Algemene Bestuurlijke en Politieen Brandweeraangelegenheden



Vergelijkbare documenten
Algemene Bestuurlijke en Politieen Brandweeraangelegenheden RIS74910

Notitie coffeeshopbeleid gemeente Koggenland

Gemeente Medemblik, Coffeeshopbeleid 2012

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon :

1. De vestiging van coffeeshops wordt gedoogd indien de coffeeshop voldoet aan de volgende vestigingscriteria:

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND besluit vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2008

II. Conclusies vijfde monitoring, verslagperiode mei 2001/mei 2002

B&W 01 juli 2008 Gemeenteblad BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET M.B.T. WONINGEN HELMOND 2008

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET HELMOND 2012

A: geen affichering: betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit.

NUL-BELEID COFFEESHOPS. Gemeente Bellingwedde

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten. Vastgesteld gewijzigde versie door de burgemeester op 27 mei 2014

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid Sittard-Geleen

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam DAMOCLESBELEID

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND Besluit: vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2009

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Twenterand 2012

Beleidsregel handhaving Wet Damocles

Oplegvel Informatienota

Handhavingsarrangement drugs 2008 Partners Doel van het handhavingsarrangement Taakverdeling bij de handhaving

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

De gemeenteraad van Gouda Oriënterende informatie coffeeshopbeleid naar aanleiding van de motie hierover dd 10 november 2011.

Overwegingen: een beleidsregel bij handhaven van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal is wenselijk;

HANDHAVINGSARRANGEMENT GEMEENTE ALMERE 2013

SAMENVATTING. Samenvatting

Burgemeester. De voorzitter van de Commissie Bestuur. Zeer geachte mevrouw Michels,

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

De Burgemeester besluit: 1. op grond van artikel 13b Opiumwet vast te stellen het Sanctiebesluit Coffeeshops 2013, dat luidt als volgt:

Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet

Coffeeshops in Nederland Naleving en handhaving van coffeeshopregels. D. de Bruin, M. Dijkstra, J. Breeksema

Blauwe Nota discussienota coffeeshopbeleid

Beleidsregel handhaving wet Damocles gemeente Beverwijk 2018

Coffeeshops in Nederland 2007

BELEIDSREGELS en HANDHAVINGSARRANGEMENT ARTIKEL 13B OPIUMWET Gemeente Vianen

BELEIDSREGELS GEBIEDSONTZEGGINGEN GEMEENTE HARDINXVELD-GIESSENDAM

TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV)

Beleidsregels voor coffeeshops in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Helmond, ieder voor zover bevoegd;

rv 141 Dienst Stadsbeheer nr Bijstelling coffeeshopbeleid. Den Haag, 10 juni 1997 Aan de gemeenteraad

B-besluit nr.: Naam programma: Veiligheid

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

Notitie ter ondersteuning van het debat over richtinggevende criteria locatie vestiging coffeeshop in Helmond

Met politie en woningcorporaties zijn wij in overleg om de gegevensuitwisseling binnen de kaders van de Wet Politiegegevens te optimaliseren.

Damoclesbeleid Gemeente Sluis

Gemeente J Eergen op Zoom

dat de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Sanctiebesluit Leiderdorp 2016 Drank en horeca

Toelichting op Beleidsregels voor de toepassing van een last onder. bestuursdwang en bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b

GEMEENTEBLAD. Nr Coffeeshopbeleid gemeente Lochem Hoofdstuk 1 Inleiding

Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13B Opiumwet

Beleidsregels Wet Damocles (art. 13b Opiumwet)

GEMEENTEBLAD. Nr

Beleid coffeeshop(s) en illegale verkooppunten verdovende middelen gemeente Velsen 2008

Coffeeshops in Nederland 2009

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gemeente Bergeijk - Mandaatbesluit gebiedsontzegging 2018

ECLI:NL:RBMID:2008:BG6660

Roosen. daal Raadsmededeling. Datum: 18 juti Bijlage: Beleidsregel "Beleid Toepassing Artikel 13b Opiumwet"

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

N ulstelsel Coffeeshop s van de Gemeente Nieuwkoop

2. Plan van aanpak. Schema e melding overlast Politie voert een controle uit.

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam

Bekendmaking beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Weststellingwerf 2016

HANDHAVING GEDOOGVOORWAARDEN COFFEESHOPS Resultaten quickscan

Handhavingarrangement coffeeshopbeleid

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Bestuursrechtelijke sancties artikel 13B Opiumwet

Damoclesbeleid gemeente Heerhugowaard 2018

GEMEENTEBLAD. Nr Damoclesbeleid 2013 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 2 WONINGEN. 20 december 2013

HET VOORTGEZET ONDERWIJS

Naam Beleidsregel handhaving Horeca-inrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Dranken Horecawet van toepassing is (2007)

Beleidsregel handhavingprotocol coffeeshopbeleid en Opiumwet (Damoclesbeleid).

