Gemalenplan 2011 2020



Vergelijkbare documenten
Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Voorstel 1. Kennis nemen van de aanpak van de WBP-monitor Kennis nemen van de voorlopige lijst van effect- en prestatieindicatoren

Kansen voor energiebesparing poldergemalen waterschap Zuider- zeeland

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Voorstel 1. Vaststellen van de geactualiseerde wateropgave. 2. Vaststellen van de bouwstenen voor de actualisatie van het beleid wateroverlast.

-Klimaatverandering, klimaatscenario s en gevolgen voor beleid en beheer-

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Inhoudsopgave

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Watergebiedsplan Greenport regio Boskoop Wateroverlast en zoetwatervoorziening Informatiebijeenkomst 30 september 2013

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen

Code: Datum:

ALGEMENE VERGADERING. Stuw Voorstertocht De stuw is conform planning en binnen het beschikbaar gestelde krediet vervangen. Dit onderdeel is afgerond.

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

Zienswijzen heer Liebregts Zienswijze d.d. 8 december 2011, gesprekken d.d. 26 januari jl. en 23 februari jl.

Evalueren van peilbeheer: ervaringen bij Waterschap Brabantse Delta

Uitwerking kaders wateropgave 2013

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag

Distributiemodel, deel C

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Wat kunnen we leren van de droogte van 1976 in relatie tot gevolgen van klimaatverandering? Casus Loenderveense plas

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

agendapunt Aan Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit WATERKWALITEITSRAPPORTAGE GLASTUINBOUWGEBIED

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

Nieuw Peilbesluit IJsselmeergebied

Hans de Jonge 29 oktober2009

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Hoogheemraadschap van Delfland

Project ZON. Hoofdvraag. Uitvoering. Regionale afstemming op en inbreng Deltaprogramma. Samenwerking met regio Zuid

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

ALGEMENE VERGADERING. 7 juli 2011 Strategie en Ontwikkeling

0-meting zuiveringsbeheer Beschrijving methodiek 17 juni 2014, Jeroen Niezen, Meinard Eekhof, Wiely Luttmer

Toelichting GGOR Schieveen

Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker

Bijdorp. 15 maart Watersysteem Bijdorp. Geachte mevrouw, heer,

Rapportage watertoets

Voorstel aan algemeen bestuur

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V

Integraal Waterplan Haarlem. Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII

Advies interim boezempeil

Meer waarde creëren. Assetmanagement op maat

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal.

Notitie nadere uitwerking ambitie waterberging Herinrichting Aaltense Goor - Zwarte Veen

Investeringsplan en krediet groot onderhoud gemaal Noordpolder van Berkel

Informatieve presentatie Waterplan Land van Cuijk

Grondwaterstanden juni 2016

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN AANGAANDE PEILBESLUIT PEILGEBIED 27A

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

Peilregime Hoge Boezem van de Overwaard na aanpassing afsluitmiddel

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

agendapunt 04.B.16 Aan Commissie Bestuur, organisatie en bedrijfsvoering INNOVATIE - VISIE EN REALISATIE

klimaatadaptatie: beheer en inrichting in nieuw perspectief

Kostendekkingsplan Water & Riolering

Waterbeheerplan Veluwe Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

D&H-vergadering. Es, Olga van

Een snelle kosteneffectiviteitanalyse. voor Deltaprogramma IJsselmeergebied:

Waterplan buitengebied Noord-Beveland. Datum : 5 november 2008 Versie : db

Balanced Scorecard. Een introductie. Algemene informatie voor medewerkers van: SYSQA B.V.

WATERKLIMAATPLAN PIJNACKER-NOOTDORP HELDER OVER WATER EN KLIMAAT

Het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

Water in Eindhoven. Studiedag Lokaal waterbeleid water in balans. 28 september Water in Eindhoven - Studiedag Lokaal waterbeleid, Antwerpen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Deltascenario s. Deltaprogramma

Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland. Syntheserapport. Harold van Waveren Rijkswaterstaat

HoogheemTaadschapvanDelfland

agendapunt 04.B.11 Aan Commissie Waterveiligheid AANVRAAG INVESTERINGSPLAN EN KREDIET GEMAAL KERSTANJEWETERING (GEMEENTE DELFT)

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Roy Verstegen. Managementenergie Actieplan

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

3 november Inleiding

Toetsing waterhuishouding

Toenemende bebouwing in het gebied en veranderingen van het klimaat vragen om een aanpassing van het

B3.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer

De Omloop Bedrijventerrein Coevorderweg. Totaal

Transcriptie:

121540 Gemalenplan 2011 2020 versie maart 2010 Waterschap Zuiderzeeland Afdeling Zuiveringen en Gemalen Postbus 229 8200 AE Lelystad Telefoon: (0320) 274 911 www.zuiderzeeland.nl

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1 Gevolgde werkwijze... 2 1.2 Assetmanagement... 3 1.3 INK-model... 4 2. Beleid... 6 2.1 Inleiding... 6 2.2 Strategische beleidsdoelstellingen t.a.v. de bemalingstaak... 6 2.3 Externe strategische risico s en ontwikkelingen... 7 2.4 Europese en nationale ontwikkelingen relevant voor bemaling... 11 2.5 Strategische risicobeheersmaatregelen... 12 3. Bemalingsysteem... 14 3.1 Inleiding... 14 3.2 De gemalen en bemalingregimes van Noordelijk Flevoland en Zuidelijk en Oostelijk Flevoland... 14 3.2.1 Noordelijk Flevoland... 14 3.2.2 Zuidelijk en Oostelijk Flevoland... 17 3.3 Ontwikkelingen 2011 2020... 20 3.4 Doelstellingen bemaling 2011-2020... 21 3.4.1 Noordelijk Flevoland... 21 3.4.2 Zuidelijk en Oostelijk Flevoland... 21 3.5 Bemalingssysteem en bemalingsregime 2011 2020... 21 3.5.1 Noordelijk Flevoland... 21 3.5.2 Zuidelijk en Oostelijk Flevoland... 22 3.6 Risicobeheersmaatregelen 2011-2020... 23 4. Onderbemalingen en aflaatwerken... 24 4.1 Karakteristieken Onderbemalingen... 24 4.2 Karakteristieken Aflaatwerken... 27 5. Benodigde investeringen in de periode 2011-2020... 28 5.1 Inleiding... 28 5.2 Risico s ten aanzien van de bedrijfsvoering... 30 6. Beheer en onderhoud bemaling... 31 7. Personele aspecten van het Gemalenplan... 33 7.1 Aspecten voor de afdeling Zuiveringen en Gemalen... 33 7.2 Aspecten voor de afdeling Ingenieursbureau... 33 7.3 Overige personele aspecten... 34 8. Beheersystemen en informatievoorziening... 35 8.1 Bedrijfsvoeringsconcepten... 35 8.2 Monitoring procesvoering bemalingstaak... 35 8.3 Naar een Management informatiesysteem Gemalen... 35 8.4 Onderhoudssysteem... 36 8.5 Toekomstige verwerking van operationele gegevens tot rapportages... 36 8.6 Maatstaven INK resultaatgebieden... 37 8.6.1 Het INK resultaatgebied Waardering door de maatschappij... 37 9. Financiële aspecten van het Gemalenplan... 38 10. Volgende versie van het Gemalenplan... 38 11. Conclusies en aanbevelingen... 38 11.1 Conclusies... 38 11.2 Aanbevelingen... 39 Bijlage 1 KNMI Klimaatscenario's Bijlage 2 Gevolgen van een veranderend klimaat Bijlage 3 Het effect van een hoger peil van het buitenwater op de pompcapaciteit van de hoofdgemalen Bijlage 4 Investeringen 2009 2020 Bijlage 5 Beschrijving investeringen Bijlage 6 Geraadpleegde documenten Bijlage 7 Gebruikte afkortingen en verklarende woordenlijst

