Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw

Vergelijkbare documenten
PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop

Ecbo-donderdagmiddaglezing. Rekenniveaus op het mbo. Marieke Buisman

Schriftelijke en digitale (laag)geletterdheid

Digitale grenzen en mogelijkheden van laaggeletterden en laagopgeleiden

Laaggeletterdheid en werk Resultaten van het PIAAC onderzoek

Rekenniveaus op het mbo

PIAAC 2012: de belangrijkste resultaten. Marieke Buisman, Jim Allen, Didier Fouarge, Willem Houtkoop en Rolf van der Velden

Taalniveaus op het mbo

Vaardigheden van Nederlandse leraren taal, rekenen, problemen oplossen

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996

Datum 08 oktober 2013 Aanbieding van de rapporten PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven en OECD Skills Outlook 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN

PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN

PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Marieke Buisman en Willem Houtkoop. Laaggeletterdheid in kaart

Excellence for productivity?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CvE-bijlage bij rapportage invoering centrale toetsing en examinering referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

PIRLS Het leesniveau in Nederland. Ludo Verhoeven. In samenwerking met Andrea Netten en Mienke Droop

21ste-eeuwse vaardigheden:

Conclusie. Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede. Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA)

Informatie over de deelnemers

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

Internetgebruik in Nederland Prof. Dr. Jan A.G.M. van Dijk Vakgroep Media, Communicatie en Organisatie

RAPPORT CIJFERREEKSENTEST (HOGER NIVEAU)

Lezen Begrijpen. Onderzoek naar leesvaardigheid onder mensen met financiële problemen. Dr. Martijn Keizer

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Lezen Begrijpen: Onderzoek naar leesvaardigheid onder mensen met financiële problemen. Dr. Martijn Keizer

Samenvatting van het Nederlandse rapport over het PISAonderzoek 2003 uitgevoerd door het CITO, Arnhem

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Brug of kloof? De ervaringen van HAVO- en VWO-schoolverlaters over de aansluiting tussen VO en HO vóór en ná de invoering tweede fase VO

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

RAPPORT ANALOGIEËNTEST (HOGER NIVEAU)

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

ACT Algemene Intelligentie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Wat kennen en kunnen achtstegroepers in Nederland?

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

TIMSS-2011: Nederland in TIMSS-2011: Rekenprestaties van leerlingen in groep 6 van het basisonderwijs in de afgelopen 16 jaar

Monitor Sociale Veiligheid Stand van zaken over sociale veiligheid in het mbo

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

FACTSHEET. Toptalenten VO in het vervolgonderwijs

Onderwerp Vooronderzoek en vrije afnames van diagnostische toetsen taal en rekenen Resultaten mbo. Kenmerk. Datum november 2009

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

het minder belangrijk om ergens bij te horen en belangrijker om elkaar te helpen en hulp te ontvangen, terwijl het omgekeerde patroon gevonden werd

Monitor Klik & Tik de Bibliotheek [voorbeeld] september 2014 augustus 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

5. Onderwijs en schoolkleur

De Popularisering van het Internet in Nederland Trendrapport Internetgebruik 2011

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG. laaggeletterdheid. Geachte mevrouw Arib,

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

Concept Peiling. Koop- en drinkgedrag van Friese 16- en 17-jarigen

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

RAPPORT CIJFERREEKSENTEST (MIDDELBAAR NIVEAU)

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Langdurige werkloosheid in Nederland

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

RAPPORTAGE RESULTATEN 0-METING 19 OKTOBER 17 NOVEMBER 2015

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Uit huis gaan van jongeren

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Geletterdheid: waarom is het belangrijk en welke regio s blijven achter?

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

ROA Fact Sheet. Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2012 Feiten en cijfers. Research Centre for Education and the Labour Market ROA

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

jeugdwerkloosheid 64% werklozen volgt opleiding 800 jongeren geregistreerd als werkloze

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2017

toetsresultaten vmbo en mbo in de regio Den Haag oktober 2011

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw

Werkloosheid in de Europese Unie

Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg. Selectie onderzoeksresultaten van de meting ViA-E docenten 2014

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard

TTALIS. Maatschappelijke waardering door de ogen van de. leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken

PIAAC Studiedag. Workshop 4: Maakt ons secundair onderwijs de leerlingen vaardig genoeg voor de 21ste eeuw? Brussel, 20 maart 2014

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

3.2 Populatieverschillen en beheersing referentieniveaus

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Zorgplicht arbeidsmarktperspectief ZORGEN VOOR WERKZAME OPLEIDINGEN. Arbeidsmarktintrede van mbo-gediplomeerden. september 2016

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Monitor Klik & Tik [Voorbeeldbibliotheek]

Transcriptie:

] Hoe Ingrid Christoffels en Paul Steehouder Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw goed zijn mbo ers toegerust?

Colofon Titel Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Auteurs Ingrid Christoffels en Paul Steehouder Datum Oktober 2015 Ontwerp Design Crew ISBN/EAN 978-94-6052-092-1 Bestellen Via info@ecbo.nl o.v.v. bestelnummer A00769 / ecbo.15-221 Expertisecentrum Beroepsonderwijs T 073 687 25 00 Postbus 1585 info@ecbo.nl 5200 BP s-hertogenbosch www.ecbo.nl ecbo 2015 Overname van teksten, resultaten en ideeën uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits met bronvermelding.

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Inhoudsopgave Woord vooraf 5 1 Achtergrond van het onderzoek 9 1.1 Aandacht voor 21 ste -eeuwse vaardigheden 9 1.2 Welke 21 ste -eeuwse vaardigheden? 10 1.3 Probleemoplossend vermogen en digitale vaardigheden 11 1.4 Digitaal problemen oplossen in relatie tot taal- en rekenvaardigheid 12 1.5 Meten van digitaal problemen oplossen in PIAAC 13 1.6 Relatie met andere publicaties 16 2 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen 19 2.1 Hoe doen Nederlandse (jong)volwassenen het vergeleken met 19 andere landen? 2.2 Digitaal problemen oplossen in het mbo vergeleken met andere 26 onderwijssectoren 2.3 Verschillen in achtergrond 29 2.4 Samenhang digitaal problemen oplossen, rekenvaardigheid en 34 taalvaardigheid 3 Samenvatting en discussie 39 Geraadpleegde literatuur 45 Bijlage 1 Vaardigheden en vaardigheidsniveaus 49 Bijlage 2 Regressietabellen 55 Bijlage 3 Relatie tussen digitaal problemen oplossen, taal en rekenen 59 Bijlage 4 Aanvullende analyses 61 Gebruikte afkortingen 65 ecbo 3

