Masterpage, shows the brutto cutting lines of adin A5 page. FluidDRAW. User s Guide +Reference



Vergelijkbare documenten
Elementen bewerken. Rev 00

13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office

Grafische elementen invoegen

I N H O U D S O P G A V E

FluidDraw 5 Handboek

INSTRUCT Samenvatting Basis Word 2010, H1 SAMENVATTING HOOFDSTUK 1

Symbol for Windows BlissEditor

INSTRUCT Samenvatting Praktijk Access 2010, H2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2

Sneltoetsen in PowerPoint 2016 voor Windows

Tabellen. Een tabel invoegen

Badge it. Inhoudsopgave. 1. Installatie... 3

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland

Afbeeldingen Module 11

In het tabblad Maken, groep Rapporten kun je in één keer een rapport maken van een

Een vocab cel maken. Vocab cellen schrijven in de zinbalk van een communicatiepagina. Deze kaart beschrijft hoe een nieuwe vocab cel gemaakt wordt.

Titel: Workshop creatief met MS Word Auteur: Miriam Harreman / Jaar: 2009 Versie: Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk

Hoofdstuk 8: Bewerken

Algemene basis instructies

Een tabel is samengesteld uit rijen (horizontaal) en kolommen (verticaal). Elk vakje uit een tabel is een cel.

Toelichting op enkele knoppen: (als u de muis bij een knop houdt, verschijnt een tekst met een korte aanwijzing (tooltip) bij deze knop).

Leerlingdossier & handelingsplannen. Welke mogelijkheden biedt de online tekstverwerker in ESIS? FAQ

Ledenlijsten + etiketten maken

Opstarten Word 2013 bij Windows 7 Opstarten Word 2016 bij Windows 10

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan.

Excel afdrukken Afdrukken in Excel. Afdrukbereik, afbeeldingen, kantlijnen e.d.

7. Module Transformatie... 1

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland

Handleiding Vedor-editor

Een toekomst voor ieder kind.

Instructie Digitaal aantekeningen maken in pdf

6. Reeksen

Aan de slag met AdminView

handleiding v3.1 Overzicht toont u alle bladzijden van uw album Bladzijde toont een specifieke pagina van uw album

Leerlingdossier & handelingsplannen

Afdrukken in Calc Module 7

Head Pilot v Gebruikershandleiding

Deel 1: PowerPoint Basis

Enkele tips voor de bediening van deze DVD Belangrijk!

Safira CMS Handleiding

Central Station. CS website

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0

Handleiding Albupad - Album Page Designer versie 1700

Inhoudsopgave. Orbak Automatisering B.V. pagina: 1

INSTRUCT Samenvatting Basis PowerPoint 2010, H3 SAMENVATTING HOOFDSTUK 3

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Het maken, plaatsen en beheren van symbolen (blocks) In deze beschrijving zijn de afbeeldingen uit de windows versie van AutoCad 2013

Handleiding XML Leesprogramma versie 2.0

Handleiding XML Leesprogramma versie 2.1, juli 2006

Je kunt de breedte van een kolom veranderen door de kolomrand te verslepen. Je kunt ook dubbelklikken op een kolomrand.

Het handboek van SymbolEditor. Stephen P. Allewell

15. Tabellen. 1. wat rijen, kolommen en cellen zijn; 2. rijen en kolommen invoegen; 3. een tabel invoegen en weer verwijderen;

Handleiding Albupad - Album Page Designer versie 1600

Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010

Handleiding Word de graad

De indeling van de werkbalken in je browser aanpassen

INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave

1. Exporteren Verschil Xls en Csv Het maken van een Csv bestand Sorteren in Excel Sorteren in Excel

I. Vorming 4-5 (3&10/05/2012)

10. Pagina-instellingen

Microsoft Word Kolommen en tabellen

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker

tentoinfinity Apps 1.0 INLEIDING

Tekenen met Floorplanner

Beknopte gebruikershandleiding Editor

Vakrapport (Access XP)

Inwerkboek Fa MOS. Gilde Kleur. Versie voorjaar 2011

ADRESSEN-BEHEER ( )

Bestanden ordenen in Windows 10

Zorg ervoor dat u dit leest voordat u de afbeeldingsconvertor gebruikt.

Handleiding Paint 2003

INSTRUCT Samenvatting Basis Word 2007, H1 SAMENVATTING HOOFDSTUK 1

U ziet de progressie van de download aan de groene blokjes in het balkje helemaal onder aan de pagina.

Het handboek van SymbolEditor. Stephen P. Allewell Vertaler/Nalezer: Freek de Kruijf

Beschrijvings SW gebruikers handleiding (V1.1) Voor Apple Macintosh computers Voor Macintosh Computer

Handleiding Pétanque Competitie Beheer. (versie 1.1) April 2014

PICASA PICASA. FOTOBEWERKING Een handleiding Computertraining voor 50-plussers

Ook op internet wordt gebruik gemaakt van databases, zoals bij Marktplaats en Hyves.

Lijnen/randen en passe-partouts maken met Photoshop.

Legal Eagle Agenda handleiding versie 2.8 december 2007

Gebruikershandleiding

Basiskennis van PowerPoint

Het uiterlijk lijkt erg op Word, een paar belangrijke verschillen geven we aan in de schermafdruk hieronder.

PLAKKEN Nadat u een gedeelte heeft geknipt of gekopieerd kunt u met dit icoon de selectie weer in het veld plakken.

Na het inloggen met de gegevens die je hebt gekregen, verschijnt het overzichtsscherm zoals hieronder:

Sorteren, groeperen en totaliseren

Gebruikershandleiding Evidence based logopedie. Bohn Stafleu van Loghum

Nu de BMP goed is voorbereid kunnen we naar PE Design en kies voor Design Center.

HTA Software - Klachten Registratie Manager Gebruikershandleiding

Technische handleiding database ontslagmanagement

I N H O U D S O P G A V E

Handleiding MOBICROSS actie banners

Het Wepsysteem. Het Wepsysteem wordt op maat gebouwd, gekoppeld aan de gewenste functionaliteiten en lay-out van de site. Versie september 2010

Met de intuïtieve interface van InDesign CC kunt u op eenvoudige wijze uitdagende lay-outs maken zoals u hier ziet. Het is belangrijk dat u het

Handleiding Afdrukken samenvoegen

Zelf albumbladen maken in Word 2003

Bewerk uw eigen Digibordbij boek

HOOFDSTUK 1. beginnen met excel

Fischertechnik-Designer Tutorial

Transcriptie:

Masterpage, shows the brutto cutting lines of adin A5 page. FluidDRAW User s Guide +Reference

Inhoudsopgave 1 De eerste stappen 1.1 Het aanmaken van een nieuw schema.... 1-1 1.2 Het organiseren van FluidDRAW-, persoonlijke symbolen enschema s... 1-3 1.3 Het invoegen van een symbool uit het menu....... 1-4 1.4 Het invoegen van een symbool uit het Overzichtvenster 1-5 1.5 Het structureren van de symboolbestanden....... 1-6 1.5.1 Het organiseren van symbolen in FluidDRAW.. 1-6 1.5.2 Het organiseren van symbolen via het bestandssysteem... 1-7 1.6 Bibliotheekbestanden...... 1-8 1.7 Schemabestanden........ 1-9 1.8 Het definiëren van overzichten van directories...... 1-10 2 Het bewerken van schema s

