Onderzoek Pilot Zorgtalent



Vergelijkbare documenten
Evaluatie Stageroute Zorgtalent Evaluatie van een alternatieve stagevorm voor eerstejaars HBO-V studenten van Windesheim Flevoland

Zorgbarometer 7: Flexwerkers

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

Beste begeleider, Wij hopen op uw medewerking. Alvast bedankt! Projectmanagementteam E-flow Nursing

Subsidiënt: Ministerie van VWS

CLIëNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2011, van brief tot conclusie!!

Enquête onder de vrijwilligers van de Gemiva-SVG Groep 2010

Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong

Nationaal Medewerkerstevredenheidsonderzoek

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010

Werkbelevingsonderzoek 2013

Nikki van der Meer. Stage eindverslag. Stage Cordaan Thuiszorg.

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo het beeld van het hbo als werkgever onder hoogopgeleide professionals Samenvatting imago-onderzoek

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Onderzoek: Studiekeuze

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Online onderzoek Uw werknemers

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

EFFECTIVITEITSONDERZOEK PROFESSIONAL ORGANIZING. NBPO Oktober Oktober 2014

Jaarlijks onderzoek onder vrijwilligers 2016

Nationaal studentenonderzoek Stageplaza.nl

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 26 maart 2012 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

Inleiding. Beste student,

> HELPENDE ZORG & WELZIJN > VERZORGENDE > MBO-VERPLEEGKUNDIGE

Rapportage. Onderzoek: Toekomst van het Communicatievak

Concept: Een beroep doen op de werknemers om twee keer per jaar een mannelijke middelbare scholier mee te nemen voor een meeloopdag.

Goed 67% Medewerker Tevredenheid Onderzoek. Respons: Gemiddelde Beoordeling. Publicatie Medewerker Tevredenheidsonderzoek

Enquête SJBN

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN Peiling 1 januari Hingstman, L. Kenens, R.J.

Is de werkervaringsplek in uw organisatie een boventallige plek? Dit wil zeggen een plek die normaliter niet door een werknemer wordt bezet.

NATIONALE ZORGVERNIEUWINGSPRIJS. Hoe zorg je ervoor dat meer mannen voor een baan in de zorg kiezen?

Fries burgerpanel Fryslân inzicht

Rapportage. Onderzoek Het oplossend vermogen van de openbare ruimte

Life event: Een nieuwe baan

Tevredenheidsonderzoek onder vrijwilligers Gelre ziekenhuizen

Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement

RAPPORTAGE ONDERZOEK CLIËNTTEVREDENHEID april 2009, uitgevoerd door:

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007

TRAINING WERKBEGELEIDING

administratie en ruim

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Het Koffie Op De Zaak onderzoek. De ondernemer aan het woord over de koffie op zijn of haar kantoor

LOOPBAANVAARDIGHEID LOOPBAANLEREN HOOFDSTUK 1

RAPPORTAGE ONDERZOEK CLIËNTTEVREDENHEID 2012 CARE COMPANY. april 2012, uitgevoerd door: Wij maken het duidelijk.

Digitaal burgerpanel gemeente Noordwijkerhout

Nationaal Studentenonderzoek Stageplaza.nl

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

EVALUATIERAPPORT MASTERCLASSES 2006

Factsheet persbericht

Voorlopige resultaten van meting zorgverleners Als niet alles is wat het lijkt

Duaal opleidings traject tot verpleegkundige

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

Juridische medewerker

Het Functioneringsgesprek

Inge Test

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Keuzes binnen MBO en HBO

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Vitaliteit voor de zorg

Van VDAB-opleiding naar knelpuntberoep

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Professionele ruimte. - onderzoek onder werknemers binnen zorg en welzijn. Den Haag Mei 2015

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

In hoeverre ben jij al bezig met de keuze voor een studie na de middelbare school? (bovenbouwscholieren)

Concept. 1. Met betrekking tot de inhoud van het werk/werkzaamheden, hoe tevreden bent u over:

MOTIVATIE-ONDEZOEK MEDEWERKERS

Rapport onderzoek Afgevaardigden

Enquête Telefonische dienstverlening

Resultaten medewerkers tevredenheidsonderzoek Valkenhof najaar 2018

Barometer Gehandicaptenzorg. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016

Onderzoeksresultaten. Onderzoek naar imago en positionering. drs. Sjoerd Buitinga, drs. Neil van der Veer en drs. Annemarie Kapteijns 13 januari 2008

Rapportage tevredenheidsonderzoek onder BPV-bedrijven/instellingen van ROC Friese Poort 2015

Jaarlijks onderzoek onder vrijwilligers 2015

Bijlage A. Op afkomst afgewezen. Inhoud. Onderzoek naar discriminatie op de Haagse arbeidsmarkt

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

INHOUD. 1) Aandacht voor duurzame inzetbaarheid

Margriet van Iersel MSc

Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender

MEDEWERKERSTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2004 Resultaten en vervolgtraject

Onderzoek Inwonerspanel: Maatschappelijke stage (MAS)

Eindrapportage Huurderstevredenheidonderzoek 2015 uitsplitsing naar kernen. Van goed naar beter

AANVULLINGEN DEELNEMERS

S TA G E S L I J N 5

Onderzoek Alumni Bètatechniek

BURGERPANEL OIRSCHOT PEILING DE GROENE CORRIDOR

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Wat was het afgelopen schooljaar het meest op jou van toepassing? Doe je deze zomer betaald vakantiewerk? Ik ging naar de middelbare school 53,9%

Mannen, zorg ervoor!

BURGERPANEL OIRSCHOT PEILING DIENSTVERLENING

De stagiair praktijkondersteuner somatiek en GGZ in de huisartsenzorg: praktische informatie

Buddy worden, buddy zijn Informatie voor nieuwe buddy's

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Barometer Ziekenhuissector. Samenvattend rapport Kenmerk: December 2016

stimuleert ondernemerschap BRochure STEVE

Ben Ik Tevreden? Meetinstrument cliënttevredenheid

Transcriptie:

Onderzoek Pilot Zorgtalent Een inventariserend onderzoek naar de kwaliteit van praktijkstages HBO-V en de beeldvorming van studenten HBO-V over het (toekomstige) werkveld

Dit is een uitgave van CMO Flevoland. Auteur: Ronald Canwood en Karlijn de Vries Datum: December 2015 2

Inhoud 1. Inleiding... 4 1.1 Onderzoeksvragen... 4 1.2 Doelgroep... 4 1.3 Werkwijze... 4 2. Responsanalyse... 5 2.1 Respons... 5 2.2 Achtergrondkenmerken... 5 3. Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten... 8 3.1 Verwachtingen van de praktijkstage... 8 3.2 Ervaringen met de praktijkstage... 9 3.3 Invloed stage op keuze beroep en beeldvorming werkveld... 12 3.5 Belangrijk aan de praktijkstage... 13 4. Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren.... 14 4.1 Beeldvorming bij de verschillende branches... 14 4.2 Achtergrond beeldvorming VVT sector... 15 5. De aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches... 15 5.1 Branches waarin Hbo-V studenten aan de slag willen gaan... 16 5.2 Meest en minst populaire sectoren... 16 5.3 Ervaringen meest en minst populaire sector... 18 6. De aantrekkelijkheid van de VVT sector... 19 6.1 Aantrekkelijkheid van de VVT sector... 19 6.2 Voor- en nadelen VVT sector... 20 6.3 Aanbeveling VVT sector... 21 6.4 Rol van onderwijs bij aantrekkingskracht VVT sector... 22 7. Aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied voor HBO-V studenten... 22 7.1 Flevoland als aantrekkelijke regio om in te werken... 22 7.2 Voorkeur om in Flevoland te werken... 23 8. Alternatieve stages... 23 8.1 Houding t.o.v. alternatieve stages... 24 8.2 Belangrijk in alternatieve stages... 24 9. Conclusies Onderzoek Zorgtalent Flevoland... 24 3

