Sociale vaardigheden: Partners in het leerproces OMGAAN MET DE ZORGVRAGER 1 Attitudes 12 1.1 Attitude 13 1.2 De specifieke beroepsattitudes van de verzorgende 14 1.2.1 De specifieke beroepsattitudes van de verzorgende 14 A Echt zijn 14 B Empathie tonen 14 C Veiligheid bieden (fysieke veiligheid) 14 D Tederheid en geborgenheid bieden (psychische veiligheid) 15 E Structureren 15 F Stimuleren 15 G Zelfstandigheid bevorderen 15 H Individualiseren 15 I Flexibel zijn 16 J Samenwerken 16 K Rapporteren 16 L Het beroepsgeheim respecteren 16 1.2.2 Casussen 17 1.3 Omgaan met zelfevaluatie 20 1.3.1 Zelfevaluatie? 20 1.3.2 Evalueren om te evolueren 20 1.3.3 Oefeningen op zelfevaluatie 20 A Oefening 1: Zelfevaluatie van de beroepsattitudes 21 B Oefening 2: Eigen kwaliteiten en aandachtspunten 22 C Oefening 3: De stagebeoordeling 23 2 Behoeften 26 2.1 Menselijke behoeften 27 2.1.1 Inleidende opdracht 27 2.1.2 Wat is menselijke behoefte? 28 2.2 De menselijke behoeften volgens Maslow 31 2.2.1 De behoeftepyramide volgens Maslow 31 2.2.2 Korte omschrijving van de menselijke behoeftes 33 2.3 Oefeningen op de behoeftepyramide van Maslow 35 2.3.1 Welke behoefte? 35 2.3.2 De behoeften van het jonge kind 36 2.3.3 De behoeften van de oudere zorgvrager 38 2.3.4 Verwerkingsopdracht 1: Het levensverhaal van Paula 40 2.3.5 Verwerkingsopdracht 2: Manuele expressie 41 3
3 Observeren in het omgaan met zorgvragers 43 3.1 Observeren 44 3.1.1 Inleiding 44 3.1.2 Observeren 45 A Observeren is een doelgerichte activiteit 45 B Observeren doe je met je 5 zintuigen 45 C Je observeert het gedrag van iemand 46 3.1.3 Waarom observeren? 47 3.2 De belangrijkste stappen bij het observeren 49 3.2.1 Stap 1: Een observatieplan opstellen 49 A De elementen van een observatieplan 49 B Casus 52 3.2.2 Stap 2: Het observeren zelf 53 A Vier regels voor een goede observatie 54 1 Nauwkeurig observeren 54 2 Objectief observeren 55 3 Regelmatig observeren 56 4 Gevarieerd (in verschillende situaties) observeren 56 B Participerend en niet-participerend observeren 56 1 Participerend observeren 58 2 Niet-participerend observeren 58 3.2.3 Stap 3: Het registreren 59 A Het invullen van een observatielijst en een observatieschaal 59 B Het neerschrijven van een observatieverslag 61 3.2.4 Stap 4: Het interpreteren 62 A Het interpreteren van de gegevens van een observatielijst en een observatieschaal 63 B Het interpreteren van de gegevens van een observatieverslag 63 3.2.5 Stap 5: Het rapporteren 64 A Mondeling rapporteren 64 B Schriftelijk rapporteren 65 3.3 Opdrachten 66 4 Actief luisteren 69 4.1 Het verschil tussen luisteren en actief luisteren 70 4.1.1 Luisteren en actief luisteren 70 4.1.2 De 5 stappen van actief luisteren 71 4.2 Non-verbaal actief luisteren 72 4.2.1 Gelaatsuitdrukking 72 4.2.2 Lichaamshouding 73 4.2.3 Aanraken 74 4.2.4 Oogcontact 75 4.3 Verbaal actief luisteren 76 4.3.1 Vragen stellen 76 A Open vragen 76 B Gesloten vragen 77 4.3.2 Samenvatten 78 4.3.3 Reageren op gevoelens 78 4
4.4 Actief luisteren naar het jonge kind 80 4.4.1 De begroeting 81 4.4.2 De beurtwisseling 82 4.4.3 Het afscheid 82 4.5 Actief luisteren naar de oudere zorgvrager 83 4.5.1 Een gesprek aanknopen 83 4.5.2 Je communicatie aanpassen aan de zorgvrager 85 5 Beroepsgeheim 89 5.1 Inleidende opdracht 90 5.2 Beroepsgeheim en gedeeld beroepsgeheim 92 5.2.1 Beroepsgeheim 92 5.2.2 Gedeeld beroepsgeheim 94 5.3 Het beroepsgeheim respecteren en/of doorbreken 95 5.4 Het beroepsgeheim tijdens de stage 95 5.5 Praktijkvoorbeelden beoordelen 96 5
