 Hoog 147 zand ZO Laag 78 Gemiddeld 95 Hoog 141 zand veenkol. Laag 60 Gemiddeld 86 Hoog 138 Stikstofleverend vermogen bodemorganische stof (kg per ha per groeiseizoen) 8

Tabel 5: Verandering stikstofleverend vermogen bij extra aanvoer organische stof Bodem/regio Aanvoer organische stof Stikstofleverend vermogen hoger in vergelijking met alleen NPK (kg per ha per jaar, periode maartseptember) zavel en klei ZW Gemiddelde aanvoer 41 53 Hoge aanvoer 75 99 zavel en klei N Gemiddelde aanvoer 18 22 Hoge aanvoer 71 88 zand ZO Gemiddelde aanvoer 26 32 Hoge aanvoer 78 97 zand veenkol. Gemiddelde aanvoer 17 21 Hoge aanvoer 63 78 Gemiddelde Gemiddelde aanvoer 26 32 bouwplan Hoge aanvoer 72 91 Stikstofleverend vermogen hoger in vergelijking met alleen NPK (kg per ha per jaar, gehele jaar) 9

8. BESPREKING Bij een gemiddelde aanvoer van organische stof is er sprake van evenwicht of een klein negatief saldo. Een klein negatief saldo in vier jaar (- 0,01 tot -0,03%) heeft echter wel degelijk gevolgen. Ten eerste zal op termijn van decennia het organische stof gehalte van de bodem wel degelijk dalen. Ten tweede leidt een daling van 0,01% in vier jaar tot een ongemerkte levering van ruwweg 6 kg stikstof per jaar of 5 kg stikstof gedurende het groeiseizoen. Dat is laag in vergelijking met de mesttoediening maar wel werkzaam. Bij lage organische stoftoevoer is de netto levering uit de bodem hoger; er wordt dan dus ingeteerd op de bodemvruchtbaarheid. Bij hoge organische stof toevoer wordt netto stikstof vastgelegd en is er sprake van een opbouw van bodemvruchtbaarheid. De scenario s lage aanvoer en hoge aanvoer zijn extremen en de meeste akkerbouwers zullen meer in de buurt van het gemiddelde zitten. De extremen geven echter wel de grootteorde aan van de te verwachten stikstofeffecten bij een structureel verschil in organische stof huishouding (tabel 5). De grootteorde van 26 kg extra N gedurende het groeiseizoen (laag ten opzichte van gemiddelde aanvoer organische stof) respectievelijk 72 kg extra N (laag ten opzichte van hoge aanvoer van organische stof) geven aan dat het gaat om hoeveelheden die substantieel zijn ten opzichte van de stikstofaanvoer uit mest. Bij een gemiddelde N-aanvoer (puur kunstmest, lage organische stof aanvoer) van 179 kg per hectare per jaar gaat het om een aandeel van 14% respectievelijk 39% van N-levering uit de bodem ten opzichte van N-gift uit kunstmest. 10

9. CONCLUSIES Door verschillende strategieën ten aanzien van organische stof toevoer naar de bodem (dierlijke mest, compost, stro inwerken, groenbemesters) ontstaan verschillen in nalevering van stikstof die in extreme gevallen in de grootteorde liggen van 14 tot 39% van de voor de gewassen benodigde stikstof. Hoewel de meeste akkerbouwbedrijven niet extreem hoog of extreem laag in organische stof toevoer zullen zitten is deze grootteorde interessant genoeg om daadwerkelijk rekening mee te houden in het opstellen van een bemestingsadvies. In de praktijk zal dit voor een deel al gebeuren vanuit ervaring van teler en adviseur. Een rekenmodule kan een aanvulling zijn. Deze rekenmodule is inmiddels ontworpen binnen het zelfde project, gefinancierd door Productschap Akkerbouw. 11

BIJLAGE 1: VOORBEELD VAN SCENARIO: ZUIDWESTELIJK KLEIGEBIED, PUUR KUNSTMEST (LAGE ORGANISCHE STOF TOEVOER) Grafiek 1. Opeenvolging van gewassen en bemesting in de rotatie. 2017-20202020 is identiek aan 2013-2016. Gewassen: 1= consumptieaardappel; 2= Suikerbiet; 3= Wintertarwe; 4= Zaaiui. Alle bemestingen met KAS, waarden in kg N. A= 195; B= 80; C= 150; D= 100; E= 100; F= 45; G= 120 Grafiek 2. Stikstofbeschikbaarheid (groene lijn) uitgezet tegen stikstofopname (rode lijn). Alle gewassen hebben volgens de berekening voldoende stikstof ter beschikking om de veronderstelde opbrengst te kunnen halen. Grafiek 3. Verloop organische stof in de bouwvoor 0-30 cm. Voor de evaluatie is uitsluitend gekeken naar de periode 2017-2020 12