Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht. 4.1.1 Soorten krachten

Vergelijkbare documenten
Deel 3: Krachten. 3.1 De grootheid kracht Soorten krachten

eenvoudig rekenen met een krachtenschaal.

Veerkracht. Leerplandoelen. Belangrijke formule: Wet van Hooke:

krachten kun je voorstellen door een vector (pijl) deze wordt op schaal getekend en heeft: Als de vector 5 cm is dan is de kracht hier 50 N

Een bal wegschoppen Een veer indrukken en/of uitrekken Een lat ombuigen Een wagentjes voorduwen

2 UUR LEERWERKBOEK IMPULS. L. De Valck. J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters ISBN :08. IPUL12W cover.

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo

Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; veerconstante

Samenvatting door Flore colnelis 714 woorden 11 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Fysica examen 1. Si-eenhedenstelsel

Aan de slag met de nieuwe leerplannen fysica 2 de graad ASO

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Practicumverslag ingeleverd op

3HV H1 Krachten.notebook September 22, krachten. Krachten Hoofdstuk 1

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Inleiding kracht en energie 3hv

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Wisnet-HBO update nov. 2008

Een bal wegschoppen Een veer indrukken en/of uitrekken Een lat ombuigen Een wagentjes voorduwen

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Verslag Natuurkunde De uitrekking van veren

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Naam: Repetitie krachten 1 t/m 5 3 HAVO. OPGAVE 1 Je tekent een 8 cm lange pijl bij een schaal van 3 N 5 cm. Hoe groot is de kracht?

Samenvatting Natuurkunde 1. Kracht en Evenwicht

MBO College Hilversum. Afdeling Media. Hans Minjon Versie 2

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Krachten (4VWO)

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Als l groter wordt zal T. Als A groter wordt zal T

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

jaar: 1990 nummer: 06

Oefentoets krachten 3V

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

Wiskundige vaardigheden

Kracht en Energie Inhoud

Examen mechanica: oefeningen

Deel 5: Druk. 5.1 Het begrip druk Druk in het dagelijks leven. We kennen druk uit het dagelijks leven:

OEFENEN SNELHEID EN KRACHTEN VWO 3 Na Swa

KRACHTEN - een inleiding

Kracht en Beweging. Intro. Newton. Theorie even denken. Lesbrief 4

1 Krachten. Krachten om je heen. Nova. Leerstof. Toepassing

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Natuurkunde havo Evenwicht Naam: Maximumscore 47. Inleiding

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.


Practicumtoets natuurkunde De Boksbal 5-havo deel 1 duur: 25 minuten

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Samenvatting Techniek H3 Hefbomen

Hoofdstuk 8 Krachten in evenwicht. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (30 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Herhalingsvragen 4 WETa - fysica examen1 (Dec) - 1 -

VMBO-KGT HANDBOEK. nask 1

4 Kracht en beweging. 4.1 Krachten. 1 B zwaartekracht Op het hoogste punt lijk je gewichtloos te zijn, maar de zwaartekracht werkt altijd op je.

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Samenvatting NaSk Hoofdstuk t/m 4.5

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Exact periode 2: Dichtheid

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

1 Inleiding van krachten

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

Leerstofvragen. 1 Welke twee effecten kunnen krachten hebben op voorwerpen? 2 Noem 3 Soorten krachten

Begripsvragen: Elektrisch veld

Exact periode 2: Dichtheid

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Afmetingen werden vroeger vergeleken met het menselijke lichaam (el, duim, voet)

Begripsvragen: Cirkelbeweging

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Samenvatting Natuurkunde Kracht

5.1 De numerieke rekenmethode

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2003-II

Een lichtbundel kan evenwijdig, divergent (uit elkaar) of convergent (naar elkaar) zijn.

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Welk van de onderstaande reeks vormt een stel van drie krachten die elkaar in evenwicht kunnen houden?

3 havo krachten. Saskia Franken. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen

Transcriptie:

Deel 4: Krachten 4.1 De grootheid kracht 4.1.1 Soorten krachten We kennen krachten uit het dagelijks leven: vul in welke krachten werkzaam zijn: trekkracht, magneetkracht, spierkracht, veerkracht, waterkracht, windkracht, zwaartekracht, wrijvingskracht, adhesiekracht: 4.1.2 Effect van krachten Krachten kunnen verschillende uitwerkingen hebben. Door de kracht van de motor kan de stilstaande wagen................. Door de kracht op het metalen blikje is het............................. Deel 4: Krachten 14

Krachten zijn de oorzaak van: Oefening : geef een voorbeeld waarbij een kracht: de snelheid van een voorwerp doet toenemen..................................................................................................................... de snelheid van een voorwerp doet afnemen...................................................................................................................... een voorwerp vervormt:...................................................................................................................................... 4.1.4 Meten van een kracht Je kan veel proeven bedenken om na te gaan wie de sterkste is van de klas. We kunnen echter niet zeggen hoe groot die kracht is. Krachten meten we met een............................... Dat is een veer met een schaalverdeling. Het symbool van kracht is................ De eenheid van kracht is.................. (.....) Als je een dynamometer uitrekt met een kracht van 1 N merk je dat dit een kleine kracht is: de kracht die je voelt als je een kleine appel op je hand legt. 4.1.3 Voorstelling van een kracht Op een figuur wordt een kracht vaak voorgesteld door een pijl. Een krachten heeft immers: Om dit doelpunt te scoren moet de uitgeoefende kracht......................... zijn. De speler moet trappen volgens de witte lijn, dit is de......................... Hij moet naar de bovenkant van het doel trappen, dit is de......................... De plaats waar hij de bal raakt noemt men het......................... Een grootheid met een lengte, richting, zin en eventueel een aangrijpingspunt is een vectoriële grootheid. Deel 4: Krachten 15

