Toepassingen van logaritmen



Vergelijkbare documenten
4. Exponentiële vergelijkingen

1) We weten de 100 niet, als we op die plaats een x zetten volgt: 10 2 = x de uitkomst x = 100 heet de tweede macht van 10.

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Reader Wiskunde MBO Niveau 4 Periode. M. van der Pijl. Transfer Database

Deel 22: db. Wat zijn db s? Maes Frank

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Golven. 4.1 Lopende golven

Trillingen en geluid wiskundig

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Samenvatting NaSk H7 geluid

Hoofdstuk 5: TABELLEN

Voorbeelden van geluid die voor mensen erg belangrijk zijn: - voor onderlinge communicatie (spraak en gehoor) - als waarschuwingssignaal (claxon van

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Geluid 10/6/2014. dr. Brenda Casteleyn

Als we bv 2 db-waardes hebben: -31db en -52db dan kunnen we zeggen dat het verschil 21dB is. Maar klopt dit wel? Daarom controleren we even:

Die moeilijke decibels.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Geluid. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

Examen VWO. wiskunde A (pilot) tijdvak 1 woensdag 13 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

7.1 Ongelijkheden [1]

Exponentiële vergelijkingen en groei

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 donderdag 9 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1. Orthogonale Hyperbolen

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2001-I

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk

8 Oefeningen bij dehoofdstukken 5, 6 en 7 van deel Logaritmen met andere grondtallen dan Overzicht en oefening bij logaritmen 10

Functies en grafieken. Introductie 15. Leerkern 15

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-I

Examen HAVO. wiskunde B1,2

5.1 Lineaire formules [1]

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

innovation in insulation

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

I 10 log I. Langs de snelweg wordt een geluidsintensiteit I van 10-4 W/m 2 gemeten. Bereken het geluidssterkte L. I 10 L 10 log L 10 log 80 db -12

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 20 mei uur

opdrachten bij hoofdstuk 7 Lijnen cirkels als PDF

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

DE DECIBEL. a logb = x => a x = b en a alogb = b of. \ 1, b R 0

META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies

. Dat kun je het beste doen in een donkere ruimte. Dan gebruik je een stroboscooplamp die de hele korte licht fitsen maakt van 0,5 sec.

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Examen VWO. wiskunde A. tijdvak 1 maandag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

wiskunde C pilot vwo 2015-I

wiskunde A vwo 2019-I

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

Eindexamen wiskunde B havo 2001-I (oude stijl)

Glas en akoestische isolatie Decibels berekenen

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 1 donderdag 9 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Grafieken maken met Excel

wiskunde A vwo 2015-I

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Logaritmische verbanden

d. Met de dy/dx knop vind je dat op tijdstip t =2π 6,28 het water daalt met snelheid van 0,55 m/uur. Dat is hetzelfde als 0,917 cm per minuut.

wiskunde A havo 2019-I

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 1

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Oefentoets - Lineaire problemen

EXACT- Periode 1. Hoofdstuk Grootheden. 1.2 Eenheden.

In een zware tornado worden maximale windsnelheden van ongeveer 280 km/u bereikt.

wiskunde B pilot havo 2015-I

2.1 Lineaire functies [1]

Machten, exponenten en logaritmen

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Significante cijfers en meetonzekerheid

4VMBO H5 LES.notebook January 27, Geluid. BINAStabellen: 6, 7, 8, 27, 28, 29 en 30. Luidspreker. Drukverschillen

4. Exponentiële vergelijkingen

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Trillingen en Golven. Samenvatting natuurkunde Hoofdstuk 3 & 4 Joris van Rijn

Het gewicht van een paard

3.1 Kwadratische functies[1]

p V T Een ruimte van 24 ºC heeft een dauwpuntstemperatuur van 19 ºC. Bereken de absolute vochtigheid.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

leeftijd kwelder (in jaren)

Antwoorden Wiskunde Hoofdstuk 4

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

exponentiële verbanden

WISKUNDE 3 PERIODEN EUROPEES BACCALAUREAAT DATUM : 4 juni 2010 DUUR VAN HET EXAMEN : TOEGESTANE HULPMIDDELEN : OPMERKINGEN : Geen

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Opleiding Duurzaam Gebouw :

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Foutenberekeningen Allround-laboranten

Wiskundige taal. Symbolen om mee te rekenen + optelling - aftrekking. vermenigvuldiging : deling

Wiskunde 20 maart 2014 versie 1-1 -

Eindexamen wiskunde B1 havo 2007-II

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen

Deel 21:Geluid en Normen

Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)

Videoclub Bedum. Geluid in video

LABO 5 / 6 : De tijdbasis 2

6,6. Werkstuk door een scholier 2147 woorden 10 oktober keer beoordeeld. Natuurkunde

Grafieken 1. a) de snijpunten met de x-as. b) het snijpunt met de y-as. c) de coördinaten van de top.

