Concept analyse voor consultatie zorg bij artrose van knie en heup. Datum 25 april 2014 Status Concept voor consultatie



Vergelijkbare documenten
Datum 30 juni 2014 Betreft Zinnige Zorg Verbetersignalement voor zorg bij artrose van knie en heup

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

CHAPTER. Samenvatting

Praktijkvariatie Artrose Heup en Knie, 3 april 2014 Achtergrondinformatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie.

Course of limitations in activities in elderly patients with osteoarthritis of the hip or knee. CARPA onderzoek. Artrose.

CHAPTER 8. Samenvatting

Gonartrosis; degeneratieve knieproblemen Regionale Transmurale Afspraak Zuidoost Brabant. Aanleiding. Doelstelling. Definitie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting (Summary in Dutch)

ACP 46 Vergadering Adviescommissie Pakket. Zorginstituut Nederland, Diemen

Factsheet Indicatoren Heupprothese (LROI)

Hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Samenvatting (Summary in Dutch)

Factsheet Indicatoren Heupprothese (LROI)

Onderdeel van het programma Uitkomstinformatie voor Samen Beslissen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Artrose: nieuwe inzichten. Margreet Kloppenburg. 7 maart 2009

KWALITEITSRAPPORTAGE KNIEKLACHTEN Prothese

Patiëntenervaringen in beeld : Wat kunnen we leren van de PROMs? Suzanne van der Meulen-Arts Symposium CQI-ziekenhuizen 9 oktober 2012

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Veel gestelde vragen waardegericht inkopen van behandeling van heup- en knieartrose

Kwantitatieve tussentijdse meting

Resultaten zorgevaluatie Orthopedie St. Antonius Ziekenhuis

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Inhoud. Patty Joldersma. Koos van Nugteren. Patty Joldersma. 1 Inleiding: de knieprothese... 1

Verslag Definitieve versie Verslag Consultatie Conceptanalyse

Nederlandse samenvatting

Patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten voor patiënten met een heup- of knieprothese

KWALITEITSRAPPORTAGE HEUPKLACHTEN

Samenvatting*en*conclusies* *

Patienten informatieavond artrose

Hoogeveen, april

De knie van diagnostiek naar behandeling

Nederlandse samenvatting

161 Samenvatting L L sub01-bw-spaetgens - Processed on: Processed on:

Stepped Care bij Artrose Heup en Knie

Factsheet Indicatoren Bariatrische Chirurgie (DATO) Start registratie: 2014

Conclusies Orthopedie

KWALITEITSRAPPORTAGE KNIEKLACHTEN Prothese

Cover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date:

Factsheet Indicatoren Knieprothese (LROI)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Samenvatting. Samenvatting

Peer review EBM. Ontwikkeld door WVVK in opdracht van Pro-Q-Kine

Vroeg opsporen en voorkomen achteruitgang chronische nierschade

Samenvatting Samenvatting

Toetsingskader. Voor beroepsorganisaties en wetenschappelijke verenigingen. Van goede zorg verzekerd

Een 68-jarige vrouw meldt zich met een recidief van hevige, rechtszijdige kniepijn

Interline Orthopedie Achtergronden casusschetsen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

37. Psoriasis. dermatologie 10

Verantwoordingsdocument. Praktijkvariatie De methodiek. CZ 27 februari 2013, versie 1.0

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

DIRECTE TOEGANKELIJKHEID MANUELE THERAPIE VANUIT WETENSCHAPPELIJK PERSPECTIEF

Management Samenvatting

Toetsingskader. Voor beroepsorganisaties en wetenschappelijke verenigingen. Van goede zorg verzekerd

Patient-reported outcome measures. Spreker Diana Delnoij Plaats Kwaliteitsinstituut

Consensus based methodiek

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

Factsheet Indicatoren Heupprothese

Hoe zorgverzekeraars de kwaliteit van de zorg in beeld willen krijgen

PROMs Heup Knie. Resultaten meting 2013

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Enkel artrose (bovenste spronggewricht)

samenvatting 127 Samenvatting

Ruggespraak. Ruggespraak. Presentatie Ariette Sanders - Netwerkbijeenkomst Platform Gedeelde Besluitvorming - Maart 2013 RUGPIJN? agenda.

Chapter 7. Nederlandse samenvatting

Waardegerichte inkoop geïntegreerde zorg voor patiënten met artrose. Bert Geertsma, Congres geïntegreerde zorg eerste- en tweedelijn, 15 feb 2018

Chapter 9. Samenvatting

Samenvatting. Een complex beeld

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Veel gestelde vragen waardegericht inkopen van staaroperaties

Prevention of cognitive decline

Wat is artrose? Hoe ontstaat artrose? Klachten Diagnostiek Behandeling Adviezen Medicijnen Operaties...

Factsheet Indicatoren Geïnstrumenteerde Lage Rug Chirurgie (DSSR) 2016

Stadia chronische nierschade

11 april Annemarie Haverhals Leider programma

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The following handle holds various files of this Leiden University dissertation:

INTERLINE Orthopedie 2014 oktober 2014 ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

PATIËNTSPECIFIEK PLANNEN EN UITLIJNEN VAN EEN KNIEPROTHESE

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Fysiotherapie bij Artrose Heup-Knie van one size fits all naar meer zorg op maat

Samenvatting, conclusies en discussie

Nederlandse samenvatting. Chapter 11

Evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO) training voor patiënten. Ton Kuijpers, Epidemioloog

KWALITEITSRAPPORTAGE 2016 Heupklachten

Preventie maagcomplicaties bij acetylsalicylzuur

Chapter 10 Samenvatting

Position paper Organisatie van zorg voor SOLK

Knieproblemen: samenwerking met de fysiotherapeut

Samenvatting en Discussie

Nederlandse samenvatting

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen

Transcriptie:

Concept analyse voor consultatie zorg bij artrose van knie en heup Datum 25 april 2014 Status Concept voor consultatie

Colofon Volgnummer 2014050867 Auteurs Contactpersoon Afdeling drs. Jacqueline Zwaap, Joke Derksen, gynaecoloog, drs. Joost Enzing, Ir. Hans Paalvast Lonneke Koenraadt-Janssen MSc +31 (0)20 797 8283 Sector Zorg Consultatiedocument Bespreking in invitational op 8 mei 2014 Pagina 3 van 42

Inhoud 1 Inleiding 6 2 Wat is artrose? 8 3 Kwaliteit: gezondheidswinst 10 3.1 Wat zijn Patient Reported Outcome Measures (PROMs)? 10 3.2 PROMs van knie- en heupprothese plaatsingen 11 4 Kwaliteit: richtlijnen 12 4.1 Overzicht 12 4.2 Waar de zorg begint: gedeelde besluitvorming en stepped care. 12 5 Kwaliteit: praktijk 14 5.1 Praktijkgegevens diagnostiek 14 5.1.1 Diagnostiek bij knieartrose 16 5.1.2 Diagnostiek bij heupartrose 16 5.1.3 Diagnostiek in eerste lijn bij patiënten met knie- en heupartrose 17 5.2 Praktijkgegevens behandeling 17 6 Conclusies 18 6.1.1 Zinnige zorg bij knieartrose 18 6.1.2 Zinnige zorg bij heupartrose 19 7 Effecten gepaste zorg 20 7.1 Kwaliteit en gezondheid 20 7.2 Nog niet geanalyseerde mogelijkheden voor gepast gebruik 20 Pagina 4 van 42

