Deel 1. Het voortraject. inkomen en kapitaal



Vergelijkbare documenten
Piketty: opmerkingen bij een nieuw icoon. Floris Heukelom

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

UIT personele inkomensverdeling

NIEUWE NIVELLERINGS- POLITIEK

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

De inkomensverdeling tussen sectoren 10. Auteur Frank Notten

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Vermogen in Nederland gelijker verdeeld sinds eind negentiende eeuw

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

UIT de arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Winst: overproductie, werkloosheid

Verschil tussen arm en rijk is verkleind

ALGEMENE ECONOMIE /03

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

INLEIDING TOT DE MARXISTISCHE ECONOMIE

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen

UIT arbeidsdeling

INLEIDING TOT DE MARXISTISCHE ECONOMIE. Nick Deschacht

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Hoeveel geld zit er in de bedrijfsvoering?

De industriële samenleving in Nederland. Hoofdstuk 3. Van stoommachine tot robot. indus_samenleving_2007_2009_vragen.doc

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

H1: Economie gaat over..

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

De economische betekenis van landbouwgrond

Ruilen over de tijd (havo)

Wijnimport Nederland naar regio

Patriottisch beleggen: investeren in de B.V. Nederland?

Economie: Malthusiaanse catastrofe

3 Economische basis principes

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

UIT groei en conjunctuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Compex wiskunde A1-2 vwo 2004-I

AEGON Equity Fund. vierde kwartaal 2006

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Hoofdstuk 2: Introductie van financiële overzichtsanalyse

Stedelijke armoede in Rusland

Coöperatieve Burgerbank

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Samenvatting Levensbeschouwing Hoofdstuk 2, wie is de mens

2 Constante en variabele kosten


3 oefenopgaven lorenzcurve pagina 1 van 4

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Oorzaken van de crisis

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0

MOMENTUM VOOR ANDERE GLOBALISERING

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

SPEL VAN DE GOUDEN EEUW - LESMATERIAAL

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Союз СоветскихСоциалистических Республик

De economische wereldcrisis

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Arm & rijk in Nederland

Samenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2

Henk Jager. voor de Emeritigroep. maart 2015

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Wat kunnen sociaal-democraten van Piketty leren?

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Werkloosheid Beschikbaar inkomen. toegenomen. Sociaal Economische Trends 2013 De Nederlandse economie

Woningmarktrapport 4e kwartaal Gemeente Amsterdam

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Praktische opdracht Economie Wat voor rol heeft de opkomende economie van China in de wereldeconomie?

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af

Eindexamen economie havo I

Economische prognose IMF voor het GOS

Superrijken staan symbool voor de kloof - NRC

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

Bij produceren gaat echt om alle activiteiten die gericht zijn op het maken van producten of het verrichten van diensten.

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Wederom onrust op de beurs: hoe nu verder?

Arm en Rijk. Hoofdstuk 2: Arm en rijk in de Verenigde Staten

F Lees bron 1 en beantwoord daarna opdracht 1.

Bruto binnenlands product

Vergelijking met buitenland

UIT theorie ASAD

filosofie havo 2016-II

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

(Vak)Woordenschat, onderschat?

Transcriptie:

Deel 1 inkomen en kapitaal Het voortraject Met het motto waarmee Thomas Piketty de introductie van zijn boek over de verdeling van kapitaal begint, maakt de schrijver meteen duidelijk waar hij staat als het gaat om ongelijkheid. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts gebaseerd zijn op het algemeen welzijn, luidt de zin die hij heeft overgenomen uit het eerste artikel van de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger, daterend van vlak na de Franse Revolutie. Dat de lezer het maar niet vergeet. Dat het bovendien geen toeval is dat kapitaal de term is waar dit boek om draait, blijkt even later als in de vierde zin van de introductie al de naam Karl Marx opduikt. Piketty neemt de lezer mee naar het verleden en zo komen we terecht aan het eind van de 18e, begin van de 19e eeuw. Het is de periode waarin Malthus, Ricardo en iets later Marx zich afvroegen waar het heen moest met de maatschappij in het tumult van bevolkingsgroei, industrialisering en een groeiend proletariaat dat onder barre omstandigheden moest zien te overleven in de uitdijende steden, terwijl fabriekseigenaren alle vruchten van de industrialisatie plukten. Marx voorzag in zijn Communistisch Manifest, dat later uitgewerkt zou worden in Das Kapital, dat de burgerij uiteindelijk zijn eigen grafdelvers zou produceren. Naar- 15

