Handleiding SCOPE-NL. Nederlandse versie van de SCOPE (versie 2.2) Versie: Januari 2011

Vergelijkbare documenten
MOHO EN DE MOHOST. Robbert Kruijne Docent/onderzoeker Lectoraat Ergotherapie, participatie en omgeving Hogeschool van Amsterdam

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument

Doordat bewegen en uitvoeren van activiteiten moeilijker gaat, voelt een kind met DCD zich soms onzeker. Ook kan het activiteiten spannend vinden.

EQ - emotionele intelligentie in kaart

Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn

OPQ Profiel OPQ. E.I. rapport. Naam Dhr. Sample Candidate. Datum 23 oktober

Samenvatting (Summary in Dutch)

Evaluatie Pilot Klasse-ergo basisschool De Bolster Amersfoort Ergotherapie Kinderen Amersfoort

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

smartops people analytics

De mindset van een verbinder Focus op balans, afstemming en integratie

Protocol 1: Ergotherapie voor mensen met dementie en hun mantelzorgers aan huis (EDOMAH)

Adviesrapport Met stip op één

Helpt het hulpmiddel?

Bron: Handleiding bij feedbackkader, Marjoleine Dobbelaer, Onderwijsinspectie 2013

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

Hogeschool van Amsterdam, Expertise Centrum Ergotherapie

Pedagogisch Beleid. Nanny Association

Model Of Human Occupation. Screening Tool-NL

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Human Performance Contextscan Persoonlijke rapportage

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Jane O Brien Marjon ten Velden

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

De student is in staat om op navolgbare wijze van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie te benoemen;

Je doel behalen met NLP.

Visie op ouderbetrokkenheid

Wanneer is ergotherapie bij Parkinson effectief?

PAS. Handleiding. Deel B. Persoonlijke Arbeidsvaardigheden Signaleren. Een hulpmiddel bij het zoeken naar passend werk

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie

Gastles 17 september van Theorie naar Praktijk. Door Theone Kampstra

Coöperatie en communicatie:

Verstandelijke beperkingen

CRE-W. Instrument over creatief denken in organisaties. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport

Lespakket. Jongvolwassenen met lichamelijke beperkingen: transitie naar volwassenheid en werk

Het ICF schema ziet er als volgt uit. (Schema uit hoofdtekst hier opnemen)

Ergotherapie bij ouderen met dementie en hun mantelzorgers: het EDOMAH programma

Nederlandse samenvatting

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

Handleiding Mijn Pad. Mijn pad, mijn leven, mijn toekomst Een routeplanner voor jongeren. praktijkgericht onderzoek. Rotterdam, maart 2015

Kind aan het woord. 21 april Marjon ten Velden MSc OT. Opleiding Ergotherapie Faculteit Gezondheid HvA

Zelfredzaamheidsmeter Uniek cliëntnummer

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Workshop: Aandacht voor de mantelzorger

Betrokken mantelzorger(s) en/of sociaal netwerk

Inge Test

Leren & Leven in het Kindcentrum

MOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY

Samenvatting, conclusies en discussie

3. Handleiding bij de peuter-estafette

Performance Improvement Plan

1 Aanbevolen artikel

Samenvatting (Summary in Dutch)

Bronnen: Toolkit familieparticipatie, Poster goed verbonden, juridische aspecten van informele zorg, invoormantelzorg en exptertisecentrum mantelzorg

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

Handleiding bij het opstellen van een Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Ergotherapie onderzoek AMPS

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

OBS A.M.G. Schmidt 7 februari 2014

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Intervisie Wat is het? Wanneer kun je het gebruiken?

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

interdisciplinair interventieprogramma voor ouderen met geheugenproblemen / dementie en hun mantelzorgers

Deze vragenlijst is ontwikkeld om de ernst en de aard van de symptomen van

Motiverende gespreksvoering

9 Communicatie-tools. voor meer liefde, meer verbondenheid, meer intimiteit & betere communicatie

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Vanuit het perspectief van de cliënt Het afnemen van de COPM bij hulpbehoevende ouderen en anderen in hun omgeving

Lumina Life voor duurzame gezondheid en vitaliteit van mens en organisatie

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen

EBP: het nemen van beslissingen

Plannen van zorg Niveau 4

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

Welkom bij jezelf. Powered by

VRAGENLIJST LERENDE ORGANISATIE (op basis van Nelson & Burns) 1

Licht verstandelijke beperking. Praktische tips voor herkennen. voor professionals

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Voorbeelden compententieprofiel mentor