Samenvatting Zorginstituut Nederland heeft als doel de toegang tot goede en zinnige zorg, niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk te bevorderen. Daarmee zijn zowel de kwaliteit als de betaalbaarheid van de zorg gediend. Eén van de manieren waarop we dat doen is de systematische analyse van zorg die uit het verzekerde basispakket wordt vergoed. Daarbij kijken we niet alleen naar de behandeling als zodanig, maar vooral ook naar de toepassing ervan. We voeren een programma uit dat erin voorziet om in een 5 jarige cyclus de ICD10-gebieden te doorlopen. Per ICD10-gebied voeren we een brede systematische analyse uit om eventuele aandachtspunten daarbinnen vanuit het perspectief van goede en zinnige zorg vast te stellen. Daarna volgt nader verdiepend onderzoek van deze aandachtspunten. Informatie over het programma is te vinden op www.zorginstituutnederland.nl. Dit is het eerste rapport van Zorginstituut Nederland in het kader van de systematische analyse. Het bevat een analyse van de zorg rond artrose van knie en heup. Voor artrose van knie en heup is gekozen, omdat uit onderzoek een exponentiële groei van prevalentie en kosten blijkt. In Nederland waren er begin 2011 circa 594.000 personen bekend met knieartrose en circa 359.000 met heupartrose. De kosten van de zorg voor artrose bedroegen 1,1 miljard in 2011 (Nationaal Kompas Volksgezondheid) en 589 miljoen hiervan kwam ten laste van het basispakket. Zorginstituut Nederland stelt in dit rapport vast dat er in kwalitatieve zin ruimte is voor verbetering van de zorg rond knie- en heupartrose. Mogelijke verbeteringen zijn: Toepassing van (beeldvormende) diagnostiek conform de geldende richtlijnen. Bij patiënten met knie- of heupartrose wordt vaak een foto of MRI gemaakt en regelmatig ook een artroscopie of punctie gedaan terwijl dat volgens de richtlijnen meestal niet noodzakelijk is. Daardoor lopen patiënten risico s op schade door bijvoorbeeld röntgenstraling, operatiecomplicaties of een onjuiste diagnose. Selectievere plaatsing van knie- en heupprothesen door betere voorlichting, gedeelde besluitvorming, stepped care en scherpere indicatiestelling. 80 % van de mensen die een knie- of heupprothese kreeg, vindt, dat ze er daarmee op vooruit zijn gegaan. Echter; 14% ervaart een verslechtering in het algemeen dagelijks functioneren en 6 % merkt geen verschil. Door betere voorlichting, gedeelde besluitvorming, stepped care en scherpere indicatiestelling kan, naar wij verwachten, deels worden voorkomen, dat patiënten een zware operatie met noodzaak tot langdurige revalidatie ondergaan die geen oplossing biedt voor hun probleem. Pagina 5 van 42

1 Inleiding Een op solidariteit gebaseerde basisverzekering voor zorg, zoals we die in ons land hebben, is een groot goed. Voor duurzame solidariteit moeten burgers er wel van overtuigd zijn, dat de samenleving waar voor zijn geld krijgt. Goed en zinnig zijn belangrijke voorwaarden voor een op solidariteit gebaseerd zorgsysteem. Waarom zou je immers als burger zowel in de hoedanigheid van premiebetaler als in de hoedanigheid van patiënt- verplicht willen betalen voor niet goede zorg of zorg die overbodig is. Om goede, zinnige zorg te realiseren analyseert Zorginstituut Nederland systematisch de zorg in het basispakket om zo ongepast gebruik van zorg tegen te gaan, de kwaliteit van zorg te bevorderen en onnodige kosten te voorkomen. Gepaste zorg wil zeggen dat de zorg effectief is en dat deze wordt ingezet in de situatie, dat het nodig is. Zorginstituut Nederland houdt het basispakket domeingericht tegen het licht op basis van de ICD10 indeling (International Classification of Diseases). Daarbij gaat het vooral om de vragen: gaat het om (kosten) effectieve zorg en wordt de zorg toegepast bij patiënten die deze medisch gezien nodig hebben? Zorginstituut Nederland start met een systematische analyse van de ICD10 domeinen Kanker en Harten vaatziekten en met een verdiepend onderzoek van de zorg voor knie- en heupartrose; in het bijzonder de knie- en heupprothesen. De Minister heeft in een brief aan Zorginstituut Nederland (toen nog CVZ) gevraagd dit te doen. 1 Voor dit onderwerp is gekozen vanwege een vermoeden op ongepast gebruik dat deels voortkomt uit publicaties over regionale praktijkvariatie. Zorginstituut Nederland ziet praktijkvariatie niet als teken dat de zorg niet goed geleverd wordt of als reden op zich om besparingen in te boeken. Wel is het een signaal om naar het brede domein van de zorg bij artrose van de knie en heup te kijken. De zorg voor patiënten met artrose in Nederland is meestal goed. Niet in de laatste plaats omdat partijen veel initiatieven ontplooien die zijn gericht op kwaliteitsverbetering. Zo hebben patiëntenorganisaties een zorginkoopkaart en kwaliteitscriteria 2 opgesteld vanuit het patiëntenperspectief, zijn zorgverleners bezig met het maken van behandelrichtlijnen, indicatoren en implantatenregistraties, doen zorgverzekeraars onderzoek naar praktijkvariatie en werken zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties en zorgverleners samen aan het ontwikkelen van PROMs (patient reported outcome measures). Deze initiatieven onderstrepen het belang dat partijen hechten aan goede zorg bij artrose. Artrose van knie en heup komt vaak voor en de kosten die ermee gemoeid zijn, zijn aanzienlijk en stijgende. De totale kosten van de behandeling van artrose bedroegen in 2011 1,1 miljard euro. Hiervan kwam 589 miljoen euro ten laste van de Zorgverzekeringswet. 3 Wanneer het aantal mensen met artrose stijgt, zal dit ook gelden voor de kosten. Dit zal niet alleen het gevolg zijn van de (onvermijdbare) demografische ontwikkelingen en de toename van risicofactoren als overgewicht (adipositas), maar ook van veranderende inzichten in de indicatiestelling voor gewrichtsvervangende therapie. Zo zijn ouderen tegenwoordig langer fit en actief waardoor meer patiënten in aanmerking (willen) komen voor een nieuwe heup of knie. Ook neemt de (geconcipieerde) zwaarte van de operatie af door veranderde technieken, door meer mogelijkheden om complicaties te verminderen en door verkorting van opnameduur. Dat er een behoorlijk verschil kan optreden tussen voorspellingen op basis van demografische ontwikkeling en op basis van trendontwikkeling blijkt uit de volgende gegevens. Naar schatting zal het aantal heupprothesen met als hoofddiagnose artrose op basis van demografische ontwikkelingen stijgen 1 Brief van Minister van 2 Documenten NPCF zorginkoopkaart en kwaliteitscriteria (via Petra Schout, bron en datum nazoeken) 3 Bron: kostenvanziekten.nl Pagina 6 van 42

van 20.715 in 2005 naar 31.731 in 2030. In deze raming blijft de leeftijd- en geslachtspecifieke incidentie uit 2005 gelijk. Echter, op basis van de trendprojectie, waarbij de leeftijd- en geslachtspecifieke trend uit de periode 1995-2005 worden doorgetrokken, zal het aantal heupprothesen stijgen van 20.715 in 2005 naar 51.680 in 2030 (Otten et al., 2010). In dit rapport analyseren we een aantal aspecten van deze zorg op geleide van richtlijnen en eigen onderzoek naar de praktijk. Als startpunt van de zorg nemen wij het moment dat een patiënt zich met klachten meldt bij de huisarts. De preventie van artrose, voor zover dat mogelijk is, valt dus buiten het perspectief van dit rapport. Dit rapport bespreekt de zorg bij artrose van zowel knie als heup. Waar dat relevant is, zal specifiek worden ingaan op de zorg rond de afzonderlijke knie- dan wel heupartrose. Pagina 7 van 42

