2006/4A. De Statistiek naar Inkomens en Levensomstandigheden Belgische Resultaten van de SILC-enquête 2004. 1. Belgische resultaten uit SILC 2004



Vergelijkbare documenten
ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 17 oktober Armoede in België

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 23 maart Armoede becijferd

Armoede en gebrek aan wooncomfort gaan samen Hoogste armoederisico blijft bij werklozen en alleenstaande ouders

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

ARMOEDE GEPEILD Een analyse van de EU-SILC cijfers naar aanleiding van 17 oktober Werelddag van verzet tegen armoede

Wie is er arm in België?

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

armoedebarometer De interfederale Sociale Zekerheid Federale Overheidsdienst DE STAATSSECRETARIS VOOR MAATSCHAPPELIJKE

PERSBERICHT Brussel, 25 februari 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 oktober 2015

BIJLAGE: LIJST VAN DE INDICATOREN VAN LAKEN

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Lunchgesprek: Armoede in Gent

Lunchgesprek: Armoede in Gent

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT BRUSSEL

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

Bijlage 1 :Tabellen Armoedebarometers

De honden en katten van de Belgen

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Bijlage I. Sociaal-economische achtergrondcijfers en Nationale en Europese indicatoren voor sociale insluiting

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

67,3% van de jarigen aan het werk

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

De honden en katten van de Belgen

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

ARMOEDEBAROMETER 2015

KINDERARMOEDE IN VLAANDEREN

Geestelijke gezondheid van de Brusselaars: cijfers in context

Het Inkomen van Chronisch zieke mensen

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

Artikelen. Armoede en inkomensongelijkheid in de Europese Unie. Bart Huynen

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Welzijnsbarometer 2015

Indicatoren van sociale bescherming in België vergeleken met de Europese Unie.

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

DETERMINANTEN VAN LAGE WERKINTENSITEIT IN HUISHOUDENS MET ARBEIDSONGESCHIKTE GEZINSLEDEN Empirische analyses voor de EU-15

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

GROEIENDE ONGELIJKHEDEN? EN ZO JA, WAAROM PRECIES? Bea Cantillon

Sociale houdbaarheid wettelijke pensioenen

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Wat is armoede? Maatschappelijke participatie. Armoede in de Kempen

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

FOCUS "Senioren en het OCMW"

Aanvullende enquête bij dak- en thuislozen en bij mensen zonder

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

Armoede in België (focus arbeidsmarkt)

Eerste analyse van sociaaleconomische. België op basis van EU-SILC 2015 WORKING PAPER

Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing

HET THEMATISCH RAPPORT LE RAPPORT THÉMATIQUE

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Ongelijkheid en armoede: een Europees en Nederlands perspectief

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Vlaamse Armoedemonitor V or 201 Vlaam Vlaamse Armoedemonitor oedemonitor Vlaamse Armoedemonitor 2012

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Bijlage III Het risico op financiële armoede

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De sociale minima: actie nodig

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

PERSBERICHT Brussel, 24 februari 2012

Welzijnsbarometer Samenvatting

Kinderarmoede in Vlaanderen. Jo Noppe Studiedienst van de Vlaamse Regering Hoorzitting Senaat, 29 mei 2015

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Het socio-vitaal minimum. Update 2006

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Evolutie van de sociale situatie in België: stabiliteit en divergentie

BIJLAGEN Armoedemonitor 2007

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

Om tot een realistisch beeld te komen van de gezinsinkomsten

4 Verdeling van gezinnen volgens bezit van vervoermiddelen

Kinderarmoede als prioriteit in het Belgisch Strategisch plan sociale bescherming en insluiting, welke zijn de uitdagingen voor het beleid?

