KENNIS VAN GEZONDHEIDSWERKERS ROND



Vergelijkbare documenten
Up-to-date? Uit internationaal onderzoek blijkt dat moeders die zich in hun omgeving. hebben en langer borstvoe- ding geven.

Model plan-van-aanpak voor verbetering van het borstvoedingsbeleid met als uitgangspunt de Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding

Opzet en respons. Opzet en respons. Kennis van gezondheidswerkers rond borstvoeding. Structuur

30 jaar De Bakermat, 20 jaar vroedvrouwenpraktijk, 10 jaar expertisecentrum kraamzorg viering 15 maart 2013

Uitbreiding & verbreding

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

KNOV-Visie. Voeding van de pasgeborene. Utrecht 2015

Kansarme moeders en de eerste voedingskeuze voor hun kind. Rudy De Cock, Hannie Serlet en Sofie Mestdagh

info voor de ouders man, vrouw en kind Naar huis... Ontslagbrochure borstvoeding


Ontslagbrochure borstvoeding

Model plan-van-aanpak voor verbetering van het borstvoedingsbeleid van de verloskundige praktijk

Borstvoedingsbeleid New Care Kraamzorg

AZ Sint-Lucas, een hart voor borstvoeding

Postnatale begeleiding

BORSTVOEDINGSBELEID. Borstvoedingsbeleid Kraamburo ZorgSaam. Versie 2.1

Lactatiekundige zorg Professionele begeleiding bij borstvoeding

Rapportage cliëntervaringsonderzoek CQI Kraamzorg. Kraamzorg JoNa BV

Postnatale begeleiding. Informatiebrochure

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

Borstvoedingspaspoort

Borstvoeding in de kinderopvang

nr. 680 van LIES JANS datum: 29 mei 2015 aan JO VANDEURZEN Borstvoeding - Promotiecampagnes SCHRIFTELIJKE VRAAG

Beleid en WHO-code, Scholing, Zwangerenvoorlichting (indien de organisatie zwangeren bereikt), Ketenzorg

Uittreksel van de nieuwe Baby Friendly Nederland Standaarden voor Verloskundige Praktijken

Uittreksel van de nieuwe Baby Friendly Nederland Standaarden voor Kraamzorg en Ziekenhuis

Borstvoedingsbeleid MC Zuiderzee

Peiling van de patiëntentevredenheid op Materniteit. Ziekenhuis X

Ketenprotocol. Borstvoeding bij gezonde zuigeling. Auteurs: V. Botterman, J.R. van der Burg, C. Moerman

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

INFORMATIEAVOND BORSTVOEDING

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Vroedvrouwen en prenatale counseling

1 jaar Zoet Zwanger: Vlaanderen in actie tegen diabetes

Uitkomsten zorgverlenersvragenlijst 2015

BORSTVOEDING. in een babyvriendelijk ziekenhuis

Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma DM - Eerste lijn (2013)

Borstvoedingsbeleid MC Zuiderzee

Onderzoek naar de keuze voor borst/kunstvoeding bij jonge moeders

De verpleegkundige als melder van bijwerkingen?

Rapportering Tevredenheidsmeting Loopbaanbegeleiding 2016

Rookmelders Omnibusonderzoek 2011

Lactatiekundige. Hulp bij borstvoeding

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Afkolven van moedermelk

Borstvoeding binnen MAM's kinderopvang

checklist borstvoeding

Resultaten van de multidisciplinaire proefimplementatie van de conceptrichtlijn Preventie en aanpak van borstvoedingsproblemen

Het staal en deze vragenlijst zullen volgens afspraak, later bij u thuis opgehaald worden.

Samen werken aan betere geboortezorg voor moeder en kind!

EEN STERKE BRUG EN THUIS. Het belang van transmurale zorg. Violaine Dragonetti, december 2014

Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma COPD - Eerste lijn (2013)

23. WAT MAG JE VERWACHTEN VAN EEN BORSTVOEDINGSVERENIGING?

Samenvatting SAMENVATTING

Strategie 2: bevorderen van gezond bewegen en evenwichtige voeding in de leefomgeving van zuigelingen en jonge kinderen

Good Practice aanbevelingen

Kennis en ervaring van CB-artsen bij de begeleiding van borstvoeding

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Afkolven van moedermelk

Rapportage Enquête Mantelzorgondersteuning 2012

Klanttevredenheidsonderzoek DBC Diabetes Mellitus Eerste lijn

Standaarden advisering borstvoeding

NT2-docent, man/vrouw met missie

Inleiding Het jaarverslag van 2017 is een overzicht van de activiteiten van Zwanger in Brussel.

Geniet in alle rust van je baby.

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Het beroep van loontrekkende kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Participatie van cliënten laat nog te wensen over. Dit geldt ook voor de eenduidige voorlichting aan (aanstaande) zwangeren en hun partners.

18 december van 10. Op vakantie na een niertransplantatie; NP online enquête

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

Contact en communicatie

AFKORTINGEN IN TABELLEN

Korter in kraambed, betere uitkomst? Vroedkundig perspectief op de kraamvrouw. Siska Van Damme UZ Leuven Pentalfa

Ouders over tevredenheidmetingen.

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

[ENQUETE COMMUNICATIE]

Resultaten enquête. Onderzoek van Leen Leys. Master in de pedagogische wetenschappen

BORSTVOEDING TIJDENS DE KRAAMZORG - EN DAARNA? PRESENTATIE OVER BORSTVOEDINGSBELEID DAG VOOR DE KRAAMZORG - 9 SEPTEMBER 2014 MARTINA SCHIPPERS, IBCLC

Duurzame ontwikkeling

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Richtlijn Borstvoeding (2015, multidisciplinair)

Beleving Theaterfestival Boulevard 2012 Onderzoeksrapportage. Life is Wonderful

info voor de ouders man, vrouw en kind Naar huis... Ontslagbrochure kunstvoeding

Borstvoeding geven aan een meerling

Borstvoeding is... INFORMATIE VOOR PATIËNTEN

B1.2 Zijn het beleid en aanverwante protocollen in overeenstemming met de meest recente wetenschappelijke inzichten? ja o nee o

Werkbelevingsonderzoek 2013

Afkolven van moedermelk

Borstvoeding in het TweeSteden ziekenhuis

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Evaluatie vormingen welzijn op het werk

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Borstvoeding. Goede begeleiding werkt!