Nota van de Burgemeester

Beleidsregel artikel 13B Opiumwet gemeente Mill en Sint Hubert

Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet. Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet Gemeente Deventer

Exploitatievergunning horecabedrijf (incl. terras)

Vast te stellen hieronder opgenomen "Damoclesbeleid lokalen en woningen" op basis van artikel 13b Opiumwet

Stappenplannen voor de handhaving van de exploitatievergunning en vergunningen ingevolge de Dranken Horecawet en Wet op de Kansspelen.

1. Inleiding. 2. Wettelijk kader voor coffeeshopbeleid

Beleidsregels ex artikel 2:75a van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem (verblijfsontzegging)

NEE. Van: T. Hoogendoorn Tel nr: Nummer: 15A.00811

Gemeente Amsterdam. Aan de gemeenteraad Annstel iou PN Amsterdam. 25 september V. Evaluatie afstandscriterium coffeeshops

Hoofdstuk 1 Bevoegdheid en rollen

Uitvoeringsbesluit artikel 2:28a, tweede lid Algemene Plaatselijke Verordening

Beleidsregel bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet GEMEENTE HEEZE-LEENDE

Handhavingsmodel horeca en alcohol

Algemene Bestuurlijke en Politieen Brandweeraangelegenheden

Ons kenmerk Uw kenmerk Aantal bijlagen Datum _ april 2018

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET 13b HELMOND 2013

BB.nr d.d

Nulbeleid coffeeshops en bestuursrechtelijke handhavingsarrangement

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

Personen aan wie het besluit is gericht verwijderen. Bosweg JAN DP Ginderzoom Aantal bijlagen

Beleidsregel handhaving Opiumwet bij hennepplantages in woningen en lokalen gemeente Alkmaar

Gemeente Den Haag RIS120085_22-SEP-2004

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders

Gemeente Delft. Landelijke aanscherping coffeeshopbeleid

Plan van aanpak Excessen voor tijdens en na optocht

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam DAMOCLESBELEID

Transcriptie:

Gemeente Den Haag Bestuursdienst Commissie Algemene Bestuurlijke en Politieen Brandweeraangelegenheden Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Uw brief van De leden en plaatsvervangende leden van de Commissie voor Algemene, Bestuurlijke en Politie- en Brandweeraangelegenheden Onderwerp Derde monitoring coffeeshopbeleid Uw kenmerk Ons kenmerk DB20005109 Doorkiesnummer (070) 353 6908 Aantal bijlagen 1 Datum 15 februari 2000 1. Inleiding 1.1 Beleid In de notitie Bijstelling coffeeshopbeleid van 10 juni 1997, rv 141, is toegezegd, dat door monitoring en klachtenregistratie de effecten van het coffeeshopbeleid nauwlettend in de gaten dienen te worden gehouden. Het doel is te voorkomen dat ongewenste (verschuivings)effecten ontstaan, zoals bijvoorbeeld straathandel en "ondergrondse" verkoop en/of dat de scheiding van markten tussen harddrugs en softdrugs in gevaar komt. Op 13 maart 1998 heb ik met u de eerste monitoring besproken, op 9 april 1999 de tweede. Op 17 september 1999 heb ik u nader geïnformeerd over de voortgang van de inwerkingtreding van het afstandscriterium van 500 meter voor bestaande verkooppunten van softdrugs. Met ingang van 1 oktober 2000 zal de gecombineerde verkoop van softdrugs en alcohol in bestaande verkooppunten niet meer worden gedoogd. Op 8 december 1999 heeft Politie Haaglanden een bijeenkomst georganiseerd in verband met de voorbereiding van de derde monitoring. Aan deze bijeenkomst hebben naast contactpersonen van de bureaus uit de Regio Haaglanden ook vertegenwoordigers van de het Openbaar Ministerie en de Dienst tadsbeheer deelgenomen. De uitkomsten van deze derde monitoring worden vergeleken met die van de tweede monitoring, zodat eventuele (verschuivings)effecten zijn waar te nemen. Ter herinnering roep ik de uitkomsten van de tweede monitoring nog eens voor u op. Inlichtingen bij: mr G.J.W.M. Kipping Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Telefoon 070-353 3052 Bezoekadres: pui 70, Den Haag Fax 070-353 2780