2 Wat is artrose? 4 Artrose is een klinisch syndroom met gewrichtspijn in combinatie met variërende gradaties van functionele beperkingen en een afgenomen kwaliteit van leven. Van alle gewrichtsaandoeningen is het de meest voorkomende, en wereldwijd één van de belangrijkste oorzaken van pijn en beperking. Artrose komt het meest voor in de knie, de heup en de gewrichten van de hand. De ervaren pijn, afgenomen functie en problemen bij het uitvoeren van ADL-activiteiten kunnen belangrijke gevolgen zijn van artrose voor de patiënt. Pijn is op zichzelf uiteraard een complex bio-psychologisch proces dat samenhangt met de verwachtingen van de patiënt en zijn vermogen om met de pijn om te gaan. Ten gevolge van pijn en functiebeperking kunnen patiënten veel problemen ervaren in hun sociale leven (deelname aan activiteiten buiten de deur), in hun werk of bij andere vormen van participatie in de samenleving. Er is bij artrose vaak een gering verband tussen de aard/gradatie van veranderingen op de röntgenfoto en de ernst van symptomen: kleine veranderingen op de foto kunnen gepaard gaan met veel pijn en grotere veranderingen kunnen samengaan met weinig symptomen. In tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht, wordt artrose niet per definitie veroorzaakt door veroudering, al kan leeftijd wel een rol spelen. Het hoeft ook niet altijd erger te worden. Er zijn een aantal behandelopties, zowel farmacologisch als nietfarmacologisch, die effectief zijn in het onderdrukken van de symptomen en in het verbeteren van de functie van het gewricht. Artrose manifesteert zich het meest frequent in de knie en dit staat ook wel bekend als gonartrose. Artrose in de heup wordt coxartrose genoemd. Artrose wordt pathologisch gekenmerkt door een plaatselijk verlies van kraakbeen, het vervormen van aanpalende botten en een daarmee samenhangende ontstekingsreactie. Het gewricht probeert zich in eerste instantie zelf te herstellen. Soms lukt dit niet en kan dit leiden tot optreden van symptomatische artrose, dat we kunnen zien als gewrichtsfalen. Er is er een enorme variatie in de klinische presentatie van artrose en de gevolgen ervan voor het functioneren, zowel tussen personen als tussen verschillende gewrichten binnen één persoon. Artrose is niet zozeer een aandoening of enkelvoudige toestand, maar moet eerder worden gezien als een algemene complexe dysfunctie. Risicofactoren voor artrose kunnen worden ingedeeld: Genetische factoren (schattingen voor erfelijkheid voor hand- knie- en heupartrose zijn hoog (tot 40-60%), hoewel de verantwoordelijke genen grotendeels onbekend zijn); Constitutionele factoren (zoals veroudering, vrouwelijk geslacht, obesitas, hoge botdichtheid); Meer locale, grotendeels biomechanische factoren (zoals gewrichtsblessure, werk of recreatief gebruik, afgenomen spierkracht, gewrichtsluxatie). Het is noodzakelijk onderscheid te maken tussen artrose van knie en heup vanwege verschillen in beloop en uitkomst. Bij artrose van de knie verbeteren de klachten van pijn en functiebeperking in de loop van de jaren nogal eens (33%) of stabiliseren (33%). De overige mensen (33%) ervaren een toename in klachten. Heupartrose heeft een slechtere prognose zodat de meerderheid van de patiënten uiteindelijk een heupprothese nodig heeft. 4 Hoofdstuk 2 is grotendeels ontleend aan de full guidance van de National Clinical Guideline Center Osteoarthritis, care and management in adults Pagina 8 van 42

Artrose op verschillende plaatsen binnen één individu (vooral knie, heup en hand) verwijst naar een relatie tussen prevalentie en veroudering. Maar symptomatische artrose is niet een onvermijdelijk gevolg van ouder worden. Hoewel de prevalentie toeneemt met de leeftijd, zijn er ook jongere patiënten met artrose die nog deelnemen aan het arbeidsproces. Het aantal mensen met artrose neemt toe met het verouderen van de bevolking en met het toenemen van de prevalentie van risicofactoren zoals obesitas en een slechte fysieke fitheid bijvoorbeeld als gevolg van te weinig beweging. Met de leeftijd nemen zowel bij mannen als vrouwen de prevalentie en incidentie van artrose toe. Op middelbare leeftijd heeft 80% van de personen tenminste in één gewricht radiologisch aantoonbare artrose en boven 75 jaar heeft vrijwel iedereen dit (Saasse, 1989). Zoals al aangegeven heeft echter lang niet iedereen met radiologisch aantoonbare artrose ook klachten. Op 1 januari 2011 waren er naar schatting 1.189.000 mensen waarvan 444.000 mannen en 745.000 vrouwen bij de huisarts bekend met artrose (prevalentie: 53,8 per 1.000 mannen en 88,5 per 1.000 vrouwen) 5. Dit zijn mensen die behandeld worden voor artrose of in het verleden behandeld zijn voor artrose. Knieartrose komt het vaakst voor (594.000 personen), gevolgd door heupartrose (359.000). In 2011 zijn naar schatting 166.000 nieuwe gevallen van artrose gediagnosticeerd waarvan 59.000 mannen en 107.000 vrouwen (incidentie: 7,1 per 1.000 mannen en 12,7 per 1.000 vrouwen). Het betrof 36.000 gevallen van heupartrose, 53.000 gevallen van knieartrose. 6 De precieze incidentie en prevalentie van artrose is lastig te bepalen. Veel mensen met klachten passend bij artrose bezoeken vermoedelijk daarvoor niet hun huisarts. Bovendien zijn röntgenfoto s of MRI s van beperkte waarde doordat het klinische syndroom van artrose (gewrichtspijn en stijfheid) niet altijd correspondeert met het beeld op de röntgenfoto of MRI. De helft van de mensen van 50 jaar of ouder met artrose bij radiologisch onderzoek heeft ook een symptomatologie die hierbij past. In de inleiding gaven we al aan dat voor de toekomst een stijging van het aantal mensen met artrose wordt verwacht. Op basis van alleen demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het absolute aantal personen met artrose dat bij de huisarts bekend is tussen 2007 en 2040 met 52% zal stijgen. Wanneer ook rekening wordt gehouden met een toekomstige stijging van (ernstig) overgewicht (een belangrijke risicofactor voor artrose), zal de prevalentie van artrose in de toekomst nog sterker gaan stijgen. Op dit moment consulteren naar schatting 200.000 mensen tussen 20 en 65 jaar jaarlijks in Nederland de huisarts wegens klachten passend bij artrose. Worden ook patiënten boven de 65 jaar meegerekend, dan komen er nog eens 450.000 patiënten bij (RIVM, 2006). De behandelmogelijkheden van artrose zijn: Informatie en advies; Oefenen (eventueel begeleid) en bevorderen fitheid; afvallen; Behandeling van de pijn, bijvoorbeeld door medicijnen of psychosociale begeleiding; Chirurgische interventies, met name knie- of heup vervangende prothesen. In hoofdstuk 4 gaan we dieper in op de behandelopties volgend de verschillende richtlijnen. 5 Bron: CMR-Nijmegen en RNH 6 Bron, Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM Pagina 9 van 42