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Woord vooraf Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) werkt aan een project om het niveau van kernvaardigheden in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in kaart te brengen. Het gaat daarbij om rekenvaardigheid, taalvaardigheid en digitaal problemen oplossen. Een actueel onderwerp in het licht van de invoering van de referentieniveaus en de centrale examinering van taal en rekenen in het mbo. Reden voor de invoering van taal en rekenen is het veronderstelde te lage niveau van mbo ers op deze vaardigheidsgebieden. Objectieve gegevens over de volle breedte van het beroepsonderwijs zijn echter beperkt. Toch heeft de invoering geleid tot vragen en discussie: de eisen zouden voor sommige groepen te hoog zijn, niet altijd even relevant voor de beroepspraktijk en het zou kunnen leiden tot toename van het aantal ongediplomeerde schoolverlaters. Ze weten niks of ze kunnen niks is een van de vele ongefundeerde uitspraken die je vaak hoort over leerlingen en studenten. Anderen spreken van een onderwijsramp omdat het mbo mensen zou afleveren die steeds minder weten. Een discussie verloopt veel vruchtbaarder als er deugdelijke feiten onder liggen. Wat zeggen de feiten eigenlijk? Daarover gaat dit rapport. Het meten van kernvaardigheden (ook wel aangeduid als basisvaardigheden) is een belangrijke onderzoekstraditie binnen ecbo. In 2013 werd PIAAC afgerond: Programme for the International Assessment of Adult Competencies. Eerder werkte ecbo mee aan IALS (International Adult Literacy Survey) en ALL (Adult Literacy and Life Skills Survey). Kern van deze onderzoeken is na te gaan hoe het staat met het niveau van taalvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossend vermogen van volwassenen. Deze vaardigheden zijn belangrijke voorwaarden voor deelname aan de arbeidsmarkt en volwaardige maatschappelijke participatie. De resultaten zijn onder meer gerapporteerd in de ecbo-publicatie PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en leven (Buisman, Allen, Fouarge, Houtkoop & Van der Velden, 2013). Binnen het ecbo-project Kernvaardigheden in het mbo verscheen eind 2014 de publicatie Rekenniveaus op het mbo (Buisman, 2014). Binnenkort verschijnt een publicatie over Taalniveaus in het mbo (Groot, Houtkoop, Steehouder & Buisman, 2015). In de publicatie Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw concentreren we ons op het niveau van probleem- ecbo 5

Woord vooraf oplossend vermogen binnen het mbo. In PIAAC is probleemoplossend vermogen gemeten in een digitale context. Deze vaardigheid wordt in verschillende modellen beschouwd als een belangrijke 21 ste -eeuwse vaardigheid. Over het belang van 21 ste -eeuwse vaardigheden voor het mbo en de inpassing hiervan in het onderwijs leven nog veel vragen: welke 21 ste -eeuwse vaardigheden zijn voor het mbo belangrijk, hoe borg je ze in het onderwijs en wat is de samenhang met kernvaardigheden als taal en rekenen? Dit rapport levert op basis van PIAAC-data een feitelijke basis voor verdere discussie door niveaus van digitaal problemen oplossen uitgebreid in kaart te brengen, ook in internationaal perspectief en in samenhang met niveaus van taal- en rekenvaardigheid. Prof. dr. Rob Martens Wetenschappelijk directeur Expertisecentrum Beroepsonderwijs 6 ecbo

HOOFDSTUK 01

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Achtergrond van het onderzoek Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) heeft als taak studenten voor te bereiden op de arbeidsmarkt, de samenleving en het vervolgonderwijs. Een uitdaging daarbij is dat arbeidsmarkt en samenleving snel en ingrijpend veranderen. Productie wordt in toenemende mate uitbesteed aan robots en lagelonenlanden, waardoor westerse landen zichzelf sterker (moeten) profileren als kenniseconomie. Routinematige handelingen staan zodoende minder centraal, terwijl ook globalisering en technologisering zorgen voor een verschuiving van benodigde vaardigheden. Voorbeelden van vaardigheden die belangrijker lijken te worden zijn kritisch denkvermogen, creativiteit, sociaal-culturele vaardigheden, probleemoplossend vermogen en ict-vaardigheden. Hoewel deze vaardigheden niet allemaal nieuw zijn, worden ze vaak omschreven als 21 ste - eeuwse vaardigheden. 1.1 Aandacht voor 21 ste -eeuwse vaardigheden De laatste tien jaar hebben 21 ste -eeuwse vaardigheden steeds meer aandacht gekregen. Behalve fundamentele vraagstukken (bijvoorbeeld: hoe hangen de vaardigheden onderling samen?), spelen er ook praktische vraagstukken voor het onderwijs. Vragen die hierbij gesteld worden, zijn: welke vaardigheden staan centraal en hoe kunnen deze een plek hebben in het onderwijs (Onderwijsraad, 2014)? In het mbo gaat de discussie over de vraag hoe het onderwijs kan bijdragen aan versterking van het verdienvermogen van de Nederlandse economie in de 21 ste eeuw en de impact hiervan op de curricula, de didactiek en de professionalisering van docenten (Onderwijsraad, 2014). (Jong)volwassenen zijn opgegroeid met een mobieltje in de hand, terwijl voor sommige docenten ict-vaardigheden niet vanzelfsprekend zijn. In steeds meer mbo-instellingen worden 21 ste -eeuwse vaardigheden opgenomen in het onderwijsbeleid. Komende jaren zal daar handen en voeten aan gegeven worden. ecbo 9

Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek 1.2 Welke 21 ste -eeuwse vaardigheden? Voogt en Pareja Roblin (2010) hebben een aantal bestaande modellen van 21 ste -eeuwse vaardigheden geanalyseerd. De resultaten daarvan heeft Kennisnet vertaald naar een model (zie figuur 1.1). Figuur 1.1 De vaardigheden voor de 21e eeuw, zoals geconceptualiseerd door Kennisnet Werken - ondernemend Kernvakken Leven - betrokken Sociale en culturele vaardigheden Samenwerken Taal & Rekenen Probleemoplossend vermogen Leren - nieuwsgierig Communiceren Onderwijs in de 21 e eeuw Ictgeletterdheid Kritisch denken Creativiteit Bron: www.kennisnet.nl In het model van Kennisnet zijn taal en rekenen centraal in het midden geplaatst. Deze vaardigheden worden beschouwd als kernvaardigheden, de basis voor de ontwikkeling van hogere cognitieve vaardigheden. Naast vaardigheden als kritisch denken, creativiteit en sociale culturele vaardigheden zijn probleemoplossend vermogen en ict-geletterdheid benoemd als belangrijke 21 ste -eeuwse vaardigheden. In andere modellen over 21 ste -eeuwse vaardigheden wordt naar vaardigheden van dezelfde strekking verwezen, al verschillen de termen soms en komt de 10 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? betekenis niet altijd exact overeen. (Zie voor een overzicht van 21 ste -eeuwse vaardigheden ook Christoffels & Baay, in voorbereiding). Een eerste verkenning naar 21 ste -eeuwse vaardigheden in het mbo is in 2014 uitgevoerd (Petit & Verheijen, 2015). Deze verkenning richt zich op twee vaardigheden: kritisch denken en sociaalculturele vaardigheden. Er is onderzocht welk belang beleidsmakers en docenten hechten aan deze vaardigheden en hoeveel aandacht het onderwijs ervoor heeft. Uit het onderzoek blijkt dat bestuurders vinden dat aandacht voor deze vaardigheden verankerd zijn in de kwalificatieeisen en dat docenten ruimte zien om deze vaardigheden beter in te bedden in het onderwijs. Daarin zijn ze zoekend naar aanknopingspunten. Conceptueel is nog onvoldoende duidelijk welke 21 ste -eeuwse vaardigheden van belang zijn voor toekomstige beroepsbeoefenaren en welke vaardigheden in het mbo ontwikkeld zouden moeten worden. Ook is onduidelijk hoe deze vaardigheden onderling samenhangen en wat de relatie is met taal- en rekenvaardigheid. Deze publicatie geeft hiervoor een aanzet. 1 1.3 Probleemoplossend vermogen en digitale vaardigheden Dit rapport beschrijft onderzoek naar twee vaardigheden die in diverse publicaties worden genoemd als onderdeel van de 21 ste -eeuwse vaardigheden: probleemoplossend vermogen en digitale vaardigheden. In het model van Kennisnet wordt de term ict-geletterdheid gebruikt. In dit onderzoek richten we ons op de combinatie van probleemoplossend vermogen en digitale vaardigheden. Daarvoor gebruiken we de term digitaal problemen oplossen (DPO). Met digitaal problemen oplossen doelen we op het vermogen om digitale technologie en communicatiemiddelen te gebruiken om informatie te verkrijgen en te beoordelen, met anderen te communiceren en praktische taken te verrichten. Het gaat dus om de vaardigheid om problemen op te lossen voor persoonlijke, werk gerelateerde en maatschappelijke doelen, door passende doelen en plannen te formuleren, informatie te zoeken en te gebruiken met behulp van computers en computernetwerken. In figuur 1.2 (ontleend aan de Organisation for Economic Co-operation and Development; OECD, 2009) worden de drie elementen van digitaal problemen oplossen in samenhang met elkaar gepresenteerd. 1 In 2015 voert ecbo nader onderzoek uit. Conceptueel worden 21 ste -eeuwse vaardigheden verder uitgediept. Verder komen praktische vragen aan de orde, zoals de mate waarin vaardigheden nu terugkomen in het curriculum. Ook worden voorbeelden uit de onderwijspraktijk onderzocht. ecbo 11

Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek Figuur 1.2 Dimensies van de vaardigheid digitaal problemen oplossen Probleemdimensies Situaties of taken met een intrinsieke complexiteit, die richting geven aan het oplossen van een probleem Technologische dimensies Technologie: de apparaten, de applicaties en functionaliteiten waarmee het probleem wordt opgelost Cognitieve dimensies De mentale structuren en processen waarmee een persoon problemen oplost In het model worden cognitieve, technologische en probleemdimensies onderscheiden. Daar wordt het volgende onder verstaan: Cognitieve dimensies: doelen stellen, monitoren van voortgang, plannen en zelforganisatie, informatie verzamelen, evalueren en gebruiken. Technologische dimensies: ict-apparaten (laptop) bedienen, en het gebruik en toepassen van softwareapplicaties (e-mail, webbrowser, spreadsheet), commando s (tekstboxen, kopiëren, knippen, plakken, sorteren en vinden), en representaties (dat wil zeggen tekst, geluid, video s). Probleemdimensies: het probleem of de taak bevat een doel, een context en heeft een intrinsieke complexiteit (er is een aantal stappen nodig om tot een oplossing te komen en er is een aantal alternatieven mogelijk). 1.4 Digitaal problemen oplossen in relatie tot taal- en rekenvaardigheid Zowel in het model van 21 ste -eeuwse vaardigheden van Kennisnet (paragraaf 1.2) als in het model van de OECD (paragraaf 1.3), wordt digitaal problemen oplossen beschouwd als een hogere cognitieve vaardigheid. Deze vaardigheid staat niet op zichzelf. Conceptueel is er samenhang tussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen. Hoe sterk deze vaardigheden samenhangen en of taal- en/of rekenvaardigheid de basis is voor de ontwikkeling van digitaal problemen oplossen, is een van de vragen die we in deze publicatie willen beantwoorden. 12 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? In dit onderzoek willen we de volgende vragen beantwoorden: Hoe presteren (jong)volwassenen in Nederland op digitaal problemen oplossen in vergelijking met andere landen? Zijn er verschillen tussen groepen binnen het mbo en hoe presteren mbo ers in vergelijking met mensen die een havo/vwo-achtergrond hebben? Wat is de onderlinge samenhang tussen taalvaardigheid, rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen en hoe sterk is deze samenhang? Is taal- en/of rekenvaardigheid de basis voor digitaal problemen oplossen? 1.5 Meten van digitaal problemen oplossen in PIAAC Om digitaal problemen oplossen voor het mbo in kaart te brengen, maken we gebruik van de data van het internationaal vergelijkend onderzoek PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies). PIAAC is afgenomen onder 16- tot en met 65-jarigen in 24 landen. Er zijn drie vaardigheden gemeten in dit onderzoek, namelijk taalvaardigheid (meer precies: leesvaardigheid), rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen. In bijlage 1 is een beschrijving opgenomen van de gemeten vaardigheden. Niet alle bij het PIAAC-onderzoek aangesloten landen hebben deelgenomen aan de vragen over digitaal problemen oplossen. 2 In Nederland namen ruim 5.000 respondenten deel aan het PIAAC-onderzoek. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft een representatieve steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie onder (jong)volwassenen en volwassenen van 16 tot en met 65 jaar. Het responspercentage bedroeg 51%. Doordat de gegevens zijn gewogen, vormen ze een representatief beeld van de potentiële Nederlandse beroepsbevolking. In het PIAAC-onderzoek wordt digitaal problemen oplossen gemeten aan de hand van een cognitieve test die digitaal is afgenomen. Deze test voor probleemoplossend vermogen in digitale omgevingen bestond uit 14 verschillende taken die verdeeld waren over verschillende cognitieve, technologische en probleemdimensies. 3 Daarnaast is er in het PIAAC-onderzoek ook een uitgebreide achtergrondvragenlijst afgenomen die informatie verschaft over opleidingsniveau en deelname aan leven lang leren, de positie op de arbeidsmarkt en maatschappelijke participatie. Digitaal problemen oplossen is niet bij elke deelnemer in het PIAAC-onderzoek gemeten. Sommige respondenten hadden geen of onvoldoende ict-vaardigheden om de taken en opdrachten uit de test digitaal uit te voeren. Bij respondenten die in de achtergrondvragen- 2 Metingen van taal- en rekenvaardigheden zijn beschikbaar voor 24 landen; metingen van digitaal problemen oplossen zijn beschikbaar voor 21 landen (Buisman e.a., 2013). 3 Zie voor een (engelstalig) voorbeeld van een testitem problemen oplossen: http://www.oecd.org/site/piaac/problem%20solving%20in%20tre%20sample%20items.pdf. ecbo 13

Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek lijst hadden aangegeven niet ict-vaardig te zijn, zijn vervolgtesten met betrekking tot computerkennis en digitaal problemen oplossen niet afgenomen. Bij de overige respondenten is hun knoppenvaardigheid gemeten door middel van een korte ict-test. Ook naar aanleiding hiervan konden respondenten uitvallen. Ten slotte konden respondenten daarna nog aangeven dat ze de test toch liever op papier deden (in verband met computerangst). Niveaus In PIAAC worden de testresultaten weergegeven op een schaal van 0 tot 500. Om een inschatting te kunnen maken van de betekenis van de orde van grootte van een verschil in scorepunten kan de volgende vuistregel behulpzaam zijn; voor de gehele beroepsbevolking geldt dat per opleidingsjaar de gemiddelde score voor problemen oplossen toeneemt met 9,3 punten. Het verschil tussen middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs (gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, etniciteit en arbeidsmarktstatus) bedraagt voor problemen oplossen 33 punten (Buisman e.a., 2013). 14 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Deze schaal is vervolgens onderverdeeld in een aantal niveaus die staan voor toenemende cognitieve complexiteit. In de analyses is onder niveau 1 een niveau toegevoegd: niveau <1. Er zijn dus vier niveaus te onderscheiden (zie ook bijlage 1; Buisman e.a., 2013): Tabel 1.1 Vier moeilijkheidsniveaus van digitaal problemen oplossen Niveau <1 Score 0-240 Niveau 1 Score 241-290 Niveau 2 Score 291-340 Niveau 3 Score >341 Respondenten met een score onder niveau 1 hebben wel de basiscomputertest voldoende gemaakt, maar de ondergrens (niveau 1) niet gehaald. Respondenten op niveau 1 kunnen meerdere online taken tegelijk uitvoeren in een vertrouwde omgeving: bijvoorbeeld een uitnodiging versturen per e-mail en de antwoorden in een (bestaande) outlook-map bewaren. De taken zijn duidelijk omschreven en het is niet nodig om veel verschillende stappen uit te voeren om een probleem op te lossen. Respondenten op niveau 2 hebben een gemiddeld niveau van digitaal problemen oplossen: zij zijn in staat zijn verschillende online applicaties te gebruiken om een probleem op te lossen. Daarvoor zijn meerdere stappen noodzakelijk om je doel te bereiken en is het nodig te plannen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vinden van informatie op internet en dat via e-mail te versturen, om je in te schrijven op online vacaturesites, of om online producten te kunnen vergelijken en aankopen te kunnen doen. Ten slotte is deze groep in staat om online informatie te beoordelen op betrouwbaarheid en relevantie. Respondenten met een hoog niveau van digitaal problemen oplossen zijn in staat om verschillende applicaties (internet, e-mail, spreadsheet) te gebruiken om problemen op te lossen die verschillende stappen vergen. De omgeving is nieuw en onbekend en er kunnen onverwachte problemen opduiken, die moeten worden opgelost voordat je je doel kunt bereiken. Dat vergt planning, monitoring en het kunnen bijstellen van je doelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het inplannen van vergaderingen via een online reserveringssysteem. In deze opdracht ontvang je via e-mail verschillende verzoeken voor vergaderruimtes die aan een aantal eisen moeten voldoen (genoeg stoelen, aanwezigheid van digitale middelen), die niet allemaal kunnen worden ingewilligd. Het doel inplannen van alle vergaderingen moet worden bijgesteld: aan een aantal eisen van sommige reserveringen kan niet worden voldaan. Afbakening doelgroep In deze publicatie ligt, net als in de publicaties over rekenvaardigheid en taalvaardigheid, de focus op de groep die recent een (v)mbo-opleiding heeft afgerond. We kijken dus naar de jongste leeftijdscohorten in het PIAAC-onderzoek: 16- tot en met 34-jarigen. In de internationale vergelijking (paragraaf 2.1) kijken we naar alle (jong)volwassenen (totaal 1.598 respondenten). In paragraaf 2.2 kijken we specifiek naar (jong)volwassenen met een mbo 2-, 3- of 4-opleiding. Zo n 40% van deze respondenten volgt ten tijde van het onderzoek nog onderwijs, zo blijkt uit tabel 1.2. ecbo 15

Hoofdstuk 01 Achtergrond van het onderzoek Tabel 1.2 Samenstelling van de respondentengroep (v)mbo: hoogst voltooide opleidingsniveau, 16-34-jarigen 16-34 jaar Waarvan ten tijde van het onderzoek onderwijs volgend Vmbo en mbo 1 283 160 Mbo 2, 3 en 4 452 140 Totaal 735 300 1.6 Relatie met andere publicaties Deze publicatie staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een reeks over kernvaardigheden van mbo ers. Eerder verscheen Rekenniveaus op het mbo (Buisman, 2014); binnenkort verschijnt de publicatie Taalniveaus op het mbo (Groot, Houtkoop, Steehouder & Buisman, in druk). Alle drie de publicaties zijn gebaseerd op analyses van het internationale PIAAConderzoek. Nederlandse mbo ers worden langs de internationale meetlat gelegd en er is gekeken naar verschillen tussen onderwijssectoren, geslacht, etniciteit, beroepssectoren en indien mogelijk naar ontwikkelingen in de tijd. De rapporten over rekenvaardigheid en taalvaardigheid tonen aan dat Nederlandse mbo ers internationaal goed presteren op deze vaardigheden. Nederland behoort tot de hoogst presterende landen. In Nederland zijn de verschillen tussen mbo en algemeen vormend onderwijs (havo/vwo) wel groter dan in de meeste andere landen. Ook blijkt dat er binnen het mbo grote verschillen zijn in niveaus van taal- en rekenvaardigheid. We zien aan de ene kant een relatief hoog percentage mbo ers die beschouwd kunnen worden als excellente rekenaars en heel goede lezers; aan de andere kant zien we een groep die op rekenvaardigheid en taalvaardigheid juist heel laag scoort. 16 ecbo

HOOFDSTUK 02

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen In dit hoofdstuk gaan we nader in op niveaus van digitaal problemen oplossen, onder (jong)- volwassenen in Nederland in het algemeen en met een mbo-opleiding in het bijzonder. We vergelijken het niveau van digitaal problemen oplossen in Nederland met andere landen, en brengen binnen Nederland verschillen tussen groepen, zoals tussen mannen en vrouwen en tussen mensen met een bol-opleiding (beroepsopleidende leerweg) en een bbl-opleiding (beroepsbegeleidende leerweg) in kaart. Ook ict-gebruik en leerstrategieën van mbo ers komen aan bod. Tot slot gaan we in op de samenhang tussen rekenvaardigheid, taalvaardigheid en digitaal problemen oplossen. 2.1 Hoe doen Nederlandse (jong)volwassenen het vergeleken met andere landen? In deze paragraaf vergelijken we de niveaus van digitaal problemen oplossen in verschillende landen. In sommige landen kwam het vaker voor dan in andere landen dat bij respondenten digitaal problemen oplossen niet gemeten kon worden, bijvoorbeeld omdat zij niet over voldoende ict-vaardigheden beschikken. Bij de afgevallen deelnemers kunnen veel respondenten zitten die minder goed zijn in problemen oplossen. Bij deze landen kan daardoor een iets te positief beeld ontstaan over het gemiddelde vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking. In Nederland is het percentage deelname onder alle (jong)volwassenen relatief hoog (93,5%, zie figuur 2.1). ecbo 19