Informatie 17 december 2015

Analyse van de effectiviteit van de inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

Transcriptie:

2006/4A De Statistiek naar Inkomens en Levensomstandigheden Belgische Resultaten van de SILC-enquête 2004 Door: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 1. Belgische resultaten van de SILC-enquête 2004... 1 2. Monetaire indicatoren... 2 2.1. Algemeen... 2 2.2. Armoedebuffers... 2 2.3. inkomensongelijkheden... 3 3. Niet-monetaire indicatoren... 3 4. Achtergrond van de EU-SILC enquête... 5 5. Enkele kenmerken van de SILC 2004 enquête in België... 6 1. Belgische resultaten uit SILC 2004 EU-SILC (European Union - Statistics on Income and Living Conditions) is een nieuwe enquête naar inkomens en levensomstandigheden en een belangrijk instrument om zowel op Belgisch als op Europees niveau armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. EU-SILC wordt voor België georganiseerd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (voormalig N.I.S.) - FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Jaarlijks worden ongeveer 5000 gezinnen (11000 personen) bevraagd en opgevolgd tot een maximum van vier opeenvolgende jaren. Sociale uitsluiting wordt in SILC gezien als het resultaat van verschillende factoren waaronder inkomen, tewerkstelling, gezondheid en onderwijs. Op basis van deze factoren worden zowel monetaire en niet-monetaire indicatoren berekend. Hieronder worden de resultaten voor de EU-SILC 2004-enquête voorgesteld. De enquête 2004 is de eerste waaruit men gedetailleerde resultaten kan berekenen. Het is ook de eerste enquête in een reeks van 4 voor de periode 2004-2007. Enkele belangrijke resultaten van de EU-SILC 2004 enquête kunnen als volgt worden samengevat: 14,8% van de Belgische bevolking behoort tot de groep die een verhoogd armoederisico loopt. Deze personen leven in een gezin waar er per hoofd niet meer dan 9 324 euro per jaar of 777 euro per maand beschikbaar is. Er zijn statistisch significante regionale verschillen. Vlaanderen (zonder Brussel) telt 11,3% met een verhoogd risico tot armoede, Wallonië (zonder Brussel) 17,7%. De cijfers voor het Brussels gewest zijn niet significant. Vrouwen (15,8%), 65-plussers (20,6%), alleenstaanden (20,7%) en alleenstaande ouders (35,9%) in het bijzonder hebben een opvallend hoger risico om in armoede te verzeilen (zie ook fi guur 1 als bijlage). Werk is een belangrijke buffer tegen armoede (zie figuur 1 in Bijlage). Ook de intensiteit waarmee gewerkt wordt op gezinsniveau is een belangrijke indicator van het armoederisico (zie figuur 2 als bijlage). Zo zien we bijvoorbeeld dat in gezinnen met kinderen waarin er niet gewerkt wordt het armoederisico 70% bedraagt. Sociale transfers (uitkeringen enzovoort) hebben een belangrijke corrigerende rol bij het bestrijden van armoede. Zonder uitkeringen (exclusief pensioenen) zou 27,5% van de bevolking in armoede leven. Zonder uitkeringen inclusief de pensioenen zou dit zelfs 42% zijn. 10 e jaar Maandelijkse publicatie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie http://mineco.fgov.be Ondernemingsnummer: 0314.595.348 Een proefnummer kan schriftelijk aangevraagd worden bij : Trefpunt economie City Atrium, Blok C, 7 e verdieping Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel fax : (02) 277 55 07 Overname van gegevens voor verwerking in andere artikels is toegestaan, mits duidelijke en volledige bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever : Lambert Verjus Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel. ISSN 1370-7213 0408-06