mate het eindeloos toenemende kapitaal steeds minder rendement zou opleveren, zouden ze elkaar om het laatste kleine beetje toegevoegde waarde naar het leven staan. Dat Marx voorspelling niet uitkwam, komt doordat hij geen rekening hield met een toename van de productiviteit, waardoor de strijd op leven en dood tussen kapitalisten onderling of met de arbeidersklasse uiteindelijk uitbleef. De revolutie die in 1917 wel plaatsvond, gebeurde niet bij een industriële mogendheid, maar in Europa s meest achtergebleven landbouwstaat, Rusland. De theorie van Marx mag zijn gebreken hebben, de analyse blijft op een aantal gebieden relevant, schrijft Piketty: met name zijn punt over de oneindige accumulatie van rijkdom is in afgezwakte vorm nog steeds actueel. Gefundeerd onderzoek naar ongelijkheid werd pas in de 20e eeuw gedaan door Simon Kuznets. Hij analyseerde op grote schaal Amerikaanse inkomstenbelastinggegevens over de periode 1913 tot 1948, in samenhang met schattingen over het Amerikaanse nationaal inkomen. Hij concludeerde dat economische groei er in het kapitalisme juist toe leidt dat de inkomens- en vermogensongelijkheid uiteindelijk afnemen. Groei is een opkomend tij dat alle schepen optilt. Zijn collega Robert Solow beschreef in dezelfde optimistische geest de voorwaarden voor een evenwichtig groeipad waar productie, lonen, winsten, rendement en waarde gelijkmatig toenemen. Niks ongelijkheid. Kuznets bevinding dat de rijkste 10 procent, die in 1913 nog bijna de helft van al het inkomen verdiende, eind jaren veertig nog maar 35 procent binnenhaalde, was er een die het debat over economie nog jarenlang sterk zou beïnvloeden. De klokvormige Kuznetscurve die hierop werd gebaseerd stelt dat de inkomensongelijkheid in een vroeg- 16

industriële fase toeneemt, en vervolgens weer afneemt in geavanceerdere stadia waarin een groeiend deel van de bevolking de vruchten van de groei kan plukken. Die voor de tijd van de wederopbouw zo begrijpelijke optimistische boodschap ging echter volledig voorbij aan de werkelijke reden van de inkomensongelijkheid. Dat waren namelijk de heftige economische schokken van beide wereldoorlogen, de periode ertussenin en de nasleep ervan. Gezien het feit dat de ongelijkheid sinds eind jaren zeventig weer toeneemt en op weg is naar niveaus uit de belle époque (1870-1914), is het belangrijk om te begrijpen hoe het kwam dat de ongelijkheid in de tussentijd decennialang heeft kunnen afnemen en wat we in dit licht bezien kunnen verwachten voor de toekomst. Of zoals Piketty zich afvraagt: Zal de wereld in 2050 of 2100 het eigendom zijn van handelaren, topmanagers en de superrijken, of zal hij in bezit zijn van de olieproducerende landen of de Chinese centrale bank? Het onderzoek Een enorme collectie nog niet eerder verzamelde historische data, die Piketty en zijn medewerkers hebben aangelegd om de trends op het gebied van inkomensongelijkheid te begrijpen, vormt de basis van Capital. Piketty deed dat onder andere door de gegevens die Kuznets verzamelde voor de Verenigde Staten uit te breiden in tijdspanne en omvang en dezelfde aanpak daarna te hanteren voor data uit Frankrijk, Groot-Brittannië en andere landen. De resultaten uit deze wereldomvattende studie worden opgenomen in Piketty s op internet raadpleegbare World Top Income Database (wtid) en vormen de belangrijkste bron van gegevens voor zijn boek. 17

