Ik zie uit naar de volgende wiskundeles



Vergelijkbare documenten
Keuzeprocessen voor opleiding en beroep

Opgesteld door: Denise Bijman (ecbo), Ingrid Christoffels (Kennismakelaar Kennisrotonde) en Sandra Beekhoven (Kennismakelaar Kennisrotonde)

Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger

Het belang van een goede relatie met de leerkracht voor betrokkenheid en presteren Helma M. Y. Koomen

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011

BIJ DIE WERELD WIL IK HOREN! HANS ROMKEMA 3 MAART 2010, DEN HAAG

Dossier opdracht 12. Vakproject 2: Vakdidactiek

Huiswerk, het huis uit!

1 Aanbevolen artikel

Interpersoonlijk docentengedrag: middel om de studentbetrokkenheid te vergroten

NTERVIEW. In Bedrijf.Bite Coaching, loopbaan & studiekeuze. Doen waar je goed in bent

PERSOONLIJKE COMMUNICATIE IN TIJDEN VAN TECHNOCRATIE

De inspirerende docent. De dag van de leraar

Nooit meer POPP (Nooit meer instrumenten als POP Pressen)

Inventarisatie enquête over het gebruik van videofragmenten bij het onderwijs van Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Talentgerichte benadering

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl

Whitepaper Flipping the Classroom. Mei IT-Workz B.V. 1

Jouw motivatie. Excellent gemotiveerd. Waarom? Excellent gemotiveerd Hoe creëer je een omgeving waarin leerlingen willen excelleren?

Doorgaande leerlijn taal voor alle kinderen. Els Loman

Marlies Baeten Centrum voor Professionele Opleiding en Ontwikkeling en Levenslang Leren

Dossier opdracht 5. Kijk op leerlingen en leren

Techniek? Dat is niks voor mij. Hoe kunnen scholen en bedrijven samen bijdragen aan een betere beeldvorming over en keuze voor bèta en techniek?

Kennisartikel. AMN Beroepsbeeldtesten

Is Montessorionderwijs al zelfregulerend onderwijs?

The football stadium as classroom. Exploring a program for at-risk students in secondary vocational education Door: Marieke Fix

Fabel Positieve feedback in het schrijfschrift zorgt ervoor dat kinderen leesbaar leren schrijven.

Rekenen: ook in de andere vmbo vakken

Nederlandse samenvatting Deze studie sluit aan op eerder onderzoek op het gebied van preventie van voortijdig

Opleidingsplan. Studenten. MDL- referentie. Clermond de Hullu Wiebren Wolthuis Simon Wels Maik Gosenshuis D04

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

Onderzoek Ouderbetrokkenheid in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo

Onderzoek: Studiekeuze

Effectief onderwijs. Onderzoek in vogelvlucht. ROC Mondriaan, Strategisch Beleidscentrum, Marja van Knippenberg

TPACK-NL vragenlijst een toelichting

Effectmeting onder leerlingen en leraren

Effectieve maatregelen

Valorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen

Maak de test YOUNGWORKS MOTIVATIE BINNENSTEBUITEN. Het geheim achter gemotiveerde pubers, enthousiaste leerlingen en gedreven studenten.

Overzicht curriculum VU

Leren kiezen: Van ervaring naar zelfsturing

FORMATION-RELAIS C P F B H o g e r o n d e r w i j s v o o r s o c i a l e p r o m o t i e, v e r b o n d e n a a n d e U C L 26/03/2015

In hoeverre ben jij al bezig met de keuze voor een studie na de middelbare school? (bovenbouwscholieren)

Leerwensen formuleren en reflectie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Feedbacktool. Feestelijke lancering op het SOK-congres. De theorie. Nijverheidsstraat 10 > 1000 Brussel T >

MOTIVATIE INTRODUCTIE

Leren Leren en ExcelLeren

Hoe help je leerlingen. hún motivatie. te (her)vinden

Meedoen met de Monitor

TRAINING WERKBEGELEIDING

WORKSHOP JONGEREN MOTIVEREN

Sita (VWO2) Aaron Sams. Natuurkunde en Flipping the Classroom

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Autonomie support door docenten binnen de context van extra-curriculaire excellentieprogramma s Tineke Kingma

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Datum 8 juli 2016 Betreft Antwoord op schriftelijke vragen van lid Jadnanansing (PvdA) over het bericht Mbo-student negatief over lessen

Jeroen Groenewoud. Het rolmodellenproject

Het Interuniversitair Centrum voor Onderwijswetenschappen De periode nader bekeken

Van huidige situatie naar gewenste situatie

Studentbetrokkenheid: voorspeller van studiesucces van mbo-studenten

Juridische medewerker

FONTYS UITGANGSPUNTEN VOOR LEREN. Kernprincipes voor de vormgeving van onderwijs

Leraarschap en leiderschap. Marco Snoek Hogeschool van Amsterdam Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding

Goede onderwijsondersteuning is een professionele tak van sport die veel effect heeft op onderwijsinstellingen, kwalitatief opzicht.