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 2.1 Het invoegen en organiseren van symbolen....... 2-1 2.2 Het trekken van een lijn tussen aansluitingen...... 2-2 2.3 Het invoegen van een T-verbinding...... 2-3 2.4 Hetverplaatsenvanverbindingslijnen... 2-4 2.5 Het bepalen van het leidingtype........ 2-6 2.6 Hetwissenvanlijnen... 2-6 2.7 Het afsluiten van een aansluiting met een afgestopte aansluiting... 2-7 2.8 Het definiëren van een component-aansluiting..... 2-7 2.9 Het wissen van een component-aansluiting....... 2-8 2.10Hetuitlijnenvansymbolen... 2-8 2.11 Het groeperen van symbolen......... 2-8 2.12 Het dégroeperen van symboolgroepen.... 2-9 2.13 Het roteren en spiegelen van symbolen... 2-9 3 Overige ondersteuning bij het aanmaken van schema s 3.1 Tekengrid... 3-1 3.2 Tekenlagen......... 3-2 3.3 Grafische elementen.... 3-4 3.3.1 Vierkanten/Rechthoeken....... 3-4 3.3.2 Cirkels/Ellipsen... 3-6 3.4 Hettestenvanuwtekening... 3-8 4 Het gebruik van de Festo product-catalogus in combinatie met FluidDRAW 5 Component-gegevens 5.1 Component-gegevens in het Componenteigenschappendialoogvenster......... 5-1 5.2 Component-gegevens uit de product-catalogus..... 5-4 5.3 Component-gegevens van tekstcomponenten...... 5-4 6 Het onderhouden van stuklijsten 6.1 Het invoegen van stuklijsten... 6-1 6.2 Het instellen van eigenschappen van de stuklijsten... 6-2 7 Het beheren van projecten 7.1 Hetopstartenvaneennieuwproject... 7-1 7.2 Het invoeren van project-eigenschappen... 7-2 7.3 Het toevoegen van bestanden aan een project..... 7-3 7.4 Het verwijderen van bestanden uit een project...... 7-3 7.5 Het openen van projectbestanden...... 7-4 8 Het toevoegen en verwijderen van een schema 8.1 Hetafdrukkenvaneenschema... 8-1 8.2 Het importeren van DXF-bestanden..... 8-3 8.3 Het exporteren van DXF-bestanden..... 8-4 iv,art SYSTEMS,ART SYSTEMS v

INHOUDSOPGAVE 8.4 Het exporteren van stuklijsten......... 8-5 9 Menu-overzicht 9.1 Bestand... 9-1 9.2 Bewerken... 9-3 9.3 Schema... 9-4 9.4 Project... 9-5 9.5 Beeld... 9-6 Hoofdstuk 1 De eerste stappen 9.6 Invoegen... 9-7 9.7 Extra... 9-7 9.8 Venster... 9-8 9.9?... 9-8 10 Licentie-overeenkomst 10.1 FluidDRAW versie voor gebruik in Nederland en België 10-1 Lijst van figuren 1.1 Het aanmaken van een nieuw schema Kies onder Bestand de optie Nieuw. Op het scherm verschijnt een leeg venster. Hierin kunt u symbolen invoegen en lijnen trekken. Eerst dient u echter de afmetingen van het schema in te stellen. Kies onder Schema de optie Formaat. Index vi,art SYSTEMS

HOOFDSTUK 1 DE EERSTE STAPPEN 1.2 HET ORGANISEREN VAN FLUIDDRAW-, PERSOONLIJKE SYMBOLEN EN SCHEMA S 1.2 Het organiseren van FluidDRAW-, persoonlijke symbolen en schema s Om de organisatie van de verschillende typen documenten in FluidDRAW te vereenvoudigen, worden alle schemabestanden in één van de volgende drie groepen ingedeeld: Figuur 1.1: Instellen van het formaat Kies hier de gewenste afmetingen en de oriëntatie van het schema. Wanneer het formaat van het schema het afdrukbereik van uw printer overschrijdt, kunt u het schema opsplitsen in kleinere delen (tiling). Daarnaast kunt u voor om het terugzoeken in de toekomst te vereenvoudigen extra informatie bij het schema opslaan. Kies onder Schema de optie Omschrijving.... FluidDRAW symbolenbibliotheek Symbolen zijn schema s, die precies één component bevatten. Deze kunnen worden gebruikt om symbolen in eigen schema s in te voegen. U kunt een symbool invoegen door de optie Invoegen te kiezen, of door het gewenste symbool door middel van Slepen (Drag&Drop) uit een Overzichtvenster naar de gewenste plek te verplaatsen. De 600 symbolen in de FluidDRAWbibliotheek, inclusief hun boomstructuur, kunt u in het Overzichtvenster van de nfestonfluidrawnsym-directory en tevens in het Invoegen-menu zien. Persoonlijke symbolenbibliotheek Persoonlijke symbolenbibliotheken zijn schema s, die verschillende componenten bevatten die met elkaar te maken hebben of die vaak gebruikt worden. Deze kunnen net als symboolbestanden worden gebruikt om symbolen in schema s in te voeren. Het voordeel van deze persoonlijke bibliotheken is dat deze een snellere toegang tot symbolen mogelijk maken. U kunt een symbool uit zo n bibliotheek invoegen door het gewenste symbool door middel van Slepen (Drag&Drop) uit het bibliotheekvenster naar de gewenste plek te verplaatsen. De persoonlijke symboolbibliotheken kunt u in het Overzichtvenster van de nfestonfluidrawnlib-directory zien. Figuur 1.2: Het kiezen van schema-omschrijvingen Schema s Schema s bevinden zich in de ct-directory of in de sub-directories 1-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 1-3

HOOFDSTUK 1 DE EERSTE STAPPEN 1.4 HET INVOEGEN VAN EEN SYMBOOL UIT HET OVERZICHTVENSTER daarvan. Wij raden u aan voor iedere klant of ieder nieuw project een nieuwe sub-directory in de ct-directory aan te maken. De schema s kunt u ook in het Overzichtvenster van de nfestonfluidrawnsym-directory zien. 1.3 Het invoegen van een symbool uit het menu Klik op de optie Invoegen. U ziet nu het eerste niveau van de symbool-boomstructuur. vonden. Om het zoeken naar het symbool te vereenvoudigen, wordt elk symbool in de linkerbovenhoek van het FluidDRAW-hoofdvenster weergegeven. 1.4 Het invoegen van een symbool uit het Overzichtvenster Ga naar het menu Bestand en kies de optie FluidDraw symbolen. Er verschijnt een venster met miniatuurweergaven van de beschikbare groepen. Kies de optie Ventielen Figuur 1.3: Invoegen-menu Er verschijnt nu een submenu met nieuwe opties. Op deze manier kunt u uw keuze steeds verder specificeren, tot u het gewenste symbool hebt ge- Figuur 1.4: Symbooloverzicht Deze groepen komen overeen met de beschikbare opties in het Invoegenmenu. Wanneer u de cursor op een symbool plaatst, wordt de omschrijving van de betreffende groep of het symbool weergegeven. Wanneer een miniatuurweergave een groep vertegenwoordigt waarin zich nog meer elementen bevinden, wordt in blauw het teken» weergegeven. 1-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 1-5