Kan zorg nog beter? Laat het ons weten! Wat betekent CQI? Waar kunnen cliënten terecht bij klachten over de zorg?

Visietekst PRAGT Perinataal Regionaal Ambulant GezinsTraject

Analyserapport van de patiëntenvragenlijsten over de huisarts: Leenen

Transcriptie:

KENNIS VAN GEZONDHEIDSWERKERS ROND BORSTVOEDING Wat ze vandaag (al?) weten en morgen (nog?) moeten leren, om overmorgen voedende moeders succesvol te begeleiden Jill Adams, socioloog en auteur Anne Dedry, eindredacteur en afgevaardigd bestuurder Een project van vzw De Bakermat september 2006 Expertisecentrum Kraamzorg en Praktijk voor Vroedkunde. Een onderzoek in opdracht van Kind en Gezin Vzw De Bakermat Redingenstraat 27 3000 Leuven - Tel. 016/20 77 40 www.debakermat.be - www.wegwijsborstvoeding.be - debakermat@debakermat.be Verantwoordelijke uitgever: Anne Dedry 2

VOORWOORD...7 1. INLEIDING...9 1.1. Situering...9 1.2. Zeven Punten Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning van borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg... 10 2. OPZET VAN DE BEVRAGING...12 2.1. Methodologie... 12 2.2. Vragenlijsten... 13 2.3. Steekproef en respons... 13 Kraamverzorg(st)ers... 14 Kinderverzorg(st)ers en verantwoordelijken kinderdagverblijf... 14 Regioverpleegkundigen Kind en Gezin... 15 Vroedvrouwen in de thuiszorg... 15 Huisartsen... 15 Gynaecologen... 16 Pediaters... 16 Opvangouders... 16 Respons samengevat... 17 3. PROFIEL VAN DE GEZONDHEIDSWERKERS...18 3.1. Kraamverzorg(st)ers en kinderverzorg(st)ers... 18 Kraamverzorg(st)ers... 18 A. Geslacht en leeftijd...18 B. Scholing en begeleiding...19 C. Borstvoedingsbeleid...23 Kinderverzorg(st)ers...24 A. Geslacht en leeftijd...24 B. Scholing en begeleiding...25 C. Borstvoedingsbeleid...29 3.2. Paramedici en medici...30 Verantwoordelijken erkend kinderdagverblijf...30 A. Geslacht en leeftijd...30 B. Scholing en begeleiding...31 C. Borstvoedingsbeleid...35 Regioverpleegkundigen Kind en Gezin...37 3

A. Geslacht en leeftijd...37 B. Scholing en begeleiding...37 C. Borstvoedingsbeleid...42 Vroedvrouwen werkzaam in de thuiszorg...43 A. Geslacht en leeftijd...43 B. Bijscholing en begeleiding...43 C. Borstvoedingsbeleid...48 Huisartsen...49 A. Geslacht en leeftijd...49 B. Scholing en begeleiding...49 C. Borstvoedingsbeleid...53 Gynaecologen...54 A. Geslacht en leeftijd...54 B. Scholing en begeleiding...55 C. Borstvoedingsbeleid...59 Pediaters 60 A. Geslacht en leeftijd...60 B. Scholing en begeleiding...61 C. Borstvoedingsbeleid...65 3.3. Opvangouders...66 A. Geslacht en leeftijd...66 B. Scholing en begeleiding...66 C. Borstvoedingsbeleid...69 3.4. Samenvatting profiel...70 4. KENNIS VAN DE GEZONDHEIDSWERKERS ROND BORSTVOEDING...73 4.1. Basisregels voor een goede borstvoeding: voeden op vraag en exclusieve borstvoeding 73 Vragen en antwoorden bij dit thema...75 Tijd tussen de voedingen...75 Aandeel moeders dat niet kan voeden...77 Onvoldoende melkproductie - tijd tussen voedingen...79 Onvoldoende melkproductie - aantal voedingen...81 Onvoldoende melkproductie - frequent voeding vragen...83 Vraag: Onvoldoende melkproductie - tijd tussen voedingen (opvangouders)...85 Weegcontroles...86 Nachtvoedingen...87 Bijvoeden met kunstmelk wanneer de moeder ongerust is...89 Bescherming darmpjes...90 Bijvoeden met water tijdens zomermaanden...92 Effect van bijvoeden met kunstvoeding op lange termijn...94 Bijvoeden met een kopje...96 4