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Figuur 2.1 Gemiddelde percentage dat heeft deelgenomen aan de test digitaal problemen oplossen, 16-34-jarigen Finland 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Duitsland Nederland Zweden Zuid-Korea Canada Tsjechië Verenigd Koninkrijk Estland Denemarken Noorwegen Vlaanderen Oostenrijk Verenigde Staten Rusland Ierland Slowakije Japan Polen Geen computerervaring Onvoldoende operationele ict-ervaring Weinig computer ervaring en computerangst Meegedaan aan DPO-test Digitaal problemen oplossen vraagt om meer dan knoppenkennis. Men moet ook in staat zijn de juiste informatie op te zoeken en kunnen omgaan met verschillende softwareprogramma s, zoals tekstverwerkingsprogramma s. De aanspraak van de maatschappij op digitale vaardigheden neemt toe. In Nederland komen kinderen meestal op school al in aanraking met computers. Het is dan ook geen verrassing dat er in Nederland nagenoeg geen (jong)volwassenen zijn die aangeven dat ze nooit met computers in aanraking zijn geweest (0,3%, zie figuur 2.1). Nederland hoort daarbij tot de landen waar het grootste percentage (jong)volwassen over ten minste enige computervaardigheid beschikt (6,5% van de Nederlandse (jong)volwassenen heeft om verschillende redenen niet meegedaan met de test voor problemen oplossen). 20 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Opvallend is dat een land als Japan juist een relatief groot uitvalpercentage kent (24,6%), vooral door een relatief grote groep die onervaren is of computerangst heeft. Dat betekent dus dat bijna 1 op de 4 jongeren in Japan niet mee heeft gedaan met de test. In de eerste analyse van digitaal problemen oplossen kijken we naar Nederlandse (jong)- volwassenen in internationaal vergelijkend perspectief. Figuur 2.2 laat zien hoe zij presteren ten opzichte van (jong)volwassenen in andere landen. Nederland scoort significant 4 hoger dan het OECD-gemiddelde. In de ranglijst staat Nederland op de vierde plaats. Deze vierde plaats deelt Nederland met zes andere landen omdat het verschil te klein is om statistisch onderscheid te kunnen maken tussen Nederland en deze landen. Finland en Japan vormen samen de top. Daarbij maken we de kanttekening dat er in Japan een relatief groot aantal respondenten is, die niet hebben meegedaan aan de test voor digitaal problemen oplossen. 4 Indien wordt gesproken over significantie is getoetst met p < 0.05. ecbo 21

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Figuur 2.2 Vergelijking tussen landen van digitaal problemen oplossen, gemiddelde scores, 16-34-jarigen Finland 265 270 275 280 285 290 295 300 305 310 Japan Zweden Nederland Noorwegen Vlaanderen Zuid-Korea Denemarken Tsjechië Duitsland Oostenrijk Australië OECDgemiddelde Canada Estland Engeland Slowakije Ierland Verenigde Staten Polen Rusland Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland Vervolgens hebben we gekeken naar de laagst en de hoogst presenterende respondenten. Bij de laagst presenterende respondenten gaat het om mensen die onder niveau 1 presteren ( laag niveau van digitaal problemen oplossen ). Daarnaast geven we de bovenkant van de schaalverdeling weer: het percentage respondenten met niveau 3 ( hoog niveau van problemen oplossen ). Figuur 2.3 en figuur 2.4 geven de resultaten van deze vergelijking weer. 22 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Figuur 2.3 Percentage dat lager dan niveau 1 scoort per land, 16-34-jarigen Rusland 0 5 10 15 20 25 Polen Verenigde Staten Ierland Canada Slowakije Verenigd Koninkrijk Estland Duitsland Tsjechië OECDgemiddelde Australië Vlaanderen Denemarken Oostenrijk Noorwegen Nederland Zweden Japan Zuid-Korea Finland Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland Uit figuur 2.3 blijkt dat van de Nederlandse (jong)volwassenen ongeveer 7% onder niveau 1 scoort. Deze mensen hebben minder dan een basaal niveau van digitaal problemen oplossen. Dit zijn uiteraard alleen respondenten die wel met de test digitaal problemen oplossen hebben meegedaan. Nederland hoort bij de vijf landen met het laagste percentage 16-34-jarigen die onder niveau 1 scoren. Wat betreft het aantal (jong)volwassenen met een hoog niveau van digitaal problemen oplossen scoort Nederland significant hoger dan het OECD-gemiddelde. Er zijn echter geen grote ecbo 23

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen verschillen met een groot deel van de andere landen in deze vergelijking. Alleen Japan scoort significant hoger. Figuur 2.4 Gemiddeld percentage dat op niveau 3 scoort per land, 16-34-jarigen 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Japan Finland Zweden Nederland Tsjechië Duitsland Vlaanderen Denemarken Canada Noorwegen Australië OECDgemiddelde Polen Australië Estland Verenigd Koninkrijk Rusland Zuid-Korea Verenigde Staten Ierland Slowakije Geen significante verschillen Scoort significant hoger dan Nederland Scoort significant lager dan Nederland Naast het gemiddelde niveau per land is het ook interessant om te kijken hoe de vaardigheid is verdeeld in de verschillende landen. Hoe hoog presteren de excellente probleemoplossers en hoe laag de zwakkere probleemoplossers vergeleken met andere landen? Om de spreiding 24 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? de verdeling van de vaardigheid van digitaal problemen oplossen te onderzoeken, is gekeken naar Nederland en de drie landen die net als Nederland zowel aan de onderkant (percentage (jong)volwassenen met een laag niveau van digitaal problemen oplossen) als aan de bovenkant (percentage (jong)volwassenen met een hoog niveau van digitaal problemen oplossen) goed presteren op digitale vaardigheden: Japan, Finland en Zweden (figuur 2.5). Ter vergelijking is ook het internationale gemiddelde opgenomen. Als we kijken naar de bovenkant en de onderkant van de verdeling (het 1 e, 5 e, 95 e en 99 e percentiel), dan valt op dat Finland beter scoort dan de andere landen aan de onderkant van de verdeling. De laagst scorende 1% van de bevolking in Finland scoort 15,4 punten beter dan Nederland. Bij de hoogst presenterende 1% valt Japan in positieve zin op (4,8 punten hoger). De verschillen tussen deze vier landen (Nederland, Japan, Finland en Zweden) zijn niet uitgesproken groot. In het bijzonder voor de grootste groep van gemiddeld scorende deelnemers zijn internationaal geen uitgesproken verschillen te zien met de andere landen in de vergelijking. De voornaamste verschillen tussen de landen zijn zichtbaar bij de uitgesproken laag of hoog presenterende deelnemers. In het algemeen kan Nederland, ook in vergelijking met de hoogst presterende landen goed meekomen. Figuur 2.5 Spreiding van digitale vaardigheden, percentielscores van Nederland vergeleken met Finland, Japan en Zweden 450 1 e 5 e 10 e 25 e 50 e 75 e 90 e 95 e 99 e 400 350 300 250 200 150 Finland Japan Nederland Zweden OECD-gemiddelde ecbo 25

