Uitwerkingen toets 9 juni 2012



Vergelijkbare documenten
IMO-selectietoets I donderdag 2 juni 2016

Selectietoets vrijdag 9 maart 2018

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

Selectietoets vrijdag 18 maart 2016

Selectietoets vrijdag 21 maart 2014

Uitwerkingen toets 9 juni 2010

IMO-selectietoets I vrijdag 6 juni 2014

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017

Functievergelijkingen

Selectietoets vrijdag 8 maart 2013

IMO-selectietoets III zaterdag 3 juni 2017

IMO-selectietoets I woensdag 5 juni 2013

IMO-selectietoets I donderdag 1 juni 2017

Uitwerkingen toets 8 juni 2011

Meetkundige Ongelijkheden Groep 2

Uitwerkingen toets 18 maart 2011

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1)

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden

Over de construeerbaarheid van gehele hoeken

IMO-selectietoets III zaterdag 4 juni 2016

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

Ringen en Galoistheorie, 1e deel, 19 april 2012

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

Meetkunde. Trainingsweekend januari Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave.

WISKUNDE-ESTAFETTE 2011 Uitwerkingen

Wanneer zijn veelvouden van proniks proniks?

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten

7.0 Voorkennis. Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden.

OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN

VWO finales. versie oktober 2012

Gerichte lengtes spelen o.a. een rol bij de stelling van Ceva en Menelaos en komen in deel 3 aan de orde.

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

IMO-selectietoets I donderdag 7 juni 2018

Getaltheorie II. ax + by = c, a, b, c Z (1)

Uitwerkingen toets 11 juni 2011

Pijlenklokken. 1 Inleiding

7.1 Het aantal inverteerbare restklassen

ProefToelatingstoets Wiskunde B

Uitwerkingen eerste serie inleveropgaven

Opgave 1 Bekijk de Uitleg, pagina 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is.

CEVA-DRIEHOEKEN. Eindwerk wiskunde Heilige-Drievuldigheidscollege 6WeWIi. Soetemans Dokus

V.4 Eigenschappen van continue functies

werkschrift driehoeken

Een bekende eigenschap van de middens van de zijden van een driehoek is de volgende.

Opgave 1: bewijs zelf op algebraïsche wijze dat de lengte van DE gelijk is aan de helft van de lengte van BC.

Vrijdagavondquiz NWD 2010

12.1 Omtrekshoeken en middelpuntshoeken [1]

Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, , 9-12 uur

Uitwerkingen tentamen Wiskunde B 16 januari 2015

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Hierbij geven we de antwoorden en bewijzen we meteen ook hoe de constanten kunnen bepaald worden.

Een bol die raakt aan de zijden van een scheve vierhoek

PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2.

Opgaven Getaltheorie en Cryptografie (deel 4) Inleverdatum: 13 mei 2002

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

VERZAMELINGEN EN AFBEELDINGEN

RSA. F.A. Grootjen. 8 maart 2002

8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden

Getaltheorie groep 3: Primitieve wortels

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Ongelijkheden groep 1

Cabri-werkblad. Driehoeken, rechthoeken en vierkanten. 1. Eerst twee macro's

2 n 1. OPGAVEN 1 Hoeveel cijfers heeft het grootste bekende Mersenne-priemgetal? Met dit getal vult men 320 krantenpagina s.

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde. vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30. Auditorium L.00.07

Getallenleer Inleiding op codeertheorie. Cursus voor de vrije ruimte

Vermoeden: De drie deellijnen gaan door 1 punt. 33c. Vermoeden: De drie zwaartelijnen gaan door 1 punt. 33d.

Gebruik de applet om de vragen te beantwoorden. Beweeg punt P over de cirkel.

Opgave 3 - Uitwerking

Bewijzen onder leiding van Ludolph van Ceulen

Algebra groep 2 & 3: Standaardtechnieken kwadratische functies

Enkele valkuilen om te vermijden

Meetkundige ongelijkheden Groep A

Combinatoriek groep 1

Notatie van verzamelingen. Lidmaatschap. Opgave. Verzamelingen specificeren

RINGEN EN LICHAMEN. Aanvullende opgaven met uitwerkingen

Voorbeeldoplossing toets: Analytische meetkunde loodrechte stand

Copyright 2017 Gertjan Laan Versie 3.1. uitgeverij czarina

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

Uitgewerkte oefeningen

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

V.2 Limieten van functies

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4:

Definitie 1.1. Een groep is een verzameling G, uitgerust met een bewerking waarvoor geldt dat:

x 3x x 7x x 2x x 5x x 4x G&R havo B deel 1 3 Vergelijkingen en ongelijkheden C. von Schwartzenberg 1/12 TOETS VOORKENNIS

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1)

1. A De derde donderdag is veertien dagen na de eerste., dus de derde donderdag is op zijn vroegst op 15 maart.

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 7 les 2

STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Tentamen Discrete Wiskunde 1 10 april 2012, 14:00 17:00 uur