1. Inleiding Het gemalenplan verwoordt het beleid van de Sector Waterketen en biedt inzicht in de ontwikkeling van de bemalingstaak van Waterschap Zuiderzeeland. Het beschrijft en onderbouwt de toekomstige investeringen, de beheer- en onderhoudskosten en de personeelsinzet die in het kader hiervan verwacht mogen worden. Het is een kaderstellend plan. De belangrijkste doelgroepen zijn het Bestuur van Waterschap Zuiderzeeland, het Managementteam en de Sector Waterketen. Het Gemalenplan sluit voor de periode van 2011 tot en met 2015 aan bij het Waterbeheerplan 2007 2011 en bij het Ontwerp waterbeheerplan 2010 2015. Voor de periode na 2015 is nog geen nieuw beleid vastgesteld en richt het plan zich op de instandhouding van de gemalen, ondergemalen en overige voorzieningen. Bovendien sluit het plan tot en met 2015 gedetailleerd aan bij denbwkoersbepaling; na dit jaar wordt deze koersbepaling op hoofdlijnen gevolgd. Nadat de bestuurlijke vaststelling van dit plan heeft plaatsgevonden zal de gegevens worden vertaald naar het investeringsplan, beheer- en onderhoudsplan en het strategische personeelsplan. Het plan is opgesteld aan de hand van de volgende informatie: Verwachtingen voor de ontwikkelingen in het beheersgebied; Beleid van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen en op basis van de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan (zie paragraaf 2.4); Het provinciaalbeleid zoals verwoord in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (OPF); De huidige capaciteit en het huidige functioneren van de hoofdgemalen en de overige objecten. Beschreven worden de huidige status van de gemalen en van de bemalingregimes in Noordelijk Flevoland en in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Vervolgens worden het nieuwe beleid uit Den Haag en Brussel beschreven en worden de toekomstige belangrijkste ontwikkelingen en de consequenties hiervan voor de bemalingeisen en de gemalen geschetst. Deze consequenties plus de huidige staat van de gemalen leiden tot een raming van de investeringskosten, de beheer- en onderhoudskosten en de personeelsinzet in de planperiode. De bemalingstaak is opgenomen in het programma Voldoende Water. De tijdsperiode die het plan overziet is 2011 tot en met 2020; deze periode is dezelfde als voor het investeringsplan, beheer- en Onderhoudsplan en de personeelsinzet zoals die in het kader van de bestuurlijke Planning & Control Cyclus worden opgesteld. Vanzelfsprekend zijn de langere termijn verwachtingen met het vorderen van de periode steeds minder hard. Voor de periode tot 2020 zijn de concrete investeringen opgenomen, voor de periode daarna zijn de beleidsmatige ontwikkelingen geanalyseerd om het investeringsniveau in de planperiode extra te onderbouwen. Het plan geeft tevens aan waarvoor nader onderzoek gewenst is en welke managementsystemen dienen te worden ontwikkeld. Het voorliggende Gemalenplan borduurt voort op de eerste versie van het plan dat eind 2007 gereed kwam en waarvan in 2008 een geactualiseerde versie is verschenen. Nieuw in dit plan zijn de onderbemalingen (inclusief gemaal Leeghwater) en aflaatwerken die er nu in zijn opgenomen en de uitgebreidere behandeling van de bemalingsdoelstellingen. Het plan wordt in het vervolg elk jaar in aansluiting op het jaarverslag en voorafgaand aan de meerjarenbegroting bijgesteld. In figuur 1 is de bestuurlijke P&C cyclus weergegeven. Het gemalenplan is een beleidsplan (bestuursbesluit) dat input levert voor met name het investeringsplan, beheer- en onderhoudsplan en het personeelsplan. 1/58

1.1 Gevolgde werkwijze Het Gemalenplan geeft inzicht in het beleid van de sector Waterketen voor haar bemalingstaak en in de toekomstige investeringen. Om dit te bewerkstelligen zijn twee modellen als uitgangspunt genomen: het assetmanagementmodel (paragraaf 1.2) dat zich richt op het management van de bedrijfsmiddelen en het INK-model (paragraaf 1.3) dat zich richt op de organisatieontwikkeling. In het assetmanagementmodel (figuur 2) worden strategische beleidsuitgangspunten zoals bijvoorbeeld verwoord in het Waterbeheerplan 2007-2011 en het Ontwerp Waterbeheerplan 2010-2015 als kapstok gebruikt en vertaald naar tactische doelen voor het bemalingssysteem die op hun beurt weer worden vertaald naar operationele doelen voor individuele gemalen. Op drie niveaus, strategisch, tactisch en operationeel worden risico s geïnventariseerd en risicobeheersmaatregelen uitgezet. Het INK-model (figuur 3) laat de organisatorische context zien. Assetmanagement is een proces dat binnen het INK-model een rol heeft. Om deze vernieuwde versie van het Gemalenplan op te stellen zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: 1. Evaluatie met het management van de Sector Waterketen van de vorige versie van het plan; 2. Bestuderen van nieuwe of vernieuwde documenten van Waterschap Zuiderzeeland en van landelijke beleidsrapportages; 3. Houden van een werkbijeenkomst met medewerkers van de Sectoren Waterketen, Watersystemen de Stafafdeling Strategie en Ontwikkeling ten behoeve van de beoordeling en hernieuwde vastlegging van de bemalingsdoelstellingen op tactisch niveau; 4. Houden van een werkbijeenkomst als genoemd onder punt 3 met medewerkers van de Sector Watersystemen; 5. Houden van werkbijeenkomst met medewerkers van de Sectoren Waterketen en Watersystemen om de karakteristieken e.d. vast te leggen van de onderbemalingen en aflaatwerken 6. Voeren van gesprekken en telefonische interviews met diverse medewerkers van het waterschap. In het colofon in bijlage 7 staan de namen van de deelnemers van de drie werkbijeenkomsten vermeld. 2/58

1.2 Assetmanagement Parallel aan het opstellen van deze versie van het gemalenplan is het assetmanagementmodel geïntroduceerd. Dit is een methode om te komen tot een afgewogen meerjaren raming van de investeringskosten en van de kosten voor beheer en onderhoud. Assetmanagement (figuur 2) is een proces dat alle activiteiten omvat die nodig zijn om een afgesproken prestatie duurzaam tegen de laagst mogelijke kosten te realiseren. Het is tevens een continu verbeteringsproces doordat Deming-cirkels (PDCA = Plan, Do, Check, Act) op strategisch, tactisch en operationeel niveau worden toegepast en elkaar beïnvloeden. Assetmanagement mag niet verward worden met onderhoudsmanagement. Assetmanagement raakt het hele bedrijf. Er worden drie niveaus onderscheiden: 1. Strategisch niveau: - bedrijfsniveau - lange termijn 2. Tactisch niveau: - niveau van het bemalingsysteem - middellange termijn 3. Operationeel niveau: - niveau van de individuele gemalen - korte termijn Op elk niveau omvatten de Deming-cirkels de volgende stappen: 1. Doelstelling (prestatie-indicatoren en normstellingen) 2. Risicoanalyse 3. Risicobeoordeling 4. Risicobeheersing (afwegen, initiëren en uitvoeren van maatregelen) 5. Monitoring: evaluatie en bijstelling. Strategisch Act Check Klimaatverandering Ruimtelijke ontw. Beleidsdoelstellingen Lange termijn bemalingsstrategie KRW, WoWH, WB21, NBW, WBP Plan Do Tactisch Act Systeemrisico s Bemalingsdoelstellingen Middellange termijn bemalingsstrategie Peilbesluit, waterakkoord Plan Check Configuratie bemalingssysteem Bemalingsregime Do Investeringsraming Exploitatieraming Life Cycle Costing Operationeel Act Check Technische staat gemalen Korte termijn Gemaaldoelstellingen Onderhoudsstrategie (Risk Based Maint.) NEN-normen, ARBO, etc. Plan Do Figuur 1 Schematisch overzicht van de reikwijdte van assetmanagement. 3/58