3 Kwaliteit: gezondheidswinst 3.1 Wat zijn Patient Reported Outcome Measures (PROMs)? De zorg is er voor en door de patiënt. Het uiteindelijke doel van een medische behandeling is dat de patiënt verbetering van zijn gezondheid ervaart. Cruciaal voor de patiënt is natuurlijk de kwaliteit van de zorg. Om deze te meten, zijn indicatoren vastgesteld. Veel van die indicatoren gaan over het proces. De afgelopen jaren is er veel werk verzet om te komen tot indicatoren die iets zeggen over het resultaat van de behandeling, ervaren door de patiënt zelf. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van zogenaamde PROMs (Patient Reported Outcome Measures). Hierbij wordt met behulp van gevalideerde eenvoudige vragenlijsten gemeten hoe de patiënt voor en na de behandeling zijn of haar gezondheid ervaart. De vragenlijst kan de patiënt thuis, in de wachtkamer of samen met de zorgverlener invullen. De uitkomsten, zo mogelijk op basis van een vergelijking van de situatie voor en na de interventie, laten zien in welke mate de patiënt bijvoorbeeld pijn ondervindt of in hoeverre hij belemmerd wordt in dagelijkse zaken, zoals traplopen of fietsen. Ook eventuele complicaties die niet meteen na de behandeling optreden, kunnen met PROMs aan het licht komen doordat patiënten langdurig te volgen. PROMs komen niet in de plaats van bestaande instrumenten voor het meten van de patiëntperceptie over de zorg. Ze zijn aanvullend op metingen die cliëntgerichtheid en patiënttevredenheid vaststellen (CQindex). In 2011 is de Stichting PROMs Nederland opgericht door een aantal organisaties. De Stichting ontwikkelde beknopte vragenlijsten voor dertig aandoeningen, waaronder diabetes, staar en spataderen. Inmiddels worden deze activiteiten uitgevoerd door de Stichting Miletus. Dit is een samenwerkingsverband van zorgverzekeraars voor het meten van de ervaringen van de patiënt in de zorg. Doel daarvan is sturingsinformatie te verkrijgen, ten behoeve van verzekeraars, zorgaanbieders en patiëntenorganisaties, om de kwaliteit van de zorgverlening te bevorderen. Stichting Miletus heeft ook de zogenaamde Consumer Quality Index (CQI) geïntroduceerd, en zet zich in voor de algemene toepassing van deze methodiek. De onderzoeken worden opgezet in nauwe samenwerking met patiëntenorganisaties en zorgaanbieders. Pagina 10 van 42

3.2 PROMs van knie- en heupprothese plaatsingen Begin april 2014 heeft de Stichting Miletus de resultaten bekend gemaakt van de PROMs meting die zij in 2013 heeft verricht bij patiënten met knie- en heupprothese. In totaal werden 5 vragenlijsten afgenomen, te weten: - Hip disability and Osteoarthritis Ouctome Score (HOOS PS), specifieke vragenlijst (verkorte versie) mbt heupklachten; - Knee disability and Osteoarthritis Outcome Score (KOOS PS), specifieke vragenlijst (verkorte versie) m.b.t. knieklachten; - Euroquol 5D (EQ5D), vragenlijst naar algemeen welbevinden op 5 dimensies; - Visual Analog Scale (VAS) in rust, vragenlijst naar ervaren pijn; - VAS bij belasting, idem. De vragenlijsten werden afgenomen bij 13000 patiënten in 73 ziekenhuizen en klinieken (netto respons 62% is 7568 patiënten). Daarnaast werd een ankervraag gesteld aan de patiënten: hoe is uw algemeen dagelijks functioneren veranderd sinds de operatie van uw knie/heup? Over het algemeen ervaren de patiënten op alle gebieden een verbetering na de operatie. Een deel van de patiënten ervaart echter een verslechtering in het uitvoeren van bepaalde activiteiten: 9% van de patiënten met een heupvervangende operatie, en 17% van de patiënten met een knievervangende operatie (respectievelijk op de HOOS-PS en de KOOS-PS). Dit zijn over het algemeen de patiënten met voorafgaand aan de operatie de minste klachten. Opvallend is dat bijna de helft van deze patiënten (gemiddeld 45%) wel een verbetering ervaart op de 3 andere PROMs scores. 7 In totaal geeft 14% van alle patiënten met een heup- of knievervanging aan een verslechtering te ervaren in het algemeen dagelijks functioneren na plaatsing van de prothese. Zes procent merkt geen verschil. Dat betekent dat 1 op de 7 mensen aangeeft er op achteruit te zijn gegaan na plaatsing van de prothese. En 1 op de 15 mensen ervaart geen verandering. Dit betekent dus dat 1 op de 5 mensen (14% plus 6%) aangeeft er niet op vooruit te zijn gegaan in het algemeen dagelijks functioneren. Nadere analyse laat zien dat patiënten met artrose verwachten na een operatie een betere mobiliteit te hebben. In de praktijk blijkt dit dus echter vaak tegen te vallen. Patiënten ervaren vaak wel een afname van de pijn. Dit is echter een effect dat (vooral bij knieartrose) mogelijk ook bereikt kan worden met een minder invasieve (medicamenteuze) therapie en spieroefeningen. Het is goed mogelijk, dat wellicht (meer) patiënten hadden afgezien van een operatie als zij tevoren beter waren geïnformeerd over de verschillende behandel methodes en de te verwachten effecten en nadelen hiervan. 7 Nieuwsbericht Landelijke meting van patiëntervaringen bij Heup en Knie-vervangende operaties 2013, Stichting Miletus, april 2014 Pagina 11 van 42

4 Kwaliteit: richtlijnen Voor de kwaliteit van zorg is het van belang dat er goede richtlijnen (kwaliteitsstandaarden) zijn over diagnostiek en behandeling. Dat biedt duidelijkheid over wat goede zorg is. In dit hoofdstuk gaan we in op de richtlijnen die er zijn voor de zorg rond knie- en heupartrose. 4.1 Overzicht Er zijn richtlijnen (nationaal en internationaal) die betrekking hebben op zowel artrose in knie als heupen er zijn richtlijnen die specifiek betrekking hebben op één van beide. We hebben de meest recente internationale richtlijn (NICE) hier beschreven en vergeleken met de nationale richtlijnen uit eerste en tweede lijn. In bijlage 1 staat een overzicht van deze richtlijnen met daarbij een analyse van de belangrijkste verschillen en een aanduiding van de wetenschappelijke achtergrond van de aanbevelingen. Als internationaal referentiepunt hebben we gekozen voor de NICE richtlijn omdat deze zeer recent tot stand kwam en ontwikkeld werd op basis van een gedegen EBM methode. Richtlijnen knieartrose (gonartrose) Nationale richtlijnen: Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG): Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen (2008). Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV): Diagnostiek en behandeling van heup- en knieartrose (2007). Internationale richtlijnen: National Institute for Health and Care Excellence (NICE): Osteoarthritis Care and Management in adults (updated in 2014; UK). Richtlijnen heupartrose (coxartrose) Nationale richtlijnen: Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV): Diagnostiek en behandeling van heup- en knieartrose (2007). Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV): Totale heupprothese (2010). Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG): geen specifieke richtlijn voor coxartrose. Internationale richtlijn: National Institute for Health and Care Excellence (NICE): Osteoarthritis Care and Management in adults (updated in 2014; UK). 4.2 Waar de zorg begint: gedeelde besluitvorming en stepped care. De richtlijn van NICE (februari 2014) neemt als vertrekpunt de artrosepatiënt in de context van zijn pijnbeleving, verwachtingen, impact op sociaal functioneren, beroep, motivatie etc. Met behulp van het invullen van een algoritme voor de patiënt wordt geadviseerd een zogenaamde holistic assessment te verrichten. Hieruit komen de voor deze specifieke patiënt belangrijke aandachtpunten voor de behandeling naar voren. Door goed aan te sluiten bij de psycho-sociale situatie van de patiënt worden niet alleen gunstige voorwaarden gecreëerd voor een gedeelde besluitvorming over de in te zetten diagnostiek en therapie, maar ook voor een succesvolle uitvoering daarvan in de vorm van bijvoorbeeld therapietrouw. Pagina 12 van 42