4.2 Zwaartekracht 4.2.1 Het bestaan van de zwaartekracht Geef enkele voorbeelden waaruit je het bestaan van de zwaartekracht kan afleiden: De aarde oefent op elk voorwerp een kracht uit :................................... (....... ) 4.2.2 Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht noemt men het...................... van een voorwerp. Voor regelmatige voorwerpen zoals een kubus of een bol is dat punt...................... Hoe je het zwaartepunt van onregelmatige voorwerpen kan bepalen, leer je later. Het zwaartepunt van het menselijk lichaam ligt ter hoogte van het...................... Oefening: duid op onderstaande kubus en bol het zwaartepunt aan: 4.2.3 De richting van de zwaartekracht Teken de richting van de zwaartekracht op de 4 aangeduide plaatsen (a, b, c, d): De richting van de zwaartekracht noemen we.................................................. Deel 4: Krachten 16

Op onderstaande figuren lijken de verticalen evenwijdig te lopen omdat..................................................................................................................... 4.2.4 De zin van de zwaartekracht Als we een voorwerp loslaten dan valt het verticaal, naar....................... Dat is naar het middelpunt van de aarde of van het hemellichaam. Dit is.................. van de zwaartekracht. 4.2.4 De grootte van de zwaartekracht Als je een appel heft moet je een GROTERE / KLEINERE kracht uitoefenen dan om een zak appels te tillen. Dit komt omdat de.................. van de zak GROTER / KLEINER is dan van één appel. De grootte van de zwaartekracht op een voorwerp hangt dus af van de............... van het voorwerp. Leerlingenproef om de grootte van de zwaartekracht te bepalen Werkwijze: meet met een balans de massa van een reeks gewichtjes. Hang achtereenvolgens deze gewichtjes aan een dynamometer en meet telkens de grootte van de zwaartekracht. Metingen en grafiek: zet de waarden van de massa van de gewichtjes en de overeenkomstige zwaartekracht in een tabel. Maak ook een kolom met telkens de zwaartekracht gedeeld door de massa. Maak ook een grafiek van de zwaartekracht (y-as) in functie van de massa (x-as). Maak een verslag met: doel, werkwijze, meettoestellen en hun nauwkeurigheid, de metingen en berekeningen in een tabel, een grafiek en een besluit. Besluit: er is een...................................... verband tussen.................... en.................................... op een voorwerp. De verhouding van.................. en.................................... is.................................... Deel 4: Krachten 17

Deze constante noemen we de gravitatieconstante of de zwaarteveldsterkte (g). Met symbolen: Opgelet: Massa en zwaartekracht zijn dus twee verschillende grootheden. De massa van een voorwerp wordt uitgedrukt in.................. en is onafhankelijk van de plaats van het voorwerp. De zwaartekracht op dat voorwerp wordt uitgedrukt in.................. en is een gevolg van de aantrekking van de aarde. Ook andere hemellichamen zoals de maan of de planeet jupiter oefenen een aantrekkingskracht uit. Op de maan is voor eenzelfde voorwerp de massa gelijk aan de massa op aarde. De aantrekking van de aarde is echter 6 keer groter dan de maan. Op de aarde wordt op 1 kg een kracht van F = m.g aarde = 1 kg. 9,81 N/kg = 9,81 N uitgeoefend. Op de maan wordt op 1 kg een kracht van F = m.g maan = 1 kg. 1,7 N/kg = 1,7 N uitgeoefend. Veldsterkte De waarde van g is dus de kracht per kg massa die de aarde op een voorwerp uitoefent. Hoe groter g, hoe groter de aantrekkingskracht op het voorwerp. De grootte van g noemen we de veldsterkte. 4.2.5 Oefeningen a) Bereken de zwaartekracht die de aarde en de maan op jou uitoefenen b) Op een boekentas wordt een zwaartekracht van 40,0 N uitgeoefend. Bereken de massa van de boekentas en de zwaartekracht die op de boekentas zou uitgeoefend worden op de maan. 4.3 Kracht op een veer 4.3.1 Veerkracht Veren vind je terug in vele voorwerpen:.............................................................................................................................................. Oefent men op een veer een kracht uit door er aan te trekken, dan................................. De kracht die werkt op een veer en waardoor ze vervormt, stellen we voor door....................... De uitrekking van de veer is het verschil tussen de begin- en de eindtoestand:........................ Deel 4: Krachten 18

4.3.2 De wet van Hooke Als je een kleine kracht uitoefent op een veer, rekt ze WEINIG / VEEL uit. Als je een grotere kracht uitoefent, is de uitrekking KLEINER / GROTER. De uitrekking........ van een veer hangt af van de kracht........ op de veer. Uit de proef kan men besluiten dat de uitrekking van de veer recht evenredig is met de kracht:.......... Of:......................... Deze constante heeft een vaste waarde voor elk soort veer, men noemt ze de........................ Formule: Om een veer met l uit te rekken, moet je er een kracht F z op uitoefenen. Dit is de wet van Hooke. 4.3.3 Oefening De veer in een kraansysteem wordt 30,0 cm uitgetrokken als men een massa van 450 kg optrekt met de kraan. a) Bereken de veerconstante b) Hoeveel bedraagt de uitrekking van de veer als men met de kraan 125 kg heft? c) En hoeveel rekt de veer uit als men een halve ton optrekt? d) Hoeveel kg moet men aan de kraan hangen om de veer een halve meter te doen uitrekken? Deel 4: Krachten 19