Voor een verdere beschrijving van het assetmanagementmodel in algemene zin en van de huidige toepassing binnen de afdeling Zuiveringen en gemalen, wordt verwezen naar de rapportage Stand van zaken implementatie assetmanagement; Afdeling Zuiveringen en Gemalen. Daarbij wordt op hoofdlijnen onderscheid gemaakt in: a) de investeringen en hiervan afgeleide beheer- en onderhoudskosten die volgen uit nieuwe ontwikkelingen; b) de investeringen en kosten uit die volgen uit (1) beheer en onderhoud en (2) bedrijfsvoering (regulier instandhouden). Ook wordt het daarbij horende gewenste organisatiemodel beschreven. In de volgende versie van het Gemalenplan zal deze methode op bepaalde investeringen worden toegepast. 1.3 INK-model In de Afdeling Zuiveringen en Gemalen wordt, net zoals in de andere organisatieonderdelen van de sector Waterketen zo veel mogelijk het INK-model toegepast. In de figuur 2 wordt weergegeven op welke wijze de afdeling omgaat met de vijf organisatiegebieden en de vier resultaatgebieden. Door het terugkoppelen van de resultaatgebieden naar de organisatiegebieden, via "Leren en verbeteren" wordt op een andere manier invulling gegeven aan de "plando-check-act"- benadering dan in het assetmanagementmodel. Leiderschap en Waardering door klanten en leveranciers worden bedrijfsbreed binnen het waterschap opgepakt; de andere onderdelen meestal in zowel het Gemalenplan als in het Afdelingsplan van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen. De vier resultaatgebieden hebben elk hun eigen meetbare maatstaven met per maatstaf een doelstelling (prestatie-indicator) waar naar gestreefd wordt. Het ligt voor de hand dat de meetgegevens worden onttrokken aan de reguliere managementrapportages en informatiesystemen; zie ook hoofdstuk 7. In de volgende versie van het Gemalenplan zullen deze maatstaven op een systematische wijze worden opgesteld. In het Afdelingsplan van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen is hiervoor al een eerste aanzet gegeven. 4/58

Medewerkers Afdelingsplan/ Gemalenplan (Fust. 6) Waardering door medewerkers Afdelingsplan Leiderschap ZZL-breed Strategie & Beleid Gemalenplan (Hfdst.2) Processen Kamsysteem van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen Waardering door klanten, leveranciers ZZL-breed Eindresultaten Afdelingsplan/ Gemalenplan (Hfdst.7) Middelen Afdelingsplan Waardering door de maatschappij Afdelingsplan/ Gemalenplan (Hfdst.8) ORGANISATIEGEBIEDEN RESULTAATGEBIEDEN Leren en verbeteren Figuur 2 Het gebruik van het INK-model door de Afdeling Zuiveringen en Gemalen en binnen het Gemalenplan 5/58

2. Beleid 2.1 Inleiding Hoofdstuk 2 beschrijft de lange termijn doelstellingen ten aanzien van bemaling tot 2050 met een doorkijk naar 2100. Gekeken wordt naar ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling, verstedelijking, nieuwe wetgeving en de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de bemaling op de lange termijn. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van lange termijnbeheersmaatregelen. 2.2 Strategische beleidsdoelstellingen t.a.v. de bemalingstaak Drie missies zijn richtinggevend voor het Gemalenplan: 1) De missie van het waterschap: De missie van Waterschap Zuiderzeeland luidt Samen werken aan integraal waterbeheer, een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving, op een open en verantwoorde werkwijze. Bij de missie hoort een top 7 van elementen; in volgorde zijn dat: 1. Empathisch vermogen 2. Innovatief 3. Toekomstgericht 4. Ondernemerschap 5. Kostenbewust 6. Zelfbewust 7. Maatschappelijke verantwoordelijkheid Programma doelen Deze missie is vertaald in drie programma s: Veiligheid Voldoende water Schoon water En daarnaast is nog een aantal doelen voor de bedrijfsvoering vastgesteld. Het is duidelijk dat het Gemalenplan zich vooral richt op de strategische doelen voldoende water en een beheerste bedrijfsvoering. 2) De missie van de Sector Waterketen: De missie van de Sector Waterketen luidt: Het bouwen, beheren en in standhouden van die waterschapsobjecten die dienstbaar zijn aan de missie van het Waterschap Zuiderzeeland. 3) De missie van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen, onderdeel Gemalen: De missie van de Afdeling Zuiveringen en Gemalen, onderdeel gemalen, luidt: dienstbaar zijn aan het watersysteem en tegen zo laag mogelijke kosten een zodanige kwaliteit van het kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater te realiseren dat wordt voldaan aan zowel de wettelijke als maatschappelijke eisen. Strategische lange termijn doelen tot 2050/2100 Bovengenoemde missies zijn nader geconcretiseerd in het Waterbeheerplan 2007-2011 en de bijbehorende maatregelen. In het Waterbeheersplan worden een aantal lange termijnontwikkelingen geschetst die van invloed zijn op de eisen die op lange termijn gesteld worden aan het bemalingssysteem. Deze ontwikkelingen zijn klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, verstedelijking en de doorwerking van Europese en nationale wet- en regelgeving (Wet op de Waterhuishouding, Kader Richtlijn Water en het Nationaal Bestuursakkoord Water). De kaders die vanuit de wetgeving in ontwikkeling zijn, hebben zowel betrekking op kwantiteits- als kwaliteitsdoelstellingen. 6/58

Voor het beheersgebied van ons waterschap geldt daarbij dat de trits eerst vasthouden van het water, dan bergen dan afvoeren, zoals geïntroduceerd door de Commissie Waterbeheer 21 ste eeuw (WB21), in de praktijk niet goed toepasbaar is. Er zijn geen bergingsgebieden aangewezen omdat dit in het vlakke landschap geen effectieve maatregel is. Het programmadoel voor het bemalingssysteem, zoals verwoord in het Waterbeheersplan en de Meerjarenbegroting 2010-2013 is: - De bemaling van het beheergebied is robuust, betrouwbaar, duurzaam en afgestemd op de klimatologische en economische ontwikkelingen, omgevings- en waterkwaliteitseisen. 2.3 Externe strategische risico s en ontwikkelingen Externe ontwikkelingen die worden voorzien en doorwerken op de lange termijn zijn: 1. Klimaatverandering; 2. Stijging van het buitenwater; 3. Bodemdaling; 4. Verstedelijking. De mate van doorwerking van deze ontwikkelingen en de effecten hiervan op de kwantiteits- en kwaliteitseisen voor de bemalingssystemen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en Noordelijk Flevoland zijn in de eerste versie van het Gemalenplan uitgewerkt. Hierbij is uitgegaan van drie toekomstscenario s: extreem droog, normaal en extreem nat. Vervolgens is gekeken wat de maatgevende gebeurtenissen en de mogelijke oplossingsrichtingen zijn voor de periodes 2009-2015, 2015-2050 en 2050-2100. Eerst worden globaal de consequenties van bovenstaande ontwikkelingen beschreven. Klimaatverandering Klimaatverandering zal leiden tot een toename van de intensiteit en frequentie van neerslag in combinatie met langere periodes van droogte. Er zijn door het KNMI een aantal scenario's ontwikkeld die, samengevat, zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten: G Gematigd 1 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 ten opzichte van 1990 geen verandering in luchtstromen in West-Europa G+ Gematigd + 1 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 ten opzichte van 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind W Warm 2 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 ten opzichte van 1990 geen verandering in luchtstromen in West-Europa W+ Warm+ 2 o C temperatuurstijging op aarde in 2050 ten opzichte van 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind In bijlage 1 worden de tabellen gepresenteerd die voor 2050 en voor 2100 weergeven wat de invloed van deze scenario's is op onder andere de neerslag in de winter en op de neerslag en verdamping in de zomer. Hieruit blijkt dat er scenario's zijn waarin een droge zomer niet gevolgd wordt door een droge winter; een voorbeeld is scenario W+ dat in 2050 een hele natte winter voorspelt en een droge zomer. Naar verwachting komt het KNMI in 2011 of 2012 met nieuwe klimaatscenario's. Dit alles betekent dat de vertaling van deze KNMI-scenario's naar de hoeveelheden water die in de toekomst moeten worden uitgeslagen, 8 varianten oplevert met elk een eigen waterbezwaar in de zomer en in de winter hetgeen niet werkbaar is. Er kan echter aangesloten worden bij de voorstellen die zijn gedaan in het Nationaal Bestuursakkoord Water uit 2008 (NBW-actueel); voor het berekenen van de regionale wateroverlast wordt daarbij uitgegaan van scenario G als ondergrens. Toename van de intensiteit en frequentie van neerslag betekent voor de bemalingssystemen dat op termijn meer water in een kortere tijd zal moeten worden vastgehouden en afgevoerd om peilbesluiten te kunnen handhaven. Dynamisch peilbeheer, met op afstand regelbare stuwen, zal worden ingezet om de gemaalcapaciteit en de berging in de bodem en in het watersysteem beter te 7/58