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Resultaten onderzoek seksualiteit

Leraar, je wist dat je het was.

Intensief Onderwijs. Onderwijs waar je van wakker ligt

Leraar leerlingrelaties, schools leren van leerlingen en welbevinden van leraren Een samenvatting van twee reviewstudies

Projectdefinitie. Plan van aanpak

10 Innovatielessen uit de praktijk 1

LOB Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding

De ervaren leerzaamheid van Lesson Study Concept 3 juni 2015

De Verticale Ondernemerskolom Twente: Project 301

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

De mediawijze adolescent

ONGEKWALIFICEERDE UITSTROOM

Research in Higher Professional Education: A staff perspective. Mw. D.M.E. Griffioen

STUDENTS GOAL PREFERENCES, ETHNOCULTURAL BACKGROUND AND THE QUALITY OF COOPERATIVE LEARNING IN SECONDARY VOCATIONAL EDUCATION

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

VOORBEELD. Uw lesobservatie en de leerlingvragenlijst. Naam docent: Lerarenopleiding Rijksuniversiteit Groningen

Leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis

STUDENTENPARTICIPATIE

Onderzoek Hoe scoren je docenten?

OMGEVINGSSCAN 10 NOVEMBER 2016 NICOLE BLOK

Onderstaand treft u de resultaten aan van de vragenlijst over ondernemend onderwijs.

Lieke Drukker Ninja van der Honing september 2012

Nederlandse samenvatting

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar

In gesprek over lesobservaties: mentorrollen en feedback strategieën

Een Positieve Klas resultaten Duhamel College Den Bosch

LO Excellent in bovenbouw VO. Studiedag Beweging in de polder 19 april 2013 Ger van Mossel (SLO)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Christelijk Gymnasium VWO

We vertalen de maatschappelijke boodschap naar het onderwijs.

BEWEGEN TEGEN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

POP Martin van der Kevie

Transcriptie:

VERGROTEN VAN STUDENTBETROKKENHEID Leren met (tegen)zin Auteurs Jolien van Uden, ROC van Twente juli 2014 Je kiest uit een overweldigend aanbod van beroepsopleidingen. Dan zit je als student toch op en top gemotiveerd in de klas? Was het maar zo. Elke docent kan erover meepraten en onderzoek toont het nu ook nog eens fijntjes aan: de Nederlandse scholier/student heeft eigenlijk weinig trek in leren. Hoe komt dat? En belangrijker wat valt er doen om die studentbetrokkenheid op te vijzelen? Als mbo-docent krijg je te maken met studenten die er al flink wat leerjaren op hebben zitten. Alle opgedane ervaringen en attitudes brengen ze vanzelfsprekend mee de klas in. En daarbij hoort, vervelend genoeg, een tamelijk lage betrokkenheid bij het leren. Internationaal gezien springt de Nederlandse jongere er wat dit betreft negatief uit, zo blijkt uit vergelijkend onderzoek van de OECD, de internationale organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (Inspectie van het Onderwijs, 2014). Ik zie uit naar de volgende wiskundeles Scholieren in zowel het primair als voortgezet onderwijs in Nederland scoren lager dan leeftijdsgenoten in andere landen op stellingen als Ik lees voor mijn plezier, Ik zie uit naar de volgende wiskundeles en Het loont de moeite om wiskunde te leren; het zal mij met mijn werk helpen. OK, welke scholier zegt daar volmondig ja op? Maar alles bij elkaar geven de reacties toch aardig weer hoeveel waarde scholieren hechten aan hun leerproces. Wat weer een indicatie vormt voor de betrokkenheid bij school, bij de opleiding. Studentbetrokkenheid: een hot item Pagina 1 van 5