HOOFDSTUK 1 DE EERSTE STAPPEN 1.5 HET STRUCTUREREN VAN DE SYMBOOLBESTANDEN Door op een miniatuurweergave te dubbelklikken verschijnt het volgende niveau in de symbool-boomstuctuur. Op deze manier kunt u op dezelfde wijze als in het Invoegen-menu naar het gewenste symbool navigeren. Wanneer u het gewenste symbool hebt gevonden, kunt u dit door middel van Drag&Drop in een Schemavenster trekken. Om naar het vorige niveau terug te keren, dubbelklikt u op «. Wanneer u hierbij de Ctrl-toets ingedrukt houdt, springt u direct naar het eerste niveau van de symboolboomstuctuur. 1.5 Het structureren van de symboolbestanden Wanneer u FluidDRAW eenmaal hebt geïnstalleerd, kunt u gebruik maken van 600 Festo-Symbolen. Deze symbolen zijn reeds op een logische manier gegroepeerd en gestructureerd. U kunt zowel nieuwe symbolen toevoegen als de bestaande symbolen op een andere manier organiseren. Daartoe hebt u in principe twee mogelijkheden tot uw beschikking: markeren door de gewenste symbolen aan te klikken en daarbij de Ctrltoets ingedrukt te houden. Daarna kunt u op de eerder beschreven wijze alle gemarkeerde symbolen kopiëren of verschuiven door deze handeling voor één van de gemarkeerde objecten uit te voeren. 1.5.2 Het organiseren van symbolen via het bestandssysteem Omdat de structuur van het Invoegen-menu en in de Overzichtvensters gelijk is aan de directory-structuur op de gegevensdrager, kunt u ook bewerkingen op de symbolen uitvoeren in Bestandsbeheer of Windows Explorer. U kunt bijvoorbeeld nieuwe sub-directories aanmaken waarheen u nieuwe symboolbestanden kunt kopiëren. Ga naar Bestandsbeheer of Windows Explorer en open de Fluid- DRAW-installatiedirectory fluidraw. Naast een aantal andere sub-directories vindt u hier de directory sym. Hierin bevinden zich (in sub-directories) de symboolgegevens. 1.5.1 Het organiseren van symbolen in FluidDRAW Om bestaande symbolen op een andere manier te organiseren, kunt u gebruik maken van het Symbooloverzichtvenster, bijvoorbeeld om ze te kopiëren of te verplaatsen. Open het venster met het symbool dat moet worden gekopieerd of verplaatst en open een ander venster waarheen het symbool moet worden gekopieerd of verplaatst. Sleep het gewenste symbool van het ene naar het andere venster. Wanneer u hierbij de Shift-toets ingedrukt houdt, wordt het symbool niet gekopieerd maar verschoven. U kunt ook meerdere symbolen gelijktijdig 1-6,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 1-7

HOOFDSTUK 1 DE EERSTE STAPPEN 1.7 SCHEMABESTANDEN Figuur 1.5: Voorbeeld van de structuur van symboolbestanden op de gegevensdrager Wanneer u nieuwe directories aanmaakt of symbolen kopieert, bouwt FluidDRAW bij de volgende keer dat u het programma opstart automatisch het Invoegen-menu en de schema-overzichten opnieuw op. 1.6 Bibliotheekbestanden Om sneller toegang te krijgen tot veelgebruikte symbolen kunt u symbolen groeperen tot symboolbibliotheken. Een bibliotheekbestand is in principe niets anders dan een Schema met niet-verbonden symbolen die op handige wijze zijn gegroepeerd. Figuur 1.6: Symboolbibliotheek met pneumatische leiding Bibliotheekbestanden zijn eenvoudig zelf te maken door een nieuw Schemavenster te openen en de gewenste symbolen in te voegen (via het Invoegen-menu of de symbooloverzichten). Om het beheer van de bibliotheekbestanden te vereenvoudigen, dient u de bestanden op te slaan in de lib sub-directory van de FluidDRAW-installatiedirectory fluidraw. Net als voor symboolbestanden kunt u voor ieder bibliotheekbestand een venster met miniatuurweergaven openen. Selecteer hiervoor de optie Schema-overzicht in het Bestand-menu. De Symboolbibliotheken in de lib directory zijn op dezelfde wijze georganiseerd als afzonderlijke symbolen. 1.7 Schemabestanden Schema s zijn evenals symbolen en bibliotheken bestanden die pneumatische componenten bevatten. In tegenstelling tot symbolen en bibliothe- 1-8,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 1-9

HOOFDSTUK 1 DE EERSTE STAPPEN ken bestaan schema s niet slechts uit gegroepeerde symbolen, maar uit logisch verbonden componenten die een bepaalde functie vertegenwoordigen. Technisch gesproken is het enige verschil echter dat de schema s zich bevinden in de directory van de directory FluidDRAW (of in andere sub-directories van die directory). Evenals symbool- en bibliotheekbestanden kunnen schemabestanden worden georganiseerd in FluidDRAW of op de gegevensdrager. Ook schema s kunt u in de vorm van miniatuurbestanden weergeven door in het Bestand-menu onder Schema-overzicht de optie Overzichtvenster te selecteren. 1.8 Het definiëren van overzichten van directories De Overzichtvenster voor symbolen, bibliotheken en schema s bevatten de miniatuurafbeeldingen van de inhoud van het venster. Aangezien directories geen schemabestanden vertegenwoordigen, is er voorzien in een andere optie om een toepasselijke afbeelding toe te wijzen aan een directory die een groep andere directories en symbolen bevat. Om dergelijke Directorysymbolen zowel in FluidDRAW als in het bestandssysteem mogelijk te maken, worden er automatisch symbolen toegewezen wanneer u in de directory een schemabestand aanmaakt met de naam dirinfo.ct. Het miniatuursymbool voor het betreffende schema wordt in het Overzichtvenster weergegeven en vertegenwoordigt de directory. Om de afbeelding te wijzigen of te wissen, hoeft u slechts het corresponderende bestand dirinfo.ct te wijzigen of te wissen. Hoofdstuk 2 Het bewerken van schema s 2.1 Het invoegen en organiseren van symbolen Om symbolen in te voegen in het venster dat het te bewerken schema bevat, gebruikt u het Invoegen-menu en het Overzichtvenster. U kunt ook uit ieder ander venster objecten halen door de gewenste componenten te markeren en deze in het gewenste venster te slepen. Daarnaast kunt u gebruik maken van het clipboard: selecteer de objecten, kies in het menu Bewerken de optie Kopiëren, activeer het Doelvenster en kies onder Bewerken de optie Plakken. Waneer u objecten van het ene venster in het andere sleept, worden deze gekopieerd. Wanneer u binnen een venster objecten van de ene positie naar de andere sleept, worden ze verplaatst. Om binnen een venster te kopiëren, dient u tijdens het slepen met de muis de Shift-toets ingedrukt te houden. U herkent de actie die wordt uitgevoerd aan de vorm van de cursor: als u een object verplaatst, verschijnt er een kruis met pijlen ; bij het kopiëren bevindt zich in de rechteronderhoek ook nog een 1-10,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 2 HET BEWERKEN VAN SCHEMA S 2.3 HET INVOEGEN VAN EEN T-VERBINDING plus-teken. Symbolen met aansluitingen worden automatisch zodanig uitgelijnd dat de aansluitingen zich op een grid bevinden. Hierdoor wordt het trekken van lijnen vereenvoudigd. 2.2 Het trekken van een lijn tussen aansluitingen Om twee componenten door middel van een lijn te verbinden, dient u de cursor naar een van de component-aansluitingen te verplaatsen. De aansluitingen kunt u herkennen aan de kleine cirkels aan de uiteinden van de interne verbindingslijnen van het symbool. Wanneer u de cursor op een aansluitingspunt hebt gepositioneerd, verandert de cursor van vorm:. Aan de vorm van de cursor,, kunt u zien of u zich op de aansluiting bevindt. Wanneer u de cursor op een aansluiting plaatst die reeds is verbonden met een andere aansluiting, verschijnt het verbodsteken ; dit geeft aan dat u geen nieuwe lijn kunt trekken. Laat de muisknop los als de cursor zich boven de tweede aansluiting bevindt. FluidDRAW tekent automatisch een verbindingslijn tussen de twee aansluitingen. Figuur 2.2: Verbindingslijn tussen twee aansluitingen Figuur 2.1: De cursor op een component-aansluiting Druk nu op de linkermuisknop en verplaats de cursor naar de aansluiting dat u met de eerste aansluiting wilt verbinden. 2.3 Het invoegen van een T-verbinding Om een T-verbinding in te voegen, hebt u geen speciaal symbool nodig. FluidDRAW voegt automatisch een T-verbinding in wanneer u een component-aansluiting naar een lijn sleept. 2-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 2-3