benutten. Zie ook pagina 13. In totaal zijn 30 van dergelijke stuwen geplaatst, vooral langs de hoger gelegen, oostelijke randen van Noordelijk Flevoland en van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Op termijn zal een toename van de neerslag niet meer kunnen worden opgevangen met deze regelbare stuwen. Dit vraagt dan om andere manieren van water vasthouden. Daarnaast zullen kwantiteitseisen wellicht vragen om een uitbreiding van de bemalingcapaciteit. Toename van neerslag heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het water in het beheersgebied. Regenwater is van goede kwaliteit en de hoeveelheid die valt zorgt voor voldoende doorstroming. Door de klimaatverandering zullen ook extreem droge periodes vaker voorkomen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen. In het algemeen kan gesteld worden dat ruimtelijke maatregelen of functieaanpassing de voorkeur verdienen boven maatregelen van technische aard bij de aanpak van watertekorten. Deze zijn robuuster van aard en goed te koppelen aan de aanpak van wateroverlast en kwaliteit. In de huidige situatie zijn watertekorten in Flevoland niet of nauwelijks een probleem. Dit is bevestigd in de studie Verkenning huidige watertekorten Flevoland (2007). Om na te gaan of watertekorten op termijn een probleem vormen, mede in het licht van de verwachte klimaatveranderingen, zijn ook de KNMI-scenario s doorgerekend. Hieruit blijkt dat de lange termijn verandering niet onderscheidend is. Periodes van droogtes hebben wel invloed op de waterkwaliteit in het beheersgebied. In deze periodes wordt geen neerslagwater van goede kwaliteit aangevoerd en vermindert de doorstroming. Doorstroming kan worden gecreëerd door water vanuit de omliggende wateren in te laten. De verwachting is echter dat bij extreme droogte dit niet zal worden toegestaan. Ook is het mogelijk water van de Hoge Vaart of Hoge Afdeling op de Lage Vaart of Lage Afdeling af te laten. Echter, bij extreme droogte bevatten de Hoge Vaart of Hoge Afdeling onvoldoende water om voldoende doorstroming te creëren. Wanneer klimaatverandering leidt tot periodes met grote droogte dan worden serieuze waterkwaliteitsproblemen voorzien die niet met de huidige oplossingen verholpen kunnen worden. Op verzoek van Rijkswaterstaat kan bij grote droogte water vanuit het Markermeer via de Hoge Vaart bij Lovink op de randmeren worden gebracht. Stijging van het buitenwater In 2008 is het rapport "Samenwerken met Water, Een land dat leeft bouwt aan zijn toekomst" verschenen dat is opgesteld door de Deltacommissie (ook wel de commissie Veerman genoemd). Het rapport geeft aanbevelingen om ook met het veranderende klimaat en de stijging van de zeespiegel veilig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren in Nederland. De aanbevelingen uit dit rapport vormen de basis voor het Ontwerp Nationaal Waterplan (planperiode 2009 2015) dat eind 2009 door het kabinet is vastgesteld. Het Deltaprogramma is het Uitvoeringsprogramma van het NWP. Hierin wordt onder andere onderzocht hoeveel peilstijging op het IJsselmeer naar de toekomst toe nodig zal zijn, met een bandbreedte van 0 tot 1,50 meter, rekening houdend met klimaatverandering, zoetwatervraag en veiligheid. Een belangrijke maatregel die in het plan wordt aangekondigd is dat in 2100 in het IJsselmeer inclusief het Ketelmeer het waterpeil maximaal 1,5 m zal zijn opgezet 1. De eerste peilverhogingen worden vanaf 2035 verwacht; in het plan wordt gemeld dat in 2015 het kabinet een definitief besluit zal nemen over de mate en tempo van de peilverhoging. 1 Als eerste maatregel wordt in 2012 voor het IJsselmeer/Ketelmeer een nieuw peilbesluit van kracht dat een bandbreedte heeft waarbinnen het waterpeil mag fluctueren; de bovengrens van de bandbreedte zal maximaal 0,30 m boven het huidige zomerstreefpeil liggen. 8/58