1. Inleiding De zorgsector staat voor grote uitdagingen. Beheersing van kosten, voldoen aan wet- en regelgeving, beperken van operationele belasting maar ook goed werkgeverschap, inzetbaarheid van medewerkers en imago als werkgever. En dat alles terwijl de zorgsector onderhevig is aan een grootscheepse transitie die op al deze onderwerpen fors inwerkt. Zowelwerk*, Windesheim Flevoland en de Zorgpartners voeren de 'pilot Zorgtalent' uit. Met de pilot willen wij dat er voor Flevoland nu en in de toekomst voldoende hoog gekwalificeerd personeel beschikbaar is voor alle zorgorganisaties (met name de VVT* branche). In het kader van deze pilot heeft Zowelwerk een verkennend onderzoek uitgevoerd, naar de kwaliteit van de praktijkstages HBO-V en de beeldvorming van HBO-V studenten over het werkveld. 1.1 Onderzoeksvragen Het onderzoek bestaat uit de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe ervaren studenten HBO-V de kwaliteit van de praktijkstages en de verpleegkundig docent? Welke verbetermogelijkheden kunnen hieruit worden afgeleid? 2. Welk beeld hebben studenten HBO-V over het toekomstige werkveld? Welke branches worden als meest en minst populair ervaren? Welke overwegingen spelen daarbij een rol? 3. Welk beeld hebben studenten HBO-V van de VVT-sector in het bijzonder? Welke acties kunnen worden ondernomen om de VVT-sector aantrekkelijker te maken? 4. In hoeverre vinden studenten HBO-V de regio Flevoland een aantrekkelijke regio om in te werken? Welke overwegingen spelen daarbij een rol? 5. Wat vinden studenten HBO-V belangrijk aan alternatieve stagevormen? In hoeverre zijn studenten HBO-V geïnteresseerd om hieraan deel te nemen? 1.2 Doelgroep Het onderzoek is gericht op 2 e, 3 e en 4 e- jaars studenten HBO-V van Hogeschool Windesheim en VIAA. 1.3 Werkwijze De voorbereiding en uitvoering van het onderzoek hebben plaatsgevonden in het najaar van 2015. De volgende activiteiten zijn voor dit onderzoek uitgevoerd: Opstellen van de vragenlijst o.b.v. literatuurstudie. De definitieve vragenlijst bestaat uit de volgende hoofdonderwerpen: (1) Ervaringen en kwaliteit praktijkstages, (2) Beeldvorming aantrekkelijkheid branche en branchekeuze, (3) Werken in de regio, (4) Alternatieve stages (5) Begeleiding uit school. De ontwikkelde vragenlijst is uitgezet onder studenten van Hogeschool Windesheim en Hogeschool VIIA. De studenten van Hogeschool Windesheim hebben een papieren versie van de vragenlijst ingevuld, waarna de gegevens door Zowelwerk zijn gedigitaliseerd. De studenten van VIIA hebben de vragenlijst online ingevuld. De studenten hadden twee weken de tijd om de vragenlijst in te vullen en te retourneren. De binnengekomen vragenlijsten zijn door Zowelwerk geanalyseerd en verwerkt in dit eindrapport. 4

2. Responsanalyse 2.1 Respons In totaal 81 studenten zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek, waarvan 52 studenten van Hogeschool Windesheim en 29 studenten van VIIA. Van Hogeschool Windesheim hebben 47 studenten de vragenlijst ingevuld. Van Hogeschool VIIA hebben 4 studenten de vragenlijst ingevuld. Dit komt neer op een bruto respons van 63,0% (N = 51). Van de ingevulde vragenlijsten bleken vier niet geschikt voor verdere analyse, omdat deze onvolledig waren ingevuld (minder dan de helft van de vragen was beantwoord). De analyse is daarom uitgevoerd met 47 vragenlijsten. Het nettoresponspercentage komt daarmee op 58,0%. Tabel 1. Responsoverzicht totaal Bruto verstuurd Bruto respons Netto respons % Bruto respons % Netto respons N N N % % Windesheim 52 47 45 90,4% 86,5% VIIA 29 4 2 13,8% 6,9% Totaal 81 51 47 63,0% 58,0% 2.2 Achtergrondkenmerken In onderstaande paragrafen worden de achtergrondkenmerken van de responsgroep besproken. Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de respondenten (N=44) is 21,9 jaar. De jongste respondent is 18 jaar, de oudste respondent is 37 jaar. Geslacht Van alle respondenten (N=47) is 91,5% vrouw en 8,5% man. Figuur 1. Geslacht responsgroep Vr. 1 Wat is je geslacht? 8,5% 91,5% Man Vrouw 5

Leerjaar Iets meer dan de helft (53,2%, abs. 25) van alle respondenten (N=47) zit momenteel in het 3 e leerjaar. 36,2% (abs. 17) zit in het 2 e leerjaar en 10,6% (abs. 5) in het 4 e leerjaar. Figuur 2. Leerjaar responsgroep Vr. 2. In welk leerjaar zit je momenteel? 10,6% 36,2% 53,2% 2e leerjaar 3e leerjaar 4e leerjaar Motivatie keuze voor studie HBO-Verpleegkunde De studenten is gevraagd wat hun motivatie is om voor de studie HBO-Verpleegkunde te kiezen. In figuur 3 zijn de genoemde redenen opgenomen. Figuur 3. Motivatie keuze studie HBO-verpleegkunde Vr. 3. Wat was je motivatie om te kiezen voor de studie HBO-Verpleegkunde? 11,6% 9,3% 16,3% 30,2% 32,6% Werkgelegenheid/baangarantie Zorgen voor anderen Overig Interesse Vervolg studie/specialisme Van alle respondenten (N=43) zegt ongeveer een derde (32,6%, abs.14) dat zij voor de studie HBO- Verpleegkunde hebben gekozen, omdat zij graag willen zorgen voor anderen. Ongeveer een derde van de studenten (30,2%, abs.13) geeft aan dat de keuze is gebaseerd op interesse voor het vak. Een kleiner deel (16,3%, abs.7) stelt dat de keuze gebaseerd is op de wens om zich na de studie verder te specialiseren, door te leren. Tot slot blijkt baangarantie voor een deel van de studenten (9,3%, abs.4) reden om voor de studie HBO-V te kiezen. 6

Ervaring zorgverlening Ook is de studenten gevraagd in hoeverre zij in privéomgeving ervaring hebben met de zorg voor zieken, psychiatrische patiënten, gehandicapten en/of ouderen. Zoals in figuur 4 te zien is, heeft bijna de helft (42,6%, abs. 20) van alle respondenten (N=47) hier ervaring mee. Het gaat hier veelal om de zorg voor familieleden. Figuur 4. Ervaring met zorg in privéomgeving Vr. 6 Heb je in jouw privéomgeving ervaring met (de zorg voor) zieken, psychiatrische patienten, gehandicapten en of ouderen? 57,4% 42,6% Ja Nee Stage-ervaring Alle respondenten (N=47) geven aan dat zij 1 of meerdere praktijkstages hebben gelopen. In tabel 2 zijn de organisaties opgenomen, die door de studenten benoemd zijn als stageplaats. Tabel 2. Verdeling stage-ervaring naar organisatie Naam organisatie Aantal keer genoemd Zorggroep Almere 25 Flevoziekenhuis 24 Overige thuiszorg 8 GGZ centraal 7 Overige ziekenhuizen 6 Icare 5 Naardeerheem 5 Overige verpleeghuizen 5 Leger des Heils 4 Coloriet 4 MC groep 3 Triade 3 Overig (Consultatiebureau, Amsta Karaad, Sherpa, Amerpoort, Vivium, WZF, Humanitas, Zonnebloem, Uniklinikum Bonn, Kinderdagverblijf, Stichting Zorg Almere, Inovum) 18 Zoals te zien is in tabel 2 zijn de stages bij verschillende organisaties uitgevoerd. De meeste studenten hebben stage gelopen bij Zorggroep Almere en/of het Flevoziekenhuis. 7

3. Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten Belangrijke vraag binnen het onderzoek was hoe de studenten HBO-V de praktijkstage hebben ervaren, en de verpleegkundig docent in het bijzonder. Daartoe zijn allereerst de verwachtingen van studenten in kaart gebracht en is gevraagd in hoeverre aan deze verwachtingen zijn voldaan (paragraaf 3.1). Vervolgens is de studenten gevraagd om de stage te beoordelen aan de hand van stellingen en een rapportcijfer. Ook is gevraagd in hoeverre de studenten zaken hebben gemist in de praktijkstage (paragraaf 3.2). Verder is gekeken in hoeverre de stage-ervaring invloed heeft gehad op de beeldvorming van studenten m.b.t. het werkveld en/of het beroep van verpleegkundige (paragraaf 3.3). Ten slotte is gevraagd wat de studenten belangrijk vinden in de praktijkstage (paragraaf 3.4). 3.1 Verwachtingen van de praktijkstage HBO-V studenten (N=47) is gevraagd wat hun verwachtingen waren van de praktijkstage Verpleegkunde. Zoals te zien is in tabel 3 verwachtte 34,0% (abs.16) tijdens de stage praktijkervaring op te doen, 27,7% (abs.13) verwachtte technische/verpleegkundige handelingen aan te leren en 21,3%, (abs.10) verwachtte een goede begeleiding op de werkvloer. Een kleiner deel van de studenten (8,5%, abs.4) verwachtte dat de stage mogelijkheid zou bieden tot een brede oriëntatie op het werkveld, zou zorgen voor meer sociale vaardigheden (8,5%,abs.4) of afwisselend zou zijn (6,4%, abs.3). Tabel 3. Verwachtingen praktijkstage Onderwerpen Aantal keer genoemd % t.o.v. totaal (N=47) Opdoen van praktijkervaring 16 34,0% Aanleren technische/verpleegkundige handelingen 13 27,7% Goede begeleiding op de werkvloer 10 21,3% Brede oriëntatie op het werkveld 4 8,5% Aanleren sociale vaardigheden 4 8,5% Afwisseling 3 6,4% Vervolgens is de studenten gevraagd of de praktijkstage aan de verwachtingen heeft voldaan. Op deze vraag antwoordt 66,0% (abs.31positief. 29,8% (abs.14) geeft aan dat de praktijkstage niet aan de verwachtingen heeft voldaan en 4,3% (abs.2) antwoordt dat de praktijkstage gedeeltelijk heeft voldaan aan hun verwachtingen. 8

Figuur 5. Verwachtingen praktijkstage Vraag 10. Heeft de praktijkstage aan jouw verwachtingen voldaan? 4,3% 29,8% 66,0% Ja Nee Gedeeltelijk Van de studenten die aangeven dat de stage aan de verwachtingen voldeed (N=31), geeft bijna de helft (45,2%, abs. 14) aan dat de stage leerzaam was en dat zij veel hebben geleerd. Verder geeft 12,9% (abs.4) aan dat sprake was van een goede omgang en begeleiding met/van collega s. Overige antwoorden hebben betrekking op het feit dat de student tijdens de stage met de doelgroep kennis heeft kunnen maken, de werkzaamheden divers waren en het feit dat de student zich tijdens de stage een verpleegkundige voelde. Van de studenten voor wie de stage niet voldeed aan de verwachtingen (N=14), geeft 28,6% (abs.4) aan dat er te weinig mogelijkheid was om verpleegkundige en/of technische handelingen in praktijk te leren. Ook de slechte begeleiding of sfeer op de afdeling is voor studenten (28,6%, abs.4) reden waarom de stage niet voldeed aan de verwachtingen. Ten slotte wordt het gebrek aan diversiteit/uitdaging door studenten (14,3%, abs.2) genoemd. Van de twee studenten die aangeven dat de stage gedeeltelijk voldeed aan de verwachtingen, geeft een aan veel te hebben geleerd, maar dat er te weinig aandacht was voor het oefenen van technische vaardigheden. De andere student roemt de goede begeleiding conform verwachting, maar miste de mogelijkheid om tijdens de stage aan opdrachten te werken. 3.2 Ervaringen met de praktijkstage Beoordeling praktijkstage Studenten blijken wisselende ervaringen te hebben met de praktijkstage Verpleegkunde. In figuur 6 zijn de antwoorden van de studenten op de verschillende aspecten van de praktijkstage opgenomen. 9

Figuur 6. Ervaringen praktijkstage Vraag 13. Geef aan de hand van onderstaande aspecten aan hoe je je praktijkstage hebt ervaren en hoe je het waardeert. De stage heeft de keuze voor mijn studierichting versterkt (N=45) 64,4% 26,7% 8,9% De stage heeft mij nog verder geïnspireerd om het beroep verpleegkundige te gaan doen (N=46) 54,3% 28,3% 17,4% Ik heb tijdens mijn stage ontzettend veel geleerd over de beroepspraktijk van verpleegkundige (N=46) 67,4% 23,9% 8,7% De stage sloot naadloos aan op mijn studie (N=46) 45,7% 28,3% 26,1% Ik heb mijn stage als uitdagend ervaren (N=47) 66,0% 21,3% 12,8% Ik beschikte bij aanvang van mijn stage over voldoende kennis en vaardigheden (N=46) 54,3% 19,6% 26,1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer mee eens/ mee eens Neutraal Mee oneens/ Zeer mee oneens Zoals te zien is in figuur 6, geeft het merendeel van de studenten (67,4%, abs. 31) aan dat zij tijdens de stage ontzettend veel geleerd hebben over de beroepspraktijk van de verpleegkundige. Ook worden de stages door een groot deel van de studenten (66,0%, abs.31) als uitdagend ervaren en zegt 64,4% (abs. 29) dat de stage zijn/haar keuze voor de studierichting heeft versterkt. De studenten zijn minder positief over de aansluiting van de stage op het onderwijs. Minder dan de helft van de studenten (45,7%, abs. 21) geeft aan dat de stage naadloos op de studie aansluit. Volgens 26,1% (abs. 12) sluit de stage niet of helemaal niet goed aan. Ook de vraag of de student over voldoende kennis en vaardigheden beschikte, wordt wisselend positief beantwoord: 54,4% (abs. 25) van de studenten geeft aan dat zij over voldoende kennis en vaardigheden beschikte bij aanvang van de stage, 26,1% (abs.12) geeft aan dat hun kennis en vaardigheden bij aanvang van de stage onvoldoende waren. Naast een beoordeling van de stellingen is de studenten gevraagd de praktijkstage te beoordelen met een rapportcijfer (1-10). In onderstaande tabel zijn de resultaten opgenomen. Tabel 4. Ervaringen praktijkstage - cijfer Gemiddeld cijfer (N=46) De variëteit in de zorgproblemen van de toegewezen patiënten 6,57 De fysieke zorgzwaarte 6,61 De beschikbare tijd voor sociale momenten/contact met inwoners, patiënten of cliënten De moeilijkheidsgraad van het werk/de werkzaamheden 6,50 6,48 10