Hoe hoger de betrokkenheid, hoe beter. Vanzelfsprekend. Daar zet je op in als opleiding, als docent ook. Maar om nog andere redenen staat studentbetrokkenheid tegenwoordig sterk in de belangstelling. Dat is vanwege de veronderstelde relatie met voortijdig schoolverlaten en leerresultaten. Belangrijke prestatiegebieden voor mbo-instellingen. Onderzoek laat zien dat een hogere mate van betrokkenheid de kans op voortijdig schoolverlaten verkleint. Daarnaast is een hogere mate van studentbetrokkenheid in verband gebracht met betere leerresultaten (Fredricks, Blumenfeld & Paris, 2004). Des te urgenter dus om als onderwijsinstelling aan die studentbetrokkenheid te werken. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk. Studentbetrokkenheid is een lastig te vangen begrip. Je kunt er op verschillende manieren naar kijken. Wat weer bepalend is voor wat je onderneemt ter verbetering. Drie typen van studentbetrokkenheid Gebruikelijk is om drie verschillende typen van studentbetrokkenheid te onderscheiden (Fredericks e.a., 2004; Van Uden, 2012; Volman, 2011): 1. Gedragsmatige betrokkenheid: het observeerbare gedrag. Een student toont gedragsmatige betrokkenheid als hij of zij aanwezig is, op tijd is, zich aan regels houdt en participeert in de les. 2. Emotionele betrokkenheid: gevoelens. Een student is emotioneel betrokken als hij of zij enthousiast is over school, zich er thuis en veilig voelt. 3. Cognitieve betrokkenheid: de mentale inspanning die een student levert. Een student ziet het belang van een vak of opleiding en zet zich ook in om goede resultaten te behalen en de stof daadwerkelijk te begrijpen. Verschillende perspectieven op studentbetrokkenheid Docenten houden er tamelijk uiteenlopende ideeën op na over wat studentbetrokkenheid is en hoe betrokkenheid vergroot kan worden. Dat blijkt uit onderzoek van de wetenschappers Zyngier (2008) en Harris (2011) in het voortgezet onderwijs in Australië. Zo zijn er docenten die betrokkenheid zien als eigenschap van de student zelf. De docent kan er weinig invloed op uitoefenen. Voor anderen daarentegen is studentbetrokkenheid het resultaat van de interactie tussen schoolomgeving en student. En dus is betrokkenheid zeker door scholen en docenten te beïnvloeden. Docenten die betrokkenheid zien als eigenschap van de student benoemen over het algemeen alleen gedragsmatige aspecten van betrokkenheid als ze gevraagd worden het begrip te beschrijven. Maar ook zijn er docenten die een breder perspectief op betrokkenheid laten zien en ook emotionele en cognitieve aspecten onderkennen. Harris maakt een nuttig onderscheid. Voor haar zijn emotionele en gedragsmatige betrokkenheid gebonden aan school, cognitieve betrokkenheid aan het daadwerkelijke leerproces. Vooral de cognitieve betrokkenheid leidt tot betere leerresultaten. Maar geen misverstand: beide zijn van belang. Betrokkenheid bij school zorgt voor een vorm van socialisatie die de student voorbereidt op het functioneren in de maatschappij. Betrokkenheid bij het leerproces zorgt ervoor dat studenten zich willen inzetten om te leren, om de stof echt te begrijpen en kan uiteindelijk bijdragen aan continue ontwikkeling van een student tijdens de latere loopbaan. Het vergroten van studentbetrokkenheid Studentbetrokkenheid kan allerlei vormen aannemen, zoveel is duidelijk. Maar hoe kunnen we die betrokkenheid nu stimuleren? Welke factoren zijn van invloed? In verschillende onderzoeken is dat onderzocht. En onontkoombaar leveren die wisselende uitkomsten op. Toch is een synthese mogelijk. De verschillende studies combinerend, komen Fredricks en collega s (2004) tot drie voorwaarden. Voorwaarden die ook veelvuldig naar voren komen in theorieën over motivatie. Het gaat om het voldoen aan de behoefte aan: positieve relaties (verbondenheid voelen); Pagina 2 van 5