Aandachtspunten bij de kennis over basisregels voor borstvoeding...98 4.2. Anatomie en fysiologie...101 Vragen en antwoorden bij dit thema...101 Omvang borsten en melkproductie...101 Toeschietreflex...103 Onderscheid voor- en achtermelk...105 Voeding van de moeder en kwaliteit moedermelk...107 Verdragen van voedingsstoffen door de baby - voeding van de moeder...109 Allergie - risico op koemelkeiwitallergie... 111 Aandachtspunten bij anatomie en fysiologie van borstvoeding...112 4.3. Problemen bij borstvoeding...114 Vragen en antwoorden bij dit thema...114 Het ontstaan van tepelkloven...114 Tepelhoedje ter preventie van tepelkloven...116 Fout aanleggen van de baby...118 Groeispurt en frequentie van de voeding...120 Reflux...122 Borstontsteking...124 Behandeling borstontsteking...126 Compatibiliteit borstvoeding en antibioticum...128 Schimmelinfectie - behandeling baby en moeder...130 Schimmelinfectie diep in de borst...132 Schimmelinfectie - compatibiliteit behandeling en borstvoeding...133 Compatibiliteit antihypertensiva en borstvoeding...134 Aandachtspunten bij problemen omtrent borstvoeding...136 4.4. Begeleiding van borstvoeding op lange termijn...139 Vragen en antwoorden bij dit thema...139 Buitenshuis werken of studeren...139 Bewaren moedermelk - koelkast...141 Bewaren moedermelk - diepvriezer...143 Opwarmen moedermelk...145 Bewaren moedermelk - opdeling in verschillende lagen...147 Waterig uitzicht moedermelk...148 Bewaren moedermelk - verandering geur...149 Anti-infectieuze eigenschappen bij lang voeden...150 Introductie vaste voeding...152 Exclusieve borstvoeding tot 6 maanden en ijzersuppletie...155 5

Duur van de borstvoeding...157 Borstvoeding en zwangerschap...159 Afbouwen van de borstvoeding...161 Aandachtspunten bij de begeleiding van borstvoeding op lange termijn...163 5. SYNTHESE: AANDACHTSPUNTEN VOOR DE GEZONDHEIDSWERKERS...165 5.1. Aandachtspunten bij de basisregels voor borstvoeding...165 5.2. Aandachtspunten bij anatomie en fysiologie van borstvoeding...167 5.3. Aandachtspunten bij problemen omtrent borstvoeding...169 5.4. Aandachtspunten bij de begeleiding van borstvoeding op lange termijn...172 5.5. Overzicht aandachtspunten...174 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...179 6.1. Kraamverzorg(st)ers...179 6.2. Kinderverzorgsters en verantwoordelijken van een erkend kinderdagverblijf...180 6.3. Vroedvrouwen werkzaam in de thuiszorg en regioverpleegkundigen van Kind en Gezin.182 6.4. Artsen...184 6.5. Opvangouders...186 6.6. Aanbevelingen...187 6.7. Algemeen besluit...199 7. REFERENTIES...200 8. BIJLAGEN...208 Bijlage 1: Vragenlijst voor kraam-en kinderverzorgsters...209 Bijlage 2: Vragenlijst voor (para)medici...213 Bijlage 3: Vragenlijst voor opvangouders...219 Bijlage 4: Leden Projectopvolgingsgroep...222 6

VOORWOORD Wat (absolute) waarheden genoemd worden, zijn in werkelijkheid afspraken, is een gevleugelde uitspraak van Harry Mulisch. Dit onderzoek pretendeert niet om absolute waarheden te verkondigen rond borstvoeding, en wil nog minder gezondheidswerkers beoordelen als goede of slechte hulpverlener, noch groepen gezondheidswerkers onderling vergelijken. Dit onderzoek wil bijdragen tot meer inzicht in Vlaanderen in de kennis rond borstvoeding van de diverse groepen gezondheidswerkers die zwangere en borstvoedende moeders begeleiden. Kennis is immers de moeder van de wetenschap. Dit rapport is een uitnodiging aan elk van de 9 bevraagde groepen zorgverstrekkers om op basis van de resultaten te kiezen voor opleiding en specifieke bijscholing. De vragenlijsten werden zorgvuldig samengesteld door een multidisciplinaire opvolgingsgroep, op voorzet van vzw De Bakermat, en de steekproeven zijn aselect getrokken met medewerking van de diverse beroepsorganisaties en representatieve voorzieningen. De keuze van de vragen en de motivering van de (correcte) antwoorden, zijn onderbouwd door internationale literatuur, waarbij wij meestal de WHO-standpunten als wetenschappelijk aanvaarde standaarden gehanteerd hebben. Niet om hiermee de absolute waarheid rond borstvoeding te prediken, maar om een brede internationale consensus als uitgangspunt te nemen voor een streven naar evidence based afspraken waar gezondheidswerkers zich beter bij zullen voelen en voedende vrouwen baat bij kunnen hebben. Bij de items waarover minder eensgezindheid bestaat, wordt telkens in de inleiding gemotiveerd voor welke (meerderheids)strekking wij gekozen hebben. Als dit rapport dan ook kan leiden tot meer Vlaamse neuzen in dezelfde richting bij het begeleiden van voedende moeders en tot meer opleiding en bijscholing voor de gezondheidswerkers, is de opdracht geslaagd. 7

Wij houden eraan volgende organisaties te bedanken voor het ter beschikking stellen van adressen van respondenten of het verdelen van enquêtes : Kind & Gezin, de Wetenschappelijke Vereniging der Vlaamse Huisartsen, de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde, de Expertisecentra Kraamzorg, de diensten voor thuiszorg (Landelijke Thuiszorg, Familiezorg West-Vlaanderen, Reddie Teddy, Solidariteit voor het Gezin), en de diensten voor opvanggezinnen ( Solidariteit voor het Gezin, Landelijke Kinderopvang, KAV, Reddie Teddy West- en Oost-Vlaanderen). Dit rapport kwam tot stand dankzij Auteur : Jill Adams. Redactie : Anne Dedry, Veerle Van Bocxstaele, Magda Verbeelen, Lies Versavel. Projectopvolgingsgroep : Kind & Gezin, Expertisecentra Kraamzorg, Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen, Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, Gynaecologie UZ Gent, IBCLC, Wetenschappelijke Vereniging der Vlaamse Huisartsen, La Leche League, vzw Borstvoeding, leden Raad van Bestuur De Bakermat. Logistieke ondersteuning : Annelies Asselbergs, Karel Bergmans, Inge Delagey, Alena Heyvaert, Rita Pauwels, Natalie Peeters, Erik Penen. Wij wensen u veel leesgenot. Dr. Jo Lisaerde, voorzitter De Bakermat Anne Dedry, afgevaardigd bestuurder 8