Team Alignment. En als mensen nu echt hun verantwoordelijkheid nemen? Transformational Programs by TLC

INTRODUCTIE TOOLBOX voor GEBRUIKERS. duurzame plaatsing van werknemers met autisme

Evaluatierapport. Workshop. Bewust en positief omgaan met ADHD. Universiteit van Tilburg Forensische psychologie. 23 april 2010

Nederlandse samenvatting

Rapport Persoonlijke Effectiviteit i360. Test Kandidaat

KRACHTIGE LEEROMGEVINGEN IN HET BEROEPSONDERWIJS

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking. Voor verwijzers

Het verlies van een dierbare

MEE Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking.

Nederlandse samenvatting

Persoonlijk Actieplan voor Ontwikkeling

Transcriptie:

Handleiding Versie: Januari 0 SCOPE-NL Nederlandse versie van de SCOPE (versie.) Junioradviseurs Senioradviseur Opdrachtgever Willianne Brouwer Marjon ten Velden ECE Jeroen Lafeber Eric Tigchelaar Daisy Weijts Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Short Child Occupational Profile-NL Nederlandse versie van de SCOPE (versie.) Projectteam Willianne Brouwer Jeroen Lafeber Daisy Weijts Junioradviseur Junioradviseur Junioradviseur Marjon ten Velden Eric Tigchelaar Senioradviseur Opdrachtgever Datum: Januari 0 Een uiteindelijke vertaling en bewerking vanuit: Botman, L.S.M., Tadema, F.M., Pol, M. & Tigchelaar, E. (009) Concept Short Child Occupation Profile NL. Amsterdam: Expertise Centrum Ergotherapie Dit is een vertaling en bewerkingvan The Short Child Occupational Profile (SCOPE), Augustus 008: Patricia L. Bowyer, Jessica Kramer, Annie Ploszaj, Melissa Ross, Orit Schwartz, Gary Kielhofner en Kathleen Kramer In opdracht van het Expertise Centrum Ergotherapie. Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Ergotherapie. http://www.dg.hva.nl/ Hogeschool van Amsterdam Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Voorwoord Voor u ligt de handleiding van de SCOPE-NL. De SCOPE-NL is gebaseerd op The Short Child Occupational Profile uit Amerika (Bowyer et al., 005). Deze is grotendeels vertaald en bewerkt, sommige onderdelen zijn samengevat om de Nederlandse handleiding zo handzaam mogelijk te maken. Vanuit het Expertise Centrum Ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam was er een afstudeeropdracht geformuleerd die zou leiden tot een conceptvertaling van de Amerikaanse SCOPE. Twee studenten hebben hier in 009 aan gewerkt. Het huidige projectteam bestaat uit studenten en heeft verder gewerkt aan de conceptvertaling. Om bruikbaarheid en toepasbaarheid te vergroten heeft ook dit team een pilot gedraaid met ergotherapeuten uit de praktijk. Na een consensusbespreking is een definitieve vertaling en bewerking van de SCOPE gemaakt, welke nu voor u ligt. Voor eventuele vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen via het volgende e-mailadres: scope-nl@hotmail.nl Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Met dank aan Am ende sieht's ein Tor, ein Klüg'rer in der Mitte, und nur der Weise sieht das Ziel beim ersten Schritte (Friedrich Rückert, Duitse dichter - 788-866) De dwaas ziet zijn doel aan het eind, een verstandig mens in het midden, alleen de wijze reeds bij de eerste stap Op deze manier willen wij alle personen bedanken die geholpen hebben bij de totstandkoming van dit project. Voor alle hulp bij het blijven zien van het doel. Wij danken allereerst het vorige projectteam: L.S.M. Botman, F.M. Tadema en M.C. Pol voor het realiseren van de eerste conceptversie. Wij willen graag Marjon ten Velden bedanken voor de begeleiding en tijd die zij voor ons heeft geïnvesteerd. Ook bedanken wij Eric Tigchelaar, die naast zijn taak als opdrachtgever ons gedurende het project ondersteund heeft met advies. Naast deze twee personen bedanken wij ook alle therapeuten die hun medewerking hebben verleend. Alsmede alle locaties waar zij werken voor de mogelijkheden om ons te ontvangen. Daarbij in het bijzonder de Hogeschool Rotterdam voor de zorg en locatie voor de consensusbespreking. ExTRA kinderergotherapie (Alphen a/d Rijn) Sophia