Door het verhoogde peil kan het onder vrijverval spuien naar de Waddenzee in stand gehouden worden en ontstaat een strategische waterbuffer voor de zoetwatervoorziening in Nederland. Het peil in het Markermeer en in de randmeren wordt losgekoppeld van dat in het IJsselmeer/Ketelmeer en verandert daardoor niet. Ook in het Zwartemeer zal sprake zijn van een gelijkblijvend peilbeheer. De buitenpeilstijging in het IJsselmeer heeft belangrijke gevolgen voor de gemalen Buma, Vissering en Colijn en ook gevolgen voor de kwantiteit als de kwaliteit van het water in het beheersgebied. Het is denkbaar dat deze drie gemalen hoger geplaatst moeten worden; de noodzaak van deze maatregel moet nog worden onderzocht. Door de stijging van het peil neemt de kweldruk toe. Dit leidt tot een toename van kwelwater dat door de gemalen moet worden afgevoerd wat wellicht vraagt om een grotere bemalingcapaciteit. Tegelijkertijd neemt ook de opvoerhoogte toe als gevolg van het hogere buitenwater. Door de toename van de opvoerhoogte zal het rendement van de bemaling teruglopen en zal er langer gepompt moeten worden. Er is er een omslagpunt dat bepaalt dat er nieuwe pompen en motoren ingezet zullen moeten worden. Dit is afhankelijk van energie, rendement en bemalingsduur. In 2006 heeft een eigen onderzoek van het Waterschap uitgewezen dat door een vergroting van de opvoerhoogte met 1 meter de capaciteit van de pompen in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland met circa 20 % afneemt (variatie tussen 13% en 30%). In Noordelijk Flevoland is de afname circa 15% met een variatie tussen 8% en 27%. In bijlage 3 is een samenvattende tabel gegeven met de resultaten van dit onderzoek. In dit verband wordt aanbevolen om periodiek met debietmetingen ter plaatse de capaciteit van de pompen op de gemalen te bepalen, zo mogelijk bij verschillende opvoerhoogtes. Het ligt voor de hand dit gelijktijdig met de 6-jaarlijkse NBWtoetsingen te doen; de eerste toetsing moet in 2012 gereed zijn. Om de toenemende hoeveelheid kwelwater bij een toenemende buitenwaterhoogte af te kunnen voeren is op termijn een uitbreiding van de capaciteit van gemalen een optie. Toename van kwel als gevolg van de buitenpeil stijging heeft nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het water in het beheersgebied. Zolang er voldoende neerslag valt om deze kwaliteitsverslechtering te compenseren (verdunning en doorstroming) zijn geen aanvullende maatregelen nodig. Wanneer echter de hoeveelheid kwel te veel toeneemt of wanneer er sprake is van periodes met droogte dan kunnen er grote waterkwaliteitsproblemen ontstaan. Of kwaliteitsbemaling dan een oplossing kan bieden is nog maar zeer de vraag. Water van goede kwaliteit inlaten via de omliggende wateren om zo de doorstroming te bevorderen is een optie maar de verwachting is dat dit in periodes van droogte niet zal worden toegestaan omdat dan de kwaliteit van het water in de randmeren zal verslechteren. Kwaliteitsbemaling zal in de toekomst om innovatieve oplossingen vragen. Bodemdaling Bodemdaling is een proces dat volgt op de drooglegging van de polders. De verwachting is dat bij ongewijzigde peilbesluiten de bodemdaling zich tot 2050 zal voortzetten. Ten opzichte van 2007 betekent dit een maaiveldhoogtedaling in Zuidelijk Flevoland van circa 50 cm, van Oostelijk Flevoland van circa 25 cm en van Noordelijk Flevoland van circa 5 tot 10 cm met lokaal uitschieters tot circa 50 cm. Bij een gelijkblijvend peilbesluit kan er mogelijk sprake zijn van een functiewijziging van het gebied omdat de grondwaterspiegel in verhouding tot het maaiveld stijgt. Deze functiewijzigingen kunnen gevolgen hebben voor de eisen die aan de kwantiteits- en kwaliteitsbemaling worden gesteld. Op voorhand zijn deze gevolgen echter moeilijk in te schatten. Bodemdaling heeft bij gelijkblijvend peilbesluit ook gevolgen voor de bedrijfsvoering van het bemalingssysteem omdat de toegestane peilstijging afneemt. Het bemalingssysteem zal overtollig water sneller moeten afvoeren. Een andere optie is dat besloten wordt om de huidige functies te handhaven en het polderpeil te verlagen. 9/58

De consequentie hiervan is dat de inklinking van de bodem zich verder door zal zetten na 2050 en de kweldruk zal toenemen door een verlaagde grondwaterspiegel. Mocht er sprake zijn van handhaving van huidige functies (en verlaging van het polderpeil) dan zal dit grotere eisen gaan stellen aan de bemaling. Verstedelijking De ontwikkelingen in Flevoland worden gekenmerkt door een grote mate van verstedelijking en daarmee samenhangend een grote uitbreiding van het areaal verhard oppervlak. Ook in Noordelijk Flevoland neemt de verstedelijking toe, echter in mindere mate. De toename van verhard oppervlak zal naar verwachting niet leiden tot een extra belasting voor het bemalingssysteem omdat steden is opgelegd het eigen neerslagoverschot vast te houden (compensatieberging). Maatgevende gebeurtenissen en consequenties voor bemalingssystemen In bijlage 2 worden de maatgevende gebeurtenissen benoemd en de eisen die deze gaan stellen aan de bemalingssystemen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en Noordelijk Flevoland. Op hoofdlijnen zijn deze eisen identiek voor beide polders. Onderscheid wordt daarbij gemaakt in een extreem droog, een normaal en een extreem nat scenario. Hiermee wordt (nog) niet aangesloten bij de scenario's die het KNMI heeft onderscheiden om de klimaatveranderingen in beeld te brengen ( zie par. 2.3). Het verdient aanbeveling deze aansluiting wel te maken, bijvoorbeeld op basis van de keuze die daaromtrent is gemaakt in het NBW-actueel uit 2008. Ontwikkelingen: van flexibel peilbeheer naar dynamisch peilbeheer In het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland zal de capaciteit om water vast te houden door de voortschrijdende bodemdaling in de aankomende jaren verder afnemen en vraagt de ingezette klimaatsverandering juist om meer ruimte in hetzelfde watersysteem. De hieruit voortkomende wateropgaven (zowel onvoldoende drooglegging als wateroverlast op het maaiveld) zullen conform de NBW - afspraken moeten worden opgelost: Het watersysteem zal in 2015 op orde moeten zijn en daarna op orde moeten worden gehouden (met zichtjaar 2050). Het waterschap realiseert hiervoor een integraal NBW uitvoeringsprogramma dat in 2009 aan het bestuur is voorgelegd. Naar aanleiding van de notitie Beleidskader wateropgave wateroverlast (2006) is door het College van Dijkgraaf en Heemraden besloten om voor de lange termijn WB21 opgave (2015-2050) de volgende voorkeursstrategie te volgen: waar het mogelijk is, meekoppelen met ruimtelijke ontwikkelingen, waar dit niet mogelijk is, technische maatregelen treffen. Vanuit het oogpunt van kosteneffectiviteit kan tevens het uitkeren van schade worden overwogen. Het aanpassen van de normen/schade acceptatie is ook een oplossingsrichting. Naast het treffen van nieuwe maatregelen kan met het optimaal benutten van de sturingsmogelijkheden in het waterbeheer ook een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van de wateropgave. Door de plaatsing van regelbare stuwen zijn er in de afgelopen jaren meer sturingsmogelijkheden bijgekomen om tot een betere waterverdeling te komen ten tijde van dreigende hoogwatersituaties (vasthouden).dit heeft geleid tot het toepassen van flexibel peilbeheer. Eind 2008 is besloten om over te gaan tot dynamisch peilbeheer (waardoor de berging in het systeem en de gemaalcapaciteit optimaal worden benut). Dit nieuwe beleid betreft de beweegbare stuwen en niet de onderbemalingen of hoofdgemalen. Dit nieuwe peilbeheer wordt in 2010 operationeel nadat de aansturing van de beweegbare stuwen is aangepast. Een randvoorwaarde hierbij is dat een strak peil wordt gehandhaafd in de bemalen afdelingen. Flexibel peilbeheer Deze term wordt in het algemeen gebruikt voor voorraadbeheer, ofwel het vasthouden van water in natte situaties om de inlaatbehoefte (in de zomer) te verminderen en verdroging tegen te gaan; het is seizoensafhankelijk beheer. Dynamisch peilbeheer Het optimaliseren van het peilbeheer met beweegbare stuwen. Hierdoor worden de gemaalcapaciteit en de berging in bodem en watersysteem beter benut; het kan daardoor bijdragen aan het voorkomen van wateroverlast en het verminderen van de wateropgave; het is neerslagafhankelijk beheer. 10/58