1. INLEIDING 1.1. Situering Dat borstvoeding de meest natuurlijke en beste voeding voor baby s is, staat buiten twijfel. Borstvoeding heeft onmiskenbare fysieke en emotionele gezondheidsvoordelen voor zowel baby als moeder. De World Health Organization (WHO) stelt: Moedermelk is de ideale voeding voor baby s en staat garant voor een gezonde groei en ontwikkeling van zuigelingen. Borstvoeding geven maakt integraal deel uit van het voortplantingsproces en heeft belangrijke implicaties voor de gezondheid van moeders. Exclusieve borstvoeding is de optimale voeding voor zuigelingen tot de leeftijd van zes maanden. Vanaf dan is het aangeraden dat kinderen naast de bijvoeding moedermelk blijven drinken tot en met het tweede levensjaar of langer 1. Het creëren van een borstvoedingsvriendelijk klimaat en ondersteunen van alle inspanningen die daartoe gedaan worden, kan bijgevolg enkel worden aangemoedigd. In 1992 lanceerden de WHO en UNICEF wereldwijd het Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI) ter bevordering van de borstvoeding. De basis voor dit project ligt beschreven in de Ten Steps to Successful Breastfeeding waarbij het accent ligt op de verbetering van de begeleiding en ondersteuning van borstvoeding in de zorginstellingen. Concreet betekent dit dat het BFHI zorginstellingen informeert en begeleidt opdat zij zouden voldoen aan de internationale criteria van een kwalitatief goed borstvoedingsbeleid. Deze ondersteuning krijgt vorm door het uitreiken van een kwaliteitscertificaat na een externe evaluatie. De effectiviteit van deze Ten Steps werd reeds wetenschappelijk aangetoond 2. Het BFHI werd in 171 landen gelanceerd. In België is het Federaal Borstvoedingscomité verantwoordelijk voor het toezicht op de toekenning van het kwaliteitslabel Babyvriendelijk Ziekenhuis. In het Verenigd Koninkrijk werd naar analogie met het BFHI een certificaat uitgewerkt voor de maatschappelijke gezondheidszorg, namelijk The Seven Points Plan for the Protection, Promotion and Support of Breastfeeding in Community Health Care Settings. In Nederland werd dit concept in samenwerking met een aantal thuiszorgorganisaties, vertaald als Zeven stappen voor ondersteuning van borstvoeding in de Jeugdgezondheidszorg, ontwikkeld om het langdurig geven van borstvoeding te bevorderen. 1 World Health Organization (z.d.). Nutrition. Infant and Young Child. Exclusive Breastfeeding. Geneva. http://www.who.int/child-adolescent-health/nutrition/infant_exclusive.htm. 2 World Health Organization (1998). Evidence for the Ten Steps to Successful Breastfeeding, pp. 68-70. WHO/CHD/98.9. Geneva: WHO. http://www.who.int/child-adolescenthealth/new_publications/nutrition/who_chd_98.9.pdf. 9

De Stichting Zorg voor Borstvoeding informeert instellingen, adviseert en begeleidt bij de implementatie van de zeven stappen. Na een externe beoordeling, die gebaseerd is op de Internationale Criteria voor het BFHI, kan een instelling het Zorg voor Borstvoeding certificaat voor de Jeugdgezondheidszorg verwerven 3. 1.2. Zeven Punten Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning van borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg In opdracht van Kind en Gezin zal vzw De Bakermat 4 een borstvoedingsproject uitwerken dat is aangepast aan de specifieke situatie in Vlaanderen. Uitgangspunt hiervoor is het Zeven Punten Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning van borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg (cfr. kader). Dit Zeven Punten Plan sluit aan op het Babyvriendelijk Ziekenhuis Initiatief en de 10 vuistregels rond de start van borstvoeding. Het vormt één geheel. Dit Zeven Punten Plan lijkt erg op het hierboven beschreven Nederlandse Zeven Stappen Plan, maar kreeg in overleg met Kind en Gezin een Vlaamse invulling. Zeven Punten Plan ter bescherming, promotie en ondersteuning van borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg Een Borstvoedingsvriendelijke Organisatie voldoet aan de volgende Zeven Punten: 1. Er is een borstvoedingsbeleid op papier dat standaard bekend gemaakt wordt aan alle medewerkers. 2. Alle betrokken medewerkers leren de vaardigheden aan die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dat beleid. 3. Alle zwangere cliënten/patiënten worden ingelicht over het belang en de praktijk van borstvoeding geven. 4. Vrouwen die borstvoeding geven worden daarin gestimuleerd en ondersteund. 5. Aan vrouwen die borstvoeding geven wordt uitgelegd dat het kind tot de leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan moedermelk en dat de borstvoeding gecombineerd met andere voedingsmiddelen daarna kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen. 6. Er wordt voorlichting gegeven over de mogelijkheden van het combineren van borstvoeding met werk of studie buitenshuis. 7. Er worden contacten onderhouden met andere organisaties en zorgverleners en de ouders worden verwezen naar borstvoedingsorganisaties. 3 Stichting Zorg voor Borstvoeding Nederland (2002). Model plan-van-aanpak voor verbetering van het borstvoedingsbeleid. Krimpen aan de Lek: Stichting Zorg voor Borstvoeding Nederland. 4 Vzw De Bakermat is ontstaan als kraamcentrum in 1983, en vanaf 1993 versterkt met een groepspraktijk van vroedvrouwen die zwangere koppels en pas bevallen ouders pre- en postnataal begeleiden. De Bakermat is recentelijk (2003) ook door Kind en Gezin erkend als expertisecentrum kraamzorg, en heeft daarnaast vanaf 2005 als derde kernactiviteit de opdracht om in partnerschap met Kind en Gezin, borstvoeding in Vlaanderen op de kaart te zetten. 10