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Samenvattend kunnen we zeggen dat Nederlandse (jong)volwassenen vergeleken met andere landen goed presteren als het gaat om digitaal problemen oplossen. Nederlandse (jong) volwassenen staan op de vierde plaats van de 21 landen waar digitaal problemen oplossen gemeten is. 2.2 Digitaal problemen oplossen in het mbo vergeleken met andere onderwijssectoren Hoe staat het met de verdeling van de vaardigheden over verschillende groepen Nederlandse (jong)volwassenen? Zien we een groot verschil tussen (jong)volwassenen uit verschillende onderwijssectoren? Figuur 2.6 toont het gemiddelde in digitale vaardigheid per onderwijssector onder (jong)- volwassenen van 16 tot en met 34 jaar. Het gaat om voltooide opleidingen. Figuur 2.6 Gemiddelde niveau van digitaal problemen oplossen per onderwijssector, 16-34-jarigen 340 320 300 280 260 240 Vmbo/mbo 1 Mbo 2, 3, 4 Havo Vwo Hbo Wo In figuur 2.6 zien we een toename van het niveau van digitaal problemen oplossen vanaf vmbo naar vwo. Het verschil in gemiddelde niveau tussen mbo en havo is goed te zien. Opvallend zijn de lagere gemiddelde niveaus bij respondenten met een hbo- en wo-achtergrond in vergelijking met respondenten met een vwo-achtergrond. We kunnen ook kijken naar de aansluiting binnen de verschillende onderwijssectoren in Nederland. In tabel 2.1 worden de gemiddelde scores tussen onderwijssectoren met elkaar vergeleken. De verschillen tussen mbo en havo zijn groot maar ook verschillen tussen havo en vwo zijn significant. Wat betreft het verschil tussen havo en mbo moet worden opgemerkt dat alleen mbo 4 voor het hbo kwalificeert. Mogelijk is het verschil met leerlingen van mbo 4 kleiner. In de PIAAC-database kunnen deze groepen helaas niet afzonderlijk worden bekeken. Verder valt op dat er in de hoogste opleidingsniveaus niet of nauwelijks sprake is van een toename van het niveau van digitaal problemen oplossen. (Jong)volwassenen die het hbo of wo hebben afgerond kunnen in ongeveer dezelfde mate digitaal problemen oplossen. 26 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Overigens loopt de gemiddelde leeftijd per sector in de steekproef op (van 20,0 jaar op het vmbo/mbo 1; 26,3 op het mbo, tot 28,0 op het wo). Het ligt voor de hand dat binnen de groep van (jong)volwassenen de oudere respondenten sowieso beter zijn in digitaal problemen oplossen, vanwege hun leeftijdsvoorsprong. Een deel van deze verschillen blijkt inderdaad te verklaren uit verschillen in gemiddelde leeftijd in de sectoren. 5 Tabel 2.1 Gemiddelde score digitaal problemen oplossen per onderwijssector Vmbo Mbo 2, 3, 4 Verschil 281,9 289,3 7,4* Mbo 2, 3, 4 Havo Verschil 289,3 310,6 21,3* Havo Vwo Verschil 310,6 329,0 18,4* Havo Hbo Verschil 310,6 316,9 6,3 Vwo Wo Verschil 329,0 326,0-3,0 *= significant (p<0,5) In figuur 2.7 is de verdeling van het niveau van digitaal problemen oplossen over de verschillende onderwijssectoren weergegeven in percentages. Als nullijn hebben we de ondergrens van niveau 1 genomen (dus het niveau waarbij respondenten alleen over basale computervaardigheden beschikken en maar weinig probleemoplossend vermogen). Zoals uit de figuur blijkt scoren vwo ers het hoogst, met het hoogste percentage digitaal problemen oplossen op niveau 3 (23,9%). Daarnaast is te zien dat de grootste groep mbo ers een laag niveau digitaal problemen oplossen heeft (45,5%). Er zijn dus onder mbo ers wat meer respondenten met zeer laag niveau van digitaal problemen oplossen (15,0%) dan onder havisten of vwo ers. Toch heeft ook een substantiële groep mbo ers een gemiddeld niveau van digitaal problemen oplossen (35,7%) en heeft zelfs een groep het hoogste niveau van digitaal problemen oplossen (3,8%). 5 In een regressiemodel waarin onderwijssector en leeftijd zijn opgenomen, hebben beide een significante bijdrage aan het niveau van digitaal problemen oplossen. Dat wil zeggen dat zowel onderwijssector als leeftijd het niveau van digitaal problemen oplossen deels kan voorspellen. ecbo 27

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Figuur 2.7 Percentage 16-34-jarigen dat op verschillende niveaus van digitaal problemen oplossen scoort per onderwijssector (mbo 2, 3, 4 samengenomen) 100% 80% 60% 40% 20% 0% -20% -40% Vmbo/mbo 1 Mbo 2, 3, 4 Havo Vwo Hbo Wo Niveau <1 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Vervolgens kijken we naar de verschillende leerwegen binnen het mbo. Uit figuur 2.8 blijkt een significant verschil tussen deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en deelnemers aan de beroepsopleidende leerweg (bol) (15 punten). De meeste bbl ers volgen een opleiding op mbo 2- of 3-niveau. Het aantal bbl ers dat een mbo 4-opleiding heeft gevolgd is veel lager. Dit kan een verklaring zijn voor de verschillen in niveau van digitaal problemen oplossen tussen bol en bbl (zie ook Eimers, Keppels & Jager, 2010). Figuur 2.8 Vergelijking digitaal problemen oplossen mbo-bbl en mbo-bol (16-34-jarigen) 295 290 285 280 275 270 265 Mbo-bbl Mbo-bol Tot slot kijken we naar het niveau van digitaal problemen oplossen in de vier beroepssectoren Techniek, Landbouw, Zorg & welzijn en Economie. Zowel in de sector Landbouw als in de sector Zorg & welzijn zijn er wat meer respondenten die een laag niveau van digitaal problemen 28 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? oplossen hebben (niveau 1), terwijl bij de sectoren Economie en Techniek meer respondenten op een gemiddeld (niveau 2) niveau scoren. Figuur 2.9 Niveau van digitaal problemen oplossen in verschillende beroepssectoren, 16-34-jarigen 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Economie Zorg & welzijn Techniek Landbouw Niveau <1 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 2.3 Verschillen in achtergrond Geslacht en etniciteit De gemiddelde scores voor digitaal problemen oplossen voor mannen en vrouwen laten zien dat mannen over alle onderwijssectoren heen significant beter presteren dan vrouwen. Onder alle (jong)volwassenen scoren vrouwen gemiddeld 283,2 punten. Dat is 6,4 punten lager dan mannen. Figuur 2.10 Gemiddelde score digitaal problemen oplossen voor mannen en vrouwen naar onderwijssector, 16-34-jarigen 250 260 270 280 290 300 310 320 330 340 Vmbo/mbo 1 Mbo 2, 3, 4 Havo/vwo Hbo Wo Vrouw Man Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen is te vinden op het hbo, waar vrouwen 16 punten lager presteren dan mannen. Voor het mbo is het verschil 5,6 punten. ecbo 29