het ervaren van competentie; autonomie. Drie basisbehoeften zijn het eigenlijk. We nemen ze nader onder de loep. Als eerste de behoefte aan positieve relaties. Relaties kunnen op school worden aangegaan met klasgenoten en docenten. Uit onderzoek blijken beide van invloed te zijn op de betrokkenheid (Fredricks e.a., 2004; Elffers, 2011). Elffers (2011) vond onder eerstejaars mbo-studenten een positieve relatie tussen een steunende thuissituatie en de gedragsmatige betrokkenheid. Ook positieve relaties met docenten en klasgenoten zorgen voor een hogere betrokkenheid. Dan het ervaren van competentie. Een voorname rol wat dit betreft spelen de structuur van leeromgeving en opdrachten. Heldere regels, verwachtingen en duidelijke, goed geordende opdrachten zorgen ervoor dat studenten weten waar ze aan toe zijn. Als de verwachtingen en opdrachten aansluiten bij hun niveau, zullen studenten ervaren dat ze over bepaalde capaciteiten beschikken en die kunnen inzetten. Tot slot de behoefte aan autonomie. Het is van belang dat studenten binnen een gestructureerde omgeving ervaren dat ze zelf keuzes kunnen maken en dus een bepaalde mate van autonomie hebben (Fredricks e.a., 2004). Voor het mbo past een relativering. Als studenten te veel zelfstandig moeten werken, heeft dit een averechts effect op hun betrokkenheid (Elffers, 2011). Samenvattend: om studentbetrokkenheid te vergroten is het van belang de leeromgeving zo in te richten dat deze tegemoet komt aan de behoefte aan positieve relaties, het ervaren van competentie en een bepaalde mate van autonomie. Is dat alles? Nee, vanzelfsprekend zijn nog andere factoren van invloed. Zoals karakteristieken van de school, denk aan het aantal studenten en het schoolklimaat, de ouders, de sociaal-economische achtergrond van de student en de studentenpopulatie (Fredricks e.a., 2004). Docententeams concreet aan de slag Aanknopingspunten genoeg om de studentbetrokkenheid te vergroten. Maar hoe gaan docenten daar nu mee om? Wat pakken ze concreet op aan activiteiten? In recent onderzoek (Van Uden, 2014) is dat aan drie docententeams voorgelegd. Eén van de teams verzorgde onderwijs in de bovenbouw van het vmbo, de andere twee teams waren betrokken bij niveau 2-opleidingen binnen het mbo. Alle drie teams zagen mogelijkheden om extra activiteiten te ontplooien om de betrokkenheid van hun studenten te vergroten. In twee van de drie teams lukte het om daadwerkelijk nieuwe activiteiten uit te voeren en te reflecteren op de veranderde praktijk. Het derde team had wel ideeën, maar tot implementatie kwam het niet. Team A: formulier en gesprekken over vaardigheden In dit team merkten de docenten dat studenten niet betrokken waren bij hun eigen leerproces, maar vooral leerden voor het cijfer. Niet de insteek die je als docent graag ziet. Het gaat tenslotte om meer dan alleen een zesje (of meer). Daarom ontwikkelden zij een vaardighedenformulier. Op dit formulier gaf de student zelf per vaardigheid aan hoe ver hij of zij was in de ontwikkeling. Vervolgens gaf de docent een oordeel. Hierover volgde dan een gesprek. Tijdens het onderzoek kwam het accent steeds meer op dit gesprek te liggen. Dat bleek vaak nogal eenzijdig te verlopen. Aan de hand van videopnames merkten docenten zelf dat ze veel te veel invulden. Om daar verbetering in te brengen, ging het team aan de slag met de reflectiespiraal van Korthagen (1985), een methodiek om studenten zelf te laten reflecteren. Dat had zijn effect. Studenten zagen scherper wat ze goed beheersten en waar ze zich nog konden ontwikkelen. Bovendien leerden docenten de studenten veel beter kennen. En ook dat pakte positief uit. Ze reageerden anders op bepaalde situaties in de klas en werkten tegelijkertijd aan een positievere relatie met hun studenten. Zowel docenten als studenten ervaarden de veranderingen als positief. Pagina 3 van 5