2 1.2 amenvatting tweede monitoring Tegen de bestaande verkooppunten van softdrugs is op basis van de zogenaamde AHOJ-G criteria handhavend opgetreden in zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke zin. Uit de tweede monitoring kon worden geconcludeerd, dat met de strakke handhaving van de gedoogcriteria recht was gedaan aan de uitgangspunten van het coffeeshopbeleid. Door direct optreden tegen nieuwe verkooppunten van softdrugs (zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk) is voorkomen dat het bestaande aantal verkooppunten van softdrugs is toegenomen. Bij de periodieke controles is met name aandacht geschonken aan de bestrijding van handel in harddrugs en handhaving van het verbod van verkoop van softdrugs aan minderjarigen. Door aan de geconstateerde overtredingen direct een bestuursrechtelijk optreden te verbinden (tijdelijke sluitingen en het als gevolg hiervan schrappen van de definitieve lijst van bestaande verkooppunten) was het bestaande aantal verkooppunten verder teruggedrongen van 78 tot 74. Uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid was sprake van een stabiele en beheersbare situatie. Extra waakzaamheid bleef geboden voor de stadsdelen Centrum, Laak en Escamp, met name vanwege de aanstaande inwerkingtreding van het afstandscriterium. Voorts heb ik u toegezegd blijvend aandacht te schenken aan de handel en het gebruik van softdrugs door jongeren (op scholen). Naar aanleiding hiervan zijn zowel de directies van scholen voor voortgezet onderwijs als basisscholen geënquêteerd. 2. De handhaving van het beleid De wijkbureaus van Politie Haaglanden hebben onverminderd intensief op de naleving van het coffeeshopbeleid van de gemeente Den Haag gecontroleerd. Tegen geconstateerde overtredingen is door de afdeling Gebruik Openbare Ruimte van de Dienst tadsbeheer conform het handhavingsscenario bestuursrechtelijk opgetreden. Bij deze aanpak is prioriteit gegeven aan de bestrijding van ernstige verstoringen van de openbare orde, overlast en de handel in harddrugs, alsmede aan de handhaving van het verbod op verkoop aan minderjarigen en de aanwezigheid van minderjarigen in coffeeshops. 2.1. De aanpak van bestaande verkooppunten van softdrugs Ten tijde van de vorige monitoring was het aantal bestaande verkooppunten van softdrugs teruggebracht tot 74 (exclusief één bestaand verkooppunt, dat onder voorbehoud van de definitieve lijst van bestaande verkooppunten is verwijderd). Het aantal is sedert de tweede monitoring teruggebracht tot 70 (exclusief voornoemd voorbehoud vanwege de nog lopende beroepsprocedure tegen de reeds geëffectueerde sluiting van negen maanden van voornoemde recreatie-inrichting).

3 2.1.1 Handelsvoorraad Eén verkooppunt is gesloten wegens overschrijding van de handelsvoorraad. Ingevolge het beleid is een sluiting voor de periode van negen maanden opgelegd. Vier verkooppunten zijn op grond hiervan formeel gewaarschuwd, dat bij constatering van een volgende overtreding de tijdelijke sluiting van hun coffeeshop zal worden overwogen. 2.1.2 Minderjarigen Eén bestaand verkooppunt is op grond van aanwezigheid van minderjarigen conform het beleid eveneens voor een periode van negen maanden gesloten. Eén verkooppunt is formeel gewaarschuwd, dat bij constatering van een volgende overtreding een tijdelijke sluiting zal worden overwogen. 2.1.3 Alcohol en softdrugs Eén bestaand verkooppunt heeft gekozen voor de verkoop van alcohol. Twee andere alcoholhoudende bestaande verkooppunten zijn op grond van verstoring van de openbare orde voor twaalf maanden gesloten. Als gevolg hiervan is het aantal alcoholhoudende verkooppunten met drie teruggebracht tot 25. De ondernemers van deze 25 verkooppunten zullen in het tweede kwartaal worden aangeschreven teneinde een keuze te maken tussen de verkoop van alcohol en softdrugs (zie paragraaf 5). 2.2. De aanpak van nieuwe verkooppunten van softdrugs Drie recreatie-inrichtingen die niet op de definitieve lijst voorkomen zijn wegens verkoop van softdrugs formeel gewaarschuwd, dat een volgende constatering conform het beleid kan leiden tot een tijdelijke sluiting van de inrichting voor de periode van één week. Drie ondernemers hebben zich bij de aanvraag om een APV-vergunning aangemeld als verkooppunt van softdrugs. Deze ondernemers zijn formeel gewaarschuwd, dat nieuwe verkooppunten van softdrugs niet zijn toegestaan en constatering van de verkoop van softdrugs kan leiden tot sluiting van de inrichting voor de periode van één week. 2.3. De aanpak van handel in harddrugs / ernstige verstoring openbare orde Na geconstateerde handel in harddrugs is één bestaand verkooppunt voor de periode van twaalf maanden gesloten. Eén bestaand verkooppunt is wegens een schietpartij in de inrichting en gebruik van harddrugs in de inrichting eveneens voor twaalf maanden gesloten. Eén recreatie-inrichting is vanwege de aanwezigheid van harddrugs, softdrugs en wapens eveneens voor een periode van twaalf maanden gesloten. Dit betreft geen bestaand verkooppunt. Eén bestaand verkooppunt is naar aanleiding van een schietpartij die buiten de inrichting plaats vond, maar wel verband hield met de inrichting formeel gewaarschuwd, dat bij een volgende verstoring van de openbare orde een sluiting van één jaar wordt overwogen.