De variëteit in de werkzaamheden 6,13 De moeilijkheidsgraad van de stages/kpb's (= Korte Praktijk Beoordeling) 6,53 De uitdaging van de stages/kpb's (= Korte Praktijk Beoordeling) 6,72 De samenwerking met andere disciplines binnen de zorg 6,74 De mogelijkheid voor eigen inbreng 6,74 De kwaliteit van de begeleiding 6,74 De beschikbare tijd voor begeleiding 6,17 De aanwezigheid van een rolmodel 6,30 Te zien is dat de studenten alle onderdelen van de praktijkstage gemiddeld tussen 6 en 7 beoordelen. Een relatief hoge beoordeling krijgen de samenwerking met andere disciplines binnen de zorg (gem 6,74), de mogelijkheid voor eigen inbreng (gem. 6,74) en de kwaliteit van begeleiding (gem. 6,74). De variëteit aan werkzaamheden (gem. 6,13) en de beschikbare tijd voor begeleiding (gem. 6,17) scoren daarentegen relatief laag. Beoordeling verpleegkundige docent Naast de algemene beoordeling van de praktijkstage is studenten gevraagd om de verpleegkundig docent te beoordelen. In figuur 7 zijn de resultaten hiervan opgenomen. Figuur 7. Beoordeling verpleegkundig docent Vr. 35. In hoeverre ben je tevreden over de begeleiding door de verpleegkundig docent? De verpleegkunde docent en mijn collega's op de stageplek/afdeling werkten samen in de begeleiding van mijn stage (N=46) De verpleegkunde docent gaf ondersteuning bij het overbruggen van het verschil tussen theorie en praktijk (N=47) 34,8% 42,6% 43,5% 42,6% 21,7% 14,9% De verpleegkunde docent had voldoende inzicht in de leermogelijkheden op de afdeling (N=47) 48,9% 44,7% 6,4% De verpleegkunde docent kon de theoretische kennis goed integreren in de dagelijkse verpleegkundige praktijk (N=47) 61,7% 36,2% 2,1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% helemaal mee eens/ mee eens neutraal niet mee eens/ helemaal niet mee eens De studenten (N=47) zijn het meest tevreden over de mate waarin de docent de theoretische kennis wist te integreren in de praktijk: 61,7% (abs. 29) van de studenten geeft aan dat dit in orde was. Minder tevreden zijn de studenten over de samenwerking tussen de verpleegkundig docent en de collega s op de afdeling gedurende de stage. Bijna een kwart van de studenten (21,7%, abs. 10) geeft aan dat deze samenwerking onvoldoende was. 11

Zaken gemist in praktijkstage Tot slot is studenten (N=47) gevraagd of zij zaken gemist hebben in hun praktijkstage. Zoals te zien is in figuur 8, geeft meer dan de helft (55,3%, abs. 26) aan dat dit inderdaad het geval was. Figuur 8. Zaken gemist in praktijkstage Vr. 14 Heb je belangrijke zaken gemist in jouw praktijkstage? 44,7% 55,3% Ja Nee Aan de studenten die aangeven iets gemist te hebben in de stage (N=26), is gevraagd om dit toe te lichten. In Tabel 5 zijn de antwoorden van de studenten opgenomen. Tabel 5. Gemist aan de praktijkstage Onderwerpen Aantal keer genoemd % t.o.v. totaal (N=26) Meer aandacht voor het oefenen van verpleegkundige/ technische handelingen 7 26,9% Goede begeleiding op de werkvloer 6 23,1% Meer tijd/aandacht voor klinisch redenen 3 11,5% Betere aansluiting tussen onderwijs en werkveld 3 11,5% Meer tijd om tijdens stage aan schoolopdrachten te werken 3 11,5% Meer begeleiding vanuit school 2 7,7% Zoals te zien is in tabel 5 stelt 26,9% (abs.7) dat zij graag meer aandacht zouden willen voor het oefenen van verpleegkundige/technische handelingen. 23,1% (abs.6) geeft aan de goede begeleiding van stagebegeleiders gemist te hebben. In dit kader worden o.a. een positieve benaderingswijze en het nemen van tijd en aandacht voor uitleg genoemd. Verder werden tijd/aandacht voor klinisch redeneren (11,5%, abs.3), de aansluiting tussen onderwijs en werkveld (11,5%, abs.3), tijd om tijdens stage aan schoolopdrachten te werken (11,5%, abs.3), en begeleiding vanuit school (7,7%, abs.2) gemist. 3.3 Invloed stage op keuze beroep en beeldvorming werkveld De praktijkstage blijkt belangrijke invloed te hebben op de keuze van de student m.b.t. het werkveld en/of beroep van verpleegkundige. Van alle studenten (N=47) zegt maar liefst 76,6% (abs.36) dat de stage-ervaring de keuze voor het beroep/het werkveld heeft beïnvloed. Ook blijkt de stage bepalend voor de beeldvorming: 55,3% (abs.26) stelt dat de stage-ervaring van invloed is geweest op de beeldvorming over het werkveld. 12

Figuur 9. Invloed stage keuze beroep en beeldvorming werkveld Vr. 15 en 16. In hoeverre heeft je stage-ervaring de keuze en beeldvorming voor/over het werkveld/het beroep beïnvloed? In hoeverre heeft je stage-ervaring de keuze voor het werkveld/het beroep beïnvloed (N=47)? 76,60% 10,64% 12,77% Heeft je stage-ervaring de beeldvorming over het werkveld beïnvloed (N=47)? 55,32% 34,04% 10,64% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer veel/ veel Neutraal Niet veel/ helemaal niet Studenten die aangeven dat de stage-ervaring invloed heeft gehad op de keuze voor het werkveld /het beroep (N=36), is gevraagd om dit toe te lichten. Van deze groep geeft 22,2% (abs.8) aan dat de stage heeft bijgedragen aan een betere beeldvorming m.b.t. de verschillende branches/mogelijkheden die het werkveld biedt. 30,6% (abs.11) geeft aan door de stage (nog) beter te weten welke richting hij/zij op wil. Daartegenover staat dat 19,4% (abs.7) door de stage juist weet welke richting de hij/zij niet op wil. Van de studenten die aangeven dat de stage van invloed is op de beroepskeuze (N=36), stelt 16,7% (abs.6) dat de stage een bevestiging vormde dat het beroep van verpleegkundige bij hem/haar past. Het omgekeerde komt ook voor: Drie studenten (8,3%) stellen dat de stage zorgde voor het besef dat het beroep van verpleegkundige niet voor hem/haar is weggelegd. Studenten die aangeven dat de stage ervaring niet van invloed is (geweest) op hun keuze (N=6), stellen dat zij voorafgaand aan de stage al wisten welke richting zij op wilden. De stage-ervaring heeft op deze keuze geen verdere invloed gehad. 3.5 Belangrijk aan de praktijkstage Ten slotte is de studenten (N=47) gevraagd wat zij belangrijk vinden in de praktijkstage. In Tabel 6 zijn de antwoorden van de studenten opgenomen. Tabel 6. Belangrijk aan praktijkstage Onderwerpen Aantal keer genoemd % t.o.v. totaal (N=47) Goede begeleiding op de werkvloer 23 48,9% Voldoende uitdagend 11 23,4% Voldoende ruimte om te leren 7 14,9% Veel tijd voor oefenen technische/verpleegkundige handelingen 5 10,6% Duidelijkheid 4 8,5% Goede aansluiting tussen theorie en praktijk 4 8,5% Diversiteit/variatie binnen en tussen stages 3 6,4% Opdoen van ervaring 3 6,4% Aanleren van sociale vaardigheden 2 4,3% Aandacht voor klinisch redeneren 1 2,1% 13