Tijdens dit drie jaar durende project zal vzw De Bakermat dit Zeven Punten Plan lanceren met behulp van verschillende acties: Begeleiden van de organisaties betrokken bij borstvoeding in de maatschappelijke gezondheidszorg naar het behalen van het certificaat Borstvoedingsvriendelijke organisatie. Een wetenschappelijk onderbouwd éénvormig borstvoedingsbeleid opstellen voor de maatschappelijke gezondheidszorg en opleidingspakketten voor deze sector uitwerken. Een wetenschappelijk onderbouwd instrument uitwerken om tijdens de kraamperiode de moeders te detecteren die een risico lopen vroegtijdig te stoppen met borstvoeding. Een inventaris rond afkolven actualiseren en up-to-date houden. Een Vlaamse website over borstvoeding ontwikkelen (www.wegwijsborstvoeding.be) met professionelen als doelgroep Oprichten van een multidisciplinaire projectopvolgingsgroep, met vertegenwoordigers uit verschillende beroepsgroepen rond borstvoeding, die zorgt voor begeleiding en bijsturing (zie bijlage 4). Teneinde dit project en de implementatie ervan wetenschappelijk te onderbouwen zal in eerste instantie de Vlaamse borstvoedingssituatie nader in kaart worden gebracht. De bevraging van de situatie in Vlaanderen zal dienst doen als voormeting en omvat twee luiken. Enerzijds worden de Vlaamse gezondheidswerkers die betrokken zijn bij de zorg rond borstvoeding bij het jonge kind bevraagd. Er wordt gepeild naar hun kennis rond borstvoeding en naar het bestaande borstvoedingsbeleid en de opleidingsmogelijkheden bij praktijken, diensten en organisaties betrokken bij de zorg rond borstvoeding. Anderzijds wordt bij moeders nagegaan welke de succesfactoren zijn voor het langdurig voeden (6 maanden en langer), en zal dezelfde bevraging bij moeders die korter gevoed hebben, toelaten om beide groepen op een aantal cruciale punten te vergelijken. Dit rapport stelt de resultaten van het onderzoek bij de Vlaamse gezondheidswerkers voor. Samen met de resultaten van het grootschalig onderzoek bij borstvoedende moeders, zullen deze gegevens een waardevolle basis zijn om ondersteunende maatregelen voor te stellen en uit te werken voor een borstvoedingsvriendelijk klimaat in Vlaanderen. Door beide luiken als één geheel te benaderen, zullen noden van zorgverstrekkers en zorgvragers bovendien optimaal op elkaar kunnen afgestemd worden. 11

2. OPZET VAN DE BEVRAGING Gezondheidswerkers vervullen een belangrijke rol in het begeleiden en ondersteunen van borstvoeding. Tijdens de zwangerschap, en zowel voor als na de kraamperiode kan de moeder immers bij de huisarts, pediater, gynaecoloog, vroedvrouw, kraamverzorg(st)er, kinderverzorg(st)er, verantwoordelijke van een kinderdagverblijf, regioverpleegkundige van Kind en Gezin of opvangouder te rade gaan met vragen of problemen rond borstvoeding. Voorgaand buitenlands onderzoek toonde reeds aan dat moeders die zich gesteund weten door de gezondheidswerkers in hun omgeving, meer zelfvertrouwen hebben en langer voeden. Deze ondersteuning kan zowel bestaan uit bevestiging, als uit het geven van gerichte informatie 5 6 7 8. Als Vlaanderen een breed ondersteunend netwerk voor borstvoeding wil uitbouwen zal op de eerste plaats iedereen, van kraamverzorgende tot arts, van een degelijke opleiding rond borstvoeding moeten kunnen genieten. Alvorens opleidings- of bijscholingspakketten rond borstvoeding samen te stellen, willen we aan de hand van deze enquête nagaan hoe het met de kennis van de verschillende Vlaamse gezondheidswerkers staat. De resultaten zullen aantonen of en welke lacunes er zijn in de kennis rond borstvoeding, en hoe ze staan tegenover het begeleiden van borstvoedende moeders. Naast het overdragen van kennis zal er in de later samen te stellen opleidings- of bijscholingspakketten ook aandacht zijn voor de attitude van gezondheidswerkers ten aanzien van borstvoeding. 2.1. Methodologie Binnen de maatschappelijke gezondheidszorg hebben we drie verschillende doelgroepen geïdentificeerd en samengebracht onder de noemer gezondheidswerkers. Artsen (huisartsen, gynaecologen, pediaters), vroedvrouwen werkzaam in de thuiszorg, regioverpleegkundigen bij Kind en Gezin, en verantwoordelijken van erkende kinderdagverblijven maken een eerste groep uit. De tweede groep bestaat uit kraamverzorg(st)ers en kinderverzorg(st)ers. Een laatste groep, de opvangouders, rekenen we eerder tot de semi-professionelen en bevragen we gericht met behulp van items uit hun dagdagelijkse praktijk bij de ondersteuning van borstvoedende moeders. 5 Dillaway, H.E. and M.E. Douma (2004). Are Pediatric Offices Supportive of Breastfeeding? Discrepancies between Mothers and Healthcare Professionals Reports. Clinical Pediatrics, 43, pp. 417-430. 6 Khoury, A.J., Hinton, A., Mitra, A.K., Carothers, C. and Foretich, C. (2002). Improving Breastfeeding Knowledge, Attitudes, and Practices of WIC Clinic Staff. Public Health Reports, 117, pp. 453-462. 7 Freed, G., Clark, S., Sorensen, J. Lohr, J., Cefalo R., and P. Curtis (1995). National Assessment of Physicians Breastfeeding Knowledge, Attitudes, Training and Experience. JAMA, 273 (6), pp. 472-476. 8 Humenick, S., Hill, P. and P. Spiegelberg (1998). Breastfeeding and Health Professional Encouragement. Journal of Human Lactation, 14 (4), pp. 305-310. 12