4 2.4. trafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie In een achttal zaken is door de politie een proces-verbaal ingezonden naar de Officier van Justitie. In één geval is een transactie van ƒ 1.000,= aangeboden. In verband met grootschalige handel in harddrugs en het aanwezig hebben van softdrugs zijn in een andere zaak twee verdachten tot gevangenisstraffen van drie jaar onvoorwaardelijk veroordeeld. In de overige gevallen is het nog niet tot een veroordeling gekomen. 3. De effecten van het beleid In het kader van de monitoring is aan alle wijkbureaus van de politie aan de hand van een vragenlijst gevraagd na te gaan welke effecten met betrekking tot de onderstaande criteria in hun verzorgingsgebied zijn gesignaleerd en welke bijzonderheden zich er eventueel voordoen. 3.1. Alcohol en softdrugs In de notitie Bijstelling coffeeshopbeleid wordt, ingevolge de richtlijnen van het College van Procureurs-Generaal, de verkoop van softdrugs alleen gedoogd in alcoholvrije recreatie-inrichtingen. Ten tijde van de vaststelling van de Bijstelling coffeeshopbeleid was echter een aantal alcoholhoudende recreatie-inrichtingen aangemerkt als bestaand verkooppunt softdrugs. Daarom is er sprake van een overgangstermijn, die op 1 oktober 2000 afloopt. Ondernemers die bestaande verkooppunt van softdrugs waar tevens alcohol wordt geschonken overnemen, dienen evenwel een keuze te maken tussen de verkoop van alcohol en de verkoop van softdrugs. Op dit moment is, zoals onder 2.1.3 reeds gememoreerd, in 25 gevallen nog sprake van gecombineerde verkoop van alcohol en softdrugs. Dit aantal is vanwege tussentijdse overnames met dertien afgenomen sedert de invoering van de nota Bijstelling coffeeshopbeleid. Dit blijkt niet tot gevolg te hebben gehad, dat deze coffeeshops over zijn gegaan op illegaal verkoop van alcohol. Andere ondernemers hebben voor alcohol gekozen en hebben op deze wijze mede het aantal bestaande verkooppunten van softdrugs sedert de invoering van de nota Bijstelling coffeeshopbeleid verder doen afnemen. Dit heeft er evenmin toe geleid, dat ondernemers van deze voormalige coffeeshops structureel illegaal softdrugs zijn gaan verkopen, ondanks beëindiging van de gedoogstatus. Conclusie De overgangstermijn voor alcoholhoudende coffeeshops loopt af op 1 oktober 2000. Vanaf die datum dienen de ondernemers van deze coffeeshops een keuze tussen alcohol en softdrugs te hebben gemaakt. Ondernemers die eerder naar aanleiding van overnames van bestaande verkooppunten de keuze hebben moeten maken zijn niet illegaal softdrugs of alcohol gaan verkopen.