Dynamisch peilbeheer heeft ook technische en financiële consequenties voor de gemalen. Doordat deze vaker zullen in- en uitschakelen, ook overdag, nemen de energiekosten toe. Door extra slijtage zullen ook de onderhouds- en personeelskosten stijgen. Aanscherpen bemalingsregimes In 2007 is in een modelstudie ("Maatregelen & Instrumenten Wateroverlast") het aanscherpen van het bemalingregime als anticiperende waterbeheersmaatregel verkend. Deze maatregel was tot nu toe niet in beeld maar blijkt volgens de modelberekeningen een significante bijdrage te kunnen leveren aan het oplossen van de wateropgave. Hierbij is niet gekeken naar het aspect energiekosten en andere mogelijke praktische bezwaren. Een nadere verkenning van deze oplossingsrichting is noodzakelijk. Datzelfde geldt voor de optie om de gemaalcapaciteit uit te breiden. De bemalingsregimes zouden ook kunnen worden aangepast indien de resultaten van het onderzoek naar de voordelen van GGOR-gestuurd peilbeheer leiden tot aanpassing van de peilbesluiten. Dit onderzoek wordt in 2009 uitgevoerd en hierbij wordt niet alleen gekeken naar oppervlaktewaterpeilen maar ook naar grondwaterstanden. GGOR staat voor gewenst grond- en oppervlaktewater regime. 2.4 Europese en nationale ontwikkelingen relevant voor bemaling Europese en landelijke wetgeving anticiperen op bovengenoemde ontwikkelingen en risico s. Bij het beheren en onderhouden van de gemalen dient ook rekening gehouden te worden met de kaders die in ontwikkeling zijn. Samenvattend kan worden gesteld dat ten aanzien van de bemaling wetgeving en afspraken gericht zijn op: - Het ondervangen van de toename van het waterbezwaar en piekbelastingen; - Het handhaven en op lange termijn verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater binnen en buiten het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland; - Het ondervangen van de gevolgen van zeespiegelstijging / stijging van het peil van het buitenwater; - Het ondervangen van de gevolgen van bodemdaling; - Het ondervangen van de gevolgen van verstedelijking; - Het tegengaan van versnelde afvoer door de introductie van een drietrapskwantiteitsstrategie die stelt dat het water eerst vastgehouden moet worden, dan moet worden geborgen en pas als laatste mag worden afgevoerd. Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de regelgeving die het meest van belang is voor het beheer van de hoofdgemalen; voor meer toelichting wordt verwezen naar het Waterbeheerplan 2007-2011. 1. KRW: Europese Kaderrichtlijn Water: o In 2027 verkeren alle wateren in een "goede" chemische en biologische toestand; voor de chemische en ecologische doelen geldt een resultaatverplichting; o Er dienen stroomgebied beheerplannen te worden opgesteld in 2009, 2015, 2021, etc. 2. Rijksoverheid: Nota waterhuishouding / Wet op de waterhuishouding 3. Provincie Flevoland: provinciaal Omgevingsplan, belangrijke ontwikkelingen en functies: o o o Zuidelijk Flevoland: verstedelijking (Almere) 350.000 inwoners in 2030; Ecologische verbinding tussen Oostvaardersplassen en de Veluwe (Oostvaarderswold) Oostelijk Flevoland: luchthaven Lelystad, verstedelijking, agrarische, recreatieve en natuurfuncties; Noordelijk Flevoland: verbreden economisch draagvlak naast dominante agrarische functie & integrale oplossing voor wateroverlast en waterkwaliteit. 11/58

4. Waterschap Zuiderzeeland: Waterbeheersplan 2007-2011. 5. Gemeente: Gemeentelijke waterplannen. 6. Waterbeheer 21 ste eeuw (WB21) en Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) o Leidend uitgangspunt is de trits eerst vasthouden van het (overtollige) water, dan bergen, dan afvoeren. 2.5 Strategische risicobeheersmaatregelen Periode 2011-2015 In de periode 2011-2015 zullen zowel voor de kwantiteits- als kwaliteitseisen geen extra aanvullende maatregelen nodig zijn voor het bemalingssysteem, anders dan welke reeds zijn ingezet. Afhankelijk van het scenario (normaal, extreem nat) zal er een lichte toename van het waterbezwaar optreden met een lichte toename van neerslagpieken. Wel dient geaccepteerd te worden dat dan in een extreem nat scenario incidenteel peiloverschrijdingen kunnen optreden waarmee de gestelde normen overigens niet worden overschreden. Ook voor kwaliteitsbemaling zijn in de periode 2011 2015 geen aanvullende maatregelen nodig anders dan welke reeds zijn ingezet. Voor de periode 2011-2015 richten de strategieën voor de investeringen en voor het beheer en onderhoud zich hoofdzakelijk op het handhaven van de huidige prestaties van de gemalen. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld en uitgewerkt voor de periode daarna. Bij het uitvoeren van grote investeringen zoals de renovaties en/of vervangingen van de gemalen Colijn, Lovink en Vissering zal zonodig op de mogelijk benodigde toekomstige capaciteitsvergroting worden geanticipeerd. Bij het doen van grote investeringen in de nog niet gerenoveerde gemalen Colijn, Lovink, Wortman en Vissering zal in de periode 2009-2020 2 (zie hoofdstuk 5) zonodig rekening gehouden worden met de mogelijk toekomstige capaciteitsbehoefte die in de periode tot 2050 kan optreden. Met de Koersbepaling NBW (tot 2015) die in september 2008 door de Algemene Vergadering is vastgesteld, is in het bovenstaande deel van deze paragraaf rekening gehouden. Dit betreft met name de gemaalinzet in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland (grotere beschikbare capaciteit door het opheffen van de blokkering van de gemalen in 2006, het aanpassen van de voorkeursbemaling en de renovatie en automatisering op gemaal De Blocq van Kuffeler). Periode 2015-2050 In de periode 2015 tot 2050 zullen de effecten van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling een grotere rol gaan spelen. In normale en extreem natte scenario s zal wellicht een uitbreiding van de capaciteit nodig zijn om het neerslagwater en kwelwater bij een toegenomen opvoerhoogte te kunnen afvoeren. Zoals al is opgemerkt, zal voor de grote investeringen in de nog niet gerenoveerde gemalen, zonodig met deze mogelijk toekomstige capaciteitsbehoefte rekening gehouden worden. Bij extreme droogte worden grote waterkwaliteitsproblemen verwacht door toename van de hoeveelheid kwelwater. In een normale situatie wordt een beperkt risico voor waterkwaliteitsproblemen ingeschat. Deze kwaliteitsproblemen zijn niet van dien aard dat grote innovatieve oplossingen nodig zijn. De recente Koersbepaling NBW heeft in deze periode voor de gemalen geen extra consequenties. Periode 2050-2100 In de periode 2050-2100 zullen de effecten van klimaatverandering en buitenpeilstijging verder toenemen. Een uitbereiding van de bemalingcapaciteit is te voorzien bij een normaal of extreem nat scenario; een dergelijke uitbreiding is nog niet met een kwantitatief onderzoek onderbouwd. In de extreem droge en normale scenario s zullen naar verwachting grote kwaliteitsproblemen optreden. 2 Waterschapsbreed zijn in 2011 meerjaren investeringsbegrotingen opgesteld voor de periode 2009-2019; dit is dus een wat langere periode dan de eerste periode waarvoor de strategische beheersmaatregelen zijn opgesteld; het investeringsplan in dit gemalenplan loopt om praktische redenen tot en met 2020 door. 12/58

Tabel 2.1 Overzicht van te verwachten kwantiteits- en kwaliteitsproblemen Scenario s Te verwachten kwantiteits- en kwaliteitsproblemen Voor Noordelijk Flevoland & ZUIDELIJK EN OOSTELIJK FLEVOLAND 2009-2015 2015-2050 2050-2100 Extreem droog Kwantiteit Kwantiteit Kwantiteit Kwaliteit Kwaliteit Kwaliteit Normaal Kwantiteit Kwantiteit Kwantiteit Kwaliteit Kwaliteit Kwaliteit Extreem nat Kwantiteit Kwantiteit Kwantiteit Kwaliteit Kwaliteit Kwaliteit Legenda: - Groen : geen grote problemen / geen aanvullende maatregelen nodig - Oranje : kans op problemen / mogelijk aanvullende maatregelen nodig - Rood : problemen / aanvullende maatregelen nodig In 2011 (of 2012) komt het KNMI naar verwachting met nieuwe klimaatscenario's. Daarom wordt voorgesteld om parallel aan de NBW-toetsing bovenstaande tabel te actualiseren. De eerste toetsing moet in 2012 gereed zijn. 13/58