Voor elk van deze drie groepen werd aldus een specifieke vragenlijst opgesteld. De vragenlijsten werden per post en waar het kon elektronisch verspreid (dit was het geval voor de meeste vroedvrouwen en voor de regioverpleegkundigen van Kind en Gezin). Deze vragenlijsten werden op dezelfde manier verwerkt. 2.2. Vragenlijsten 9 Op basis van literatuurstudie en van ervaringen uit de dagelijkse praktijk werden er drie verschillende vragenlijsten opgesteld voor de verschillende beroepsgroepen. Met deze inhoudelijke differentiatie in de vragenlijsten willen we beantwoorden aan de verschillende rol van begeleiding of de periode waarin de zorgverlener met borstvoeding te maken heeft. De meest beperkte vragenlijst werd voorgelegd aan de opvangouders; we rekenen hen eerder tot de semi-professionele gezondheidswerkers. Voor deze respondentengroep ligt de nadruk vooral op de kenmerken van afgekolfde melk en het bewaren ervan. De vragenlijst voor de kraam- en kinderverzorg(st)ers bevat voornamelijk algemene vragen over de basisregels voor een goede borstvoeding. Voor de medici en de paramedici werden bijkomende vragen opgenomen. Deze vragen spitsen zich toe op mogelijke problemen bij borstvoeding, zoals borstontsteking en schimmelinfecties en de al dan niet medicinale behandeling ervan. 2.3. Steekproef en respons We beogen met dit onderzoek in eerste instantie het optekenen van een stand van zaken en het blootleggen van een aantal tendensen inzake de kennis en attitude omtrent borstvoeding. Statistische veralgemening of onderlinge vergelijking van de groepen behoort niet tot de doelstellingen. Het bevragen van de afzonderlijke groepen gezondheidswerkers laat toe om per respondentengroep een aantal werkpunten te identificeren waaraan tegemoet kan worden gekomen bij het opstellen van opleidings- en bijscholingspakketten. Op deze manier wil dit project een optimale ondersteuning voorbereiden bij de begeleidende rol die de diverse gezondheidswerkers voor voedende moeders vervullen. Met deze bevraging brengen we wellicht enkel de kennis van de meest gemotiveerde gezondheidswerkers in kaart, hetgeen de resultaten zo mogelijk nog meer gewicht geeft. We wijzen verder ook op de rol van het gebrek aan eensluidende adviezen rond borstvoeding ter verklaring voor bepaalde resultaten. Vaak dienen gezondheidswerkers zich te houden aan wettelijke bepalingen die gegeven worden vanuit bevoegde instanties, en zorgen tegenstrijdigheden tussen de bepalingen van verschillende instanties enerzijds en/of tegenstrijdigheden binnen de vakliteratuur anderzijds ervoor dat de onderzoeksresultaten voor nuancering vatbaar zijn. Bij de meeste 9 De drie verschillende vragenlijsten zijn terug te vinden in de bijlagen. 13

items evenwel zijn er duidelijke wetenschappelijk aanvaarde standaarden van waaruit we konden vertrekken om onze correct of fout stellingname te kunnen staven. In wat volgt bespreken we voor iedere beroepsgroep de wijze van steekproeftrekking en respons. Voor het trekken van steekproeven kregen we de medewerking van verschillende beroepsorganisaties of werkgevers. Voor elk van de afzonderlijke beroepsgroepen werd een responsaantal van 100 nagestreefd. Kraamverzorg(st)ers Via de databanken van alle Expertisecentra Kraamzorg in Vlaanderen werden de thuiszorgorganisaties die kraamhulp aanbieden geïnventariseerd, alsook het aantal kraamverzorg(st)ers dat per provincie werkzaam is bij deze organisaties. Deze cijfers lieten toe om een verdeling van het aantal kraamverzorg(st)ers per dienst en per provincie op te maken. Vervolgens werd van elk van de vijf diensten de medewerking gevraagd. Dit resulteerde in twee pistes: enerzijds ontvingen we van sommige diensten de nodige thuisadressen van kraamverzorg(st)ers om de vragenlijsten per post te versturen. Anderzijds werd aan sommige diensten een pakket vragenlijsten met begeleidende brief verstuurd, om ze op toevallige wijze onder hun kraamverzorg(st)ers te verdelen. Uit het oorspronkelijke bestand van 442 kraamverzorg(st)ers werd een steekproef van 242 getrokken. Midden juli 2005 werden de enquêtes verstuurd. Voor iedere vragenlijst werd telkens een aparte retourenveloppe voorzien. De totale respons voor de groep kraamverzorg(st)ers bedraagt 63%: 152 van de 242 gecontacteerde kraamverzorg(st)ers namen deel aan het onderzoek. Kinderverzorg(st)ers en verantwoordelijken kinderdagverblijf De kinderverzorg(st)ers en verantwoordelijken van erkende kinderdagverblijven werden samen gecontacteerd via de kinderdagverblijven. Via Kind en Gezin ontvingen we een overzicht van al de 337 door Kind en Gezin erkende kinderdagverblijven in Vlaanderen. Hieruit werd een toevallige steekproef van 150 kinderdagverblijven getrokken. Medio juli 2005 werd aan elk kinderdagverblijf een omslag toegezonden met daarin een begeleidende brief, een vragenlijst voor de verantwoordelijke en een vragenlijst voor een kinderverzorg(st)er. Omdat de vragenlijst voor de kinderverzorg(st)ers inhoudelijk verschilt van deze voor de verantwoordelijken en we vergissingen wilden voorkomen, werd met verschillende kleuren van vragenlijsten gewerkt. Ook werd voor elke vragenlijst een aparte retourenveloppe voorzien. In de begeleidende brief werd gevraagd om de kinderverzorg(st)er op toevallige wijze aan te duiden (meerbepaald de eerstvolgende die verjaarde en aanwezig was). Begin september werden per post 40 rappels aan de kinderdagverblijven verstuurd. 14