Een tweede aspect van het inkomen dat Piketty onderzocht, is vermogen. Inkomen komt immers maar ten dele uit arbeid, in de vorm van loon, salaris, bonussen en andere vormen van arbeidsgerelateerde beloning. Het inkomen uit vermogen (kapitaal) komt in de vorm van huur, dividend, rente, waardestijging van kapitaal, royalty s en andere opbrengsten uit land, onroerend goed en financiële waarden, zoals aandelen. Naast de wtid baseert Piketty zich op gegevens rond onroerendgoedbelasting, successierechten en gegevens waaruit de verhouding tussen kapitaal en inkomen valt af te leiden. Met name successierechten zijn van belang, omdat het voor de betekenis van de inkomensongelijkheid nogal wat uit blijkt te maken of inkomen gebaseerd is op geërfd vermogen of zelf is gespaard. Ongelijkheid is op zichzelf niet per se verkeerd: de ham vraag is uit te maken of het gerechtvaardigd is, of er redenen voor zijn, oordeelt Piketty in lijn met het motto waarmee hij zijn introductie begon. Eerste resultaten Als belangrijkste resultaat van het onderzoek stelt Piketty dat men voorzichtig moet zijn met economisch determinisme rond ongelijkheid als het gaat om inkomen en vermogen. De geschiedenis van de verdeling van rijkdommen is altijd een uiterst politieke zaak geweest, waarbij de afname van de ongelijkheid in de eerste helft van deze eeuw grotendeels terug te voeren is op politieke verschuivingen, net als de toename van de ongelijkheid na 1980. Zijn tweede conclusie luidt dat de verdeling van vermogen onderhavig is aan krachtige mechanismen, waarvan sommige bevorderen dat kapitaal in steeds minder han- 18

den terechtkomt, terwijl andere krachten het vermogen over steeds meer hoofden verdelen. Een derde, daarmee samenhangend punt, is dat er geen natuurlijk, spontaan proces bestaat dat kan voorkomen dat de eerstgenoemde krachten uiteindelijk blijvend de overhand krijgen. Deze punten komen in het boek uitgebreid aan de orde. Piketty legt in de inleiding al kort zijn bevindingen en argumentatie uit. Zo laat hij aan de hand van gegevens over de 10 procent rijkste Amerikanen zien hoe er de laatste honderd jaar steeds meer inkomen in steeds minder handen terecht is gekomen. Waar Kuznets waarnam dat hun aandeel in het nationaal inkomen achteruitging van 45 à 50 procent tot 30 à 35 procent in de jaren vijftig, ziet Piketty dat dat aandeel vanaf de jaren tachtig weer oploopt tot bijna 50 procent in 2010, als gevolg van de grote inkomensverschillen tussen topmanagers en andere werkenden. Ook de privévermogens laten in de grafieken een u- bocht zien, waaruit blijkt dat de ongelijkheid aanvankelijk enorm was, vanaf 1913 hard daalde, en met name vanaf de tweede helft van de 20e eeuw weer gestaag opliep. Het onderliggende mechanisme wordt ook direct uit de doeken gedaan. Waar het rendement op het vermogen (r) hoger is dan de groei van het nationaal inkomen (g), wordt het aandeel van kapitaal vanzelf groter, omdat er maar een klein beetje gespaard hoeft te worden om ervoor te zorgen dat de kapitaalvoorraad sneller groeit dan de economie. Deze fundamentele ongelijkheid, die centraal staat in zijn boek, wordt door Piketty aangeduid als r > g. Als die r een tijdlang aanzienlijk groter is dan de g, dan volgt daar bovendien uit dat geërfd kapitaal sneller groeit dan de productie en inkomen. Wie bij een lage groei een 19

klein deel van zijn erfenis belegt, ziet al snel dat zijn kapitaal sneller toeneemt dan dat de economie groeit. Op die manier is het bijna onvermijdelijk dat nagelaten kapitaal de overhand neemt boven vermogens die zijn opgebouwd door een leven lang ploeteren. Hoe rijker de kapitalist, hoe groter het gedeelte van het ontvangen rendement dat hij weer kan investeren in nieuwe winstgevende beleggingen. En daarbij worden de verschillen nog eens vergroot doordat er op grotere vermogens ook in procenten een hoger rendement kan worden gemaakt. En dat allemaal in een markt die volgens economen goed werkt. De oplossing geeft Piketty in zijn introductie ook maar vast: er moet een progressieve belasting op vermogens komen. Kapitaal en vermogen Wie krijgt wat? Die vraag is altijd de centrale kwestie geweest in het conflict over de verdeling tussen arbeid en kapitaal. Of het nu ging om boeren die voor grootgrondbezitters het land bewerkten, arbeiders in de fabriek gedurende de industriële revolutie of mijnwerkers in het Zuid-Afrika van 2012 wier protest bloederig werd neergeslagen, de verschillen tussen de beloning van arbeiders versus het inkomen van kapitaalverschaffers zijn altijd en overal de meest voorkomende oorzaak van opstanden geweest in belangenconflicten tussen kapitaal en arbeid. In Piketty s onderzoek is de kapitaal/inkomensratio een van de centrale begrippen. Maar voordat hij zijn eerste wet presenteert waarmee hij de rol van vermogen binnen de kapitalistische orde ontleedt, definieert hij in het eerste hoofdstuk na zijn inleiding eerst een aantal centrale begrippen. Nationaal inkomen: de gehele productie die in een jaar wordt gerealiseerd minus de afschrijvingen op de kapi- 20