Inleiding Analyse 2009

1 Het midden van een lijnstuk

Transcriptie:

Uitwerkingen toets 9 juni 0 Opgave. Voor positieve gehele getallen a en b definiëren we a b = a b ggd(a, b). Bewijs dat voor elk geheel getal n > geldt: n is een priemmacht (d.w.z. dat n te schrijven is als n = p k met p een priemgetal en k een positief geheel getal) dan en slechts dan als voor alle positieve gehele m < n geldt dat ggd(n, n m) =. Oplossing. Stel eerst dat n = p k met p priem en k > 0. We moeten bewijzen dat ggd(n, n m) = voor alle m < n. Dus bekijk een willekeurig positief geheel getal m < n. We schrijven m = p l s met p s en 0 l < k. Nu is ggd(n, m) = ggd(p k, p l s) = p l, dus n m = pk p l s p l = p k l s. Omdat k l, geldt ggd(p k l s, p) = ggd( s, p) = en dus ggd(n, n m) = ggd(p k, p k l s) =. Stel nu dat n geen priemmacht is. We moeten bewijzen dat er een m < n is waarvoor ggd(n, n m). Zij q het kleinste priemgetal dat een deler is van n en zij t het positieve gehele getal zodat q t n en q t+ n. Omdat n geen q-macht is, bevat n nog een priemdeler p > q. Dus n q t p > q, waaruit volgt n > q t+. Kies nu m = n q t+. Dan geldt ggd(n, m) = ggd(n, q t+ ) = q t, dus n m = n (n qt+ ) q t = qt+ q t = q. Omdat q n, geldt nu ggd(n, n m) = q >.

Opgave. We hebben twee dozen met ballen. In de ene doos zitten m ballen, in de andere doos n ballen, waarbij m, n > 0. Twee verschillende handelingen zijn toegestaan: (i) Verwijder uit beide dozen een gelijk aantal ballen. (ii) Vergroot het aantal ballen in één van de dozen met een factor k. Is het altijd mogelijk om alle ballen uit beide dozen te verwijderen met deze twee handelingen, a) als k =? b) als k = 3? Oplossing. Bekijk eerst het geval k =. We kunnen alle ballen uit beide dozen verwijderen op de volgende manier. Als m = n, dan halen we m ballen uit beide dozen en zijn we klaar. Als m n, kunnen we zonder verlies van algemeenheid aannemen dat m < n. Als bovendien geldt m < n, dan verdubbelen we het aantal ballen in de eerste doos totdat we m ballen in de eerste doos hebben met de eigenschap dat m < n en m n. We kunnen dus ook zonder verlies van algemeenheid aannemen dat m n. Verwijder nu uit beide dozen m n 0 ballen. In de eerste doos blijven er m (m n) = n m > 0 ballen over; in de tweede doos blijven er n (m n) = n m = (n m) > 0 ballen over. Verdubbel nu het aantal ballen in de eerste doos en verwijder vervolgens uit beide dozen (n m) ballen; dan zijn beide dozen leeg. Bekijk nu het geval k = 3. Noem S het aantal ballen in de eerste doos min het aantal ballen in de tweede doos. Als we de eerste handeling toepassen, verandert S niet. Als we de tweede handeling toepassen, zeg op een doos met t ballen, dan verandert de pariteit van het aantal ballen in die doos niet (want 3t t mod ). De pariteit van S verandert dus ook niet. We concluderen dat de pariteit van S nooit verandert. Als we nu beginnen met m = en n =, dan is S = mod. We kunnen nu nooit de situatie bereiken dat beide dozen leeg zijn, want dan zou S 0 mod. Als k = 3 kunnen we dus niet altijd beide dozen leeghalen. Alternatieve oplossing voor k = : Als m = n, dan halen we m ballen uit beide dozen en zijn we klaar. Als m n, kunnen we zonder verlies van algemeenheid aannemen dat m < n. Haal nu uit beide dozen m ballen weg. Dan blijft er in de eerste doos over. We kunnen nu steeds het aantal ballen in de eerste doos verdubbelen (van naar ) en vervolgens uit beide dozen weghalen. Hiermee kunnen we doorgaan totdat de tweede doos nog maar bal bevat. Dan halen we uit beide dozen bal weg en zijn beide dozen leeg.