HOOFDSTUK 2 HET BEWERKEN VAN SCHEMA S 2.4 HET VERPLAATSEN VAN VERBINDINGSLIJNEN Plaats de cursor op een verbinding en druk op de linkermuisknop. Wanneer de cursor zich boven een lijnsegment bevindt, verandert de cursor van vorm:. Laat de muisknop los wanneer de cursor zich op de gewenste positie op de lijn bevindt. Wanneer de cursor op de juiste positie op het lijnsegment staat, krijgt de cursor de vorm van een dubbel kruis :. Druk op de linkermuisknop en verschuif het lijnsegment orthogonaal naar de gewenste positie. FluidDRAW voegt een T-verbinding in en trekt automatisch een lijn. Figuur 2.4: Verplaatsen van een lijnsegment Figuur 2.3: Lijnaansluiting met behulp van een T-verbinding Laat de muisknop los; FluidDRAW past de lijnsegmenten zodanig aan dat er een doorlopende lijn ontstaat. 2.4 Het verplaatsen van verbindingslijnen Nadat u een lijn hebt getrokken tussen twee aansluitingen, kan het zijn dat u de positie van de lijnen wilt wijzigen. U kunt de lijnsegmenten parallel verplaatsen door de cursor op het betreffende lijnsegment te plaatsen. Wanneer u een lijnsegment verplaatst dat rechtstreeks met een component-aansluiting verbonden is, voegt FluidDRAW zo nodig nieuwe lijnsegmenten in om onderbrekingen te voorkomen. 2-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 2-5

HOOFDSTUK 2 HET BEWERKEN VAN SCHEMA S 2.7 HET AFSLUITEN VAN EEN AANSLUITING MET EEN AFGESTOPTE AANSLUITING 2.5 Het bepalen van het leidingtype FluidDRAW maakt een verschil tussen hoofdleidingen en stuurleidingen. U kunt het leidingtype bepalen door te dubbelklikken op het betreffende leidingsegment, of door een leidingsegment te selecteren en via het menu Bewerken / en de optie Component-eigenschappen... het Eigenschappendialoogvenster voor lijnen op te roepen. 2.7 Het afsluiten van een aansluiting met een afgestopte aansluiting U kunt een component-aansluiting afsluiten met een afgestopte aansluiting door te dubbelklikken op de aansluiting of door de optie Bewerken / Component-eigenschappen... te selecteren en het Eigenschappendialoogvenster voor verbindingen weer te geven. Figuur 2.6: Eigenschappendialoogvenster voor aansluitingen Figuur 2.5: Eigenschappendialoogvenster voor verbindingslijnen Hoofdleidingen worden weergegeven als doorlopende lijnen, terwijl stuurleidingen worden weergegeven als onderbroken lijnen. 2.6 Het wissen van lijnen Er zijn twee manieren om een lijn te wissen: u kunt een lijnsegment selecteren en op de Delete -toets drukken of Bewerken / Wissen selecteren, of u kunt een component-verbinding markeren en deze wissen. In beide gevallen wordt niet de verbinding maar de lijn gewist. Wanneer u een T-verbinding wist waarop drie lijnen zijn aangesloten, worden alle drie lijnen gewist. Wanneer er slechts twee lijnen zijn aangesloten, wordt alleen de T-verbinding gewist en worden de beide lijnen samengevoegd tot één lijn. Activeer of déactiveer de optie Aansluiting afsluiten. Houdt u er wel rekening mee dat deze optie alleen beschikbaar is, wanneer op de betreffende aansluiting geen lijn aangesloten is. Wanneer u een lijn op een afgesloten aansluiting wilt aansluiten, dient u eerst de afgestopte aansluiting te verwijderen. 2.8 Het definiëren van een component-aansluiting Om een nieuwe component-aansluiting te definiëren, kiest u onder Bewerken de optie Aansluiting definiëren. Hierdoor schakelt FluidDRAW automatisch over naar een speciale modus waarin bij de volgende klik op de muis de nieuwe aansluiting wordt vastgelegd. Wanneer u terug wilt naar de normale modus, drukt u op de Esc -toets. FluidDRAW zorgt er automatisch voor dat de aansluiting precies aan het einde van de lijn wordt geplaatst; om deze reden is het aan te raden de weergave van het 2-6,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 2-7

HOOFDSTUK 2 HET BEWERKEN VAN SCHEMA S 2.12 HET DÉGROEPEREN VAN SYMBOOLGROEPEN betreffende symbool zo veel mogelijk te vergroten. Zodra de cursor zich boven een geldig lijneinde bevindt, verandert de cursor van vorm:. Druk op de linkermuisknop om de nieuwe aansluiting aan te maken. 2.9 Het wissen van een component-aansluiting Om een component-aansluiting te wissen, markeert u de betreffende aansluiting en kiest u daarna onder Bewerken / Aansluiting wissen. Houdt u er wel rekening mee dat het gebruik van de optie Wissen en de Delete -toets niet de aansluiting op zich wist, maar alleen de aangesloten Lijn. 2.10 Het uitlijnen van symbolen Om objecten ten opzichte van elkaar uit te lijnen, markeert u de betreffende objecten en kiest u de gewenste optie in het Bewerken-menu. Houdt u er rekening mee dat symbolen met aansluitingen automatisch worden uitgelijnd tegen de grid; dit verklaart waarom in sommige gevallen het uitlijnen niet helemaal zal lukken. 2.11 Het groeperen van symbolen Om symbolen in een groep te combineren, dient u de betreffende objecten te markeren en de optie Groeperen in het Bewerken-menu te selecteren. U kunt ook subgroepen aanmaken (nesting) voor objecten die reeds zijn gegroepeerd en opnieuw gegroepeerd moeten worden. Houdt u er rekening mee dat alleen de oudergroep als component-symbool verschijnt. Alleen de component-eigenschappen van deze groep worden weergegeven in de Stuklijst. Hierdoor kunt u deelschema s van verschillende componenten combineren tot één object. 2.12 Het dégroeperen van symboolgroepen Om een groep te dégroeperen dient u de groep te markeren en de optie Dégroeperen in het Bewerken-menu te kiezen. Hierdoor wordt alleen de oudergroep gedégroepeerd. Om subgroepen te dégroeperen, dient u de handeling te herhalen tot u op het gewenste niveau bent. 2.13 Het roteren en spiegelen van symbolen Component-symbolen kunnen in stappen van 90 graden worden geroteerd en ze kunnen zowel horizontaal als verticaal worden gespiegeld. Kies daarvoor de gewenste menu-optie in het Bewerken-menu. Fluid- DRAW zorgt er automatisch voor dat alle lijnsegmenten op dezelfde wijze worden geroteerd en gespiegeld. Wanneer u meerdere objecten gelijktijdig hebt geselecteerd, worden ze één voor één geroteerd of gespiegeld. Wanneer u wilt dat alle handelingen over één draaipunt of spiegelas worden uitgevoerd, kunt u de objecten eerst groeperen. In plaats van het gebruiken van een menu-opdracht om objecten te roteren, kunt u ook roteren door te dubbelklikken op het gewenste symbool, terwijl u de Ctrl -toets ingedrukt houdt. 2-8,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 2-9

HOOFDSTUK 2 HET BEWERKEN VAN SCHEMA S Hoofdstuk 3 Overige ondersteuning bij het aanmaken van schema s 3.1 Tekengrid Bij het organiseren van symbolen en lijnen is het vaak handig om op de achtergrond een grid van onderbroken of doorlopende lijnen weer te geven. Met behulp van Beeld / Grid kunt u de weergave van de grid inen uitschakelen. In het menu Extra / Gridinstelling... kunt u andere gridparameters instellen. 2-10,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 3 OVERIGE ONDERSTEUNING BIJ HET AANMAKEN VAN SCHEMA S 3.2 TEKENLAGEN Figuur 3.1: Opties - Grid 3.2 Tekenlagen FluidDRAW ondersteunt acht tekenlagen, die elk afzonderlijk kunnen worden getoond of verborgen en geblokkeerd of gedéblokkeerd. Via Beeld / Laaginstelling... kunt u de eigenschappen voor iedere laag afzonderlijk instellen en van een omschrijving voorzien. Figuur 3.2: Dialoogvenster voor de tekenlaag Wanneer de optie Bewerken voor een bepaalde laag niet aktief is, zijn de objecten op die laag wel zichtbaar, maar kunnen ze niet worden geselecteerd en dus ook niet worden verplaatst of gewist. U kunt echter wel een frame tekenen. Om de objecten te kunnen bewerken, dient u tijdelijk de menu-optie Bewerken voor de betreffende laag in te schakelen. Als de optie Zichtbaar voor een bepaalde laag uitgeschakeld is, zijn de objecten op die laag niet zichtbaar en ze kunnen daardoor ook niet worden bewerkt. 3-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 3-3