De inkomensongelijkheid werd ook bestudeerd. Het totale inkomen dat verworven wordt door de 20% rijksten is 4 maal groter dan het totale inkomen verworven door de 20% armste inwoners van ons land. De Gini-coëffi ciënt bedraagt voor België 26,4. Ter vergelijking: een Gini-coëfficiënt van 0 impliceert volledige inkomensgelijkheid, een Gini van 100 volledige inkomensongelijkheid. Los van het puur monetaire beschikken acht op de tien huishoudens over alle basiscomfort in hun woning. Bijna 70% beschikt effectief over ten minste drie van de vier volgende items: auto, kleurentelevisie, telefoon en/of computer. Ondanks het gegeven dat de grote meerderheid van de gezinnen in de enquête in een comfortabele woning leeft en over een aanzienlijk aantal gebruiksgoederen beschikt, ervaart niettemin bijna één op de vijf gezinnen moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen. Hieronder bespreken we de resultaten meer in detail. Daarnaast vindt u als bijlage enkele fi guren en tabellen, alsook de achtergrond van de EU-SILC enquête en enkele kenmerken van de SILC 2004 enquête in België. 2. Monetaire indicatoren 2.1. Algemeen Veruit de belangrijkste indicator, of toch op zijn minst een indicator waarop nogal wat andere gebaseerd zijn, is het armoederisico. Het armoederisico wordt gedefi nieerd als het deel van de bevolking dat onder een bepaalde inkomensdrempel valt. Die drempel is gerelateerd aan de verdeling van de inkomsten zelf en vastgelegd op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. Het beschikbaar inkomen op individueel niveau wordt afgeleid van het beschikbaar gezinsinkomen dat daartoe gecorrigeerd wordt voor de grootte van het gezin. De mediaan wordt berekend omdat deze in tegenstelling tot het gemiddelde niet beïnvloed wordt door extreme waarden, dus door uitzonderlijk hoge of lage inkomens. Voor de Belgische EU-SILC gegevens bedraagt het mediane beschikbaar inkomen per hoofd (en dus gecorrigeerd voor de gezinsgrootte) 15.540 euro per jaar, of 1.295 euro per maand. De armoededrempel is vervolgens gemakkelijk te berekenen: 60% van die 15.540 euro per jaar, maakt 9324 euro per jaar of 777 euro per maand. Personen die leven in een gezin waarvan het inkomen per hoofd lager ligt dan dit bedrag, hebben een verhoogd armoederisico. 14,8% van de personen, bijna één op zeven, is in dat geval en moet dus zien rond te komen met 777 euro per maand. Dit cijfer verschilt regionaal: voor Vlaanderen bedraagt het armoederisico 11,3% en voor Wallonië 17,7%. Het cijfer voor het Brusselse Gewest is niet representatief, omdat de steekproef te klein is, en wordt daarom niet vermeld. 2.2. Armoedebuffers Vrouwen (15,8%) en 65-plussers (20,6%) hebben een opvallend hoger risico om in armoede te verzeilen dan mannen (13,8%) en personen jonger dan 65 jaar (13,7 %). Niet geheel onverwacht blijkt ook een job een belangrijke buffer tegen armoede, ongeacht de regio waarin men woont. Het armoederisico van werkenden (4,3 %) is veel lager dan dat van werklozen (28,4 %) en dat van nietactieven in het algemeen (23,4 %). Gezinsverdunning vermindert de financiële draagkracht van een huishouden. Alleenstaanden (20,7%) en alleenstaande ouders (35,9%) in het bijzonder worden meer geconfronteerd met armoede dan gezinnen met meerdere inkomens. Tenslotte blijken huurders (26,7 %) een hoger risico op armoede dan eigenaars (10,7 %) te hebben, of omgekeerd, zijn armere mensen meer geneigd of gedwongen om een woning te huren. Uit de indicator Werkintensiteit blijkt dat werkgelegenheid een armoedebuffer is. Deze indicator meet de verhouding van het aantal gewerkte maanden (van alle leden van het huishouden in de leeftijdscategorie 16-64 jaar) op het aantal werkbare maanden. Zo kan men de invloed nagaan van het aantal gewerkte maanden van het huishouden op het armoederisico. Zoals verwacht is er een omgekeerde relatie tussen het aantal gewerkte maanden en het armoederisico: hoe meer maanden men werkt, hoe kleiner het armoederisico. Ook speelt de kinderlast een belangrijke rol op de evolutie van het armoederisico volgens werkintensiteit. Personen die in 2004 in een huishouden woonden met kinderen en niet gewerkt hebben (werkintensiteit = 0), bevinden zich in de meest precaire situatie. 70,2% van hen leeft onder de armoededrempel. Voor gelijkaardige personen in een huishouden zonder kinderen bedraagt dit 30,3 %. Bijna één zevende van de personen, in huishoudens met kinderen, die meer dan halftijds werkten (of waarvan één van de twee werkte), maar nog niet voltijds bevinden zich onder de armoededrempel (voor personen zonder kinderen bedraagt dit 6,7 %). Tot slot daalt bij een maximale werkintensiteit voor zij die voltijds werken het armoederisico van personen in een huishouden met kinderen tot 3,6 % (zonder kinderen is dit 2,9 %). Sociale transfers hebben een belangrijke beschermende impact. Bij een vergelijking van de reële situatie (met sociale transfers) met een fi ctieve situatie (zonder sociale transfer) komen we tot volgende resultaten: in het geval geen uitkeringen zouden worden ontvangen, met uitzondering van de pensioenen, zou het inkomen van 27,5% van de bevolking onder de armoedegrens vallen (cfr. 14,8% reële situatie). Indien er totaal geen uitkeringen zouden worden uitgekeerd, dus ook geen pensioenen, stijgt het armoederisico naar 42% van de bevolking. De totale armoederisicokloof is een indicator die informatie over het aantal mensen met armoederisico en de intensiteit van dat risico (mate van inkomenstekort) 2 FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie

combineert in 1 cijfer. Hij geeft aan hoeveel procent van het totale inkomen nodig is om alle mensen met armoederisico op de armoededrempel te brengen. Indien 3% van het totale inkomen van de bevolking herverdeeld zou worden, zouden er geen personen meer leven onder de armoededrempel. De totale armoederisicokloof daalt van 18% naar 8% dankzij de pensioenen en naar 3% dankzij alle sociale overdrachten. 2.3. Inkomensongelijkheden Bovenstaande indicatoren geven een indicatie van het voorkomen van armoede maar zeggen in wezen niks over hoe de welvaart gespreid is over de bevolking. De inkomensquintielverhouding - S80/S20 - doet dit wel. De S80/S20 is de verhouding van het totale inkomen van de 20% van de bevolking met het hoogste inkomen (hoogste quintiel) tot het inkomen ontvangen door de 20% van de bevolking met het laagste inkomen (laagste quintiel). De S80/S20 verhouding in de EU-SILC 2004 gegevens voor België bedraagt 4,0. Dit wil zeggen dat het totale inkomen dat verworven wordt door de 20% rijksten 4 keer groter is dan wat de 20% minstbedeelden verworven hadden. De S80/S20 verhouding is dus enkel en alleen gevoelig voor wijzigingen in de hoogste en laagste 20% van de inkomens. Bij de berekening van de Gini-coëffi ciënt, houdt men rekening met de gehele inkomensverdeling. De Gini laat zich niet gemakkelijk uitleggen. In een strikt technisch jargon is de Gini een samenvattende maat van het cumulatieve aandeel van het equivalent inkomen dat opgenomen wordt door de cumulatieve percentages van het aantal individuen. De Gini laat zich echter beter verstaan a.d.h.v. zijn uitkomst. Een waarde van 0 staat voor volledige inkomensgelijkheid, een waarde van 100 voor volledige inkomensongelijkheid. Op basis van de EU-SILC 2004 gegevens bedraagt de Gini 26,4. 3. Niet-monetaire indicatoren Het al dan niet aanwezig zijn van basiscomfort van de woning is een belangrijke niet-monetaire indicator. Acht op tien (78,8%) van de Belgische huishoudens in de EU-SILC 2004-enquête beschikt over alle basiscomfort in zijn woning. Dit wil zeggen dat volgende vier items in de woning aanwezig zijn: bad of douche, toilet met waterspoeling, centrale verwarming en warm stromend water. De overige 20% mist dus minstens één van deze zaken. Een andere interessante niet-monetaire indicator meet het zich kunnen veroorloven (maar het daarom niet bezitten) van gebruiksgoederen. Acht op tien (84%) huishoudens kan zich veroorloven volgende vier gebruiksgoederen aan te schaffen: een auto, kleurentelevisie, telefoon en/of computer. 79,9% van de populatie beschikt effectief over minstens drie van de vier items. Ondanks het gegeven dus dat de grote meerderheid van de gezinnen in de enquête in een comfortabele woning leeft en over een aanzienlijk aantal gebruiksgoederen beschikt, ervaart niettemin 18,2% van de gezinnen moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen. Deze indicator, gebaseerd op een subjectieve 2006 Trefpunt economie 4A 3

inschatting van de eigen situatie, kan nog verder gespecifi ceerd worden naar de mate waarin ze vinden het moeilijk te hebben en verder opgedeeld worden naar leeftijd en geslacht (fi guur 3). In tabel 1 als bijlage geven we een kort overzicht van enkele niet-monetaire indicatoren, opgesplitst naar personen die wonen in huishoudens die onder de armoedegrens leven en zij die boven de armoedegrens leven. Deze tabel geeft een indicatie van levensstijlverschillen tussen mensen die onder en boven de armoedegrens leven. Globaal zijn mensen onder de armoedegrens systematisch meer gedepriveerd dan personen die niet in armoede leven. De grootste verschillen worden gemeten voor: niet in de mogelijkheid om binnen de week een onverwachte 4 FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie

Tabel 1: Niet monetaire indicatoren voor personen uit huishoudens onder en boven de armoedegrens Niet-monetaire indicatoren Totaal Onder de armoedegrens Boven de armoedegrens Geen basiscomfort in de woning (geen bad/douche of toilet of warm water 2,9% 6,2% 2,3% Woning niet voldoende verwarmen wegens financiële problemen 6,4% 10,3% 5,7% Weinig ruimte (minder dan 1 kamer/persoon) 5,4% 13,1% 4,1% Moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen (moeilijk tot zeer moeilijk) 18,1% 43,1% 13,8% Niet in de mogelijkheid om 1 maal per maand vrienden uit te nodigen 12% 26,5% 9,4% Niet in de mogelijkheid om jaarlijks 1 week met vakantie te gaan 28,7% 56,2% 23,9% Niet in de mogelijkheid om om de 2 dagen vlees/vis of vegetarisch alternatief te eten 4,2% 11,7% 2,9% Niet in de mogelijkheid om onverwachte uitgave van 750 euro binnen de week op te vangen 28,5% 56,8% 23,5% Geen middelen om over telefoon/gsm te beschikken 0,6% 2,1% 0,4% Geen middelen om TV te hebben 0,6% 1,9% 0,4% Geen middelen over PC te beschikken 8,9% 22,6% 6,5% Geen middelen om wasmachine te hebben 2,2% 7,5% 1,3% Geen middelen om over een auto te beschikken 7,4% 24,5% 4,4% Woning is somber, donker 11,5% 15% 10,9% Woont in buurt met veel lawaai 25% 29,9% 24,1% Woont in buurt met veel pollutie 16,6% 19,2% 16,2% Woont in buurt met veel geweld 19,6% 20% 19,5% Participeert niet aan sociale, recreatieve activiteiten buitenshuis 62,1% 76,2% 59,7% Lijdt aan een handicap, langdurige ziekte of aandoening en is gelimiteerd in zijn dagdagelijkse activiteiten. 10,1% 15,2% 9,2% Slechte tot zeer slechte gezondheid (autoevaluatie) 8,7% 14% 7,8% Minstens 1 persoon van het HH heeft medische zorgen moeten uitstellen wegens fi nanciële moeilijkheden 1,8% 5% 1,2% Bron: EU-SILC 2004 - FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie uitgave te betalen van ongeveer 750 euro, niet in de mogelijkheid om jaarlijks een week met vakantie te gaan en moeilijkheden hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. In vergelijking met het rijkere deel van de bevolking zegt tot een vijfde meer van de armen niet over de middelen te beschikken om een auto te bezitten. Voorts participeert driekwart van de personen die leven onder de armoedegrens niet aan sportieve, sociale of culturele activiteiten buitenshuis (vb.voetbalclub, jeugdbeweging, gepensioneerdenbond, muziekvereniging,...). Voor personen die niet onder de armoedegrens leven is dit bijna zestig procent. 4. Achtergrond van de EU-SILC enquête De EU-SILC enquête is de opvolger van de Panelstudie van de Belgische huishoudens. Dit was een enquête die gedurende een tiental jaren door de universiteiten van Antwerpen en Luik werd georganiseerd, eveneens in een Europees kader. Er was echter geen verordening 2006 Trefpunt economie 4A 5