3. Bemalingsysteem 3.1 Inleiding Voor individuele gemalen worden beslissingen over investeringen en over beheer- en onderhoudskosten zowel bepaald door de technische staat van het gemaal als door de bijdrage daarvan aan het bemalingssysteem. Hoofdstuk 3 richt zich daarom op deze bemalingssystemen. Waterschap Zuiderzeeland kent twee afzonderlijke bemalingssystemen, Noordelijk Flevoland en Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, die zich richten op de peilen in de hoofdvaarten. De inzet van de gemalen in 2011 wordt bepaald op basis van eerder gestelde bemalingdoelstellingen. Gekeken is in hoeverre deze voor de investeringsperiode 2011-2020 gaan wijzigen op basis van evaluaties van het huidige functioneren van het bemalingssysteem en op basis van een vertaling van de lange termijn ontwikkelingskaders zoals geschetst in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt een prognose voor het bemalingregime voor de periode 2011-2020 gepresenteerd en aangegeven welke consequenties dit heeft voor investeringen in de individuele gemalen. De uitwerking van deze investeringen vindt plaats in hoofdstuk 5; de kosten voor beheer en onderhoud worden behandeld in hoofdstuk 6. Belangrijke beleidskaders hierbij zijn het in stand houden en verbeteren van een robuust en betrouwbaar bemalingssysteem met: a. Voldoende reservecapaciteit; b. Spreiding van energiebronnen. 3.2 De gemalen en bemalingregimes van Noordelijk Flevoland en Zuidelijk en Oostelijk Flevoland 3.2.1 Noordelijk Flevoland Gemalen Noordelijk Flevoland In Noordelijk Flevoland wordt het peil beheerst met behulp van de drie gemalen: Smeenge, Vissering en Buma (tabel 3.1; figuur 3) De gemalen worden gestart als lokaal het inschakelpeil wordt bereikt en daarom wordt bij ieder gemaal continu het waterpeil gemeten. Bij de Marknesserbrug in Emmeloord vindt ook een peilmeting plaats; het peil hier wordt beschouwd als het gemiddeld polderpeil en gebruikt om de algehele situatie te bewaken in dit deel van Flevoland. Op basis van gemaakte afspraken en afgesloten overeenkomsten worden de gemalen ingezet. De in- en uitschakelpeilen veranderen weinig; als er veel neerslag wordt verwacht, wordt er voorbemalen door de schakelpeilen tijdelijk te wijzigen. Het systeem is beperkt in de sturingsmogelijkheden omdat een koppeling tussen de gemalen ontbreekt; de enige "koppeling" is het waterpeil. In 2009-2010 zal worden onderzocht of het bemalingsregime kan worden verbeterd. Dit is één van de projecten uit het NBW-uitvoeringsprogramma 2009 2015 en wordt uitgevoerd door de Stafafdeling Strategie en Ontwikkeling. Onderzocht wordt of de dagelijkse peilvariaties in de vaarten en tochten kan worden verkleind waardoor het dynamisch peilbeheer beter mogelijk wordt en de wateropgave wordt verkleind. Opties zijn het overdag bemalen van het gebied en de invoering van bemalingsregimes. De gemalen Smeenge en Buma worden aangedreven door respectievelijk twee en drie elektrische motoren. Gemaal Vissering wordt aangedreven door één dieselmotor en twee aardgasmotoren. Gemaal Vissering heeft tevens sinds 1998 twee warmtekrachtkoppelingen en levert restwarmte aan bedrijven op Urk en elektriciteit aan het openbare net. Hiervoor lopen tot 2013 contractuele afspraken met energieleverancier Essent. In de nabije toekomst moet bekeken worden of de afspraken met Essent nog van deze tijd zijn en of de voordelen voor beide partijen nog aanwezig zijn. Uitgezocht moet worden wat de kosten voor het waterschap zijn ten opzichte van de opbrengen in relatie tot dynamisch peilbeheer en het goedkopere stroomtarief. 14/58

Figuur 3 Schematische weergave bemalingssysteem Noordelijk Flevoland Tabel 3.1: karakteristieken gemalen Noordelijk Flevoland Gemaal Locatie In werking Type motoren Capaciteit [m 3 /minuut] Streefpeilen [m NAP] Lage afdeling Hoge afdeling Lage afdeling Hoge afdeling Smeenge Kraggenburg 1941 2 elektrisch 2 x 620-4,5 NAP +/- 15 cm Vissering Urk 1943 2 gas 1 diesel 2 x 800 1 x 720-5,7 NAP +/- 15 cm Buma Lemmer 1941 3 elektrisch 3 x 720-5,7 NAP +/- 15 cm Bemalingsdoelstellingen en bemalingsregime Noordelijk Flevoland Noordelijk Flevoland kent drie afdelingen met streefpeilen van -4,50 m NAP, -5,0 m NAP en -5,70 m NAP. Gemalen op de lage afdeling en hoge afdeling worden ingezet om de streefpeilen van respectievelijk -5,7 m NAP en -4,5 m NAP +/- 15 cm te handhaven. Het streefpeil in de tussenafdeling wordt met behulp van stuwen gehandhaafd. De volgorde van de inzet van de gemalen in Noordelijk Flevoland anno 2009 is bepaald op basis van de volgende doelstellingen: 1. Beheersing van de peilen conform peilbesluiten; 2. Voldoen aan het waterakkoorden van Noordelijk Flevoland; 3. Voldoen aan doelstellingen die voorvloeien uit het KRW, NBW en WB21: a. Waterkwantiteitsdoelstellingen (vasthouden, afvoeren); b. Waterkwaliteitsdoelstellingen (kwaliteitsbemaling) c. Flexibel peilbeheer; 4. Voldoen aan de contractuele afspraken met Essent tot minimaal 2013. Het betreft de levering van warmte en elektriciteit door gemaal Vissering; 5. In stand houden en verbeteren van een robuust en betrouwbaar bemalingssysteem: a. Voldoende reservecapaciteit; b. Spreiding van energiebronnen; 6. Optimalisatie van energiekosten; 7. Efficiënt onderhoud en beheer door toepassing van risicogestuurd onderhoud en beheer (Risk Based Maintenance). 15/58