HOOFDSTUK 3 OVERIGE ONDERSTEUNING BIJ HET AANMAKEN VAN SCHEMA S 3.3 GRAFISCHE ELEMENTEN 3.3 Grafische elementen 3.3.1 Vierkanten/Rechthoeken Behalve over component-symbolen heeft u ook de beschikking over vierkanten en rechthoeken. Om het Eigenschappendialoogvenster voor rechthoeken te openen, dubbelklikt u op een rechthoek of maakt u uw keuze via Bewerken / Component-eigenschappen.... Figuur 3.3: Eigenschappendialoogvenster voor rechthoeken x Bepaalt de x-coördinaten van de rechthoek. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de rechthoek ook verplaatsen met behulp van de muis. y Bepaalt de y-coördinaten van de rechthoek. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de rechthoek ook verplaatsen met behulp van de muis. Breedte Bepaalt de breedte van de rechthoek. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de grootte van de rechthoek ook wijzigen met behulp van de muis. Wanneer u de cursor op de rand van de rechthoek plaatst, verandert de cursor in een symbool dat de richting van een verandering aangeeft:, of. Om de rechthoek in de aangegeven richting te vergroten of verkleinen houdt u de linkermuisknop ingedrukt en beweegt u de muis in de gewenste richting. Hoogte Bepaalt de hoogte van de rechthoek. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de grootte van de rechthoek ook wijzigen met behulp van de muis. Wanneer u de cursor op de rand van de rechthoek plaatst, verandert de cursor in een symbool dat de richting van een verandering aangeeft:, of. Om de rechthoek in de aangegeven richting te vergroten of verkleinen houdt u de linkermuisknop ingedrukt en beweegt u de muis in de gewenste richting. Kleur Bepaalt de kleur van de kaders van de rechthoek. U kunt de kleur instellen door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een kleur uit te zoeken. Lijnstijl Bepaalt de lijnstijl van de kaders van de rechthoek. U kunt de lijnstijl instellen door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een stijl uit te zoeken. Laag Met behulp van deze keuzelijst legt u de tekenlaag van de rechthoek vast. U kunt de tekenlaag instellen door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een laag uit te zoeken. Afhankelijk van de instellingen van de tekenlaag kan het zijn dat de 3-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 3-5

HOOFDSTUK 3 OVERIGE ONDERSTEUNING BIJ HET AANMAKEN VAN SCHEMA S 3.3 GRAFISCHE ELEMENTEN rechthoek niet wordt weergegeven of niet bewerkt kan worden. Om het object zichtbaar te maken of de instellingen te wijzigen, dient u tijdelijk de tekenlaag in het menu Beeld / Laaginstelling... te activeren. 3.3.2 Cirkels/Ellipsen Behalve over component-symbolen heeft u ook de beschikking over cirkels en ellipsen. Om het Eigenschappendialoogvenster voor ellipsen te openen, dubbelklikt u op een ellips of selecteert u via Bewerken / Component-eigenschappen.... Middelpunt y Bepaalt de y-coördinaten van het middelpunt. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de ellips ook verplaatsen met behulp van de muis. Radius rx Bepaalt de x-radius van de ellips. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de ellips ook vergroten of verkleinen met behulp van de muis. Wanneer u de cursor op de rand van de ellips plaatst, verandert de cursor in een symbool dat de richting van een verandering aangeeft:, of. Om de ellips in de aangegeven richting te vergroten of verkleinen houdt u de linkermuisknop ingedrukt en beweegt u de muis in de gewenste richting.. Radius ry Bepaalt de y-radius van de ellips. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de ellips ook vergroten of verkleinen met behulp van de muis. Wanneer u de cursor op de rand van de ellips plaatst, verandert de cursor in een symbool dat de richting van een verandering aangeeft:, of. Om de ellips in de aangegeven richting te vergroten of verkleinen houdt u de linkermuisknop ingedrukt en beweegt u de muis in de gewenste richting. Figuur 3.4: Eigenschappendialoogvenster voor ellipsen Middelpunt x Bepaalt de x-coördinaten van het middelpunt. In plaats van het invoeren van een waarde kunt u de ellips ook verplaatsen met behulp van de muis. Beginhoek Bepaalt de beginhoek van de ellips uitgedrukt in graden. 0 graden komt overeen met de positie van de wijzers van de klok om 3 uur. Eindhoek Bepaalt de eindhoek van de ellips uitgedrukt in graden. 0 graden komt overeen met de positie van de wijzers van de klok om 3 uur. Kleur Bepaalt de kleur van de kaders van de ellips. U kunt de kleur instel- 3-6,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 3-7

HOOFDSTUK 3 OVERIGE ONDERSTEUNING BIJ HET AANMAKEN VAN SCHEMA S 3.4 HET TESTEN VAN UW TEKENING len door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een kleur uit te zoeken. Lijnstijl Bepaalt de lijnstijl van de kaders van de ellips. U kunt de lijnstijl instellen door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een stijl uit te zoeken. aansluitingen open zijn. Wanneer er een waarschuwing verschijnt en u klikt op OK in het Dialoogvenster, dan worden de betreffende objecten gemarkeerd. Laag Met behulp van deze keuzelijst legt u de tekenlaag van de rechthoek vast. U kunt de tekenlaag instellen door op de naar beneden wijzende pijl aan de rechterkant van de lijst te klikken en een laag uit te zoeken. Afhankelijk van de instellingen van de tekenlaag kan het zijn dat de rechthoek niet wordt weergegeven of niet bewerkt kan worden. Om het object zichtbaar te maken of de instellingen te wijzigen, dient u tijdelijk de tekenlaag in het menu Beeld / Laaginstelling... te activeren. 3.4 Het testen van uw tekening Met de optie Testen in het menu Schema kunt u FluidDRAW opdracht geven uw tekening te controleren op eventuele tekenfouten. FluidDRAW geeft een waarschuwing als er lijnen door componenten lopen, er lijnen door aansluitingen lopen waarop ze niet zijn aangesloten, lijnen op andere lijnen zijn geplaatst, componenten op andere componenten zijn geplaatst, 3-8,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 3-9