Het is bij artrose bijvoorbeeld mogelijk dat de pijn voor de patiënt het meest op de voorgrond staat en de mobiliteit eigenlijk niet het probleem is. Dan kan de patiënt voldoende geholpen zijn met pijnmedicatie en coping adviezen en is verwijzing naar de tweede lijn niet noodzakelijk. Het is natuurlijk vanzelfsprekend te stellen dat de behandeling moet aansluiten bij de zorgvraag van de specifieke patiënt. Dat geldt niet alleen voor artrose, maar voor alle zorgvragen waarmee een patiënt zich meldt bij een zorgverlener. Vanzelfsprekend is ook dat de patiënt niet alleen op de hoogte gesteld wordt van de voordelen van de behandeling, maar ook van de nadelen en complicaties. Bij plaatsing van een knie- of heupprothese loopt een patiënt bijvoorbeeld een risico op complicaties als een bloeding met bloedtransfusie, infectie van de prothese, wondinfectie, trombose, longembolie, zenuwbeschadiging, verschil in beenlengte, luxatie en loslating van de prothese. De frequentie waarin deze complicaties voorkomen is zowel afhankelijk van de patiënt als van de zorgaanbieder. Artsen zouden patiënten hierover zo eerlijk mogelijk moeten informeren. En ook over de kans op een potentieel langdurig revalidatietraject. Alleen als arts en patiënt samen spreken over verwachtingen, behandelopties en mogelijke voor- en nadelen hiervan, kan daadwerkelijk een gezamenlijk besluit worden genomen over de behandeling. Een dergelijke benadering wordt nog niet expliciet vorm gegeven in de Nederlandse richtlijnen. Ook besteden deze niet uitdrukkelijk aandacht aan zelfmanagement en psycho-educatieve interventies. Terwijl wel duidelijk is dat er bewijs van hoog niveau is dat deze interventies kunnen leiden tot pijnvermindering; vooral bij jongere patiënten. Voor wat betreft de keuze voor een behandeling ligt het voor de hand dat een patiënt de voor hem meest geschikte en minst belastende behandeling aangeboden krijgt. Dat wil zeggen dat behandeling aangeboden wordt volgens het stepped care principe. Bij onvoldoende resultaat kan worden gekozen voor een zwaardere behandeling. Van de richtlijnen die wij voor dit onderzoek hebben bestudeerd, geeft de NICE richtlijn het meest uitgebreid aanbevelingen voor het stepped care principe. Volgens deze richtlijn volgt op de holistic assessment een zogenaamde targeting treatment de behandeling die voor deze patiënt in deze situatie kan worden ingezet. De behandelopties zijn vervolgens weergegeven volgens het stepped care principe in een cirkel waarbij gestart zou moeten worden in het midden en vervolgens opties worden ingezet die verder van het middelpunt van de cirkel liggen. De NOV richtlijn heup en knieartrose volgt het stepped care principe minder consequent en laat de behandelaar meer vrij in de keuze. Het is minder duidelijk in welke situatie voor welke optie moet worden gekozen. Ook zijn niet alle opties in deze richtlijn actueel evidence based. Zo beveelt de huidige NOV richtlijn nog aan bij chronische knieklachten eventueel drie intra-articiulaire injecties met hyaluronzuur te overwegen. In september 2013 heeft de NOV zelf al een standpunt uitgebracht waarin wordt gesteld dat intra-articulaire hyaluronzuurinjecties niet worden aanbevolen bij artrose van de knie. Pagina 13 van 42

5 Kwaliteit: praktijk We hebben in het vorige hoofdstuk beschreven welke richtlijnen er zijn voor de zorg rond de behandeling van artrose van knie en heup. In dit hoofdstuk nemen we de praktijk onder de loep. We wilden graag weten hoe de richtlijnen zich verhouden tot de praktijk wat betreft de inzet van diagnostiek en het volgen van het stepped care principe in de behandeling. We hebben hiervoor gebruik gemaakt van de DIS gegevens. In de volgende paragrafen komen respectievelijk de resultaten met betrekking tot de diagnostiek (paragraaf 5.1) en de behandeling (paragraaf 5.2) aan de orde. 5.1 Praktijkgegevens diagnostiek In de verschillende richtlijnen staat dat artrose vooral een klinische diagnose is. Dit betekent dat de diagnose in de meeste gevallen kan worden gesteld op basis van een gesprek en lichamelijk onderzoek. In dit gesprek worden de klinische verschijnselen besproken: pijn, zwellingen, stijfheid, klachtenpatroon, functiebeperkingen, traumata. Bij lichamelijk onderzoek vindt er inspectie, palpatie en bewegingsonderzoek plaats. De richtlijnen van de NHG en de NOV benadrukken dat er, in het geval artrose op basis van het gesprek en het lichamelijk onderzoek aannemelijk lijkt, geen reden is tot aanvullende diagnostiek. Ook de NICE richtlijn adviseert stel een klinische diagnose van artrose zonder aanvullend onderzoek wanneer de persoon: ouder is dan 45 jaar; gewrichtspijn heeft die met activiteit samenhangt; en geen ochtendstijfheid heeft óf dat deze stijfheid niet langer duurt dan 30 minuten. 8 Alleen de NICE richtlijn geeft aan wanneer wel aanvullende diagnostiek zou kunnen worden overwogen. Hoe vaak dit zich zou voordoen wordt niet vermeld. Hoewel de richtlijnen stellen dat aanvullende (beeldvormende) diagnostiek meestal niet noodzakelijk is om de diagnose artrose te stellen, blijken veel behandelaars desondanks regelmatig dergelijke diagnostiek in te zetten. Dit roept de vraag op in hoeverre er gepast gebruik wordt gemaakt van diagnostiek bij het vaststellen van artrose en/of het bepalen van de ernst ervan. Om hiervan een beeld te krijgen, heeft Zorginstituut een onderzoek laten doen naar het diagnostisch traject voorafgaand aan een knie- of heupvervanging. Vervolgens heeft Zorginstituut volgens dezelfde systematiek ook een analyse van de verrichte diagnostiek gedaan bij conservatief behandelde patiënten met knie- en heupartrose. Voor de beantwoording van deze vragen is gebruik gemaakt van het landelijke DBC informatiesysteem (DIS). 8 Recommendation 1 CG177 Pagina 14 van 42

Voor de knie zijn de volgende zorgactiviteiten bekeken: Diagnostiek 89402 radiologisch onderzoek knie en/of onderbeen 89090 MRI heup(en)/ onderste extremiteit(en) 38883 naaldbiopsie of punctie uit gewrichten 39410 arthroscopie van de knie 39411 arthroscopie van de knie in combinatie met heelkundige ingreep aan dezelfde knie in zitting 89413 artrografie kniegewricht 80080 volledig botdensitometrisch onderzoek met DEXA-apparatuur, ongeacht het aantal onderzochte anatomische gebieden en ongeacht het aantal zittingen. Voor de heup zijn onderstaande zorgactiviteiten bekeken: Diagnostiek 89202 radiologisch onderzoek bekken respectievelijk heupgewricht 89090 MRI heup(en)/ onderste extremiteit(en) 38883 naaldbiopsie of punctie uit gewrichten 39418 Arthroscopie van de heup 39419 arthroscopie van de heup in combinatie met heelkundige ingreep aan dezelfde heup in een zitting 89213 arthografie heupgewricht 80080 volledig botdensitometrisch onderzoek met DEXA-apparatuur, ongeacht het aantal onderzochte anatomische gebieden en ongeacht het aantal zittingen. Uit de analyses van declaratiegegevens 9 van de medisch specialistische zorg blijkt dat er binnen het specialisme orthopedie veel beeldvormende diagnostiek plaatsvindt bij patiënten met de diagnose artrose. In de volgende paragrafen laten we dat zien voor respectievelijk de knie- (5.1.1.) en heupartrose (5.1.2), uitgesplitst naar patiënten waarbij een knie- of heupprothese is geplaatst (A) en patiënten die conservatief poliklinisch zijn behandeld (B). De DIS gegevens hebben uiteraard betrekking op de tweede lijns zorg. Het is waarschijnlijk dat er ook diagnostiek wordt verricht in de eerste lijn. Daar gaan we op in paragraaf 5.1.3. Pagina 15 van 42