5 3.2 Affichering Er zijn geen bijzondere ontwikkelingen waargenomen. De ondernemer van één bestaand verkooppunt is gewaarschuwd, omdat hij op en aan de gevel het zogenaamde hennepblad had aangebracht. De ondernemer heeft toegezegd dit te verwijderen. In twee gevallen heeft de politie melding gemaakt van het gebruik van flyers door ondernemers van bestaande verkooppunten. Na hiertoe te zijn aangesproken door de politie hebben de betreffende ondernemers toegezegd deze wijze van affichering te staken. In één geval heeft de politie reclame voor een coffeeshop via een internet website vastgesteld. Nadat de ondernemer hierop door de politie is aangesproken heeft deze de betreffende web-site verwijderd. Conclusie Waakzaamheid blijft geboden, maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen er een toename is van het naar buiten treden door coffeeshops, noch zijn er bijzondere ontwikkelingen waar te nemen. Het huidige beleid behoeft op dit punt derhalve geen aanpassing. 3.3 Gebruik softdrugs op scholen Zeven van de twaalf Haagse wijkbureaus (Jan Hendrikstraat, Nieuwe Parklaan, Duinstraat, Laak, Beresteinlaan, oesterbergstraat en Loosduinen) maken melding van gebruik van softdrugs door scholieren, hetgeen in vijf gevallen tot overlast op de scholen leidt. In drie gevallen is er sprake van een relatie tussen het gebruik van softdrugs door scholieren en een zich binnen 500 meter van de school bevindende coffeeshop. In het voorjaar heeft de wethouder van Onderwijs een enquêteformulier aan de directies van de 70 vestigingen van de Haagse scholen voor voortgezet onderwijs uitgereikt. Drie scholen hebben hierop gereageerd. Twee van deze scholen schrijven geen overlast te ondervinden van het gebruik en/of de handel in softdrugs. De directie van de derde schreef, dat één van haar vestigingen wel overlast ondervond als gevolg van het gebruik van softdrugs door scholieren. Volgens deze school was er sprake van een loop van de scholieren op binnen 500 meter van de school gevestigde coffeeshops. De betreffende vestiging is inmiddels verhuisd, omdat het pand niet meer bruikbaar was. In het najaar zijn de directies van de zes scholen voor voortgezet onderwijs die zich binnen 500 meter van een coffeeshop bevinden nogmaals aangeschreven. De directie van één school heeft hierop gereageerd en medegedeeld, dat als gevolg van de aanwezigheid van deze coffeeshops voortdurende preventieve maatregelen noodzakelijk zijn, zoals extra surveillance van docenten in de buurt van coffeeshops en overleg met wijkagenten en wijktoezichthouders. Een verklaring voor het gegeven dat slechts weinig scholen hebben gereageerd kan zijn, dat de politie vaak contact heeft met de scholen, onder andere in het kader van het scholenadoptieplan.

6 Er zijn geen signalen bekend, dat sprake is van handel in softdrugs op de openbare straat in de buurt van basisscholen. Zoals toegezegd in de vorige monitoring is hierover contact gezocht met de basisscholen. Tijdens de vergadering van uw commissie van 17 september 1999 zijn raadsvragen gesteld betreffende de gevolgen van de invoering van een afstandscriterium van 300 meter ten opzichte van basisscholen. Bij brief van 26 oktober 1999 bent u daarover nader geïnformeerd. Naar aanleiding hiervan is een enquêteformulier verzonden naar de veertien basisscholen die binnen 300 meter van een coffeeshop zijn gevestigd. Drie directies hebben hierop gereageerd. Eén van deze basisscholen ondervond geen overlast als gevolg van de nabije coffeeshop of het gebruik van en/of de handel in softdrugs. De overige twee schrijven overlast te ondervinden als gevolg van het gebruik van softdrugs door bezoekers van de coffeeshops op de openbare straat direct voor de inrichting. Dit brengt een gevoel van onveiligheid teweeg. Conclusie Die scholen voor voortgezet onderwijs die zijn gevestigd binnen 500 meter van (een) coffeeshop(s) en daarvan overlast ondervinden worden tegemoet gekomen door middel van de inwerkingtreding van het afstandscriterium. Daar waar scholen overlast ondervinden als gevolg van softdrugsgebruik door scholieren en er zich geen coffeeshops in de nabijheid bevinden, zal moeten worden onderzocht hoe die situatie is ontstaan en welke maatregelen mogelijk zijn om dit probleem op te lossen. De overlast die de twee basisscholen zeggen te ondervinden als gevolg van de aanwezigheid van coffeeshops die binnen 300 meter van de basisschool wordt niet bevestigd door de informatie van de politie. Nader onderzoek door de politie is derhalve noodzakelijk. Tegen publiek van een coffeeshop, dat softdrugs nuttigt op de openbare straat voor de inrichting kan de politie handhavend optreden. Daar waar nodig kan de afdeling Gebruik Openbare Ruimte van de Dienst tadsbeheer een ondernemer aanspreken op zijn/haar verantwoordelijkheden, dan wel formeel waarschuwen dat bij voortduren van de overlast als gevolg van de aanwezigheid van de coffeeshop bestuurlijke maatregelen worden overwogen. 3.4 Gebruik van en handel in softdrugs op straat De meeste wijkbureaus maken wederom melding van gebruik van softdrugs op straat, met name op de zogenaamde hangplekken van jongeren. In de regel levert dit geen overlast op, maar daar waar zich dit wel voordoet, met name in Laak, treedt de politie handhavend op. Op de meeste van deze hangplekken worden ook door minderjarigen softdrugs gebruikt. Zes wijkbureaus maken melding van (softdrugs)koeriers, te weten Nieuwe Parklaan (twee coffeeshops), Duinstraat (één coffeeshop), egbroek (zestien coffeeshops), oesterbergstraat (één