HOOFDSTUK 3 OVERIGE ONDERSTEUNING BIJ HET AANMAKEN VAN SCHEMA S Hoofdstuk 4 Het gebruik van de Festo product-catalogus in combinatie met FluidDRAW Wanneer u de product-catalogus hebt geïnstalleerd, kunt u de symbolen met component-gegevens uit de product-catalogus in uw Fluid- DRAW schema toevoegen. U kunt ook de bestaande FluidDRAWsymbolen in uw schema met component-gegevens vanuit de productcatalogus voorzien. Wanneer de product-catalogus niet is geïnstalleerd, kunt u toch schema s maken en deze in een bestand opslaan. De component-gegevens en stuklijsten kunt u later, wanneer de productcatalogus is geïnstalleerd, altijd nog bijwerken. Er zijn in principe twee manieren om symbolen in schema s in te voegen: Via het Invoegen-menu van FluidDRAW of via FluidDRAWoverzichtvensters Door symbolen uit de FluidDRAW-symboolbibliotheken in te voegen, doet u weinig meer dan bepalen welk symbool moet worden 3-10,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 4 HET GEBRUIK VAN DE FESTO PRODUCT-CATALOGUS IN COMBINA- TIE MET FluidDRAW gebruikt in uw tekening. Voor de meeste symbolen kunnen echter vele verschillende componenten met verschillende eigenschappen en parameters worden gedefinieerd en daarom zijn er geen unieke onderdeelnummers vastgelegd. De specificaties van de symbolen kunnen in een later stadium nog duidelijk worden vastgelegd. Hiervoor opent u het Component-eigenschappendialoogvenster van het symbool en selecteert u Component-gegevens.... Via de zoekstructuur van de Festo product-catalogus De product-catalogus is een complete database waarin alle leverbare Festo-componenten zijn opgenomen. U kunt parameters selecteren in ieder Zoekdialoogvenster tot u bij een uniek onderdeelnummer komt. Ieder onderdeelnummer komt overeen met een symbool. Dus wanneer u de product-catalogus verlaat, voegt Fluid- DRAW automatisch het juiste symbool in in uw schema. Om een symbool van een component uit de product-catalogus in te voegen, kiest u in het menu Invoegen de optie Symbool van de product-catalogus.... Er verschijnt dan een venster met de product-catalogus waarin u de gewenste component kunt selecteren. Houdt u er wel rekening mee dat alleen de componenten beschikbaar zijn die door een symbool worden weergegeven. Figuur 4.1: Festo product-catalogus Om een accessorie in te voegen waarvoor geen symbool bestaat, kiest u in het menu Invoegen de optie Product-catalogus accessories... Hierdoor verschijnt er een venster met de product-catalogus. In dit geval zijn alle componenten beschikbaar. Wanneer u een onderdeel kiest dat niet door een symbool wordt weergegeven, verschijnt er in het schema een info tekst met component-eigenschappen en component-gegevens. Net als de symboolomschrijving wordt deze tekst opgenomen in de stuklijst. 4-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 4-3

HOOFDSTUK 4 HET GEBRUIK VAN DE FESTO PRODUCT-CATALOGUS IN COMBINA- TIE MET FluidDRAW Hoofdstuk 5 Component-gegevens 5.1 Component-gegevens in het Component-eigenschappendialoogvenster De FluidDRAW-symbolen komen in hoge mate overeen met de componenten in de Festo product-catalogus. Wanneer u de product-catalogus hebt geïnstalleerd, haalt FluidDRAW de meeste component-gegevens uit de product-database. Indien u de product-catalogus niet hebt geïnstalleerd, kunt u toch direct schema s maken en de ontbrekende eigenschappen later invullen. U opent het Component-eigenschappendialoogvenster door te dubbelklikken op een symbool of via het menu Bewerken / Component-eigenschappen.... 4-4,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 5 COMPONENT-GEGEVENS 5.1 COMPONENT-GEGEVENS IN HET COMPONENT-EIGENSCHAPPENDIALOOGVENSTER Type Dit veld kan een type-aanduiding bevatten met betrekking tot het symbool. Figuur 5.1: Eigenschappendialoogvenster voor componenten Symboolbestandsnaam De symboolbestandsnaam verbindt een symbool met de Festo product-catalogus, voor zover het symbool werd geselecteerd in de FluidDRAW-symboolbibliotheek of het Invoegen-menu. In dit geval is het juiste onderdeelnummer nog niet bepaald aangezien een symbool veel verschillende onderdeelnummers vertegenwoordigt. De symboolbestandsnaam is alleen-lezen; de naam kan niet door gebruikers worden gewijzigd. Omschrijving Het tekstveld Omschrijving kan een beschrijving of de volledige naam van het symbool bevatten. Artikelnummer Het artikelnummer is een unieke identificatie van een component. U kunt het artikelnummer handmatig invoeren of opzoeken in de product-catalogus. Postnummer Wanneer u een tekst naast een symbool plaatst, wordt deze door het programma als een postnummer gezien. Normaal gesproken wordt dit tekst automatisch opgehaald en wordt de omschrijving ook in de stuklijst.. opgenomen. Wanneer de teksttoewijzing niet uniek is, of wanneer u een andere omschrijving wilt opnemen in de stuklijst, kunt u in plaats van hbqautomatisch Handmatig kiezen en het postnummer in het tekstveld invoeren. Het echter niet zichtbaar in de tekening. Laag Met deze selectielijst legt u de tekenlaag van het symbool vast. Om de tekenlaag in te stellen, kiest u de pijl naar beneden aan de rechterkant van de lijst en kiest u een laag. Afhankelijk van de instellingen van de tekenlaag kan het zijn dat het symbool niet wordt weergegeven of niet bewerkt kan worden. Om het symbool zichtbaar te maken of de instellingen te wijzigen, dient u tijdelijk de tekenlaag in het menu Beeld / Laaginstelling... te activeren. Component-gegevens... Klik op deze knop om de component-gegevens uit de productcatalogus op te halen of te tonen. Wanneer er nog geen componentgegevens bestaan, vraagt het systeem u het symbool nader te specificeren via de product-catalogus. Wanneer er reeds componentgegevens van het symbool zijn, verschijnt het Dialoogvenster voor component-gegevens. 5-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 5-3

HOOFDSTUK 5 COMPONENT-GEGEVENS 5.3 COMPONENT-GEGEVENS VAN TEKSTCOMPONENTEN 5.2 Component-gegevens uit de product-catalogus Wanneer u in het Component-eigenschappendialoogvenster van een symbool zonder gegevens opent en de optie Componentgegevens... kiest, haalt het systeem de component-gegevens volgens uw specificatie uit de product-catalogus. Als u weer in het Component-eigenschappendialoogvenster opent en de optie Component-gegevens... kiest, verschijnt het dialoogvenster waarin de component-gegevens worden weergegeven. U kunt deze waarden wijzigen, maar wanneer u dit Dialoogvenster later opnieuw oproept, haalt het systeem de oorspronkelijke waarden uit de database en geeft deze weer op het scherm. 5.3 Component-gegevens van tekstcomponenten Tekstcomponenten worden in FluidDRAW gebruikt om postnummers en component-gegevens in het schema te voegen, als er product-gegevens van een accessoire zonder symbool nodig zijn. Om het Eigenschappendialoogvenster voor tekstcomponenten te openen, dubbelklikt u op een tekst of kiest u in het menu Bewerken / Component-eigenschappen.... Daarna opent u het dialoogvenster "Component-gegevens". Figuur 5.2: Eigenschappendialoogvenster voor tekstcomponenten Tekst In dit tekstveld voert u uw tekst in. Om een tekst in te voeren die uit meerdere regels bestaat, drukt u aan het einde van een regel op ENTER terwijl u de Ctrl-toets ingedrukt houdt. Uitlijnen Bepaalt de horizontale uitlijning van de tekst. Tekst omkaderen Tekent een kader om de volledige tekst. Lettertype... Met deze knop kunt u het lettertype en de kleur instellen. Component-gegevens... Hiermee voert u de component-gegevens in van een tekst, die een accessorie zonder symbool vertegenwoordigt. 5-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 5-5