Transcriptie:

Toepassingen van logaritmen In de techniek krijgen we vaak met logaritmen te maken. We gebruiken in diagrammen een logaritmische schaal wanneer een grootheid kan variëren van heel klein tot heel groot zoals bij transistorkarakteristieken en frequentiediagrammen. In de geluidstechniek wordt de geluidsintensiteit uitgedrukt in decibel, een logaritmisch verhoudingsgetal. Dat geldt ook voor de geluidsisolatie van een wand. In de audiotechniek drukken we de versterking van een versterker vaak uit in decibel. Om het volume te regelen gebruiken we logaritmische potentiometers. In de chemie geven we de sterkte van een zuur weer door zijn zuurgraad. Deze wordt uitgedrukt in een ph-getal. Zuiver water heeft een ph-waarde van 7. Hoe lager het ph-getal, hoe zuurder de vloeistof. Ook dit ph-getal is een logaritmische waarde. In de seismologie registreren we aardbevingen met een seismograaf. Dit apparaat geeft de uitwijking door een aardbevingsgolf weer in een seismogram. De kracht van een aardbeving wordt uitgedrukt door een getal op de schaal van Richter. Bij deze schaal wordt de logaritme gebruikt van de grootste uitwijking die in het seismogram voorkomt. Om aardbevingen met elkaar te kunnen vergelijken gebruiken we seismogrammen die op een afstand van 100 km van het epicentrum zijn gemaakt. Het epicentrum is de plaats aan het oppervlak van de aarde waar de beving het eerste optreedt. Diagrammen Onderstaande figuur toont een diagram met transistorkarakteristieken. Figuur 1 We zien dat zowel de horizontale als de verticale as logaritmisch zijn. Het grote voordeel is dat de grafieken over een groot gebied afleesbaar zijn. Het nadeel is dat de waarden op de assen soms moeilijk te bepalen zijn. We zien eenvoudig waar 0,1 ma en 2 ma liggen maar waar ligt bijvoorbeeld 0,15 ma? Toepassingen van logaritmen Blz 1 van 8

Figuur 2 In bovenstaand diagram ontbreekt een voldoende fijne schaalverdeling van de logaritmische y-as. Daarom is het bijzonder moeilijk om voor bijvoorbeeld x = 1 de bijbehorende waarde van f(x) op die y-as af te lezen. We zien wel dat f(1) in het logaritmische interval [1, 10] ligt. De plaats van f(1) leggen we eerst vast door een getal a tussen 0 en 1. Als a bijvoorbeeld 0,25 is, ligt het punt op een kwart van het interval. a bepalen we door opmeting met een meetlat. Voor f(1) geldt a = 0,75 (15 mm 20 mm). Daarna gaan we met behulp van die waarde f(1) berekenen. We gaan daarvoor een formule afleiden: Logaritmische schaal: O x B Figuur 3 Lineaire schaal: 0 a 1 We geven de ondergrens van het logarithmisch interval met O aan en de bovengrens met B. In bovenstaande figuur 3 geldt: log B - log O 1-0 1 log (B/O) 1. Ook geldt log x - log O a log x - log O a 1 log x - log O a log (B/O). log x log O + a log (B/O) log x log O + log (B/O) a log x log ( O (B/O) a ) x O ( B/O ) a Formule 1 In ons geval met a = 0,75, O = 1 en B = 10 volgt f(1) = 1 (10 /1) 0,75 = 5,62 Toepassingen van logaritmen Blz 2 van 8

Nog een voorbeeld: f(7) ligt in het logaritmische interval [100, 1000]. Door opmeting vinden we a = 0,375 (7,5 mm 20 mm). Met verder O = 100 en B = 1000 volgt f(7) = 100 (1000 /100) 0,375 = 237. 1 Bepaal met behulp van figuur 2 op de vorige bladzijde de waarde f(x) als: a) x = 0 b) x = 2 c) x = 3 d) x = 4 e) x = 5 f) x = 6 g) x = 8. Als we met onderstaand diagram g(0,5) willen bepalen moeten we eerst de exacte plaats van x = 0,5 opzoeken. We gaan daarom de bijbehorende a bepalen: Figuur 4 Met behulp van onderstaande figuur berekenen we een getal a in het lineaire interval [0,1] Logaritmische schaal: O x B Figuur 5 Lineaire schaal: 0 a 1 Uit de formule x O (B/O) a volgt (x/o) (B/O) a (B/O) a (x/o) log (B/O) a log (x/o) a log (B/O) log (x/o) a log (x/o) / log (B/O) Formule 2 Voor x = 0,5, O = 0,1 en B = 1 berekenen we a = 0,7. Toepassingen van logaritmen Blz 3 van 8