7 coffeeshop), Beresteinlaan en Loosduinen (beide geen coffeeshops). Opvallend is dat in de laatste drie wijken, waar (bijna) geen coffeeshops zijn gevestigd, een toename van koeriers is geconstateerd. In de overige gevallen is het gelijk gebleven. Meestal is sprake van vervoer per scooter of auto. Een enkele keer gebeurt het per fiets of te voet. Conclusie Binnen Den Haag is reeds lange tijd overlast merkbaar die wordt veroorzaakt door bestuurders van scooters. In de binnenstad kenmerkt deze overlast zich door hinderlijk gedrag ten opzichte van bewoners en bezoekers van Den Haag. Hierbij valt te denken aan: snelheidsovertredingen, berijden voetpaden, negeren verkeerslichten. Door bureau Jan Hendrikstraat is hiertegen tijdens de afgelopen zomer succesvol opgetreden. Met name de inzet van motorsurveillanten van de verkeerspolitie heeft hieraan bijgedragen. Daarbij trad als beeld op dat het aantal straatroven terug liep. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de groep jongeren die veelvuldig overlast veroorzaakt met scooters ook in belangrijke mate verantwoordelijk is voor een groot aantal straatroven. Binnen de diverse rechercheteams die dit fenomeen onderzoeken heeft dit onderwerp dan ook grote aandacht. Bij een Projectorganisatie bovenlokale opsporing (PBO) aan bureau Hoefkade is geïnventariseerd hoe vaak de scooter betrokken is bij straatroof. Deze gegevens worden weer gebruikt bij soortgelijke teams die zich met dit onderwerp bezig houden. Op dit moment valt een toename te zien in gebruik van scooters voor het gebruik van koeriersdiensten om softdrugs te verspreiden. Bij de bureaus Hoefkade en oesterbergstraat worden thans in samenwerking met de verkeerspolitie plannen van aanpak ontwikkeld, zie verderop, om deze terug te dringen. Uit onderzoek moet echter nog blijken of er een causaal verband is tussen deze toename in wijken waar nagenoeg geen coffeeshops zijn of dat het gerelateerd is aan de nabijheid van scholen. De afdeling motor-ondersteuning van het bureau verkeer wordt in de werkplannen ook opgenomen om stelselmatig en doelgericht controles uit te voeren op bestuurders van scooters. Hierbij ligt de nadruk op verkeersveiligheid maar ook hier wordt geanticipeerd op reeds opgedane ervaringen met scooters uit de binnenstad. Resumerend kan gesteld worden, dat de politie thans de analyse aan het maken is om te bezien welke mogelijkheden er zijn om te komen tot een succesvol strafrechtelijk onderzoek. Bij deze analyse wordt ook bekeken welke oorzaken er ten grondslag liggen aan de toename van softdrugskoeriers. eparaat is de politie bezig met een onderzoek waarbij overlast veroorzaakt door scooters onderzocht wordt. 3.5 Overlast Uit informatie van de politie en de Dienst tadsbeheer blijkt, dat ten aanzien van 35 van de 69 bestaande verkooppunten klachten zijn ingekomen. 43 klachten betroffen overlast als gevolg van hinder

8 door bezoekers van de coffeeshops. In de meeste gevallen betrof dit derhalve eenmalige incidenten en is het probleem na tussenkomst van de politie opgelost. Tien van de ondernemers van deze 35 bestaande verkooppunten is niet op grond van overlast, maar op grond van het afstandscriterium bevolen de verkoop van softdrugs met ingang van 1 februari 2000 te staken.