OMGAAN ALS VERZORGENDE MET ANDEREN/ OMGAAN MET COLLEGA S EN FAMILIE 1 OMGAAN MET FEEDBACK 100 1.1 Feedback 101 1.2 Soorten feedback 103 1.2.1 Verbale en non-verbale feedback 103 1.2.2 Bewust en onbewust geven van feedback 103 1.2.3 Positieve, negatieve en neutrale feedback 104 1.3 Feedback geven 106 1.4 Feedback krijgen 108 1.4.1 Feedback krijgen 108 1.4.2 Feekback vragen 109 1.4.3 Feedback uitlokken 109 1.5 Opdrachten 110 1.5.1 Opdracht 1: Hoe ga jij om met feedback? 110 1.5.2 Opdracht 2: Reageren op feedback 110 2 SAMENWERKEN 114 2.1 Samenwerken 115 2.1.1 Inleiding 115 2.1.2 Samen werken in onze werksituatie 115 2.1.3 Met wie werk je als verzorgende samen? 116 2.2 Waarom samenwerken? 116 2.3 Factoren die bijdragen tot een goed samenwerkingsklimaat 117 2.3.1 Een samenwerkingsklimaat 117 2.3.2 Factoren die bijdragen tot een goed samenwerkingsklimaat 118 2.4 Eigen bijdrage in de samenwerking 120 2.4.1 Open staan voor 120 2.4.2 Actief luisteren 120 2.4.3 Vragen stellen ter verduidelijking 120 2.4.4 Feedback vragen en geven 120 2.4.5 Assertief zijn 121 2.4.6 Initiatief nemen tot gesprek 121 2.5 Formeel en informeel overleg 122 2.6 Samenwerkingsproblemen 124 3 OMGAAN MET DE FAMILIE VAN ZORGVRAGERS 128 3.1 Onze kijk op familie van zorgvragers 129 3.1.1 Wie bedoelen we met familie? 129 3.1.2 Opdracht: Jouw kijk op familie 129 3.1.3 Onze kijk op familie van zorgvragers 129 3.2 Het belang van goede contacten met familie 130 3.2.1 Goede contacten zijn belangrijk voor de zorgvrager 130 3.2.2 Goede contacten zijn belangrijk voor de familie 131 3.2.1 Goede contacten zijn belangrijk voor de verzorgende 132 3.3 Families verschillen 133 6
OMGAAN MET JEZELF ALS VERZORGENDE 1 ZELFBEELD EN ZELFWAARDERING 136 1.1 Zelfbeeld 137 1.1.1 Zelfbeeld 137 1.1.2 Positief en negatief zelfbeeld 138 1.1.3 Kenmerken zelfbeeld 139 A Je zelfbeeld evolueert voortdurend 139 B Gevolgen van een positief of negatief zelfbeeld 140 1.1.4 Een positief realistisch zelfbeeld 141 1.2 Jij als verzorgende 142 1.2.1 Jezelf kennen: hoe zie ik mezelf en hoe zien de anderen mij? 142 1.2.2 Jezelf kennen: wat vind ik in mijn werk belangrijk? 145 1.3 Werken aan een positief zelfbeeld 147 1.3.1 Reflecteren over het eigen handelen 147 1.3.2 Tips voor meer zelfvertrouwen 148 1.3.3 Omgaan met feedback 149 1.4 De verzorgende heeft een invloed op het zelfbeeld van de zorgvrager 150 1.4.1 Het zelfbeeld van het jonge kind 150 1.4.2 Het zelfbeeld van de oudere zorgvrager 152 2 ASSERTIVITEIT 155 2.1 Assertivieit 156 2.1.1 Inleiding 156 2.1.2 Assertiviteit, sub-assertiviteit en agressiviteit 157 2.1.3 Assertiviteit 157 2.2 Waarom assertief reageren? 158 2.3 Waarom is het soms moeilijk om assertief te reageren? 160 2.4 Toepassingen 160 3 OMGAAN MET VERLIES EN VERDRIET 165 3.1 Je eigen verdriet 167 3.2 Soorten verlies 168 3.3 Emotie na verlies 168 3.3.1 Gevoelens 169 3.3.2 Fysieke gewaarwordingen en gedrag 169 3.3.3 Gedachten 170 3.4 Kenmerken van verdriet 170 3.4.1 Elk verdriet is uniek 170 3.4.2 Tijd geneest geen wonden 171 3.4.3 Je kan groeien doorheen je verdriet: dit is rouwen 171 3.5 Rouwen 172 3.5.1 Tekenen van verdriet 172 3.5.2 Rouwtaken 172 A Aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies 173 B Ervaren van de pijn van het verlies 173 C Aanpassen aan de omgeving, zonder de geliefde persoon 174 D Opnieuw van het leven houden 175 E Voltooiing van het rouwproces 175 7