Met a = 0,7 weten we de plaats van x = 0,5. We kunnen dat punt nu tekenen. Van daaruit trekken we een verticale lijn omhoog tot de grafiek. Vervolgens gaan we horizontaal naar links tot we de y-as snijden. Bij dat snijpunt meten we eerst weer de bijbehorende a = 0,3 (6 mm 20 mm). Tenslotte berekenen we met formule 1 een waarde van 19,9 zodat geldt dat g(0,5) = 19,9. 2 Bepaal met figuur 4 de functiewaarde g(x) als: a) x = 0,8 b) x = 6 c) x = 15 d) x = 75 Figuur 6 3 Bepaal uit bovenstaande figuur 6 de functiewaarde h(x) als: a) x = 3,5 b) x= 7 c) x = 8,4 d) x = 12 e) x = 16. 4 Bepaal uit de transistorkarakteristieken van figuur 1 de h ie voor de BC148A bij: a) U CE = 5 V en I C = 0,5 ma. b) U CE = 5 V en I C = 0,15 ma. c) U CE = 10 V en I C = 2 ma. d) U CE = 10 V en I C = 4 ma. Toepassingen van logaritmen Blz 4 van 8

Geluidstechniek Geluidsgolven ontstaan als lucht (of een ander medium) in trilling wordt gebracht. Er ontstaan achtereenvolgende verdichtingen en verdunningen in de lucht. Het gevolg zijn achtereenvolgende verhogingen en verlagingen van de gemiddelde luchtdruk. De gemiddelde luchtdruk bedraagt ongeveer 1 bar, dat is gelijk aan 10 5 = 100000 Pa (Pascal). De sterkste geluiden die onze oren kunnen verdragen veroorzaken een drukverandering van ongeveer 29 Pa (pijngrens). Het zwakste geluid dat we nog kunnen waarnemen veroorzaakt slechts een drukverandering van ongeveer 3 10-5 Pa (hoordrempel). Geluidsgolven vertegenwoordigen energie. Deze energie wordt door een geluidsbron zoals een luidspreker uitgezonden. De hoeveelheid energie die per sekonde door een oppervlak van 1 m 2 passeert noemen we de geluidsintensiteit I met als eenheid W/m 2. Deze geluidsintensiteit is voor de mens eigenlijk geen goede grootheid om de geluidssterkte uit te drukken. Een geluid met een twee maal zo grote intensiteit wordt door ons namelijk niet als twee maal zo hard ervaren. Ons oor werkt namelijk niet lineair maar logaritmisch. Dat betekent dat een geluid 10 maal zoveel vermogen moet krijgen om door ons als 2 maal zo hard te worden ervaren. Daarom is de grootheid intensiteitsniveau L ingevoerd: I L = 10 log I 0 Formule 3 Daarbij is I 0 het zogenaamde nulniveau, I 0 = 10-12 W/m 2. We zien dat L een logaritmisch verhoudingsgetal (dimensieloos) is. Logaritmische verhoudingsgetallen worden gewoonlijk uitgedrukt in db (decibel). Voorbeeld: Oplossing: Langs de snelweg wordt een geluidsintensiteit I van 10-4 W/m 2 gemeten. Bereken het intensiteitsniveau L. L = 10 log( I / I 0 ) L = 10 log( 10-4 / 10-12 ) L = 80 db. 5 Bereken het geluidsniveau L bij een geluidsintensiteit I van: a) 0,5 W/m 2 b) 2 µw/m 2 c) 6 nw/dm 2 d) 12 pw/cm 2 Voorbeeld: Oplossing: Langs de snelweg wordt een intensiteitniveau L van 60 db gemeten. Bereken de geluidsintensiteit I. L = 10 log( I / I 0 ) 60 = 10 log( I / I 0 ) log( I / I 0 ) = 6 I / I 0 = 10 6 I = 10 6 I 0 I = 10 6 10-12 I = 10-6 W/m 2. 6 Bereken de geluidsintensiteit I bij een geluidsniveau L van: a) 20 db b) 65 db c) 100 db d) 120 db Toepassingen van logaritmen Blz 5 van 8