Van alle studenten (N=47) noemt bijna de helft (48,9%, abs.23) goede begeleiding als het belangrijkste onderdeel van de praktijkstage. Studenten geven aan het belangrijk te vinden dat er tijd voor hen wordt genomen, feedback wordt gegeven, ruimte is voor vragen en rekening gehouden wordt met de kennis en kunde van de student. Verder vindt 23,4% (abs.11) het belangrijk dat de stage voldoende uitdagend is, 14,9% (abs.7) noemt voldoende ruimte om te leren als belangrijk onderdeel en 10,6% (abs.5) geeft aan dat er binnen de stage veel tijd is voor het oefenen en in praktijk brengen van technische/verpleegkundige handelingen. 4. Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren HBO-V studenten is gevraagd welke associaties of beelden ze hebben bij de verschillende branches. In paragraaf 4.1 worden achtereenvolgens de beeldvorming over de Verstandelijke Gehandicaptenzorg (VG), Ziekenhuiszorg, Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Lichamelijke Gehandicaptenzorg (LG) en Verpleging Verzorging en Thuiszorg (VVT) besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 dieper ingegaan op de achtergronden van de beeldvorming met betrekking tot de VVT-branche. 4.1 Beeldvorming bij de verschillende branches Beeldvorming Verstandelijke Gehandicaptenzorg Studenten (N=41) geven aan de VG sector vooral te associëren met slechte arbeidsomstandigheden (42,2%, abs. 19), moeilijke communicatie met en gedrag van gehandicapten (20,0%, abs. 9) en intense zorg (17,8%, abs. 8). Verder wordt de VG sector ook in verbinding gebracht met de slechte toestand van gehandicapten. Werken binnen de VG sector wordt beschreven als zwaar, eentonig en oninteressante, waarbij veel sturing vereist is en het werk weinig gewaardeerd wordt. De intensieve zorg relateren studenten aan de hoge mate van begeleiding en ondersteuning dat gehandicapten nodig hebben, de zorg aan gehandicapten en veel ADL zorg. De slechte toestand van de gehandicapte heeft te maken met de situatie of toestand van de gehandicapte als zijnde verschrikkelijk, zielig, mensen met een laag IQ en dat hij/zijn moet leren leven met een beperking. Beeldvorming Ziekenhuiszorg Van alle studenten (N=46) geeft 78,3% (abs.36) aan de ziekenhuissector te associëren met goede arbeidsomstandigheden. Zo beschouwen ze het werk in de ziekenhuiszorg als uitdagend, gevarieerd, interessant, leerzaam met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden, veel technische handelingen, disciplines en specialisaties. Daartegenover staat dat 39,1% (abs.18) de ziekenhuiszorg juist met slechte arbeidsomstandigheden associeert. Daarbij worden genoemd hoge werkdruk, maar ook slechte begeleiding, veel wisseldiensten, eentonig en geen leuk werk. Naast beelden bij de arbeidsomstandigheden blijkt de ziekenhuiszorg ook andere associaties op te roepen. Van alle studenten (N=46) geeft 13,0% (abs.6) aan de ziekenhuiszorg te associëren met patiënten die last hebben van veel of allerlei ziektebeelden. Verder associëren studenten de ziekenhuishuiszorg met onder andere protocollen- /lopende band werk (8,6%, abs. = 4), intensieve zorg/zorg voor ouderen (8,6%, abs.4), complex werk (4,3%,abs.2) en oppervlakkig/ minder persoonlijk werk (4,3%, abs.2). 14

Beeldvorming Geestelijke Gezondheidszorg Studenten HBO-V (N=46) zeggen de GGZ sector te associëren met langdradige behandelingen (26,0%, abs. 12). De behandelingen worden gekenmerkt door veel observatie, veel praten en gesprekstechnieken, veel geduld en met veel sturing en stimulering van de cliënt. Nog eens een kwart van de studenten (26,0%, abs. 12) zegt de GGZ sector te associëren met emotioneel, geestelijk of mentaal zwaar werk. 17,4% (abs. 8) verbindt de GGZ sector aan psychiatrisch werk, psychiatrische aandoeningen, psychiatrische problemen, mentale ziektebeelden of geestelijk verwarde mensen. 13,0% (abs. 6) van de studenten vergelijkt de GGZ sector met een gesloten afdeling of gevangenis, met veel structuur, dagbesteding, medicatie en continuïteit. Beeldvorming Lichamelijke Gehandicaptenzorg Ruim een derde (34,1%, abs. 14) van de studenten (N=41) vergelijkt de LG sector met zwaar fysiek werk. 29,2% (abs. 12) associeert de sector met een hoge mate van ondersteuning en hulp bij dagelijkse bezigheden (ADL zorg). Volgens de studenten roept de LG sector ook andere beelden op, die betrekking hebben op de toestand van de doelgroep (12,2%, abs. 5). Deze toestand wordt beschreven in termen als saai, verschrikkelijk, vies en zielig. Sommige studenten associëren de LG sector met divers, uitdagend en interessant werk (12,2%, abs. 5), met dankbaar (2,0%, abs. 1) of medisch werk (4,0%, abs. 2), en met leven met een lichamelijke beperking/kwaliteit van het leven (8,0%, abs. 3). Beeldvorming Verpleging, Verzorging, Thuiszorg (VVT) Van alle HBO-V studenten (N=46), zegt 31,9% (abs.15) de VVT sector te associëren met verzorging. Concreet gaat het om het verzorgend karakter van het werk binnen de VVT dat gekenmerkt wordt door ADL zorg, minder medische handelingen en een lage moeilijkheidsgraad. Ruim een kwart van de studenten (27,8%, abs.13) zegt de VVT sector te associëren met ouderenzorg. Daarmee wordt bedoeld zorg gericht op de specifieke doelgroep ouderen/verwaarloosde mensen, lichamelijke zorg, ziektebeelden onder ouderen en palliatieve zorg (zorg gericht op het wachten op de dood). Iets minder dan een kwart van de studenten (21,3%, abs.10) geeft aan de VVT sector te associëren met het ontbreken van voldoende uitdaging. Het werk binnen de VVT wordt in dit kader gekenmerkt door saai en voorspelbaar werk, hetzelfde doen iedere dag, een fabriek of gewoon niet uitdagend werk. Voorts beschouwd 17,0% van de studenten (abs.8) het werk binnen de VVT sector als persoonlijk of cliëntgericht. 12,8% van de studenten (abs.6) associeert de VVT sector met alleen werken en 6,5% (abs.43) associeert goede arbeidsomstandigheden met de sector. 4.2 Achtergrond beeldvorming VVT sector De studenten (N=46) is gevraagd hoe hun beeld van de VVT sector is ontstaan. Maar liefst 93,5% (abs. 43) geeft aan dat hun beeld van de VVT sector gebaseerd is op de eigen ervaring. Verder geeft 26,0% (abs. =12) aan dat hun beeld van de sector gevormd is door verhalen of ervaringen van anderen (o.a. studenten) en bij èèn student (2,2%) speelt de media een belangrijke rol in de beeldvorming. Nadere analyse laat zien dat de eigen ervaringen van de student (N=43) voornamelijk bepaald wordt door stage-ervaringen (96,7%), werkervaring (18,6%) en persoonlijke ervaringen (11,6%). 5. De aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches In het onderzoek is getracht om de populariteit van de verschillende zorgbranches in kaart te brengen. Allereerst is gekeken in welke branche HBO-V studenten na afronding van de opleiding bij voorkeur aan de slag willen en wat de overwegingen zijn die hierbij een rol spelen (paragraaf 5.1). Vervolgens is gekeken welke branches 15

volgens de studenten het meest dan wel minst populair zijn (paragraaf 5.2). Tot slot is in kaart gebracht wat de ervaringen van HBO-V studenten zijn met zowel de meest als de minst populaire branche (paragraaf 5.3). 5.1 Branches waarin HBO-V studenten aan de slag willen gaan Op de vraag in welke branche de HBO-V studenten (N=45) bij voorkeur aan de slag willen na afronding van de opleiding, geeft 66,7% (abs.30) aan voorkeur te geven aan de Ziekenhuissector. 15,6% (abs.7) geeft voorkeur aan de VVT sector, 11,1% (abs.5) zegt te kiezen voor de GGZ sector, terwijl 4,4% (abs.2) voorkeur heeft voor de sector LG en 2,2% (abs.1) voor de sector VG. Figuur 10. Branche keuze na afstuderen Vr. 18 In welke branche wil je bij voorkeur aan de slag als je de opleiding tot HBO verpleegkundige hebt afgerond? 11,1% 4,4% 2,2% 15,6% 66,7% LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg) Ziekenhuiszorg GGZ (Geestelijk gezondheidszorg) VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg) VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg) Studenten die voor de ziekenhuiszorg kiezen (N=30) doen dat omdat ze het werk uitdagend (43,3%, abs.13) en afwisselend (26,6%, abs. 8) vinden of omdat ze specifiek op een bepaalde afdeling (bijv. op de gipskamer, de kinderafdeling, bij neonatologie of op de ambulance) willen werken (56,7%, abs.17). Ook het leerzame karakter van het werk (13,3%, abs. 4) en het perspectief op genezing van patiënten (6,7%, abs.2) zijn redenen om in de ziekenhuiszorg te willen werken. Voor HBO-V studenten die aan de slag willen in de VVT sector (N=7) is het menselijke aspect bepalend voor hun keuze. Daarmee wordt gedoeld op het perspectief op genezing bij patiënten, de kwaliteit van het leven, de cliënt voorop stellen en de persoonlijke contacten met clienten of patiënten. 5.2 Meest en minst populaire sectoren Meest populaire branche De Ziekenhuissector blijkt veruit de meest populaire branche onder de studenten. Van alle studenten (N=47) zegt maar liefst 91,6% (abs.43) dat de Ziekenhuiszorg de meest populaire sector is. Twee studenten (4,2%) noemen de GGZ als populairste sector, een student (2,1%) noemt de VVT sector en een student (2,1%) noemt de 16