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Ook tussen autochtone en allochtone respondenten zijn er verschillen. Autochtone deelnemers hebben in alle onderwijssectoren een significant hoger niveau van digitaal problemen oplossen (gemiddeld over sectoren: 288,1) dan allochtonen (gemiddeld 18,3 lager). Het verschil is het meest uitgesproken op het hbo, waar het verschil 37 punten bedraagt. Voor het mbo is het verschil 22 punten. Figuur 2.11 Gemiddelde scores digitaal problemen oplossen naar etniciteit (16-34-jarigen) 0 50 100 150 200 250 300 350 Vmbo/mbo 1 Mbo 2, 3, 4 Havo/vwo Hbo Wo Allochtoon Autochtoon Computergebruik Uit onderzoek (Van Deursen & Van Dijk, 2008) blijkt dat hoogopgeleiden computers op een andere manier gebruiken dan laagopgeleiden. Voor lager opgeleiden is computer- en internetgebruik meer consumptief dan functioneel. Het is met name gericht op vermaak: chatten en downloaden, en minder op het vinden van informatie, communicatie of gebruik maken van diensten. Er zijn dus verschillen in gebruikersprofielen. Wat is het gebruikersprofiel van de mbo-opgeleiden? Alle deelnemers in de hier onderzochte groep van (v)mbo ers geven aan ooit wel eens een computer gebruikt te hebben. Hoe ervaren zijn mbo ers in verschillende vormen van computergebruik? In figuur 2.12 is computer- en internetgebruik weergegeven voor mbo 2, 3 en 4. Welke activiteiten worden op internet ontplooid en hoe frequent? In de figuur is voor verschillende activiteiten weergegeven welk percentage mbo ers de activiteit nooit, regelmatig (meer of minder dan 1 keer per week) of juist elke dag gebruikt. Voor mbo ers hoort de computer bij het dagelijks leven; dat blijkt vooral uit dat maar heel weinig respondenten zeggen nooit te e-mailen (minder dan 1%). Ook internetbankieren en het online zoeken van informatie is omarmd; slechts rond de 4% van de mbo-respondenten zegt nooit gebruik te maken van internetbankieren. Daarnaast gebruiken ze regelmatig een tekstverwerkingsprogramma. Programmeren doen deze (jong)volwassenen zelden; ook maken zij niet al te vaak gebruik van spreadsheets en 30 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? online chatten. 6 Er is desalniettemin wel degelijk functioneel gebruik van ict onder mbo ers (e-mail, internetbankieren). Figuur 2.12 Frequentie van gebruik van ict-vaardigheden in het dagelijkse leven, 16-34-jarigen Programmeren 100% E-mailen 80% 60% 40% 20% 0% Spreadsheet gebruiken Internetbankieren Chatten Online informatie zoeken Tekstverwerken Nooit Minder dan 1x per week Ten minste 1x per week Iedere dag Welke vaardigheden gebruiken de respondenten op het werk? Deze vraag heeft 61,3% van de respondenten beantwoord (ongeveer een derde van de respondenten zat nog op school ten tijde van de meting). In figuur 2.13 worden de percentages weergegeven van de mate van ictgebruik op het werk op verschillende domeinen. Hier zien we een iets ander beeld dan bij thuisgebruik. Zowel tekstverwerken als online informatie zoeken worden regelmatig gedaan door de meeste respondenten. De helft van deze groep maakt ook veel gebruik van e-mail op het werk. Er is ook een grote groep die geen of weinig gebruik maakt van de computer op het werk. 6 De vraag was In hoe verre zult u in het dagelijks leven gewoonlijk deelnemen aan directe discussies op het internet, bijvoorbeeld online conferenties of chatsessies. Vermoedelijk maken de respondenten meer gebruik van sociale media per telefoon zoals sms en Whatsapp. ecbo 31

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Figuur 2.13 Frequentie van gebruik van ict-vaardigheden op het werk, 16-34-jarigen Programmeren 100% E-mailen 80% 60% 40% 20% 0% Spreadsheet gebruiken Internetbankieren Chatten Online informatie zoeken Tekstverwerken Nooit Minder dan 1x per week Ten minste 1x per week Iedere dag Al met al zien we dat mbo ers zowel thuis als op het werk heel regelmatig de computer gebruiken. Bijna alle mbo ers maken gebruik van e-mail, zoeken dingen online op of gebruiken internetbankieren. Op het werk is er onder de mbo ers ook een groep die geen computer gebruikt in zijn dagelijkse werkzaamheden. Leerstrategieën In het PIAAC-onderzoek zijn vragen over leerstrategieën opgenomen, omdat deze belangrijk zijn om je hele leven goed te blijven leren (OECD, 2013). De vragen geven een indicatie van leergierigheid (Buisman e.a., 2013). Wellicht hebben de respondenten met hoge en lage niveaus van digitaal problemen oplossen andere attitudes ten opzichte van dagelijkse uitdagingen en leermogelijkheden. Verschillen de leerstrategieën van mbo ers met een gemiddeld tot hoog niveau van digitaal problemen oplossen van die van mbo ers met een laag niveau van digitaal problemen oplossen? We maken een onderscheid tussen respondenten met een vaardigheidsniveau van 1 of kleiner (54,6%) en van 2 of groter (45,4%). De vragen in het onderzoek gaan over de manier waarop men omgaat met problemen en taken. Daarvoor zijn vijf vaardigheden/houdingen voorgelegd aan de respondenten. Gevraagd is naar de mate waarin men graag dingen uitzoekt en nieuwe informatie integreert met bestaande kennis. De figuren 2.14 tot en met 2.18 laten zien in welke mate verschillende leerstrategieën worden gebruikt door de respondenten. Het blijkt dat mbo ers die hoger scoren op digitaal problemen oplossen in hogere mate leerstrategieën en -houdingen gebruiken in het dagelijkse leven. Onder de mbo ers met een laag niveau van digitale vaardigheden geeft al gauw ruim 10% aan nooit 32 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? gebruik te maken van de gevraagde strategie. De enige uitzondering hierop is de vraag of men wel eens nieuwe informatie opzoekt als iets niet wordt begrepen. Dat doen vrijwel alle mbo ers. Figuur 2.14 Ik zoek graag moeilijke dingen tot de bodem uit. 0 10 20 30 40 50 60 In zeer hoge mate In hoge mate In enige mate Een heel klein beetje Helemaal niet Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen Figuur 2.15 Wanneer ik iets nieuws tegenkom, probeer ik het in verband te brengen met wat ik al weet. 0 10 20 30 40 50 60 In zeer hoge mate In hoge mate In enige mate Een heel klein beetje Helemaal niet Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen Figuur 2.16 Als ik iets niet begrijp, zoek ik naar extra informatie om het duidelijker te maken. 0 10 20 30 40 50 60 In zeer hoge mate In hoge mate In enige mate Een heel klein beetje Helemaal niet Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen ecbo 33