9 De cijfers met betrekking tot de klachten zijn hoger dan bij de vorige monitoring, hetgeen voornamelijk een gevolg is van een verbeterde registratie door de politie. Uit de door de politie verstrekte informatie blijkt, dat de overlast die van de coffeeshops wordt ondervonden in de meeste wijken gelijk is gebleven, zodat de leefbaarheid niet verder is aangetast. De bureaus Burgemeester Patijnlaan, Hoefkade en Beresteinlaan constateren zelfs een vermindering van de overlast. De bureaus oesterbergstraat en egbroek constateren een toename van de overlast. Extra waakzaamheid is hier derhalve geboden. Overigens constateert de politie in het stadsdeel Laak een toename van illegale hennepkwekerijen waartegen strafrechtelijk wordt opgetreden (cijfers OM). Tevens constateert de politie een toename van het aantal zogenaamde homegrow shops, waarvan er inmiddels vijf in het stadsdeel Laak zijn gevestigd. "Homegrow-shops" zijn winkels waarin de thuisteler producten kan kopen die benodigd zijn voor "eigen kweek". Daarbij valt te denken aan assimilatielampen, zaden en dergelijke. Het beschikbaar hebben en de verkoop van voor de eigen kweek benodigde materiaal in deze shops is (op dit moment) niet strafbaar en er kan door de politie dan ook niet strafrechtelijk tegen worden opgetreden. Conclusie Doordat de politie sinds kort ook het aantal meldingen, zoals die bij de centrale meldkamer binnenkomen, gebruikt voor overzichten in relatie tot drugsoverlast, bestaat er geen referentiemateriaal. Wel kan worden geconstateerd, dat er geen toename van het aantal klachten is. Alleen de bureaus oesterbergstraat en egbroek geven een stijging van het aantal klachten aan. Door de politie zal onderzocht worden welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen. 4. Inwerkingtreding afstandscriterium In de vorige monitoring heb ik u geïnformeerd omtrent de inwerkingtreding van het afstandscriterium op 1 oktober 1999. Over de vorderingen van de procedure heb ik u in de vergadering van 17 september 1999 nader geïnformeerd. Daarbij heeft uw commissie ingestemd met het voorstel dertien bestaande verkooppunten te blijven gedogen. Uit onderzoek was gebleken, dat enkele scholen voor voortgezet onderwijs die binnen 500 meter van een coffeeshop waren gevestigd, inmiddels waren verhuisd of op korte termijn gaan verhuizen. Tevens bleek één jongerencentrum een buurtcentrum te zijn. Uw commissie heeft tijdens deze vergadering eveneens verzocht om met betrekking tot de overige in het kader van het afstandscriterium aangeschreven bestaande verkooppunten na te gaan of er sprake was van vergelijkbare gevallen. Dit blijkt voorshands niet het geval te zijn. Op 27 december 1999 zijn dan ook de besluiten verzonden aan de ondernemers die op grond van het afstandscriterium de verkoop van softdrugs vanuit hun recreatie-

10 inrichting per 1 februari 2000 dienen te staken. Voor deze datum is op grond van zorgvuldigheidsoverwegingen gekozen. De ondernemers zijn op deze wijze tijdig in staat eventuele spoedprocedures te starten, dan wel hun inrichting aan de nieuwe situatie aan te passen. 5. Inwerkingtreding keuze alcohol/softdrugs De ondernemers van deze inrichtingen zullen in het tweede kwartaal worden aangeschreven teneinde een keuze te maken tussen de verkoop van alcohol en softdrugs. De ondernemers die kiezen voor alcohol zullen formeel worden gewaarschuwd, dat de verkoop van softdrugs vanuit hun recreatieinrichting niet langer meer wordt gedoogd. De ondernemers die softdrugs willen blijven verkopen zal een nieuwe vergunning ingevolge artikel 57 APV voor een alcoholvrije recreatie-inrichting worden verleend. Ook hier staan natuurlijk de gebruikelijke beroepsmogelijkheden voor de ondernemers open. 6. Achterdeur-problematiek Met betrekking tot de achterdeur-problematiek geldt de richtlijn voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid van het college van Procureurs-generaal van 1 oktober 1996. In de inleiding constateren de procureurs-generaal onder meer, dat de teelt van nederwiet is toegenomen. Hieraan dient paal en perk te worden gesteld. De richtlijn voorziet daarin.prioriteit ligt bij de bedrijfsmatige teelt. Teelt van geringe hoeveelheid voor eigen gebruik heeft, indien de verdachte volwassen is, geen prioriteit. De richtlijnen voorzien weliswaar in ruimte voor plaatselijke beleidsontwikkeling, maar slechts binnen de grenzen van de richtlijnen. Eind vorig jaar kwamen enkele gemeenten in de publiciteit vanwege plannen om een regeling te treffen voor de levering van softdrugs aan gedoogde coffeeshops. De Minister van Justitie heeft tijdens gesprekken met de betrokken burgemeesters aangegeven weinig mogelijkheden te zien voor lokale experimenten. Onder meer in verband met de internationale verplichtingen, waaraan Nederland heeft te voldoen, is er zijns inziens nauwelijks speelruimte. In het komende voorjaar zal de minister een notitie over dit onderwerp aan de Tweede Kamer aanbieden. Zoals ik op 9 november jl. in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de raadsleden A.W. van der Zalm en J.J.M. Polman over deze aangelegenheid reeds heb aangegeven, wacht ik het standpunt van de minister vooralsnog af. 8. Wet Damocles In de vorige monitoring meldde ik reeds, dat met ingang van 19 maart 1999 de wijziging van de Opiumwet inwerking was getreden betreffende de invoering van artikel 13b Opiumwet. Dit artikel