Team B: andere stages en betere voorlichting Dit docententeam had te maken met wat men ervaarde als een lage gedragsmatige betrokkenheid van studenten. Slechts een beperkt aantal studenten was op school aanwezig. Daarvan kwam dan nog een flink deel te laat. Voor zover aanwezig, besteedden studenten meer tijd aan andere dingen dan aan de opleiding. Wat daaraan te doen? Het team zag in eerste instantie niet zo veel mogelijkheden. De lage betrokkenheid was te wijten aan het type studenten. Uiteindelijk formuleerde het team toch een aantal activiteiten. Zo werd het aantal docenten voor de groep teruggebracht tot vier. Dit om echt een band te kunnen opbouwen met studenten. Verder kwam er een lint- in plaats van blokstage. Voordeel: studenten hebben sneller door waarvoor ze leren (cognitieve betrokkenheid) en kunnen gemakkelijker de theorie koppelen aan de praktijk. Docenten besloten ook consequenter te handelen, zodat studenten weten waar ze aan toe zijn en wat van hen wordt verwacht (behoefte aan competentie. Tot slot werd er meer ingezet op voorlichting over de opleiding en een uitgebreidere intake. Ook hier positieve effecten. De betrokkenheid onder de nieuwe groep studenten leek een stuk groter, er viel maar een enkele student uit. Studenten waren over het algemeen op tijd en gingen sneller en met betere resultaten door de lesstof (perspectief van de docent). Desondanks bleef het team volhouden dat het aan de studenten lag dat ze meer betrokken waren (kenmerk van de student) en niet aan de aangebrachte veranderingen in de onderwijspraktijk. Lering uit de experimenten De twee voorbeelden laten zien dat docenten verschillende activiteiten ontplooien om de betrokkenheid van hun leerlingen te vergroten. We zien dat docenten het meest inzetten op het versterken van een positieve relatie met de student en het bieden van structuur. Deze elementen zijn ook in eerder onderzoek in verband gebracht met een hogere mate van betrokkenheid (Fredricks e.a., 2004; Jang, Reeve, & Deci, 2010; Raphael, Presley, & Mohan, 2008; Roorda, Koomen, Spilt, & Oort, 2011). Daarnaast passen docenten ook opdrachten en de leeromgeving aan, echter in beperkte mate. Hoewel deze elementen in eerder onderzoek in verband zijn gebracht met studentbetrokkenheid (Fredricks e.a., 2004; Marks, 2000). Tot slot laat het onderzoek zien dat docenten nog niet alle mogelijkheden lijken te benutten om de betrokkenheid te vergroten. Dit kan komen doordat docenten nog een beperkt beeld hebben van wat studentbetrokkenheid precies inhoudt (zie Harris, 2011; Zyngier, 2008). Dat wil zeggen: ze weten niet alle drie de typen van betrokkenheid te onderkennen. Opmerkelijk bij team B is dat docenten de betrokkenheid blijven zien als eigenschap van de student. Dit zorgt er mogelijk voor dat er minder activiteiten worden ingezet. Immers, als het een eigenschap van de student is die niet (of heel moeilijk) te beïnvloeden is, dan heeft het ontplooien van activiteiten weinig nut. Bij de andere teams vertoonden docenten juist een ontwikkeling in wat zij verstaan onder studentbetrokkenheid. Concluderend: het is van belang om weet te hebben van alle drie typen betrokkenheid, zodat een verscheidenheid van activiteiten ingezet kan worden. Deskundigen: Monique Volman, hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam. Louise Elffers, onderzoeker Academische Werkplaats Onderwijs, School of Business and Economics, Maastricht University. Jolien van Uden, adviseur dienst Onderwijs & Kwaliteitszorg, ROC van Twente; lid kenniskring Onderwijsarrangementen in maatschappelijke context, hogeschool Saxion. Pagina 4 van 5

Bronnen: Elffers, L. (2011). The transition to post-secondary vocational education. Students entrance, experiences and attainment. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Fredricks, J.A., Blumenfeld, P.C. & Paris, A.H. (2004). School engagement: potential of the concept, state of evidence. Review of Educational Research, 74 (1), 59-109. Harris, L. (2011). Secondary teachers conceptions of student engagement: engagement in learning or in schooling? Teaching and Teacher Education, 27(2), 376-386. Inspectie van het Onderwijs (2014). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2012-2013. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Jang, H., Reeve, J., & Deci E.L. (2010). Engaging students in learning activities: It is not autonomy support or structure but autonomy support and structure. Journal of Educational Psychology, 102 (3), 588-600. Korthagen, F.A.J. (1985). Reflective teaching and preservice teacher education in the Netherlands. Journal of Teacher Education, 36 (5), 11-15. Marks, H.M. (2000). Student engagement in instructional activity: Patterns in the elementary, middle and high school years. American Educational Research Journal, 37 (1), 153-184. Raphael, L.M., Pressley, M. & Mohan, L. (2008). Engaging instruction in middle school classrooms: An observational study of nine teachers. The Elementary School Journal, 109 (1), 61-81. Roorda, D.L., Koomen, H.M.Y., Spilt, J.L., & Oort, J.F. (2011). The influence of affective teacher student relationships on students school engagement and achievement: A meta-analytic approach. Eindrapportage Reviewstudie "Leraar-leerlingrelaties, schools leren van leerlingen en welbevinden van leraren", NWO PROO 411-08-502 Deel A. Uden, J.M. van (2012). Interpersoonlijk docentengedrag: middel om de studentbetrokkenheid te vergroten. Onderwijs en Gezondheidszorg, 36 (3), 15-19. Uden, J.M. van (2014). The teacher as linchpin: A teacher s perspective on student engagement. Enschede: Universiteit Twente. Volman, M. (2011). Kennis van betekenis. Amsterdam: University of Amsterdam. Pagina 5 van 5