Verstandelijk Gehandicaptenzorg. De Lichamelijke Gehandicaptenzorg wordt door geen enkele student als populairste sector genoemd. Figuur 11. Meest populaire branche Vr. 20. Welke branche is volgens jou het meest populair? 2,1% 4,2% 2,1% 91,6% LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg) Ziekenhuiszorg GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg) VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg) De studenten is gevraagd om de populariteit van de ziekenhuissector te verklaren. Van alle studenten (N=33) geeft 60,6% (abs. = 20) aan dat de populariteit verklaard wordt door de arbeidsomstandigheden. Zo wordt het werk in het ziekenhuis gekenmerkt als uitdagend, afwisselend of gevarieerd, spectaculair, complex, spannend, leerzaam en erg intensief. Ook zouden het VPK werk en de technische handelingen het meest zichtbaar zijn in de ziekenhuissector, in vergelijking met andere sectoren. Een andere reden voor de populariteit van de ziekenhuissector is de bekendheid van de sector onder de studenten. De ziekenhuis sector wordt door 18,2% van de studenten (abs. 6) beschouwd als het toppunt van het verpleegkundige werk. Minst populaire branche Op de vraag welke branche het minst populair is, zegt 46,8% (abs. 22) van de studenten (N=47) de VVT als de minst populaire sector te beschouwen. Ook de VG sector wordt door iets minder dan een derde van de studenten (27,7%, abs. 13) als minst populair betiteld. 19,1% (abs.9) van de studenten vindt de LG sector en 6,4% (abs. 3) de GGZ sector impopulair. Geen enkele student beschouwd de Ziekenhuiszorg als impopulair. 17

Figuur 12. Minst populaire branche Vr. 21. Welke branche is volgens jou het minst populair? 6,4% 19,1% 46,8% 27,7% 0,0% LG (Lichamelijk Gehandicaptenzorg) Ziekenhuiszorg VG (Verstandelijk Gehandicaptenzorg) VVT (Verzorging, Verpleging, Thuiszorg) GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) De impopulariteit van de VVT sector heeft volgens de studenten (N=15) vooral te maken met het niet uitdagende karakter van het werk (80,0%, abs. 12), dat gekenmerkt wordt door laaggeschoold werk, weinig mogelijkheden, steeds dezelfde handelingen, saai werk, weinig verpleegkundige handelingen en veel ADL zorg. 5.3 Ervaringen meest en minst populaire sector De studenten is gevraagd om de meest populaire sector (de ziekenhuiszorg) en de minst populaire (VVT) te scoren op basis van een aantal aspecten die centraal staan of van belang zijn in de beleving van werknemers in de zorg. Studenten konden de aspecten scoren met een rapportcijfer (1-10). De aspecten zijn onderverdeeld in vier categorieën: 1. Primaire arbeidsvoorwaarden 2. Arbeidsomstandigheden (dit aspect is verder onderverdeeld in subaspecten zoals zelfstandigheid, waardering, zwaarte werk, carrièreperspectief en doorgroeimogelijkheden, voldoening in het werk, veiligheid, samenwerking/teamwork en resultaten die je verwacht te behalen) 3. Werk-/baanzekerheid 4. Maatschappelijke status Onderstaande tabel geeft een overzicht van de scores van de studenten per aspect. Tabel 7. Ervaringen meest en minst populaire sector Gemiddeld cijfer Ziekenhuiszorg (N=18) Gemiddeld cijfer VVT (N=21) 1. Primaire arbeidsvoorwaarden 7 6,5 2. Arbeidsomstandigheden Verzorgd uiterlijk/bedrijfskleding 9 4,5 18

Werkinhoud/werkzaamheden 8,5 6 Carrièreperspectief/doorgroeimogelijkheden 9,5 5,5 Samenwerking/teamwork 8,5 6 Contact met cliënten/patiënten 7 7 Waardering door cliënten/patiënten 8 5,5 Veiligheid (bijv. agressie tegen zorgverleners) 7,5 6,5 Resultaten die je verwacht te behalen bij 7,5 5 patiënten/cliënten Fysiek zwaar werk 8,5 7,5 Geestelijk/emotioneel zwaar 8 8 Fysiek contact 8,5 8,5 Verantwoordelijkheid 9 8 Ruimte om eigen invulling te geven 7,5 7 Zelfstandigheid 9 8 Voldoening van het werk 9,5 7 3. Baan-/werkzekerheid 8,5 7 4. Maatschappelijke waardering/status 7,5 6 Zoals te zien in bovenstaande tabel wordt de ziekenhuiszorg op vrijwel alle aspecten hoger gewaardeerd dan de VVT sector. Dit geldt zowel voor de primaire arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden als voor werk- /baanzekerheid en de maatschappelijke status van de zorg. Qua zwaarte (emotioneel en geestelijk) van het werk en contacten met cliënten en patiënten zien studenten geen verschil tussen de ziekenhuiszorg en de VVT sector. Opvallend is het verschil in scores op de aspecten verzorgd uiterlijk, carrièreperspectief, waardering door patiënten/cliënten en de resultaten die je verwacht te behalen bij patiënten/cliënten. 6. De aantrekkelijkheid van de VVT sector In onderliggend hoofdstuk wordt de aantrekkelijkheid van de VVT sector verder uitgediept. HBO-V studenten is gevraagd in hoeverre zij de VVT sector een aantrekkelijke branche vinden om in te werken, en welke overwegingen hierbij een rol spelen (paragraaf 6.1). Vervolgens wordt uiteengezet welke voor- en nadelen de studenten zien m.b.t. het werken in de VVT sector (paragraaf 6.2) en of de studenten de VVT branche zouden aanbevelen bij mede studenten (paragraaf 6.3). Ten slotte zijn de studenten gevraagd wat Hogescholen kunnen doen om de VVT sector aantrekkelijker te maken (paragraaf 6.4). 6.1 Aantrekkelijkheid van de VVT sector Van alle studenten (N=47) geeft minder dan een derde (31,9%, abs.15) aan de VVT sector een aantrekkelijke branche te vinden om in te werken. Ruim twee derde van de studenten (68,1%, abs. 32) geeft aan de VVT sector geen aantrekkelijke branche te vinden. 19