11 biedt mij de mogelijkheid een recreatie-inrichting te sluiten indien daar een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is. De eerste sluitingen op basis van dit artikel zijn inmiddels bevolen en dit heeft niet tot onverwachte ontwikkelingen geleid. De sluitingen zijn in beroep overeind gebleven. De nota Bijstelling coffeeshopbeleid blijft onverkort van toepassing bij de uitvoering van mijn bevoegdheid om bestuurlijke maatregelen te treffen op grond van artikel 13b Opiumwet. Uit jurisprudentie waarbij andere gemeenten zijn betrokken is gebleken, dat naast openbare orde en overlast volksgezondheid eveneens een criterium is, dat bij de belangenafweging ten aanzien van bestuurlijke maatregelen kan worden betrokken. 9. amenvatting De overgangstermijn voor alcoholhoudende coffeeshops loopt af op 1 oktober 2000, zodat vanaf die datum de ondernemers van deze coffeeshops een keuze tussen alcohol en softdrugs dienen te hebben gemaakt; ondernemers die eerder naar aanleiding van overnames van bestaande verkooppunten de keuze tussen de verkoop van alcohol en softdrugs hebben moeten maken zijn niet illegaal softdrugs of alcohol gaan verkopen; waakzaamheid blijft geboden, maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen er een toename is van het naar buiten treden door coffeeshops, noch zijn er bijzondere ontwikkelingen waar te nemen, zodat het huidige beleid op dit punt derhalve niet hoeft te worden aangepast; die scholen voor voortgezet onderwijs die zijn gevestigd binnen 500 meter van (een) coffeeshop(s) en daarvan overlast ondervinden worden tegemoet gekomen door middel van de inwerkingtreding van het afstandscriterium; van de politie zijn geen cijfers betreffende (soft)drugskoeriers bekend, zodat objectieve vergelijking niet mogelijk is en nader onderzoek door de politie noodzakelijk blijft, op bovengenoemde wijze zou bij een eventuele toename van de softdrugskoeriers kunnen blijken waaraan dit ligt en alleen op deze wijze kan in het geval van negatieve effecten als gevolg van de nota Bijstelling coffeeshopbeleid een eventuele beleidswijziging worden overwogen; daar waar scholen overlast ondervinden als gevolg van softdrugsgebruik door scholieren en er zich geen coffeeshops in de nabijheid bevinden, zal moeten worden onderzocht hoe die situatie is ontstaan en welke maatregelen mogelijk zijn om dit probleem op te lossen; de overlast die de twee basisscholen zeggen te ondervinden als gevolg van de aanwezigheid van coffeeshops die binnen 300 meter van de basisschool wordt niet bevestigd door de informatie van de politie, zodat ook hier nader onderzoek door de politie noodzakelijk is; tegen publiek van een coffeeshop, dat softdrugs nuttigt op de openbare straat voor de inrichting kan de politie handhavend optreden en daar waar nodig kan de afdeling Gebruik Openbare Ruimte van de Dienst tadsbeheer een ondernemer aanspreken op zijn/haar

12 verantwoordelijkheden, dan wel formeel waarschuwen dat bij voorzetting van de overlast als gevolg van de aanwezigheid van de coffeeshop bestuurlijke maatregelen worden overwogen; het aantal overlastklachten met betrekking tot bestaande verkooppunten blijft over het geheel genomen vrij laag; alleen de bureaus oesterbergstraat en egbroek constateren een toename van de overlast als gevolg van het gebruik van en met name de handel in softdrugs; nader onderzoek van de politie moet uitwijzen waar dit aan te wijden is en op welke wijze dit probleem kan worden aangepakt, maar vooralsnog is er echter nog geen reden het coffeeshopbeleid op grond hiervan aan te passen. De voorzitter, W.J. Deetman