Opgave 3. Bepaal alle paren (x, y) van positieve gehele getallen die voldoen aan x + y + xy en x + y x + y. Oplossing. Er geldt (x + y ) (x + y + )(x + y ) = (x + y ) (x + y + xy ) = xy. Omdat x + y een deler is van x + y en natuurlijk ook van (x + y + )(x + y ), zien we dat x + y een deler is van xy. We weten dat x + y + ook een deler is van xy. Maar de ggd van x + y en x + y + is of, aangezien het verschil van de twee getallen is. Dus geldt dat xy deelbaar is door (x + y )(x + y + ) (als de ggd is) of door (x+y )(x+y+) (als de ggd is). In beide gevallen geldt dat 4xy deelbaar is door (x + y )(x + y + ) en dus dat voor een zekere k geldt: 4xy = k(x + y )(x + y + ) = k(x + y + xy ) k(4xy ), waarbij de laatste ongelijkheid geldt omdat voor alle reële getallen (en dus zeker voor positieve gehele) x en y geldt x + y xy. Als k, dan geldt dus 4xy (4xy ), dus 4xy. Tegenspraak, want x en y zijn positief en geheel, dus 4xy 4. We concluderen dat moet gelden k = en dus 4xy = x + y + xy. Hieruit volgt x + y xy = 0, wat we kunnen herschrijven tot (x y) =. Er moet dus gelden x = y of x = y +. De mogelijke paren die voldoen zijn dus (x, x + ) met x en (x, x ) met x. We vullen het eerste paar in om te controleren: x + moet een deler zijn van x(x + ) en dat klopt; en x moet een deler zijn van x + (x + ) = x + x en dat klopt ook. Analoog voldoet het tweede paar ook. Dus de oplossingen zijn: alle paren (x, x + ) met x en alle paren (x, x ) met x.

Opgave 4. Gegeven is een driehoek ABC. De bissectrice van CAB snijdt BC in L. Op het inwendige van zijden AC en AB liggen respectievelijk de punten M en N, zodat AL, BM en CN door één punt gaan en zodat AMN = ALB. Bewijs dat NML = 90. Oplossing. Noem T het snijpunt van MN en BC. Merk op dat omdat ACB = ALB LAC = AMN LAC < AMN, geldt dat T aan dezelfde kant van C ligt als B (en aan dezelfde kant van M als N). Omdat AMT = AMN = ALB = ALT, is AMLT een koordenvierhoek. Dus NML = T ML = T AL. Het is dus voldoende om te laten zien dat T AL = 90. Dat is precies het geval als AT de buitenbissectrice van CAB is, want de binnen- en buitenbissectrice staan loodrecht op elkaar. Dit gaan we dus bewijzen. Omdat AL, BM en CN elkaar snijden in één punt, geldt volgens de stelling van Ceva dat BL LC CM MA AN NB =. Omdat M, N en T op een lijn liggen, geldt volgens de stelling van Menelaos dat Uit deze twee gelijkheden volgt dat BT T C CM MA AN NB =. BL LC = BT T C. Volgens de bissectricestelling is BL = BA BT, dus geldt ook = BA. Dat betekent weer LC CA T C CA met de bissectricestelling dat AT de buitenbissectrice van CAB is. Dat is wat we wilden bewijzen.

Opgave 5. Vind alle functies f : R R die voldoen aan f ( x + xy + f(y) ) = ( ) f(x) + )( f(y) + voor alle x, y R. Oplossing. Vul in y =, dan staat er: f ( f( ) ) = ( f(x) + )( f( ) + ). Als f( ), dan kunnen we delen door f( ) + en krijgen we f(x) + = f( f( ) ) f( ) +, wat betekent dat f constant is. Dan is er dus een c R zodat f(x) = c voor alle x R. Nu staat er in de functievergelijking: c = ( c + )( c + ), wat we kunnen herschrijven als 0 = c +, maar dat heeft geen reële oplossing in c. Dus 4 f kan niet constant zijn. De enige mogelijkheid is dus dat f( ) =. Dit betekent bovendien dat f(f( )) = 0, dus dat f( ) = 0. Vul nu x = 0 en y = in, dat geeft: en dus f ( f( )) = ( f(0) + )( f( ) + ), f(0) = ( f(0) + ), waaruit volgt dat f(0) =. Stel dat er een a is met f(a) =. Vul y = a in: f ( x( + a) ) = 0. Omdat + a 0, kan x( + a) alle waarden in R aannemen als x varieert over R. Dus nu volgt dat f constant 0 is, maar we hadden al gezien dat f niet constant kon zijn. We concluderen dat er geen a is met f(a) =. Er is dus maar één x waarvoor f(x) = en dat is x =. Bekijk een willekeurige b met f(b) = 0. We vullen x = b en y = 0 in: oftewel f ( b + ( ( ) ) = f b + )( + ), f(b) = ( f ( b ) + ).

Omdat f(b) = 0, is f(b ) =. We hebben gezien dat dan moet gelden b =, dus b =. Er is dus maar één x waarvoor f(x) = 0 en dat is x =. Vul nu x = in: f ( y + f(y) ) = 0. Hieruit volgt y + f(y) =, dus f(y) = y +. De enige kandidaatfunctie is dus de functie gegeven door f(x) = x + voor alle x R. We controleren deze functie. Links in de functievergelijking komt te staan: x + xy + y +. Rechts komt te staan (x + )(y + ) en dat is gelijk aan xy + x + y +. De functie voldoet dus. We concluderen dat er precies één oplossing is: f(x) = x + voor alle x R.