Door de verantwoordelijken van erkende kinderdagverblijven werden er uiteindelijk 101 vragenlijsten teruggestuurd. Hiermee behaalden we voor de verantwoordelijken van kinderdagverblijven een respons van 67%. Daarnaast werden er 103 vragenlijsten teruggezonden door de kinderverzorg(st)ers waardoor de respons voor deze beroepsgroep 69% bereikte. Regioverpleegkundigen Kind en Gezin We ontvingen van Kind en Gezin 120 emailadressen van regioverpleegkundigen die op dat ogenblik actief aan het werk waren (d.w.z. niet in zwangerschapsverlof, ziekteverlof of dergelijke). Er werden begin augustus 120 elektronische uitnodigingen voor het invullen van de vragenlijst verstuurd. Eind augustus werd er een herinneringsmail verstuurd, en in september deed Kind en Gezin een extra oproep tot medewerking. 91 regioverpleegkundigen vulden uiteindelijk de vragenlijst in, wat een respons van 76% oplevert. Vroedvrouwen in de thuiszorg Met de medewerking van de VLOV (Vlaamse Organisatie voor Vroedvrouwen), het NVKVV (Nationaal Verbond van Katholieke Verpleegkundigen en Vroedvrouwen) en de Expertisecentra Kraamzorg werd een inventaris opgemaakt van alle vroedvrouwen die gekend staan als werkzaam in de thuiszorg. Het ging in totaal om 154 vroedvrouwen. Omdat het hier een beperkte groep betrof, werden alle vroedvrouwen aangeschreven. De vroedvrouwen van wie het emailadres bekend was (67 vroedvrouwen) werden eind augustus 2005 elektronisch gecontacteerd, de andere per post (87 vroedvrouwen). Er werd één herinneringsmail verstuurd naar de groep vroedvrouwen die elektronisch werd bevraagd. 79 vroedvrouwen beantwoordden de vragenlijst, waardoor een respons van 51% werd bereikt. Vermits ook de totale populatie slechts een kleine groep betreft, beschouwen we deze respons als voldoende. Huisartsen Met de medewerking van de WVVH (Wetenschappelijke Vereniging voor Vlaamse Huisartsen) bekwamen we 300 adressen van huisartsen. Het ging om een toevallige steekproef onder actieve huisartsen waarbij rekening werd gehouden met een correcte spreiding naar geslacht, leeftijd en woonplaats. Eind juli 2005 werden 200 enquêtes per post verstuurd. Medio september 2005 werden er 100 bijkomende enquêtes verzonden. Van de 300 verstuurde vragenlijsten werden er uiteindelijk 93 teruggezonden, waardoor een respons van 31% werd bereikt. Hoewel de respons met 31% laag ligt, werd het streefaantal respondenten van 100 nagenoeg wel bereikt. 15

Gynaecologen We ontvingen een toevallige steekproef van 300 gynaecologen via de VVOG (Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie). Hierbij werd rekening gehouden met geslacht, leeftijd en territoriale spreiding. Medio september 2005 werden 300 enquêtes verstuurd. De uiteindelijke respons resulteerde in 49 ingevulde enquêtes, of een respons van 16%. Voor deze beroepsgroep hebben we niet alleen met een lage respons, maar eveneens met een klein aantal respondenten te maken. De resultaten voor deze gezondheidswerkers dienen dan ook met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Pediaters Van de VVK (Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde) ontvingen we een toevallige steekproef van 300 kinderartsen. Er werd rekening gehouden met de spreiding naar geslacht, leeftijd en woonplaats. De vragenlijsten werden eind juli 2005 per post verstuurd. Van de 300 verstuurde vragenlijsten werden er 81 teruggezonden. De respons bedraagt 27%. Ook hier stellen we een lage respons vast, maar werd desalniettemin het streefdoel van 100 respondenten wel benaderd. Opvangouders De enquêtes voor de opvangouders werden verstuurd naar door Kind en Gezin erkende diensten voor opvangouders. Hiervoor werd een steekproef getrokken waarin zowel grote als kleine diensten zijn vertegenwoordigd, en waarbij rekening werd gehouden met de provinciale spreiding. Deze 33 diensten werden telefonisch om hun medewerking gevraagd. Zij reageerden allen positief en kozen ervoor om de enquêtes via de verantwoordelijke van de dienst bij de opvangouders te laten verspreiden. Begin augustus werden er 200 enquêtes in pakketten verstuurd naar de verantwoordelijken van de diensten, met een begeleidende brief waarin werd gevraagd om de enquêtes op toevallige wijze uit te delen aan de opvangouders (meer bepaald de eerstvolgende die bezocht werden). De diensten waarvan we geen ingevulde enquêtes ontvingen, werden eind augustus nogmaals gecontacteerd. Er kan een respons van 46% worden opgetekend, wat betekent dat 92 opvangouders de vragenlijst hebben ingevuld en teruggezonden en het vooropgestelde responsaantal van 100 zo goed als bereikt werd. 16