taalvoorraad (bijvoorbeeld slijtage van machines en verval van gebouwen), plus het saldo dat inwoners van het land verdienen aan andere landen en andersom. Het bestaat uit inkomen uit arbeid plus het inkomen uit kapitaal. Kapitaal en vermogen zijn twee termen die in het boek door elkaar worden gebruikt: ze staan voor de opgebouwde voorraad middelen en hulpbronnen die mensen kunnen bezitten en die verhandelbaar zijn. Kapitaal bestaat onder andere uit productiemiddelen, tegoeden, onroerend goed, grondstoffen en waardepapieren, maar ook uit patenten (maar menselijk kapitaal valt daar niet onder). Schuld is negatief kapitaal en moet afgetrokken worden van de bezittingen. Nationaal vermogen (of kapitaal) bestaat uit het totaal aan publiek vermogen (van de overheid) en het totale private vermogen (van burgers) binnen de grenzen van een bepaald land, plus het saldo van het kapitaal dat de inwoners in het buitenland bezitten en het bezit van buitenlanders in dat bepaalde land. De verhouding tussen kapitaal en inkomen, de kapitaal/inkomensratio, wordt aangeduid met de Griekse letter β. Als het nationaal vermogen van een land zes keer zo groot is als het nationaal inkomen, wordt dit uitgedrukt als β = 6 of β = 600 procent. In de meeste ontwikkelde landen ligt de β tussen de 5 en de 6, met gemiddelde inkomens van rond de 30 000 euro per jaar en gemiddelde vermogens van 180 000 à 200 000 euro. Die gemiddelden willen overigens niet zeggen dat de meeste mensen over deze inkomens en vermogens beschikken. De verdeling van inkomens is scheef en die van vermogens nog veel schever. Ook in rijke landen heeft ongeveer de helft van de bevolking niet of nauwe- 21

lijks meer bezittingen dan schulden, waarmee hun vermogen rond of onder de nul blijft. Eerste Fundamentele Wet van het Kapitalisme Een van de wetten waar de verhouding tussen kapitaal en inkomen naar luistert, is wat Piketty de Eerste Fundamentele Wet van het Kapitalisme noemt. Daarin beschrijft hij het deel van het inkomen dat afkomstig is uit kapitaalopbrengsten door middel van de formule α = r β, waarbij de r staat voor het gemiddelde rendement op kapitaal. Heeft een land bijvoorbeeld een nationaal vermogen dat zes keer zo groot is als het nationaal inkomen (β = 6), en is het gemiddelde rendement daarop 5 procent, dan volgt daaruit dat opbrengsten die dit kapitaal opleveren goed zijn voor 30 procent van het nationaal inkomen. In de formule α = r β, ziet dit eruit als α = 5 procent 6 = 30 procent. Het rendement op kapitaal van 5 procent uit Piketty s voorbeeld is een redelijk veel voorkomend gemiddelde in de ontwikkelde landen. Het nationaal inkomen bestaat dus voor 30 procent uit de opbrengst uit de factor kapitaal, waardoor er 70 procent overblijft voor die andere factor, arbeid. Met deze wet heeft Piketty de drie belangrijkste concepten voor de analyse op een rij: de kapitaal/inkomensratio, het aandeel van kapitaal in het inkomen, en het rendement op kapitaal. Ongelijkheid: opkomende economieën De economische ongelijkheid heeft op wereldschaal een opmerkelijke ontwikkeling laten zien. Als we kijken naar de productiviteit, dan golden tussen 1900 en 1980 Europa en Amerika nog als de regio s waar tussen de 70 en 80 procent van de goederen en diensten geproduceerd werden, 22