HOOFDSTUK 5 COMPONENT-GEGEVENS Hoofdstuk 6 Het onderhouden van stuklijsten 6.1 Het invoegen van stuklijsten FluidDRAW biedt u de mogelijkheid om automatisch stuklijsten te laten aanmaken. Hiervoor kunt u gebruik maken van een stuklijstcomponent, die u net als ieder ander symbool kunt e. g. invoegen, verplaatsen of wissen. Afhankelijk van uw instellingen worden de stuklijsten automatisch bijgewerkt terwijl u aan een schema werkt. Omdat de kolommen die worden weergegeven afhankelijk zijn van de componenten ten tijde van het invoeren van de stuklijst, dient u de stuklijstcomponent in een zo laat mogelijk stadium in uw schema in te voegen. Gebruik het Invoegen-menu of het Symbool-overzichtvenster om de stuklijst op te zoeken en voeg deze in uw schema in. Wanneer u een stuklijst invoegt, onderzoekt het programma eerst de bestaande componenten op eigenschappen en maakt een tabel aan met kolommen voor de eigenschappen en rijen voor de componenten. U kunt de vorm en inhoud van de stuklijst aanpassen aan uw eigen wensen en 5-6,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 6 HET ONDERHOUDEN VAN STUKLIJSTEN 6.2 HET INSTELLEN VAN EIGENSCHAPPEN VAN DE STUKLIJSTEN deze exporteren als een tekstbestand. Daarnaast kunt u de stuklijst zodanig instellen, dat de componenten van alle schemabestanden van een bepaald project worden weergegeven. 6.2 Het instellen van eigenschappen van de stuklijsten Dubbelklik op een stuklijst of markeer de stuklijst en kies de optie Component-eigenschappen... in het Bewerken-menu. Als de optie Inclusief alle projectbestanden is geactiveerd, worden de componenten van alle bestanden die bij het geopende project horen weergegeven. Houdt u er rekening mee dat deze functie enige tijd nodig heeft als de stuklijst wordt bijgewerkt. Wij raden u daarom aan deze optie pas te activeren wanneer u de bijgewerkte inhoud van de stuklijst werkelijk nodig hebt. U kunt de automatische bijwerkfunctie ook uitschakelen via Extra / Vernieuwt de stuklijst automatisch. Regels sorteren U kunt kiezen of en hoe de inhoud van de stuklijst gesorteerd moet worden. Wanneer u de optie Oplopend of Aflopend hebt geactiveerd, kunt u het nummer van de kolom die als sorteercriterium moet dienen invoeren bij Kolomindex. Laag U kunt de laag waarop de stuklijst zich dient te bevinden bepalen door deze in de selectielijst te kiezen. Figuur 6.1: Eigenschappendialoogvenster voor de stuklijst Stuklijst Activeer de optie Geaccumuleerde stuklijst, wanneer u wilt dat alle componenten met dezelfde eigenschappen worden gegroepeerd. In de eerste kolom van de stuklijst wordt in dit geval het aantal componenten van deze rij aangegeven. Activeer de optie Enkelstuks stuklijst, wanneer u wilt dat alle componenten afzonderlijk worden weergegeven. In dit geval wordt een eventuele symboolomschrijving weergegeven in de eerste kolom. Kolomsortering Gebruik deze knop om een nieuw Dialoogvenster te openen waarin u de volgorde van de kolommen voor de component-eigenschappen kunt instellen. Voer de kolompositie voor iedere eigenschap in door een numerieke waarde te typen. Wanneer u niet wilt dat er een kolom verschijnt in de stuklijst, voer dan een getal in dat kleiner is dan 1. 6-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 6-3

HOOFDSTUK 6 HET ONDERHOUDEN VAN STUKLIJSTEN Hoofdstuk 7 Het beheren van projecten Figuur 6.2: De kolomindeling van een stuklijst instellen FluidDRAW biedt u de mogelijkheid projecten te beheren door in één projectbestand met een unieke naam verschillende instellingen en bestanden op te slaan. Wanneer u een project opent worden de instellingen die eerder als standaard zijn gedefinieerd automatisch opgestart. Daarnaast kunt u via het Project-menu snel toegang krijgen tot de bestanden die bij een bepaald project horen. Met het projectconcept kunt u verder stuklijsten onderhouden waarvan de elementen bij verschillende schema s horen. 7.1 Het opstarten van een nieuw project Voordat u een nieuw project opstart, kunt u een aantal voorbereidingsmaatregelen treffen die u in een later stadium veel tijd kunnen besparen. Open alle bestanden die u aan het nieuw op te starten project wilt toevoegen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld e. g. Overzichtvensters 6-4,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 7 HET BEHEREN VAN PROJECTEN 7.3 HET TOEVOEGEN VAN BESTANDEN AAN EEN PROJECT voor veel gebruikte symbolen en bibliotheken en schemabestanden voor zover deze reeds aanwezig zijn. voert bij Omschrijving, wordt op de statusregel in het Hoofdvenster weergegeven als het betreffende project geopend is. Alle bestanden die open zijn als u een nieuw project opstart, worden automatisch toegevoegd aan het project. Kies in het menu Project de optie Nieuw... en voer een bestandsnaam in voor het nieuwe project. Projectbestanden hebben de extensie prj en dienen zo mogelijk te worden opgeslagen in dezelfde ct-subdirectory als de schemabestanden van het project. Wanneer u de bestandsnaam hebt ingevoerd en het Dialoogvenster hebt verlaten, maakt het systeem het projectbestand met de geopende bestanden aan. Sluit alle vensters die u niet direct nodig hebt en orden de overgebleven vensters naar eigen voorkeur. U kunt op ieder gewenst moment de gesloten vensters openen die bij het project horen door Projectbestanden openen of Overzichten in het Projectmenu te selecteren. Sla de instellingen en de vensterordening op als standaard voor dit project door de optie Slaat instellingen nu op in het menu Extra te kiezen. 7.2 Het invoeren van project-eigenschappen Figuur 7.1: Eigenschappendialoogvenster voor projecten 7.3 Het toevoegen van bestanden aan een project Om nieuwe symbool-, bibliotheek- of schemabestanden toe te voegen aan een project dient u het betreffende venster te activeren en kiest u de optie Aktief venster toevoegen in het Project-menu. Afhankelijk van of het venster een schemabestand of een Overzichtvenster is, wordt het venster automatisch toegevoegd aan respectievelijk Bestand of Overzichten. 7.4 Het verwijderen van bestanden uit een project Om nieuwe symbool-, bibliotheek- of schemabestanden te verwijderen uit een project dient u het betreffende venster te activeren en kiest u de optie Aktief venster verwijderen in het Project-menu. Om projectgegevens in te voeren, kiest u de optie Component-eigenschappen... in het Project-menu. Alle tekst die u in- 7-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 7-3

HOOFDSTUK 7 HET BEHEREN VAN PROJECTEN 7.5 Het openen van projectbestanden Om de bestanden en overzichten te openen die bij een project horen, gaat u naar het Project-menu en selecteert u naar keuze Bestand of Overzichten. Uiteraard is het ook mogelijk de bestanden te openen door in het Bestand-menu de optie Openen... te kiezen, door de betreffende bestanden uit de lijst met recent bijgewerkte bestanden te kiezen, door de gewenste bestanden te selecteren in Overzichtvenster of door Drag&Drop te gebruiken in Bestandsbeheer of Windows Explorer. Hoofdstuk 8 Het toevoegen en verwijderen van een schema 8.1 Het afdrukken van een schema FluidDRAW-schema s kunnen worden afgedrukt door in het Afdrukdialoogvenster de opties Bestand / Afdrukken te kiezen. 7-4,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 8 HET TOEVOEGEN EN VERWIJDEREN VAN EEN SCHEMA 8.2 HET IMPORTEREN VAN DXF-BESTANDEN printeropties te openen. U kunt dit Dialoogvenster ook openen via Bestand / Printerinstelling. Figuur 8.1: Afdrukdialoogvenster 8.2 Het importeren van DXF-bestanden U kunt bestanden die in DXF-formaat zijn opgeslagen met behoud van de meeste element-eigenschappen importeren. Indien er een aantal speciale items is toegevoegd bij het maken van de tekening met behulp van een CAD-programma, dan kunt u deze probleemloos toevoegen aan de symboolbibliotheek van FluidDRAW. Afhankelijk van of de totale tekening één enkel symbool vertegenwoordigt of meerdere symbolen bevat, dient u zich aan een aantal groeperingsregels te houden. Wanneer u een DXF-bestand opent, verschijnt automatisch het Dialoogvenster voor DXF-import. Schalen U kunt de afdruk van het schema vergroten of verkleinen door de schaalfactor in te voeren of deze met de pijl omhoog of pijl omlaag te selecteren. Indien de afmetingen van het af te drukken bereik groter zijn dan het bereik dat kan worden afgedrukt op het gedefinieerde papier, wordt de tekening in kleinere stukken verdeeld en op verschillende bladzijden afgedrukt (tiling). In het afdrukvoorbeeld kunt u zien hoe het schema over de verschillende bladzijden wordt verdeeld. Houdt u er rekening mee dat in sommige gevallen de kaders niet optimaal zullen worden afgedrukt. Zorg er daarom voor dat de tekening rondom wat extra ruimte heeft en op het papier past. Instellen van de printer... Gebruik deze knop om het Dialoogvenster voor het instellen van de Figuur 8.2: DXF-bestanden importeren Iedere groep vertegenwoordigt een object Kies deze optie wanneer uw DXF-tekening meerdere symbolen bevat. FluidDRAW zal alleen begrijpen dat de elementen van de verschillende symbolen bij elkaar horen als u alle symbolen in uw CADprogramma zodanig hebt gegroepeerd dat de buitenste groep van 8-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 8-3