5.1.1 Diagnostiek in de tweede lijn bij knieartrose A Patiënten met een knieprothese Voor het merendeel (97%) van de patiënten met een knieprothese, is radiologisch onderzoek van de knie geregistreerd. Deze patiënten kregen veelal meerdere radiologische onderzoeken. Alleen de eerste daarvan beschouwen we als diagnostisch beeldvormend voorafgaand aan de prothese. Deze eerste onderzoeken vertegenwoordigen gezamenlijk een waarde 10 van 990.000. Naast radiologisch onderzoek vond ook andere diagnostiek plaats bij patiënten die een knieprothese kregen: 9,2% kreeg een MRI, 2,5% een naaldbiopsie en 7,8% een artroscopie. De waarde daarvan schatten we gezamenlijk op 1,1 miljoen euro. Opvallend daarbij is dat er ziekenhuizen zijn die relatief vaak deze diagnostiek inzetten, terwijl andere dat nauwelijks of in het geheel niet doen. Ook is er verschil tussen ziekenhuizen in de frequentie waarmee ze überhaupt aanvullende diagnostiek inzetten. In bijlage 4 wordt dit geïllustreerd. B Conservatief behandelde patiënten Ook voor patiënten met knieartrose bij wie geen prothese wordt geplaatst, worden röntgenfoto s aangevraagd. Deze onderzoeken vertegenwoordigen naar schatting een waarde van 3,7 miljoen euro. Dit betreft Radiologisch onderzoek naar knie en/of onderbeen. Naast dit radiologisch onderzoek vonden ook MRI s en arthroscopieën plaats bij conservatief behandelde patiënten en, in mindere mate, naaldbiopsieën. De totale waarde daarvan is circa 7,9 miljoen euro. 5.1.2 Diagnostiek in de tweede lijn bij heupartrose A Patiënten met een heupprothese Voor het merendeel (97%) van de patiënten met een heupprothese, is radiologisch onderzoek van bekken respectievelijk heupgewricht geregistreerd. Deze patiënten kregen veelal meerdere radiologische onderzoeken. De eerste daarvan beschouwen we als beeldvormend voorafgaand aan de prothese. Deze eerste onderzoeken vertegenwoordigen gezamenlijk een waarde van 1,2 miljoen euro. Naast radiologisch onderzoek vond ook andere beeldvormende diagnostiek plaats bij patiënten met een heupprothese: 1,6% kreeg een MRI, 0,9% een naaldbiopsie en 3,3% een artrografie. Botdensitometrisch onderzoek en artroscopie kwamen minder vaak voor. De gezamenlijke waarde van deze diagnostiek bedraagt circa 270.000. Opvallend daarbij is dat er ziekenhuizen zijn die relatief vaak deze diagnostiek inzetten, terwijl andere dat nauwelijks of in het geheel niet doen. In bijlage 5 wordt dit geïllustreerd. B Conservatief behandelde patiënten Ook voor patiënten zonder heupprothese vindt beeldvormende diagnostiek plaats. De radiologische onderzoeken ( Radiologisch onderzoek bekken respectievelijk heupgewricht ) daarbinnen vertegenwoordigen een waarde van circa 1,3 miljoen euro. Naast dit radiologisch onderzoek werden ook MRI s verricht bij conservatief behandelde patiënten. De waarde daarvan schatten we gezamenlijk op 350.000. In mindere mate vonden ook artrografie, artroscopie en naaldbiopsie of puncties plaats, gezamenlijk ongeveer 300.000. 10 Berekend op basis van het aantal in DIS vastgelegde zorgactiviteiten. Pagina 16 van 42

5.1.3 Diagnostiek in eerste lijn bij patiënten met knie- en heupartrose We hebben de diagnostiek die voor al deze tweedelijns patiënten in de eerste lijn voorafgaand aan de verwijzing door de huisarts werd verricht niet kunnen meenemen in onze analyse. De registratie van diagnostische verrichtingen in de eerste lijn geeft daartoe geen mogelijkheden. Het is echter zeer waarschijnlijk dat een aanzienlijk aantal van de naar de tweede lijn verwezen patiënten ook een röntgenfoto en (minder vaak) ook een MRI kreeg in de eerste lijn. Ook patiënten met artrose die volledig in de eerste lijn behandeld worden krijgen zeer vermoedelijk röntgenfoto s en/of MRI s. Een volledig beeld van de verrichte en potentieel ongepaste diagnostiek bij de zorg voor artrose van heup en knie ontbreekt derhalve. Dat betekent dat we ook de met deze diagnostiek samenhangende kosten niet volledig kunnen schatten. 5.2 Praktijkgegevens behandeling Hoewel de richtlijnen grotendeels wel een stepped care benadering in de behandeling van artrose suggereren, zijn er geen gegevens voorhanden waaruit blijkt dat dit ook daadwerkelijk zo gebeurt in de praktijk, noch in de eerste lijn, noch in de tweede. Er zijn in DIS wel gegevens beschikbaar over het aantal geplaatste protheses. Jaarlijks worden in 2010 en 2011 bijna 20.000 knieprotheses geplaatst bij de indicatie knieartrose. Daarnaast worden jaarlijks een krappe 23.000 heupprotheses geplaatst bij de indicatie heupartrose. Het aantal geopereerde patiënten neemt toe over de periode van 2007 tot 2011. Pagina 17 van 42