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen Figuur 2.17 Ik zoek graag uit hoe verschillende ideeën bij elkaar passen. In zeer hoge mate In hoge mate 0 10 20 30 40 50 60 In enige mate Een heel klein beetje Helemaal niet Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen Figuur 2.18 Wanneer ik hoor of lees over nieuwe ideeën, probeer ik ze in verband te brengen met levensechte situaties waarop ze van toepassing kunnen zijn. In zeer hoge mate In hoge mate 0 10 20 30 40 50 60 In enige mate Een heel klein beetje Helemaal niet Hoog niveau digitaal problemen oplossen Laag niveau digitaal problemen oplossen Het blijkt dat respondenten die hoger scoren op digitaal problemen oplossen ook meer leerstrategieën gebruiken. Zij zullen vaker in dagelijkse situaties leren (informeel leren) en hun vaardigheden daarmee trainen. De resultaten laten ook zien dat een deel van de mbo ers nauwelijks leerstrategieën gebruikt. Aangezien er bewijs is dat leerstrategieën beïnvloed kunnen worden door onderwijs lijkt meer aandacht voor leerstrategieën in het curriculum wenselijk. Als het gebruik van deze strategieën zou toenemen, zou dit uiteindelijk het niveau van probleemoplossend vermogen en andere vaardigheden kunnen vergroten. 2.4 Samenhang digitaal problemen oplossen, rekenvaardigheid en taalvaardigheid In het PIAAC-onderzoek zijn taalvaardigheid en rekenvaardigheid gemeten naast digitaal problemen oplossen. Wat is de relatie is tussen deze drie vaardigheden? Het figuur van 21 ste - eeuwse vaardigheden van Kennisnet, dat we in hoofdstuk 1 hebben opgenomen, veronderstelt 34 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? dat taal en rekenen kernvaardigheden zijn die aan de basis liggen van hogere orde vaardigheden, zoals digitaal problemen oplossen. Dat impliceert dat als het niveau van taal en/of rekenen omhoog gaat, ook het niveau van digitaal probleem oplossen stijgt. Het impliceert ook dat een stijging van het niveau van digitaal problemen oplossen niet noodzakelijkerwijs leidt tot een stijging van het niveau van taal en rekenen. Uit onderstaande analyses blijkt echter dat alle drie de vaardigheden min of meer op gelijke voet staan: iedere vaardigheid is deels uit de andere twee te voorspellen. Respondenten die goed zijn in digitaal problemen oplossen, zijn ook goed in taalvaardigheid en rekenvaardigheid. Figuur 2.19 laat zien dat mbo ers met een lager niveau van digitaal problemen oplossen, ook lager scoren op taal- en rekenvaardigheid en omgekeerd: hoe hoger het niveau van digitaal probleem oplossen, hoe hoger de score op taal- en rekenvaardigheid. 7 Figuur 2.19 Het niveau van taalvaardigheid en rekenvaardigheid van respondenten met een lager en hoger niveau van digitaal problemen oplossen, 16-34-jarigen 350 300 250 200 Taalvaardigheid Rekenvaardigheid Laag niveau digitaal problemen oplossen Hoog niveau digitaal problemen oplossen Er is een sterke samenhang tussen de vaardigheden. Zowel de correlatie tussen taalvaardigheid en digitaal problemen oplossen als tussen rekenvaardigheid en digitaal problemen oplossen, is sterk te noemen. 8 Dit wil zeggen dat ook uit deze correlaties blijkt dat mbo ers die hoog op digitaal problemen oplossen scoren ook goed zijn in taal- en rekentaken (zie bijlage 3 voor grafieken waarin de vaardigheden zijn uitgezet ten opzichte van elkaar in een puntenwolk). Overigens is ook tussen taalvaardigheid en rekenvaardigheid de correlatie hoog. 9 Dit beeld onder (jong)volwassenen in het beroepsonderwijs komt overigens redelijk overeen met wat we zien onder de hele beroepsbevolking (Buisman e.a., 2013). Daar vinden we in Nederland 7 Beide verschillen zijn statistisch significant. 8 Respectievelijk, r = 0,76 en r = 0,71. 9 r = 0,82. ecbo 35

Hoofdstuk 02 Feiten en cijfers over digitaal problemen oplossen ook een sterke samenhang tussen de vaardigheden. Dus we zien hiermee dat reken- en taalvaardigheden en digitaal problemen oplossen onderling samenhangen. Het is echter nog onduidelijk welk aandeel ieder van de vaardigheden heeft in het voorspellen van het niveau van digitaal problemen oplossen. Wat is de invloed van taal en rekenen op digitaal problemen oplossen? Kunnen we het niveau van digitaal problemen oplossen voorspellen op basis van de andere twee gemeten vaardigheden? Met behulp van regressiemodellen is de relatie tussen de drie vaardigheden verder onderzocht. We bekijken eerst de bijdrage van taal en rekenen op digitaal problemen oplossen. Deze bijdrage blijkt significant: beide variabelen hebben dus uniek voorspellend vermogen in het model dat in totaal 60% van de variantie verklaart. 10 Met andere woorden, verschillen tussen respondenten in zowel taal als rekenen kunnen ieder een substantieel deel van de verschillen tussen respondenten in digitaal problemen oplossen verklaren. Het is dus inderdaad zo dat betere rekenvaardigheden en taalvaardigheden apart bijdragen aan een beter vermogen problemen op te lossen in een digitale omgeving. Het idee dat digitaal problemen oplossen een hogere orde -vaardigheid is, en taal en rekenen basisvaardigheden, zou ondersteund worden als blijkt dat het niveau van digitaal problemen oplossen niets voorspelt over het niveau van taal dan wel rekenen. Theoretisch zouden we dus kunnen verwachten dat de mate van vaardigheid om digitaal problemen op te lossen geen duidelijke bijdrage levert aan taal of rekenen. Als we kijken naar het effect van digitaal problemen oplossen op de taal en rekenvaardigheid, blijkt echter wel een significante eigen bijdrage. Dus als we digitaal problemen oplossen en taalvaardigheid gebruiken om rekenvaardigheid te verklaren blijkt dat digitaal problemen oplossen, net als taalvaardigheid een significante bijdrage heeft op rekenvaardigheid. 11 Als we digitaal problemen oplossen naast rekenen gebruiken om taalvaardigheid te verklaren, dan zien we ook hier onafhankelijke bijdragen aan taalvaardigheid. 12 Deze drie analyses tezamen geven aan dat de drie vaardigheden op gelijke voet staan, ieder heeft een unieke bijdrage aan de andere en is niet weg te nemen door een van de andere vaardigheden. Bijlage 4 illustreert het patroon tussen de vaardigheden ook met behulp van andere analyses. Samengevat komt uit de analyses naar voren dat de drie vaardigheden sterk aan elkaar zijn gerelateerd. Deelnemers die laag scoren op de ene vaardigheid presteren ook minder goed op de andere vaardigheden. We zijn nagegaan in hoeverre taal- en rekenvaardigheden bijdragen aan digitaal problemen oplossen. Dit blijkt het geval voor zowel taal- als rekenvaardigheden, waarbij de rol van taalvaardigheid iets groter is dan die van rekenvaardigheid. 10 R 2 = 0,60. 11 R 2 = 0,68. 12 R 2 = 0,72. 36 ecbo

Digitaal problemen oplossen in de 21 ste eeuw Hoe goed zijn mbo ers toegerust? Ten slotte is er ook een redelijk grote overlap tussen taal en rekenen, ze meten voor een deel dezelfde onderliggende vaardigheid. Dit kan te maken hebben met het feit dat een goed taalbegrip van belang is voor het lezen en begrijpen van rekenopdrachten. Het gevonden patroon is in overeenstemming met het idee dat verbetering van taalvaardigheid en rekenvaardigheid bij zouden kunnen bijdragen aan digitaal problemen oplossen. Andersom zou het zelfs zo kunnen zijn dat het stimuleren van digitaal problemen oplossen helpt bij taalen rekenvaardigheid. Het gegeven dat dat vaardigheden samenhangen en uit elkaar te voorspellen geeft hierover overigens geen zekerheid (die kan niet gegeven worden met de huidige dataset). Vervolgonderzoek naar de toename van vaardigheid kan inzicht geven in oorzakelijke verbanden. Het zou waardevol zijn om (in bijvoorbeeld een interventiestudie) na te gaan of het verbeteren van digitale vaardigheden inderdaad gebruikt kan worden om taal of rekenen te verbeteren. ecbo 37