Revalidatie (Delft) Doen Dus Ergotherapie (Rotterdam) Revalidatiecentrum Rijndam (Rotterdam), locatie: Ringdijk Revalidatiecentrum Rijndam (Rotterdam), locatie: Westersingel Opleiding Ergotherapie, Hogeschool Rotterdam (Rotterdam) Ergotherapie op Maat (Rotterdam) Opleiding Ergotherapie, Katholieke Hogeschool Kempen (Geel, BE) Revalidatiecentrum Pulderbos (Zandhoven, BE) RMC Groot Klimmendaal (Arnhem) Praktijk voor Integrale Therapie (Castricum) Ergotherapiepraktijk DOEN (Amsterdam) Jan van Breemen Instituut (Amsterdam) Academisch Medisch Centrum (Amsterdam) Marina Kremer Nathalie van der Horst Robert Bruining Isabelle Vogel Dwieneke van Nispen Michelle van Vliet Jeanette Cevaal Esther Jansen-Polak Sonja Dekker Diane Maes Ellen Slootman Marije Postuma Marloes van de Hulsbeek Steven Baldee Lizanne Bentvelsen Yvonne Heijligers Ank Eijkelkamp Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Inhoudsopgave Introductie van de SCOPE-NL... Inleiding... De SCOPE-NL en andere kinderinstrumenten in de ergotherapie... Doel van de SCOPE-NL... Geschiedenis en ontwikkeling van de Amerikaanse SCOPE... Geschiedenis en ontwikkeling van de SCOPE-NL... Gebruik van deze handleiding... 5 Begrippenlijst... 6 Het Model of Human Occupation en de SCOPE-NL... 8 Theoretisch kader: Het Model of Human Occupation... 8 De SCOPE-NL items en MOHO concepten... MOHO concepten uitleggen aan andere professionals en zorgdragers... Het gebruik van de SCOPE-NL... Stap : Het bepalen van de geschiktheid van de SCOPE-NL... Stap : Het verzamelen van gegevens... 5 Stap : De cliëntgegevens invullen... 5 Stap : Uitleg van de scoreschaal... 6 Stap 5. Het toekennen van de scores... 7 Stap 6: Doorslaggevende keuzes voor het toekennen van een score... 8 Stap 7: Verkrijgen van de segmentscores en de totaalscore... 0 Stap 8: Interpreteren van de scores... 0 Stap 9: Beschrijven sterkte-zwakte analyse... Stap 0: Formuleren van doelen en interventies... Stap : De SCOPE-NL gebruiken om resultaten vast te leggen... Stap : Wat te doen als de SCOPE-NL scores geen verandering laat zien... Literatuurlijst... Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Bijlagen... 6 Bijlagen A: Achtergrondinformatie... 6 SCOPE-NL Informatieblad... 6 Andere op MOHO gebaseerde instrumenten... 8 Casuïstiek... 0 Bijlagen B: Scoreformulieren en Hulpmiddelen... SCOPE-NL Scoreformulier... SCOPE-NL Totale Scoreformulier... SCOPE-NL Meervoudig Samenvattend Scoreformulier... SCOPE-NL Item Criteria en Voorbeelden... SCOPE-NL Interventie Planningsformulier... 69 SCOPE-NL Doelen en Interventielijst... 70 Bijlagen C: Aanvullende Gegevensverzameling... 90 Interview Ouders/Verzorgers... 9 Interview Leerkrachten... 99 Ouder Rapportage Formulier... 08 Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Introductie van de SCOPE-NL Inleiding De Short Child Occupational Profile-NL (SCOPE-NL) geeft een breed beeld van de participatie in het handelen van een kind en het geeft therapeuten de mogelijkheid om op systematische wijze de factoren te evalueren die de participatie in het handelen vergemakkelijken of verhinderen. De SCOPE-NL is ontwikkeld om een handelingsgericht, cliëntgericht en op theorie gebaseerd instrument te zijn waarbij de theorie leidend is gedurende het proces van professioneel redeneren. De SCOPE-NL kan makkelijk geïntegreerd worden in de praktijk bij kinderen en jongeren van 0- jaar. De kracht van de SCOPE-NL ligt in zijn mogelijkheid om duidelijke patronen van sterke en minder sterke kanten aan te geven, die gebruikt kunnen worden om interventies te plannen met behulp van de theorie van het Model Of Human Occupation (MOHO)(Kielhofner, 008). Het instrument kan effectief gebruikt worden als een beginevaluatie en als een uitkomstmaat om de voortgang van het kind in therapie vast te stellen. De SCOPE-NL kan gebruikt worden in allerlei praktijken en settings met kinderen en jongeren met verschillende beperkingen. Hoewel het instrument in eerste instantie afhankelijk is van de kennis verworven door observatie, kunnen therapeuten