6 Conclusies Op basis van onze analyse stellen we vast dat er in kwalitatieve zin ruimte is voor verbetering van de zorg rond knie- en heupartrose, omdat: er meer aanvullende diagnostiek wordt ingezet dan op basis van de richtlijn zou mogen worden verwacht; ziekenhuizen onderling verschillen in de frequentie waarmee aanvullende diagnostiek wordt ingezet (muv röntgenfoto); er in de Nederlandse richtlijnen geen aanbevelingen zijn opgenomen voor gedeelde besluitvorming en voorwaarden daarvoor (zoals een holistische benadering); er geen inzicht gegeven kan worden in de daadwerkelijke toepassing van het stepped care principe; weliswaar 80 % van de patiënten met een knie- of heupprothese vindt dat ze er op vooruit zijn gegaan, maar toch ook een hoog percentage (14%) zegt er op achteruit te zijn gegaan en 6% geen verschil ervaart. Eén op de 5 patiënten geeft dus aan er op achteruit te zijn gegaan of geen verschil te merken na plaatsing van de knie- of heupprothese. Op basis van deze constateringen, zien we als belangrijkste verbeteringen om te komen tot betere kwaliteit en meer gepast gebruik: Toepassing van (beeldvormende) diagnostiek conform de geldende richtlijnen. Naast het feit dat patiënten deze diagnostiek ten onrechte krijgen en daar mogelijk nadelige effecten van ondervinden, zijn er ook kosten aan deze diagnostische interventies verbonden. De totale kosten van deze diagnostiek bij knie- en heupartrose bedragen bijna 17 miljoen euro; Selectievere plaatsing van knie- en heupprothesen door gedeelde besluitvorming, stepped care en scherpere indicatiestelling. Doel is door een scherpere indicatiestelling in ieder geval voor een deel te voorkomen dat patiënten er op achteruit gaan door plaatsing van een prothese. De kosten van prothese plaatsing bij mensen die achteraf zeggen er op achteruit te zijn gegaan (14%) of geen verandering te merken (6%) bedragen ongeveer 68 miljoen. In de volgende paragrafen gaan we nader in op deze verbetervoorstellen voor respectievelijk de knie- (6.1) en heupatrose (6.2). 6.1 Zinnige zorg bij knieartrose Diagnostiek De richtlijnen geven aan dat aanvullende diagnostiek voor het stellen van de diagnose knieartrose meestal niet nodig is. De Nice richtlijn geeft als enige aan wanneer wel diagnostiek moet worden ingezet. Maar onduidelijk is hoe vaak zich dit dan voordoet. Wij gaan ervan uit het aantal diagnostische interventies terug gebracht zou kunnen worden tot 10% van het huidige volume. Wellicht is zelfs verder terugdringen mogelijk; gelet op de variatie tussen ziekenhuizen voor toepassing van diagnostiek als MRI en artroscopie. Er zijn veel ziekenhuizen die deze interventies nauwelijks of niet doen. Knieprothese. Jaarlijks vinden er ongeveer 20.000 plaatsingen (bron: DIS) van knieprotheses plaats vanwege de diagnose artrose, in uitzonderingsgevallen ging het om één patiënt met twee knieprotheses. Uitgaande van een prijs van 11.470 hebben deze operaties een totale omzet van 229 miljoen euro. Pagina 18 van 42

We komen tot een onzes inziens mogelijke 10% afname van het aantal prothese plaatsingen als gedeelde besluitvorming, stepped care en scherpere indicatiestelling gerealiseerd worden. Doel is ondermeer om het aantal patiënten dat in de PROMs aangeeft erop achteruit te zijn gegaan na de protheseplaatsing belangrijk te verminderen. 6.2 Zinnige zorg bij heupartrose Diagnostiek De richtlijnen geven aan dat aanvullende diagnostiek voor het stellen van de diagnose heupartrose meestal niet nodig is. De Nice richtlijn geeft als enige aan wanneer wel diagnostiek moet worden ingezet. Maar onduidelijk is hoe vaak zich dit dan voordoet. Wij gaan ervan uit het aantal diagnostische interventies terug gebracht zou kunnen worden tot 10% van het huidige volume. Wellicht is zelfs verder terugdringen mogelijk; gelet op de variatie tussen ziekenhuizen voor toepassing van diagnostiek als MRI en artroscopie. Er zijn veel ziekenhuizen die deze interventies nauwelijks of niet doen. Heupprothese. Jaarlijks worden op dit moment ongeveer 23.300 heupprotheses geplaatst vanwege de diagnose artrose. In uitzonderingsgevallen gaat het om één patiënt met twee heupprotheses. Uitgaande van een prijs van 9.967 hebben deze operaties een totale omzet van 225 miljoen euro. We komen tot een onzes inziens mogelijke 5% afname van het aantal prothese plaatsingen als gedeelde besluitvorming, stepped care en scherpere indicatiestelling gerealiseerd worden. Doel is ondermeer om het aantal patiënten dat in de PROMs aangeeft erop achteruit te zijn gegaan na de protheseplaatsing belangrijk te verminderen. Pagina 19 van 42

7 Effecten gepaste zorg In dit hoofdstuk zetten we de (gunstige) effecten van zinnige zorg rond knie- en heupartrose op een rijtje. Effecten die logischerwijs voortvloeien uit zaken die we hebben onderzocht (7.1), maar ook effecten die plausibel zijn, maar nog niet nader zijn onderzocht (7.2) 7.1 Kwaliteit en gezondheid Gepaster gebruik van de zorg bij knie- en heupartrose kan positieve gevolgen hebben voor tienduizenden patiënten: Toepassing van diagnostiek conform de geldende richtlijnen betekent voor de individuele patiënten dat zij deze diagnostiek niet hoeven te ondergaan, en dus ook niet het risico lopen op schade door röntgenstraling of diagnostische ingrepen. Bovendien kan overbodige diagnostiek leiden tot overbehandeling. Expliciete aandacht voor gedeelde besluitvorming en stepped care geeft patiënten en behandelaars mogelijkheden om goede afwegingen maken voor de keuze van een behandeling. Daarmee is een scherpere indicatiestelling mogelijk en krijgen patiënten de behandeling met potentieel de grootste gezondheidswinst. 7.2 Nog niet geanalyseerde mogelijkheden voor gepast gebruik Verzekeraars kopen de behandelingen voor protheseplaatsing in tegen uiteenlopende bedragen. Het is bekend dat het zorgprofiel dat door de instelling gedeclareerd wordt nauwelijks een relatie heeft met de prijs. Uit meerdere bronnen blijkt dat instellingen slechts beperkt zicht hebben op de kosten per zorgactiviteit. Dat geldt ook voor knie- en heupprotheses. Hieruit concluderen we dat er ook op het gebied van de kosten en de kwaliteit per (type) prothese winst is te behalen. We hebben in deze verdieping niet gekeken naar verbetering van de behandelsetting (opname / dagbehandeling, aantal ligdagen). Ook hier zijn mogelijkheden voor gepast gebruik en kwaliteitsverbetering. Ook de follow up na plaatsing van een prothese (aantal consulten, frequentie van diagnostische verrichtingen) kan mogelijkheden kunnen bieden voor kwaliteitsverbetering en meer gepast gebruik. Pagina 20 van 42

Bijlagen: 1. Overzicht richtlijnen diagnostiek en behandeling van knie en heupartrose 2. Verantwoording van de berekeningen 3. Overzicht initiatieven partijen 4. Praktijkvariatie gegevens knie 5. Praktijkvariatie gegevens heup Pagina 21 van 42

Bijlage 1 Overzicht richtlijnen diagnostiek en behandeling van knie en heupartrose 1. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG): Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen (2008) Er is geen systematische methode gerapporteerd om tot een level of evidence te komen. 2. Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV): Diagnostiek en behandeling van heup -en knieartrose (2007) Er is een systematische methode gehanteerd om de literatuur in te delen naar mate van bewijskracht. Ook is het niveau van de conclusie bepaald. Mate van bewijslast Diagnostiek Interventie A1: onderzoek naar de effecten van diagnostiek op A1: meta-analyses (MA) of systematische reviews (SR) klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken onderzoeken consistent zijn testuitslag, of besliskundig onderzoek naar de effecten A2: gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij goede kwaliteit (gerandomiseerd, dubbelblind resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis gecontroleerde trials) van voldoende omvang en worden gebruikt consistentie A2: onderzoek ten opzichte van een referentietest, B: gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of waarbij van te voren criteria zijn gedefinieerd voor de te onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek onderzoeken test en voor een referentietest, met een (niet gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, goede omschrijving van de test en de onderzochte patiënt-controle onderzoek) klinische populatie C: niet-vergelijkend onderzoek B: vergelijking met een referentietest, beschrijving van D: mening van deskundigen de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd C: niet-vergelijkend onderzoek D: mening van deskundigen Niveau conclusie N1: 1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2 N2: tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B N3: 1 onderzoek van niveau A2 of B of onderzoek van niveau C N4: mening van deskundigen 3. National Institute for Health and Care Excellence (NICE): Osteoarthritis Care and Management in adults (2014) De systematische methode GRADE is gehanteerd voor het bepalen de evidentie kracht en de sterkte van de aanbevelingen voor de klinische richtlijn. Hoog niveau: veel vertrouwen in het geschatte effect. Het werkelijke effect wordt dicht benaderd. Matig niveau: matig vertrouwen in het geschatte effect. Het werkelijke effect wordt dicht benaderd, maar de kans bestaat dat het werkelijke effect anders is. Laag niveau: beperkt vertrouwen in het geschatte effect. Het werkelijke effect kan substantieel anders zijn. Zeer laag niveau: zeer beperkt vertrouwen in het geschatte effect. Het werkelijke effect is waarschijnlijk substantieel anders. Pagina 22 van 42