Energiekosten. De energiekosten vormen een aanzienlijk deel van de bemalingskosten. Dit geldt voor alle energiedragers waarvan de kosten zijn gerelateerd aan de kosten per vat ruwe olie (meestal Brent olie ook wel Noordzee olie genoemd). De prijsontwikkeling in de laatste drie jaar is in onderstaande grafiek weergegeven. Deze is zeer moeilijk voorspelbaar vanwege de afhankelijkheid van de economische groei of krimp in de wereld, de beschikbaarheid van alternatieve bronnen, de geopolitieke verhoudingen, etc. Figuur 4 Prijsontwikkeling van de prijs per vat van ruwe Noordzee olie (in dollars). Gemaal Smeenge wordt zo min mogelijk ingezet. De reden hiervoor is dat het water, dat uitgeslagen wordt op het Vollenhovermeer, de kwaliteit zou verslechteren van het water in dit meer. Dit dient als inlaatwater ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit en het tegengaan van verdroging in dit deel van Noordelijk Flevoland. Hier bevinden zich een aantal tuinbouwbedrijven die afhankelijk zijn van een goede oppervlaktewaterkwaliteit. In 2008 is door het waterschap nader onderzoek gedaan naar de invloed op de kwaliteit van het Vollenhovermeer door het water dat Gemaal Smeenge hierop uitslaat. De waterkwaliteit ter hoogte van Gemaal Smeenge is binnendijks duidelijk slechter is dan de waterkwaliteit van het Vollenhovermeer. Verder is opvallend dat de waterkwaliteit van het Vollenhovermeer duidelijke beter is dan de kwaliteit van het Kadoelermeer. Dit betekent dat er doorgaans beperkte uitwisseling is tussen de meren en dat beide meren hydrologisch elkaar niet substantieel beïnvloeden. Toename van de uitslag bij Smeenge zal dan ook in meer of minder mate een verslechtering van de waterkwaliteit in het ontvangende oppervlaktewater (het Kadoelermeer) en niet zo zeer een substantiële verslechtering van het Vollenhovermeer of van de ter hoogte van Blokzijl gelegen inlaatpunten van Noordelijk Flevoland. Daarnaast is echter het volgende van belang. Het gemaal slaat uit op het KRWwaterlichaam Vollenhover & Kadoelermeer en het Vollenhovermeer maakt bovendien deel uit van het Natura 2000 gebied De Wieden en De Weerribben. Vanuit de KRW geldt dat een toename van de uitslag door Smeenge strijdig is met het geldende "stand still" principe en dat de Natura 2000 opgave er door wordt vergroot. Samenvattend: de analyse onderbouwt dat het voldoen aan KRW en Natura 2000 doelstellingen van Waterschap Zuiderzeeland vraagt om de huidige situatie te handhaven en extra uitslag bij groot waterbezwaar niet toe te passen. In de zomer, wanneer geen warmte geleverd hoeft te worden door Gemaal Vissering, wordt Gemaal Buma (elektrische motoren) als eerste ingezet tijdens de nachtelijke periode (tussen 23.00 en 7.00 uur) waardoor gebruik gemaakt wordt van de goedkoopst mogelijke energiebron. Bij de start van deze periode worden (behalve op zon- en feestdagen) de in- en uitschakelpunten verlegd; dit gebeurt volgens een vast stramien. Korte proefnemingen hebben uitgewezen dat door een verdere optimalisatie (o.a. het verlaten van het vaste stramien) extra bespaard kan worden op de energiekosten. 16/58

Na de start van Gemaal Buma wordt vervolgens als dat nodig is Gemaal Vissering ingezet. Als laatste wordt Gemaal Smeenge ingezet om het peil te handhaven. Wanneer het kouder wordt, verandert de volgorde van de inzet van gemalen omdat contractueel warmte geleverd moet worden door Gemaal Vissering. Gemaal Vissering wordt dan als eerste ingezet, waarna Gemaal Buma bijspringt en wanneer nodig ook Gemaal Smeenge wordt ingezet. Vanuit het oogpunt van een efficiënte bedrijfsvoering wordt de voorkeur gegeven aan het inzetten van het elektrische gemaal Buma boven het dieselgasgemaal Vissering. Buma, Vissering en Smeenge zijn volledig geautomatiseerd. Het zwaartepunt van de bemaling ligt per 2008 op Gemaal Buma met 6500 draaiuren per jaar, gevolgd door Gemaal Vissering met 3500 draaiuren per jaar en Gemaal Smeenge met 500 draaiuren per jaar. Evaluatie bemalingdoelstellingen Noordelijk Flevoland per 2009 Een globale evaluatie van de realisatie van de doelstellingen voor de bemaling van Noordelijk Flevoland leidt tot de volgende bevindingen: - Noordelijk Flevoland heeft weinig berging waardoor waterbezwaar vrijwel direct afgevoerd dient te worden. De huidige capaciteit van de gemalen is echter meer dan voldoende om aan het vigerende peilbesluit te voldoen; - Het water dat wordt uitgeslagen bestaat voor 1/6 deel uit water dat eerder (onder verantwoordelijkheid van de Sector Watersystemen) is ingelaten voor kwaliteitsverbetering en peilhandhaving; - Er is sprake van een zodanig peilregime dat er meer water wordt uitgeslagen dan strikt noodzakelijk is; - Doordat Gemaal Smeenge nauwelijks hoeft te worden ingezet voor peilbeheer wordt de waterkwaliteit van het Vollenhovermeer niet nadelig beïnvloed; - Het technisch functioneren van Gemaal Vissering laat te wensen over. De dieselmotor en aardgasmotoren met warmtekrachtkoppelingen storen regelmatig. Er zijn problemen met tandwielkasten, koppelingen en motoren. Hierdoor wordt geregeld niet aan de contractuele verplichtingen met Essent voldaan. Hier dient een oplossing voor te worden gezocht; het recentelijk vernieuwen van het contract was een tijdrovend proces. Het contract zelf is negatief voor de bedrijfsvoering die teveel aan banden is gelegd. Het contract loopt tot 2013. Onderzocht moet worden of het contract ook na 2013 gehandhaafd kan blijven, zie ook pagina 14. - Gemaal Smeenge draait weinig maar goed. Vooral in de zomermaanden wordt optimaal gebruik gemaakt van het nachttarief voor elektriciteit. 3.2.2 Zuidelijk en Oostelijk Flevoland Gemalen Zuidelijk en Oostelijk Flevoland In Zuidelijk en Oostelijk Flevoland (ZOF) worden vier gemalen ingezet voor het peilbeheer: Colijn, Lovink, Wortman en De Blocq van Kuffeler (Tabel 3.2; Figuur 4). Het gemaal Wortman wordt aangedreven door vier dieselmotoren. Bij gemaal De Blocq van Kuffeler zijn in 2009 de vier dieselmotoren vervangen door vier elektrische aangedreven motoren. In de gemalen Colijn en Lovink staan respectievelijk drie en twee elektrische motoren opgesteld. 17/58

2x14.0 m 3 /s 2x11.5 m 3 /s D D D D Blocq van Kuffeler 4x8.3 m 3 /s D D D D Wortman Lage Afdeling E E 2x9.5 m 3 /s 2x8.3 m 3 /s 9.5 m 3 /s E E E Colijn Lovink Hoge Afdeling capaciteitsverdeling laag B31% W46% C23% hoog B50% L34% C16% Figuur 5 Schematische weergave bemalingssysteem Zuidelijk en Oostelijk Flevoland Tabel 3.2 karakteristieken gemalen Zuidelijk en Oostelijk Flevoland Gemaal Locatie In werking Type motoren Colijn Ketelhaven 1956 3 elektrisch Lovink Harderwijk 1957 2 elektrisch Capaciteit [m 3 /minuut] Streefpeilen [m NAP] Lage afdeling Hoge afdeling Lage afdeling Hoge afdeling 2 x 500 1 x 550-6,2 NAP -5,2 NAP +/- 15 +/- 15 cm cm 2 x 580-5,2 NAP +/- 15 cm Wortman Lelystad 1956 4 diesel 4 x 500-6,2 NAP +/- 15 cm De Blocq van Kuffeler Almere 1967 4 elektrisch 2 x 700 2 x 850-6,2 NAP +/- 15 cm -5,2 NAP +/- 15 cm Bemalingsregime en Bemalingsdoelstellingen Zuidelijk en Oostelijk Flevoland Deze beide polders hebben een gecombineerde Lage Afdeling en een gecombineerde Hoge Afdeling. Gemalen op de Lage Afdeling en Hoge Afdeling worden ingezet om streefpeilen van respectievelijk -6,2 m NAP en -5,2 m NAP +/-15 cm te handhaven. Elektrische bemaling vindt s nachts plaats. De gemalen worden aangestuurd op basis van een representatief polderpeil (RPP). In elke afdeling worden daartoe continue 4 peilmetingen verricht (zie figuur 5). In de Hoge Afdeling zijn de meetlocaties Colijn, Lovink, De Blocq van Kuffeler en de Hoge Knarsluis. in de Lage Afdeling zijn dit Colijn, Wortman, De Blocq van Kuffeler en de Lage Knarsluis. De metingen worden gemiddeld waarbij elke meting een eigen wegingsfactor heeft. Indien een meting is uitgevallen, wordt gewerkt met aangepaste wegingsfactoren. Er is geen noodzaak dit systeem aan te passen of uit te breiden. 18/58