Respons samengevat Het aantal verstuurde enquêtes, het aantal ingevulde enquêtes die werden teruggestuurd en de respons per beroepsgroep worden samengevat in onderstaande tabel: Tabel 1: Respons per beroepsgroep Aantal verstuurd Aantal ingevuld Respons in procent Kraamverzorg(st)ers 242 152 63 Kinderverzorg(st)ers 150 103 69 Verantwoordelijken kinderdagverblijf 150 101 67 Regioverpleegkundigen Kind en Gezin 120 91 76 Vroedvrouwen in de thuiszorg 154 79 51 Huisartsen 300 93 31 Gynaecologen 300 49 16 Pediaters 300 81 27 Opvangouders 200 92 46 17

3. PROFIEL VAN DE GEZONDHEIDSWERKERS Deze paragraaf schetst het profiel van de gezondheidswerkers die in ons onderzoek werden bevraagd. Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten is het immers van belang om zicht te hebben op de samenstelling van de onderzoekspopulatie. We bespreken voor elke beroepsgroep allereerst het geslacht van de respondenten en hun leeftijdsverdeling. Verder maken we aan de hand van een aantal vragen een stand van zaken op met betrekking tot de reeds gevolgde opleiding of bijscholing van de gezondheidswerkers, hun houding ten aanzien van het begeleiden van voedende moeders, hun professionele en persoonlijke ervaringen met borstvoeding, de aard van de vragen die moeders hen stellen en hun doorverwijzingsbeleid. Tenslotte wordt er ook gepeild naar de reeds bestaande beleidsmatige inspanningen die door hun organisatie, voorziening of praktijk worden gedaan voor het ondersteunen van borstvoeding. 3.1. Kraamverzorg(st)ers en kinderverzorg(st)ers Kraamverzorg(st)ers A. Geslacht en leeftijd Zowat alle van de 152 bevraagde kraamverzorg(st)ers zijn vrouwen, onder de respondenten is er één man. Onderstaande grafiek geeft de leeftijdsverdeling van de respondentengroep weer. Grafiek 1 : Leeftijdsverdeling kraamverzorg(st)ers 100% 80% 60% 47% 40% 20% 0% 30% 15% 7% 1% 20-29 30-39 40-49 50+ Geen antwoord 18

De gemiddelde leeftijd van de kraamverzorg(st)ers bedraagt 39 jaar. Bijna de helft van de respondenten (47%) bevindt zich in de leeftijdsgroep van 40 tot 49-jarigen. De jongste respondent in voorliggend onderzoek is 25 jaar, terwijl de oudste 57 jaar is. Hiermee verschillen de kraamverzorg(st)ers in ons onderzoek niet van het profiel van de totale groep verzorgenden in de thuiszorg. Uit onderzoek van de Vlaamse Federatie van Verzorgenden (2003) blijkt immers dat in de thuiszorg 40% veertigers en 15% vijftigers werken 10. B. Scholing en begeleiding Om een bilan te kunnen opmaken inzake de nood aan bijscholing over borstvoeding en een zo volledig mogelijk beeld te schetsen, stelden we hierover een aantal vragen vanuit verschillende invalshoeken. Allereerst vroegen we of de respondenten reeds een bijkomende opleiding of bijscholing rond borstvoeding volgden. Grafiek 2 : Bijkomende opleiding of bijscholing 100% 80% 60% 40% 20% 40% 49% 11% 0% Geen Opleiding of bijscholing Geen antwoord Iets minder dan de helft van de bevraagde kraamverzorg(st)ers (49%) volgde een bijkomende opleiding of bijscholing. 4 op 10 respondenten geeft aan geen bijkomende opleiding of bijscholing rond borstvoeding gevolgd te hebben. Vervolgens werd gevraagd naar de mening van de respondenten ten aanzien van het begeleiden van borstvoeding en de nood aan bijkomende opleiding: 10 Vlaamse Federatie van Verzorgenden vzw (2003). Duizendpoot. 10 jaar later, p.17. 19

Grafiek 3 : Mening begeleiding en opleiding rond borstvoeding Het hoort bij mijn taak/opdracht om voedende moeders te begeleiden 9% 9% 82% Ik geef regelmatig advies rond borstvoeding 10% 31% 59% Ik voel mij bekwaam om advies te geven bij borstvoeding 19% 18% 63% Ik kreeg voldoende opleiding om advies te geven rond borstvoeding 16% 34% 50% Ik heb nood aan bijscholing over borstvoeding 18% 22% 59% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Ja Nee Geen antwoord De bevraagde kraamverzorg(st)ers zijn het er duidelijk over eens dat het begeleiden van voedende moeders tot hun taak/opdracht behoort. 8 op 10 respondenten beaamt deze stelling. Het percentage respondenten dat ook daadwerkelijk op regelmatige basis advies geeft ligt echter lager: 6 op 10 antwoordt ja. Bijna 1 op 3 kraamverzorg(st)ers zegt niet op regelmatige basis raad aan voedende moeders te geven. Zowat 6 op 10 kraamverzorg(st)ers voelt zich bekwaam om advies te geven bij borstvoeding. Bijna 1 op 5 laat deze vraag echter onbeantwoord en laat hiermee in het midden of ze zich al dan niet bekwaam voelen. Wanneer wordt gevraagd of zij hiervoor voldoende opleiding kregen, antwoordt de helft van de kraamverzorgsters ja. Ook hier laat een aanzienlijke groep deze vraag onbeantwoord (16%). Verder zien we echter dat bijna 6 op 10 respondenten aangeeft nood te hebben aan bijscholing over borstvoeding. 22% zegt geen nood te hebben aan bijscholing en 18% van de respondenten doet hierover geen uitspraak. Hoewel 5 op 10 kraamverzorg(st)ers dus zegt dat ze reeds voldoende opleiding kregen, zeggen iets meer respondenten toch nood aan bijscholing te hebben (59%). Verder werd de respondenten gevraagd naar het aantal jaren ervaring dat ze hebben met het begeleiden van borstvoeding. 20