Overzicht richtlijnen diagnostiek en behandeling van knieartrose Diagnostiek knieartrose NHG NOV NICE Klinische Knieartrose is vooral een diagnose klinische diagnose die wordt gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Gehanteerde criteria zijn: - oudere leeftijd; - kortdurende start en ochtendstijfheid (<30 min); - crepitaties bij beweging; - benige verbreding van het gewricht; - varus of valgusstand. Aanvullend Patiënten die voldoen aan de onderzoek klinische diagnose knieartrose hoeven geen aanvullende diagnostiek te ondergaan, mede omdat de uitslag geen invloed heeft op het te voeren beleid. Alleen bij twijfel over alternatieve diagnoses: beeldvormend onderzoek. Röntgenond Röntgenonderzoek is van weinig erzoek waarde, omdat onderzoek heeft aangetoond dat niet iedereen met radiologisch aangetoonde knieartrose (obv Kellgren & Lawrence criteria) klinische klachten heeft, noch heeft iedereen met klinische klachten altijd röntgenologische afwijkingen. Dit is aangetoond door meerdere grootschalige dwarsdoorsnede onderzoeken. Knieartrose is vooral een klinische Osteoartritis (OA) is vooral een diagnose die wordt gesteld op klinische diagnose die wordt basis van anamnese en gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. lichamelijk onderzoek. Gehanteerde Gehanteerde criteria zijn: - leeftijd >50 jaar; criteria zijn: - leeftijd >45 jaar; - kortdurende start en - gewrichtspijn bij uitvoeren ochtendstijfheid (<30 min); - crepitaties bij beweging; activiteiten; - geen gewrichtsgerelateerde - gevoeligheid benige structuren; ochtendstijfheid of ochtendstijfheid - benige verbreding gewricht; <30 min. - afwezigheid verhoogde temperatuur. Professionals moeten wel alert zijn op zogenaamde red-flags: Deze klinische factoren zijn trauma s in geschiedenis, voorspellend voor de aanwezig langdurige ochtendstijfheid, snelle heid voor radiologisch aangetoon toename van symptomen, de osteoartritis: zwelling/warm gewricht. In dat 3 symptomen= sens:95%, geval wel aanvullende diagnostiek spec:69%; om bv. jicht, reumatoïde artritis, 4 symptomen= sens:84%, maligniteiten uit te sluiten. spec:89%. (N3; C). Alleen bij discrepantie tussen Patiënten die voldoen aan de anamnese en bevindingen klinische diagnose osteoartritis lichamelijk onderzoek: hoeven geen aanvullende beeldvormend onderzoek. diagnostiek te ondergaan. Alleen bij twijfel over de diagnose: beeldvormend onderzoek Aanvullend radiologisch Er zit veel variatie tussen een onderzoek is in principe alleen klinische diagnose en diagnostiek geïndiceerd wanneer de uitslag obv röntgenonderzoek (2 SR (n=18 consequenties heeft voor het en n=39 studies; GRADE = therapeutisch handelen. MODERATE) Voor het radiologisch vaststellen Eén review uit 2011 laat de van knieartrose wordt volgende resultaten zien voor mate geadviseerd om in eerste van overeenstemming tussen instantie een staande opname te diagnostiek op basis van klinisch maken (N2; A2-B) in bij voorkeur onderzoek en röntgenonderzoek een fixed flexion view, maar (n=79 studies): resultaten van grote 10% overeenkomend epidemiologische studies 18% niet overeenkomend ontbreken (N2; B). 72% inconsistente resultaten. Voor het patellofemorale component dient een skyline Pagina 23 van 42

Diagnostiek knieartrose NHG NOV NICE opname of een laterale knieopname vervaardigd te worden (N3; B). Voor radiologische gradering van artrose= Kellgren and Lawrence gebruiken (o.a. osteofytvorming, gewrichtsspleetversmalling, subchondrale pseudocysten). MRI De bevindingen bij MRIonderzoek correleren slecht met patiënten met knieartrose zijn klinische diagnose en MRI diagnose MRI-afwijkingen gevonden bij Geen overeenstemming tussen de klinische symptomen van slechts ten dele gerelateerd aan van OA (1 prospectief cohort en 1 patiënten met knieartrose. de klachten. Alleen osteofyt retrospectief cohort; vorming en aanwezigheid van GRADE=LOW). Alleen verdenking op gewrichtsvloeistof zijn gerelateerd meniscusletsel is mogelijk een aan pijn. indicatie voor MRI onderzoek. Bij persisterende klachten en een normaal belaste kniefoto kan MRI aanvullende waarde hebben voor het vaststellen van onder andere de mate van kraakbeenschade, de aanwezigheid van gewrichts vloeistof, differentiatie van meniscuslijden of beginnende knieartrose bij een normale foto. Er is alleen niet altijd een relatie met pijn (N3; B-C). Ultrasound - - Geen overeenstemming tussen klinische diagnose en diagnose OA op basis van ultrageluid (1 SR (n=47 studies) en 2 prospectieve cohorts; GRADE=MODERATE). Pagina 24 van 42

Behandeling knieartrose NHG NOV NICE Gedeelde besluitvormi De richtlijn gaat niet in op de De richtlijn gaat niet in op de De richtlijn geeft expliciet aan wat voorwaarden die nodig zijn voor voorwaarden die nodig zijn voor de voorwaarden zijn voor gedeelde ng gedeelde besluitvorming. gedeelde besluitvorming. besluitvorming. De patient staat centraal en wordt in de brede zin onderzocht vanuit de holistische benadering: Pijn behandeling= medicatie. Zelf hulp strategieën; Comorbiditeit; Uitsluiten andere vormen van chronische pijn; Sociaal aspect= hoeveel effect heeft OA op het leven, op zelfredzaamheid, uitvoeren van hobby s. Wat zijn de verwachtingen? Werk= kan werk nog worden uitgevoerd? Zijn er aanpassingen nodig op het werk of in huis? Sociale omgeving= Hoe gaat de omgeving om met de OA van de patiënt? Is er sprake van isolatie? Hoe denken patiënten met OA over hun ziekte? Zijn er zorgen, wat zijn de verwachtingen, wat weten ze over hun ziekte? Houding ten opzichte van bewegen; Stemming= is er sprake van depressieve klachten? Is er stress? Kwaliteit van slapen= wordt deze beïnvloed? Vanuit deze holistische benadering en brede beeldvorming, wordt er in samenspraak met de patiënt een plan van aanpak opgesteld. Patiënten moeten begrijpelijke informatie ontvangen over de aandoening, het beloop, de verschillende behandelopties en potentiële risico s. Er moeten geen misverstanden ontstaan (bv dat behandeling niet mogelijk is). Deze informatieverstrekking moet structureel onderdeel van de behandeling zijn en niet eenmalig plaatsvinden. Pagina 25 van 42