gebruik maken van diverse methoden om de informatie te verkrijgen die nodig is om de SCOPE-NL in te vullen. De SCOPE is oorspronkelijk ontwikkeld om door ergotherapeuten gebruikt te worden, maar ook andere hulpverleners (therapeuten, onderwijskundigen) hebben ervaren dat de Scope een nuttig instrument is in hun praktijk. In deze handleiding zal de term therapeuten gebruikt worden om te refereren aan elke professional die de SCOPE-NL gebruikt. Deze handleiding biedt een overzicht van de SCOPE-NL, het stappenplan en hulpbronnen om de SCOPE-NL te scoren en te interpreteren. Om ouders/verzorgers te informeren over het instrument is er het SCOPE-NL Informatieblad (bijlage A). De SCOPE-NL en andere kinderinstrumenten in de ergotherapie Pleitbezorgers voor de rechten van mensen met een handicap benadrukken dat een kind of jongere met een beperking bij voorbaat wordt benadeeld als er te veel vertrouwd wordt op ontwikkelingsnormen. Zij pleiten ervoor dat therapeuten zichzelf niet de vraag moeten stellen of het kind van de norm afwijkt, maar of het kind in staat is om het soort participatie te bereiken dat past bij de wensen van hem/haar en wat zijn/haar omgeving (bijvoorbeeld het gezin, school) verwacht. Wat betreft de ontwikkeling, sluit SCOPE-NL niets uit en stelt ook geen rangorde, maar laat het aan de professionaliteit van de therapeut over om de relatieve belangrijkheid en toepasbaarheid voor ieder kind te scoren (Coster, 008). In deze handleiding wordt de term individueel ontwikkelingstraject gebruikt om aan te geven dat ieder kind unieke potentie heeft als een handelend wezen. In plaats van het handelen van een kind te vergelijken met gemiddelden, kunnen therapeuten aannames doen over de capaciteiten waartoe het kind de potentie heeft om ze aan te leren, gegeven leeftijd, handicap, levenservaring en omgevingsfactoren. Therapeuten moeten rekening houden met dit individuele ontwikkelingstraject wanneer zij vaststellen wat de invloed van de huidige ontwikkeling van een kind op de scores van de SCOPE-NL kan zijn. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Tijdens het afnemen en scoren van de SCOPE-NL, is het belangrijk om in gedachten te houden dat de SCOPE-NL geen norm-gerefereerd of criteria-gerefereerd instrument is. Norm-gerefereerde instrumenten kenmerken zich door een individuele uitvoering met een ander individu te vergelijken, terwijl criteria-gerefereerde instrumenten de individuele uitvoering vergelijken met een aantal standaarden. In tegenstelling tot deze instrumenten streeft de SCOPE-NL naar een evaluatie van het kind in vergelijking met zijn/haar eigen individuele ontwikkelingstraject. Doel van de SCOPE-NL De SCOPE-NL is ontworpen om het volgende te doen: Omschrijven van de participatie in het handelen van het kind, ongeacht symptomen, diagnose, leeftijd of de behandelsetting. Beschouwen van het individuele ontwikkelingstraject van elk kind voor het vastleggen van zowel de sterke als de minder sterke kanten. Beoordelen van factoren die de MOHO-concepten vertegenwoordigen: wil, gewenning, vaardigheden en de omgeving. Bepalen van gebieden die verder onderzoek nodig hebben en die de therapeut richting geven om gebruik te maken van aanvullende MOHO kinderassessments om een minder sterke kant mogelijk beter te begrijpen. Eenvoudig en snel in gebruik te zijn. Vergemakkelijken van de communicatie over de participatie van het kind in het multidisciplinair team met ouders/verzorgers en andere belanghebbenden. Ondersteunen van interventies gericht op het handelen. Beoordelen van veranderingen in de participatie in het handelen van het kind, om de uitkomsten van de therapie te evalueren. De SCOPE-NL bestaat uit 5 items die onderverdeeld zijn in zes segmenten (zie tabel ), gebaseerd op de concepten van het Model of Human Occupation (MOHO, 008). Persoonlijke Factoren Wil Gewenning Communicatie en interactievaardigheden Procesvaardigheden Motorische vaardigheden Omgeving Tabel : SCOPE-NL segmenten Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