Voorbeeld: Oplossing: Bereken het gezamenlijke intensiteitsniveau L tot van een geluidsbron met een intensiteitsniveau L 1 van 95 db en een geluidsbron met een intensiteitsniveau L 2 van 85 db. L 1 = 10 log( I 1 / I 0 ) 95 = 10 log( I 1 / I 0 ) log( I 1 / I 0 ) = 9,5 I 1 / I 0 = 10 9,5 I 1 = 10 9,5 I 0 I 1 = 10 9,5 10-12 I 1 = 10-2,5 W/m 2 I 1 = 3,1623 10-3 W/m 2. Op dezelfde manier berekenen we I 2 = 3,1623 10-4 W/m 2. I tot = I 1 + I 2 I tot = 3,1623 10-3 + 3,1623 10-4 = 3,4785 10-3 W/m 2. L tot = 10 log( I tot / I 0 ) L tot = 10 log( 3,4785 10-3 / 10-12 ) L tot = 95,41 db. Geef de antwoorden van de volgende vraagstukken in twee decimalen achter de komma. 7 Bereken in een punt het totale intensiteitsniveau L tot als gevolg van meerdere geluidsbronnen. a) L 1 = 70 db en L 2 = 70 db. b) L 1 = 70 db en L 2 = 80 db. c) L 1 = 60 db en L 2 = 90 db. d) L 1 = 60 db, L 2 = 90 db en L 3 = 80 db. 8 Een machine heeft een intensiteitsniveau van 60 db. Wat wordt het intensiteitsniveau als er vier dezelfde machines bijkomen? 9 Machine A heeft een intensiteitsniveau van 60 db. Als we machine B ook in bedrijf nemen meten we een resulterend intensiteitsniveau van 65 db. Bereken het intensiteitsniveau van machine B. Audiotechniek Een belangrijke eigenschap van een versterker is zijn versterkingsfactor. We onderscheiden de vermogensversterkingsfactor A P, de stroomversterkingsfactor A I en de spanningsversterkingsfactor A U. De vermogensversterkingsfactor A p is het uitgangsvermogen gedeeld door het ingangsvermogen, in formulevorm: A P = P uit / P in. Zo n versterkingsfactor is dus een dimensieloos verhoudingsgetal. Hiervan kunnen we weer de logaritme nemen en met 10 vermenigvuldigen. We krijgen dan de vermogensversterking in db. P uit A P (db) = 10 log. Omdat geldt P = U 2 / R volgt: P in U 2 uit / R uit A P (db) = 10 log. Als R uit = R in vereenvoudigen we tot: U 2 in / R in Toepassingen van logaritmen Blz 6 van 8

U 2 uit A P (db) = 10 log U 2 in U uit A P (db) = 10 log U in 2 U uit A P (db) = 20 log U in Formule 4 10 De ingangsspanning van een versterker bedraagt 20 mv. In- en uitgangsweerstand zijn gelijk. Bereken de vermogensversterking in db als U uit gelijk is aan: a) 5 mv b) 200 mv c) 1 V d) 5 V 11 De ingangsspanning van een versterker bedraagt 2 mv. In- en uitgangsweerstand zijn gelijk. Bereken de uitgangsspanning als de vermogensversterking gelijk is aan: a) 6 db b) -6 db c) 14 db d) 46 db Potentiometers zijn regelbare weerstanden waarvan we de weerstandswaarde kunnen instellen door een draaiende (of schuivende) beweging. Meestal hebben potentiometers een lineair weerstandsverloop. Dat betekent dat de weerstandswaarde rechtevenredig is met de verdraaiïngshoek. Door de breedte van de weerstandslaag te variëren kunnen we potentiometers met een logaritmisch of anti-logaritmisch verloop produceren zie onderstaande figuren. Zo n logaritmisch verloop passen we toe bij volume-regelaars in geluidsversterkers. Geluidsindrukken van onze oren verlopen namelijk logaritmisch met de geluidsenergie. 12 Welk van de grafieken a, b of c correspondeert met een anti-logaritmisch verloop? Toepassingen van logaritmen Blz 7 van 8

Antwoorden toepassingen logaritmen 1 a) f(x) = 1,4 b) f(x) = 14 c) f(x) = 32 d) f(x) = 56 e) f(x) = 100 f) f(x) = 158 g) f(x) = 316 2 a) g(x) = 32 b) g(x) = 158 c) g(x) = 251 d) g(x) = 500 3 a) h(x) = 23 b) h(x) = 5 c) h(x) = 4 d) h(x) = 3 e) h(x) = 2,4 4 a) h ie = 9 kω b) h ie = 30 kω c) h ie = 3 kω d) h ie = 1,7 kω 5 a) L = 116,99 db b) L = 63,01 db c) L = 57,78 db d) L = 50,79 db 6 a) I = 10-10 W/m 2 b) I = 3.16 10-6 W/m 2 c) I = 10-2 W/m 2 d) I = 1 W/m 2 7 a) L tot = 73,01 db b) L tot = 80,41 db c) L tot = 90,00 db d) L tot = 90,42 db 8 L tot = 66,99 db 9 L B = 63,35 db 10 a) A P (db) = -12,04 db b) A P (db) = 20,00 db c) A P (db) = 33,98 db d) A P (db) = 47,96 db 11 a) U uit = 3,99 mv b) U uit = 1,00 mv c) U uit = 10,02 mv d) U uit = 399,05 mv 12 Grafiek c correspondeert met een anti-logaritmisch verloop Toepassingen van logaritmen Blz 8 van 8