Figuur 13. Aantrekkelijkheid van de VVT sector Vr. 22 Vind je de VVT branche een aantrekkelijke branche om in te werken? 31,9% 68,1% Ja Nee HBO-V studenten die de VVT sector aantrekkelijk vinden (n=15) geven aan dat de VVT vooral een goede basis biedt voor het leren beheersen van de basiszorgvaardigheden (ADL-zorg) en de verpleegkundige handelingen (46,7%, abs. 7). Ook zijn ze van mening dat de VVT sector uitdagend en interessant is (40%, abs. 6) om in te werken. Een derde argument voor de aantrekkelijkheid van de sector heeft te maken met het menselijke aspect binnen de VVT sector (20%, abs. 3). Daarmee wordt bedoeld dat het werk binnen de VVT sector cliëntgericht is, gericht is op het helpen/beter maken van mensen en/of op de kwaliteit van leven. Andere argumenten die pleiten voor de aantrekkelijkheid van de sector zijn de specialistische teams en omdat het studenten op hun gemak stelt. Studenten die de VVT sector niet aantrekkelijk vinden (n=32) noemen als belangrijkste argument de slechte werkomstandigheden (43,8%, abs. 14). De slechte arbeidsomstandigheden worden gekenmerkt door lichamelijk zwaar werk, het gebrek aan voldoende waardering, het niet uitdagend, saai en routinematige karakter van het werk, het ontbreken van voldoende wisseling in handelingen en veel ADL zorg (laag niveau werk). Ook ziet een student weinig mogelijkheden voor vooruitgang binnen de VVT sector. 18,8% (abs. 6) zegt de VVT sector onaantrekkelijk te vinden omdat er uitsluitend met ouderen gewerkt wordt. Het gaat om steeds dezelfde en ook zielige clienten. Nog eens 18,8% (abs. 6) zegt interesse te hebben in een andere sector en niet in de VVT sector. De overige argumenten (21,8%, abs. 7) hebben betrekking op de persoonlijke ervaringen van de student (9,3%), de ervaringen van anderen binnen de VVT sector (6,3%), de werknemers binnen de sector (3,1%) en de clienten die vaak aan hun lot zijn overgelaten (3,1%). Een student is van mening dat men al gauw de functie van coördinator krijgt als HBO-V er. 6.2 Voor- en nadelen VVT sector Voordelen VVT sector Van alle studenten (N=47) ziet bijna de helft (40,4%, abs.19) het persoonlijke of cliëntgerichte karakter van het werk binnen de VVT sector als een van de belangrijkste voordelen. De cliëntgerichte/persoonsgerichte zorg heeft betrekking op de persoonlijke contacten met cliënt en collega s, de dienstgerichtheid van de zorg, dat je alleen of bijna alleen met ouderen te maken hebt, de waardering voor het werk en het belang dat wordt gehecht aan het verbeteren van de kwaliteit van het leven. 20

Volgens een kwart van de studenten (25,5%, abs.12) is de flexibiliteit van het werk binnen de sector een ander groot voordeel. Deze flexibiliteit heeft onder andere te maken met de makkelijke planning, veel/voldoende tijd, veel pauzes, je eigen tijd indelen en het ontbreken van een vaste werkplek. Als andere voordelen noemen de studenten de vaste structuur (14,9%, abs.7), de zelfstandigheid van de medewerker (14,9%, abs.7) en het feit dat de kansen op baan in de VVT sector groter zijn, dan wel dat werken in de VVT sector voldoende werk-/baanzekerheid biedt (10,6%, abs.5). Nadelen VVT sector Naast de genoemde voordelen zien de studenten (N=47) ook nadelen. De nadelen van de VVT sector hebben vooral te maken met het weinig uitdagende karakter van de het werk (42,5%, abs.20), de slechte arbeidsomstandigheden (40,4%, abs.19) en het lage niveau van het werk (36,2%, abs.17). Onder slechte arbeidsomstandigheden noemen de studenten het zware en veelal routinematig werken, het feit dat er geen vaste werktijden zijn, onvoldoende veiligheid, de hoge werkdruk, het gebrek aan waardering en het gebrek aan voldoende personeel. Ook het ontbreken van doorgroeimogelijkheden en laag salaris worden in dit kader genoemd (arbeidsvoorwaarden). Het lage niveau van het werk heeft volgens de studenten te maken met het te verzorgend en onvoldoende medisch karakter van het werk binnen de VVT sector. Het ontbreken van technische handelingen, veel basishandelingen en weinig kans op specialisatie worden in dit kader genoemd. 6.3 Aanbeveling VVT sector Hoewel de VVT sector weinig populair is onder de studenten (N=47), zegt 51,0% (abs.24) de VVT branche aan te raden aan een medestudent. Ruim een derde (36,2%, abs.17) zou dat niet doen. Van alle studenten zou 12,8% (abs.6) de VVT branche wel en niet aanraden. Figuur 14. Aanbeveling VVT sector Vr. 27. Zou je de VVT branche aanraden aan andere studenten? 12,8% 36,2% 51,0% Ja nee Gedeeltelijk Van de studenten die aangeven de VVT sector aan te raden (N=24) doet 50,0% (abs. 12) dit omdat het een goede basis biedt om stage-ervaring op te doen. De VVT sector biedt volgens de studenten een goede 21

gelegenheid om veel te leren over de basiszorg (ADL zorg, basis technische handelingen, omgaan met cliënten etc.). 12,5% (abs.3) van de studenten zou het aanraden als de ander ervaring in die sector wilt opdoen. Studenten (N=17) zouden de VVT sector niet aanraden omdat ze de sector weinig uitdagend vinden (17,6%, abs. 3), de sector onvoldoende ervaringsmogelijkheden (bijv. onvoldoende medische handelingen) biedt (23,5%, abs. 4) en omdat het niet leuk is (23,5%, abs. 4). Andere redenen om de VVT sector niet aan te raden hebben te aken met te hoge tijdsdruk (5,9%, abs.1), de zwaarte van het werk (17,6%, abs. 3) en de turbulentie (5,9%, abs.1) binnen de sector op dit moment. 6.4 Rol van onderwijs bij aantrekkingskracht VVT sector Van alle studenten (N=47) geeft 53,2% (abs.25) aan dat het onderwijs een bijdrage kan leveren om de VVT sector aantrekkelijker/uitdagender te maken. Bijvoorbeeld door te zorgen voor meer variatie/afwisseling voor de HBO er tijdens stages, door studenten meer stage ervaring te laten opdoen in de sector, door betere afstemming met instellingen over de inhoud van de stage, betere begeleiding, minder focus op de basiszorg en meer focus op de multiproblematiek en op de verpleegkunde handelingen. Verder stelt 21,3% (abs.14) dat de VVT sector meer/beter gepromoot moet worden vanuit het onderwijs. De promotionele activiteiten zouden volgens de studenten moeten bestaan uit meer informatie over de sector, meer meeloopdagen organiseren, meer gastcolleges met interessante sprekers en meer reclame over de sector. 7. Aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied voor HBO-V studenten Binnen het onderzoek is ook ingegaan op de aantrekkingskracht van de provincie Flevoland op de HBO-V studenten. In paragraaf 7.1 wordt ingegaan op de vraag of studenten HBO-V Flevoland een aantrekkelijke regio vinden om in te werken. In paragraaf 7.2 in kaart gebracht of studenten na hun afstuderen ook voornemens zijn om in de provincie Flevoland te blijven werken. 7.1 Flevoland als aantrekkelijke regio om te werken Van alle studenten (N=47) vindt ruim drie kwart (76,6%, abs.36) van de studenten de regio Flevoland een aantrekkelijke regio. Ongeveer een op vijf studenten (19,1%, abs. 9) zegt Flevoland geen aantrekkelijke regio te vinden om te werken en 4,3% (abs. 2) vindt Flevoland deels wel en deels niet aantrekkelijk als regio. Figuur 15. Aantrekkingskracht Regio Flevoland Vind je Flevoland een aantrekkelijke regio om in te werken? 19,15% 4,30% 76,60% Ja Nee Deels 22