HOOFDSTUK 8 HET TOEVOEGEN EN VERWIJDEREN VAN EEN SCHEMA 8.4 HET EXPORTEREN VAN STUKLIJSTEN een symbool zich in de ENTITIES-sectie bevindt. Dit houdt in dat geen twee symbolen tot dezelfde groep kunnen behoren, terwijl er binnen een symbool wel verschillende groepen en subgroepen kunnen zijn. Ook kunnen verschillende symbolen dezelfde blokken bevatten. Bij het importeren maakt FluidDRAW een nieuw object aan voor ieder blok dat niet tot een ouderblok behoort. U kunt daarna eigenschappen toekennen aan deze objecten en verbindingen definiëren, zodat er lijnen getekend kunnen worden. De totale tekening is een object Bij deze importoptie vertegenwoordigt de totale tekening één object. Onafhankelijk van eventuele groeperingen worden alle tekenelementen in één nieuw object gegroepeerd. U kunt daarna eigenschappen toekennen aan het object en verbindingen definiëren. 8.4 Het exporteren van stuklijsten Met FluidDRAW kunt u niet alleen stuklijsten afdrukken, maar u kunt zo ook exporteren naar een tekstbestand. Markeer precies één stuklijst en kies de optie Bestand / Stuklijst-export. Hierdoor verschijnt er een Dialoogvenster waarin u een bestand kunt kiezen of een nieuwe bestandsnaam kunt invoeren. Wanneer u een bestandsnaam hebt ingevoerd en het Dialoogvenster hebt verlaten, kunt u kiezen welk scheidingsteken moet worden gebruikt tussen de kolommen. Niet-gegroepeerde elementen overslaan Schakel deze optie in wanneer u alleen objecten wilt genereren voor gegroepeerde elementen. Alle elementen in de ENTITIES-sectie worden dan overgeslagen. Wanneer deze optie niet is ingeschakeld, maakt FluidDRAW een nieuw object aan, dat uit alle nietgegroepeerde elementen bestaat. Figuur 8.3: Stuklijsten exporteren 8.3 Het exporteren van DXF-bestanden U kunt FluidDRAW-schema s opslaan als DXF-bestanden, bijvoorbeeld om ze verder te bewerken e. g. met een CAD-programma. Wanneer udeoptie Bestand / DXF export selecteert, vraagt het systeem u een bestandsnaam te kiezen of in te voeren. Tabulator In dit geval wordt het tabulator-teken gebruikt. Puntkomma In dit geval wordt de puntkomma gebruikt. Overig In dit geval wordt het teken gebruikt, dat u in het tekstveld hebt ingevoerd. 8-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 8-5

HOOFDSTUK 8 HET TOEVOEGEN EN VERWIJDEREN VAN EEN SCHEMA Hoofdstuk 9 Menu-overzicht 9.1 Bestand Nieuw Opent een leeg venster waarin u een nieuw schemabestand kunt aanmaken. Openen... Opent een Dialoogvenster waarin u opgeslagen bestanden kunt selecteren. Bestanden in DXF-formaat worden automatisch geconverteerd in FluidDRAW-schema s. Opslaan Slaat het schema in het aktieve venster op in de ct-subdirectory. Opslaan als... Slaat het schema in het aktieve venster onder een andere naam op in de ct-subdirectory. 8-6,ART SYSTEMS

HOOFDSTUK 9 MENU-OVERZICHT 9.2 BEWERKEN FluidDraw symbolen Toont een overzicht van de FluidDRAW-symbolen. De FluidDRAWsymboolbestanden bevinden zich in de sym-subdirectory van de Fluid- DRAW-directory. Persoonlike symbolen Toont een overzicht van de persoonlijke bibliotheken. De persoonlijke bibliotheekbestanden bevinden zich in de lib-subdirectory van de Fluid- DRAW-directory. Schema-overzicht Toont een overzicht van de FluidDRAW-schema s. De schemabestanden bevinden zich in de ct-subdirectory van de FluidDRAW-directory. DXF export... Slaat het schema in het aktieve venster als DXF-bestand op op de gegevensdrager. Stuklijst-export... Slaat de inhoud van de gemarkeerde stuklijst als tekstbestand op. Wissen... Opent een Dialoogvenster waarin u het bestand kunt selecteren dat moet worden gewist. Afdrukken... Opent het FluidDRAW-afdrukdialoogvenster voor het instellen van de afdrukopties voor het aktieve schema. Printerinstelling... Opent het Dialoogvenster voor het instellen van de printereigenschappen. 9.2 Bewerken Ongedaan maken Annuleert de laatste handeling die in het aktieve schema is verricht. Opnieuw Annuleert het ongedaan maken van de laatste handeling in het aktieve schema. Knippen Wist de gemarkeerde objecten en plaatst ze op het clipboard. Kopiëren Kopieert de gemarkeerde objecten en plaatst ze op het clipboard. Plakken Voegt de objecten van het clipboard in in het aktieve schema. Wissen Wist de gemarkeerde objecten uit het aktieve schema. Alles selecteren Markeert alle objecten in het aktieve schema. Groeperen Groepeert de gemarkeerde objecten. Dégroeperen Zorgt er voor dat de gemarkeerde groepen worden ontbonden. Uitlijnen Lijnt de gemarkeerde objecten uit ten opzichte van elkaar. Roteren Roteert de gemarkeerde objecten in stappen van 90 graden tegen de wijzers van de klok in. Gegroepeerde objecten worden geroteerd om het 9-2,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 9-3

HOOFDSTUK 9 MENU-OVERZICHT 9.4 PROJECT middelpunt van de groepsrechthoek. Spiegelen Spiegelt de gemarkeerde objecten horizontaal of verticaal. Gegroepeerde objecten worden langs de as van de groepsrechthoek gespiegeld. Aansluiting definiëren Maakt aan het einde van de lijn van een symbool een nieuwe componentaansluiting wanneer u op de linkermuisknop klikt. Aansluiting wissen Wist de gemarkeerde component-aansluiting. Component-eigenschappen... Opent een Dialoogvenster waarin u component-eigenschappen kunt invoeren. Met deze optie kunt u tevens component-gegevens ophalen uit de Festo product-catalogus. 9.3 Schema Testen Controleert het aktieve schema op fouten in de tekening. Formaat... Opent een Dialoogvenster voor het instellen van het schema-formaat. Omschrijving... Opent een Dialoogvenster voor het instellen van de schemaomschrijvingen. 9.4 Project Nieuw... Opent een Dialoogvenster voor het aanmaken van een nieuw project. Openen... Opent een Dialoogvenster voor het selecteren van een opgeslagen project. Afsluiten Sluit het aktieve project. Aktief venster toevoegen Voegt het aktieve venster toe aan de bestandslijst van het geopende project. Aktief venster verwijderen Verwijdert het aktieve venster uit de bestandslijst van het geopende project. Omschrijving... Opent een Dialoogvenster voor het invoeren van de projecteigenschappen. Projectbestanden openen Toont de lijst met schemabestanden van het aktieve project. Door op een menu-item te klikken opent u het betreffende bestand. Overzichten Toont de lijst met Overzichtvensters van het aktieve project. Door op een menu-item te klikken opent u het betreffende Directory-venster. 9-4,ART SYSTEMS,ART SYSTEMS 9-5