voor de organisatie van die enquête, d.w.z. dat de landen niet verplicht waren de enquête te organiseren. Op Europees niveau werd beslist om het panel in de verschillende landen stop te zetten en een nieuw panel te lanceren. Dat was onder meer nodig omdat de steekproef van de te ondervragen huishoudens jaar na jaar kleiner werd en omdat de prioriteiten in het domein voor het sociaal beleid (in Europa en in België) geëvolueerd waren zodat de inhoud van de panelenquête moest aangepast worden. Voor België werd er beslist dat de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie als offi cieel vertegenwoordiger van de Belgische statistiek bij EUROSTAT een centrale rol zou spelen in de organisatie van dit nieuw project. De politieke leiders van de Europese lidstaten bestendigden op de Europese top te Nice (December 2000) hun beslissing genomen in het kader van de Lissabon strategie (Lissabon, Maart 2000) dat de strijd voor sociaal-economische insluiting het meest optimaal gevoerd kan worden via de zogenaamde open methode van coördinatie ( Open method of coordination ). Sleutelaspecten van deze benadering zijn de overkoepelende objectieven die alle lidstaten afspreken, het ontwikkelen van nationale actieplannen en monitoring van het proces. In het kader van dit laatste werd op de Europese top te Laken (december 2001) een eerste set van statistische indicatoren afgelijnd ( de Lakenindicatoren ) die moet toestaan de vooruitgang die de lidstaten maken op vergelijkbare wijze te monitoren. De indicatoren onderschrijven een multi-dimensionele perceptie van sociale insluiting, nl. fi nanciële armoede, tewerkstelling, gezondheid en onderwijs. EU-SILC is het instrument voor de systematische productie van deze indicatoren en de referentiebron voor vergelijkende statistiek naar inkomensverdeling en sociale uitsluiting op Europees niveau. 5. Enkele kenmerken van de SILC 2004 enquête in België De SILC 2004 enquête is bij 5.275 private huishoudens gehouden (effectieve steekproefomvang). Deze huishoudens werden geselecteerd op basis van een steekproef in twee fasen. In eerste instantie waren 275 (deel)gemeenten geselecteerd. Vervolgens werden in elk van deze (deel)gemeenten 40 huishoudens op toevallige wijze ( at random )geselecteerd uit het Rijksregister. In een geselecteerd huishouden worden alle personen van 16 jaar en ouder geïnterviewd. Gemiddeld duurt de interview vijftig minuten. De interviews vinden bij de respondenten thuis plaats en de enquêteurs maken gebruik van een draagbare PC waarvan zij de vragen afl ezen en waarop zij de antwoorden invullen (CAPI of computer assisted personal interview ). Volgende aspecten van de levensomstandigheden van personen en huishoudens komen in de enquête aan bod: Basisgegevens over het huishouden en over de personen; Sociale uitsluiting: meetbaar via achterstand met terugbetalingen, maar ook via niet fi nanciële indicatoren van uitsluiting zoals de fysieke en sociale omgeving; Woning : basisbehoeften, kosten,...; Kinderopvang; Opleiding; Informatie over het werk, de tweede job; Levenstandaard van het huishouden; Gezondheid en toegang tot gezondheidszorg; Sociale integratie; SILC 2004 is opgezet als start van een vier jaar durend roterend panel.. Dat betekent dat huishoudens gedurende maximaal vier jaar jaarlijks ondervraagd worden. Ieder jaar wordt een kwart van alle huishoudens vervangen door een nieuwe steekproef van huishoudens. Dit panel-opzet is de enige manier om het percentage personen dat langdurig arm is, te meten. Men heeft gekozen voor rotatie om ervoor te zorgen dat de ondervraagde huishoudens representatief blijven voor de volledige populatie van private huishoudens in België. De totale respons op huishoudniveau in SILC 2004 bedraagt 49,6%. Wenst u nog meer informatie: Website: http://statbel.fgov.be/silc e-mail: 872-SILC@mineco.fgov.be Telefoon: Patrick Lusyne 02/548 63 98 6 FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie

Glossarium Armoederisico Het is een maat van relatieve armoede en wordt gemeten aan de hand van het mediaan beschikbaar inkomen. De huishoudens die zich onder een bepaalde norm van dit inkomen bevinden, worden dan als arm beschouwd. Armoededrempel (andere termen: armoederisicodrempel, armoederisicogrens) Die drempel is gerelateerd aan de verdeling van de inkomsten zelf en vastgelegd op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. Beschikbaar inkomen Totaal inkomen van het huishouden Beschikbaar inkomen Totaal beschikbaar gezinsinkomen Mediaan Relatieve mediane armoederisicokloof Inkomensquintielverh ouding (S20/S80) Gini-Coefficiënt Sociale transferten Werkintensiteit (WI) Private huishoudens Monetaire indicatoren Niet-monetaire indicatoren Het beschikbaar inkomen op individueel niveau wordt afgeleid van het beschikbaar gezinsinkomen dat daartoe gecorrigeerd wordt voor de grootte van het gezin. Om het beschikbaar inkomen op individueel niveau te bekomen, wordt het beschikbaar gezinsinkomen niet zomaar door het aantal gezinsleden gedeeld. Het gegeven dat door de band genomen niet alle volwassen gezinsleden en zeker kinderen evenredig bijdragen aan het gezinsinkomen wordt verrekend. Een gewicht van 1 wordt toegekend aan de referentiepersoon in het huishouden, een gewicht van 0,5 aan elke andere persoon ouder dan 14 jaar en een gewicht van 0,3 aan elk kind. (EU-SILC 131- rev/04). De som van alle inkomens van alle leden van het huishouden. Het omvat de brutoinkomens uit arbeid in loondienst en als zelfstandige (geld en natura), inkomen uit eigendom, lopende ontvangsten, ander bruto-inkomens en betaling van interest. Het beschikbaar inkomen is gelijk aan het bruto inkomen min taxen, sociale bijdragen en transferten tussen huishoudens. De som van alle inkomens van alle leden van het huishouden. De mediaan van een geordende rij waarnemingsgetallen is het middelste getal bij een oneven aantal en het rekenkundig gemiddelde van de twee middelste getallen bij een even aantal waarnemingsgetallen. Men kan intuïtief dus stellen dat de mediaan een geordende rij waarnemingsgetallen in twee gelijke delen verdeelt. Het verschil tussen het mediaan equivalent inkomen van de personen onder de armoededrempel en de armoededrempel, uitgedrukt als een percentage van de armoededrempel. Beschrijft de inkomensverdeling binnen een land. De S80/S20 is de verhouding van het totale inkomen van de 20% van de bevolking met het hoogste inkomen (hoogste quintiel) tot het inkomen ontvangen door de 20% van de bevolking met het laagste inkomen (laagste quintiel). De S80/S20 verhouding is enkel en alleen gevoelig voor wijzigingen in de hoogste en laagste 20% van de inkomens. Geeft de mate van inkomensongelijkheid weer van een land. De waarde van de coëffi ciënt varieert van 0 (volledige inkomensgelijkheid) tot 100 (volledige inkomensongelijkheid). Transfertinkomens: werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag, pensioenen, enz. Het aantal maanden dat men heeft gewerkt (totaal voor alle personen in het huishouden in actieve leeftijdscategorie) op het aantal effectief gewerkte maanden (totaal voor alle personen in het huishouden in actieve leeftijdscategorie). Indien WI = 1 beschikken alle personen van het huishouden in de actieve leeftijdscategorie over een job en dit voor het volledige jaar, Indien WI = 0,5 hebben de leden van het huishoudens een half jaar gewerkt. Bijvoorbeeld voor een koppel dat gedurende volledig 2004 samenwoonde, bedraagt de WI het aantal maanden door beide personen gewerkt hebben, gedeeld door 24 (2*12 maanden = theoretisch maximum aantal werkbare maanden) Personen wonende op een zelfde adres en die elk een aandeel hebben in de uitgaven / inkomsten van het huishoudbudget. Indicatoren welke steeds berekend zijn op de uitgaven / inkomsten van het huishoudbudget. Het bezitten van een aantal luxeartikelen, met inbegrip van problemen om rond te komen, omvang van de schulden en noodgedwongen gebrek aan basisbehoeften. 2006 Trefpunt economie 4A 7

Trefpunt economie: praktische in lich tin gen Trefpunt economie wordt toegezonden aan alle belangstellenden. Alle suggesties, vragen of bijkomende inlichtingen kunnen gericht worden aan het Redactiecomité op volgend adres: Trefpunt economie FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie City Atrium, Blok C, 7e verdieping Vooruitgangsstraat 50 1210 Brussel Fax: (02)277 55 07 e-mail: Trefpunt@mineco.fgov.be 8 FOD Economie,K.M.O., Middenstand en Energie