Van studenten die Flevoland als aantrekkelijke regio beschouwen (N=36), geeft meer dan de helft (55,6%, abs. 20) aan dat dit sterk te maken heeft met de kenmerken van de regio. Studenten zijn van mening dat Flevoland centraal ligt, prima/goed geregeld en nieuw is. Daarnaast vinden de studenten dat Flevoland voldoende banen en (veel) leuke instellingen heeft, vrij divers is samengesteld en goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Naast de kenmerken van de regio, blijkt woonplaats van invloed op de keuze. 41,7% (abs. 15) vindt Flevoland aantrekkelijk, omdat ze in Flevoland woonachtig zijn of omdat het dicht bij huis is. Voor 5,6% (abs. 2) maakt het niet uit omdat zorg overal hetzelfde blijft en voor nog eens 5,6% (abs. 2) zijn/is de andere regio s niet zo bekend. Studenten die van mening zijn dat Flevoland geen aantrekkelijk werkgebied is (N=9) geven aan dat Flevoland weinig werk of mogelijkheden biedt, te klein is of omdat zij nooit in Flevoland gewerkt hebben en Flevoland als werkgebied minder goed kennen. Een student vindt mensen in Lelystad en Almere asociaal. 7.2 Voorkeur om in Flevoland te werken Van alle studenten (N=47) geeft 53,2% (abs. 25) de voorkeur om in Flevoland aan de slag te gaan na de studie HBO-V. 27,6% (abs. 13) geeft de voorkeur om buiten Flevoland te gaan werken na voltooiing van de opleiding en 19,1% (abs. 9) zegt nog niet te weten waar zij willen werken na hun afstuderen. Figuur 16. Voorkeursregio na afstuderen In welke regio wil je bij voorkeur aan de slag na je opleiding tot HBO verpleegkundige? 19,1% 27, 53,2% In Flevoland Buiten Flevoland Weet nog niet Van de studenten die de voorkeur geven om buiten Flevoland aan de slag te gaan (N=13), wil vrijwel iedereen (92,3%, abs.12) dit omdat ze het liefst in een andere regio werkzaam willen zijn. Voorkeursgebieden zijn Noord Holland, Zuid Holland en Utrecht in mindere mate. Een student (7,7%) geeft als argument dat er te weinig ziekenhuizen in Flevoland zijn. 8. Alternatieve stages Alternatieve stages worden ingevoerd als oplossing voor het bijna structurele gebrek aan stageplaatsen voor studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. In het onderzoek is de studenten gevraagd wat ze vinden van de ontwikkeling om alternatieve stages te organiseren voor HBO-V studenten (paragraaf 8.1). Ook is in kaart gebracht wat studenten belangrijk vinden in een alternatieve stage, in vergelijking met een gewone of traditionele stage (paragraaf 8.2). 23

8.1 Houding t.o.v. alternatieve stages Van alle studenten (N=46) zegt 65,2% van de studenten (abs.30) positief tegenover de ontwikkeling van alternatieve stages te staan. Daartegenover staat dat 34,8% (abs.16) niet overtuigd is van de ontwikkelingen rondom alternatieve stages. Figuur 17. Houding student t.o.v. alternatieve stages Vr. 32 Is de ontwikkeling van alternatieve stages een ontwikkeling die je als student toejuicht? 34,8% 65,2% Positief Negatief 8.2 Belangrijk in alternatieve stages Van alle studenten (N=42) geeft 59,5% (abs. 25) aan dat zij meer leer en werkervaring belangrijk vinden bij alternatieve stages. Bij leer- en werkervaring gaat het zowel om de gangbare concepten van leer- en werkervaring als om nieuwe concepten van leer- en werkervaring. Andere, maar minder belangrijke aspecten bij alternatieve stages vinden studenten goede begeleiding (16,7%, abs.7) en goede samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen (16,7%, abs.7). Een aantal studenten (9,5%, abs.4) is van mening dat alternatieve stages moeten zorgen voor verhoogde baankansen/baangarantie. Ook voldoende zelfstandigheid/eigen inbreng worden als belangrijk ervaren (7,1%, abs.3), evenals voldoende uitdaging (4,8%, abs.2). 9. Conclusies Onderzoek Zorgtalent Flevoland In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek Zorgtalent Flevoland beschreven. De conclusies zijn gebaseerd op de resultaten van het onderzoek. Bij de uiteenzetting van de conclusies is een indeling gemaakt in de ervaringen en beleving van studenten met de praktijkstagen en de kwaliteit van de stages. Daarbij wordt ingegaan op de beeldvorming en de oorzaken van de beeldvorming binnen de VVT sector. Als laatste wordt de aantrekkelijkheid van Flevoland als werkgebied en alternatieve stages besproken. 9.1 Verwachtingen, beleving en kwaliteit van de praktijkstages HBO-V studenten Deze conclusies hebben betrekking op de verwachtingen van de studenten van de praktijkstages, de mate waarin aan deze verwachtingen is voldaan en de kwaliteit van de stages. 24

Verwachtingen en ervaringen van studenten m.b.t. de praktijkstages HBO-V 1. HBO-V studenten hebben realistische verwachtingen van de praktijkstages die passend zijn binnen hun beroepsopleiding tot verpleegkundige. Zo verwachten studenten praktijkervaring op te doen, technische en verpleegkundige handelingen te leren beheersen en goede begeleiding op de werkvloer te krijgen. Ook verwachten de studenten dat de praktijkstages tot een brede oriëntatie op het verpleegkundige werkveld zal leiden. 2. Bovenstaande strookt met name met wat studenten belangrijk vinden in een stage, namelijk goede begeleiding, voldoende uitdaging en ruimte om te leren en dat er binnen de stage veel tijd is voor het oefenen en in praktijk brengen van technische en verpleegkundige handelingen. 3. Studenten HBO-V ervaren de stages vooral als leerzaam en uitdagend en zijn van mening dat de stage versterkend werkt op de keuze voor de opleiding tot HBO-Verpleegkundige. Verder beschikken de meeste studenten over de nodige competenties om de praktijkstage te voltooien. 4. Studenten zijn minder positief over op de aansluiting tussen de praktijkstages en het onderwijs/de studie. De studie sluit onvoldoende aan op de praktijkstages, terwijl bij sommige studenten de nodige competenties ontbraken om de praktijkstage naar behoren te kunnen doorlopen. 5. De meeste praktijkstages voldoen aan de verwachtingen van studenten HBO-Verpleegkunde. Studenten HBO-V vinden de stages vooral leerzaam. Verder zijn de stages afwisselend qua werkzaamheden, is er sprake van goede begeleiding en van een goede verhouding met collega s, en maken de studenten kennis met de doelgroep. Kwaliteit van de praktijkstages 1. De kwaliteit van de stages wordt over het algemeen als voldoende beoordeeld door studenten HBO-V. Dit geldt voor alle aspecten waarop de praktijkstage is beoordeeld. 2. Sommige aspecten van de praktijkstages worden wel iets gunstiger beoordeeld dan anderen. Zo wordt vooral de samenwerking met andere disciplines, de mogelijkheid voor eigen inbreng en de kwaliteit van de begeleiding iets gunstiger beoordeeld. 3. Aspecten van de praktijkstages die minder gunstig beoordeeld worden zijn de variëteit van de werkzaamheden en de beschikbare tijd voor begeleiding. 4. Voor wat betreft de kwaliteit van de praktijkstages is er ruimte voor verbetering. Zo zou meer ruimte moeten zijn voor het oefenen van verpleegkundige en technische handelingen. Ook zou de begeleiding geïntensiveerd kunnen worden, meer tijd en aandacht ingeruimd kunnen worden voor uitleg en de aansluiting onderwijs en werkveld verbeterd kunnen worden. 5. De kwaliteit van de praktijkstage heeft een grote en positieve invloed op de keuze van de student voor het verpleegkundig beroep. Zo vormt de praktijkstage vaak een bevestiging dat het beroep aansluit op de ambities van de student of zorgt het voor een aanpassing in de studierichting. 9.2 Associaties van studenten met de verschillende zorgsectoren Dit onderdeel heeft betrekking op het beeld/de associaties die studenten hebben van de verschillende sectoren en de achtergronden van de beelden over de VVT sector. 1. HBO-V studenten hebben een vrij positief beeld van de ziekenhuiszorg in vergelijking met een meer negatief getint beeld van de sectoren VVT, GGZ, LG en VG. 25