De eerste vijf segmenten (wil, gewenning, communicatie en interactievaardigheden, procesvaardigheden en motorische vaardigheden) hebben rechtstreeks verband met de persoonlijke factoren van het kind en de invloed op de participatie en uitvoering. In deze segmenten wordt het kind gescoord. Het laatste segment onderzoekt hoe de omgeving de participatie en het uitvoeren van handelingen van het kind beïnvloedt. In dit segment scoort de therapeut de hulpbronnen, mogelijkheden, beperkingen en eisen van de omgeving. In de eerste vijf segmenten van de SCOPE-NL, geven een gelijk aantal items per segment de therapeut de mogelijkheid om de relatief sterke kanten van het kind met elkaar te vergelijken en te focussen op die gebieden van participatie die verder onderzoek of interventie vereisen. In het segment omgeving, is een verscheidenheid aan fysieke en sociale aspecten van de omgeving vertegenwoordigd, die de therapeut de mogelijkheid geeft om vast te stellen welke aspecten de participatie van het kind het meest vergemakkelijken of verhinderen. Gebaseerd op deze informatie kan de therapeut besluiten om aanvullende instrumenten te gebruiken. Wanneer u het SCOPE-NL stappenplan bekijkt zal u meer leren over hoe de SCOPE-NL gescoord en geïnterpreteerd wordt. Geschiedenis en ontwikkeling van de Amerikaanse SCOPE Ergotherapeuten in een stadsziekenhuis in Amerika die zorg boden op de kraamafdeling, aan interne patiënten en aan poliklinische patiënten, gaven aan dat ze een kinderinstrument nodig hadden die hen de mogelijkheid geeft om MOHO concepten en MOHO taal op te nemen in het beoordelen en het plannen van behandeling. De therapeuten hebben in eerste instantie geprobeerd de Model of Human Occupation Screening Tool (MOHOST) (Parkinson, Forsyth & Kielhofner, 006) te gebruiken, een ander instrument dat gebaseerd is op MOHO en ontwikkeld door ergotherapeuten. Zij ondervonden echter dat de MOHOST items niet de problemen vaststellen die belangrijk zijn voor het bieden van zorg aan kinderen. Om de 5 SCOPE items te ontwikkelen, welke in dezelfde indeling als de MOHOST gebruikt zullen worden, werkten faculteit, onderzoeksteam en studenten, die aangesloten waren bij het MOHO Clearinghouse, samen met ervaren kinderergotherapeuten uit verschillende behandelsettingen (inclusief acute zorg, klinische revalidatie, scholen, klinische psychiatrie en gezondheidscentra). Gedurende een periode van vier jaar werden aanvullende onderzoeken en herzieningen gedaan, gebaseerd op de inbreng van ergotherapeuten en andere professionals in multidisciplinaire teams over de hele wereld die werken met kinderen en jongeren. Hun samenwerking heeft geleid tot de ontwikkeling van de hulpbronnen die de Amerikaanse handleiding bevat, inclusief de SCOPE-NL Item Criteria en Voorbeelden, de interviews, het Ouder Rapportageformulier, casestudie en hulpmiddelen om doelen en interventies te formuleren. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Eerder onderzoek naar de SCOPE geeft bewijs over de validiteit van het gebruik in de praktijk. Een aantal studies heeft bevestigd dat de items de opbouw van de participatie in het handelen meten en theoretisch aansluiten bij MOHO concepten (Bijvoorbeeld, er is een hoger niveau van wil nodig om op uitdagingen te reageren dan om de omgeving te verkennen). Therapeuten van verschillende disciplines (waaronder ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, maatschappelijk werk en school) kunnen op dezelfde manier gebruik maken van de SCOPE. Tot slot, de SCOPE is sensitief genoeg om kinderen en jongeren van 6 maanden- jaar te beoordelen die een verscheidenheid aan participatie in het handelen laten zien. In studies die de bruikbaarheid van de SCOPE onderzoeken, hebben therapeuten aangegeven dat de SCOPE hen de mogelijkheid geeft om informatie over de participatie van een kind vast te leggen die doorgaans op informele wijze wordt verzameld. Therapeuten hebben ook aangegeven dat de SCOPE makkelijk te scoren is, hen helpt beter te communiceren met ouders/verzorgers en het cliëntcentraal en op handelen gericht werken ondersteunt. MOHO instrumenten ondergaan een proces van rigoureuze en geavanceerde psychometrische ontwikkeling. Therapeuten die geïnteresseerd zijn in het bewijs onderliggend aan de SCOPE en MOHO worden verwezen naar de evidence-based onderzoeken op de MOHO website. Aangezien onderzoek over MOHO-instrumenten een continu proces is, biedt de online-database de meest recente informatie over publicaties gerelateerd aan de ontwikkeling en het gebruik van de SCOPE (http://www.moho.uic.edu). Literatuur van de SCOPE betreft: Bowyer, P., Kramer, J. M., Kielhofner, G., Maziero-Barbosa, V., & Girolami, G. (007) Measurement properties of the Short Child Occupational Profile (SCOPE). Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 7, 67-85. Kramer, J., Bowyer, P., Kielhofner, G., O Brien, J., Maziero-Barbosa, V. (009) Examining rater behavior on a revised version of the Short Child Occupational Profile (SCOPE). OTJR: Occupation, Participation, and Health, Vol. 9, No.. Kramer, J., Bowyer, P., O Brien, J., Kielhofner, G., & Maziero-Barbosa, V. (009). How interdisciplinary pediatric practitioners choose assessments: A qualitative study. Canadian Journal of Occupational Therapy, Vol. 76, No., 56-6. Geschiedenis en ontwikkeling van de SCOPE-NL Vanuit het Expertise Centrum Ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam was er een afstudeeropdracht geformuleerd die zou leiden tot een conceptvertaling van de Amerikaanse SCOPE. Twee studenten hebben hieraan gewerkt. Zij hebben door middel van een pilot geprobeerd het instrument zo goed mogelijk aan te passen aan de Nederlandse praktijk. Het tweede projectteam heeft verder gewerkt aan de conceptvertaling en een verbeterde versie van de vertaling gemaakt. Om dit te bereiken zijn er door dit projectteam nog een aantal onderdelen van de Amerikaanse handleiding vertaald en toegevoegd aan de Nederlandse handleiding. Om bruikbaarheid en toepasbaarheid te vergroten heeft ook dit team een pilot gedraaid met ergotherapeuten uit de praktijk. Na een consensusbespreking waarin een aantal belangrijke punten zijn besproken is er een definitieve vertaling van de SCOPE gemaakt, welke nu voor u ligt. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Gebruik van deze handleiding Deze handleiding biedt alle informatie die nodig is om te leren de SCOPE-NL op een consequente beproefde manier te gebruiken. Het kan zijn dat het voor u niet nodig is om elk hoofdstuk (op volgorde) te lezen. Ook kunt u het handig vinden om de handleiding te bekijken, te proberen om de SCOPE-NL af te nemen, en dan de handleiding nog een keer te bestuderen als u vragen heeft. Daarnaast kunt u het handig vinden om de SCOPE-NL en MOHO met anderen te bespreken. De MOHO listserv (zie MOHO website) is een manier om in contact te komen met andere (kinder)therapeuten die de SCOPE-NL en MOHO gebruiken. De MOHO Clearinghouse website biedt ook aanvullende hulpbronnen gerelateerd aan de SCOPE. Bijvoorbeeld een voor school specifieke Doelen en Interventielijst. Bezoek www.moho.uic, MOHO Products/Assessments/SCOPE voor aanvullende hulpbronnen. Deze handleiding biedt een verscheidenheid aan formulieren en hulpbronnen die ontwikkeld zijn om therapeuten te ondersteunen in de documentatie. Therapeuten worden aangemoedigd om alleen de formulieren en hulpbronnen te selecteren die het meest bruikbaar zijn voor hun setting. Daarop aanvullend: de auteurs van de Amerikaanse handleiding realiseren zich dat sommige therapeuten het nodig hebben om aanvullende documentatieformulieren te ontwikkelen afhankelijk van wat er in de praktijk nodig blijkt te zijn. Daarom worden therapeuten aangemoedigd om hoofdstuk communication and documentation in het Model of Human Occupation ( de editie) door te nemen en om contact op te nemen met MOHO Clearinghouse voor ondersteuning in het ontwikkelen van alternatieve documentatieformulieren. Kennis van MOHO, naast de informatie aangeboden in deze handleiding, zal resulteren in een meer betekenisvolle en bruikbare interpretatie van de SCOPE-NL scores. Bezoek, om meer te leren over MOHO, de MOHO website. De volgende vragen worden in deze handleiding beantwoord: Hoe leg ik de SCOPE-NL aan ouders, leerkrachten en andere professionals uit? Informatieblad, bijlage A. Hoe leg ik MOHO concepten aan ouders uit? Hoofdstuk. Hoe kan ik informatie verzamelen om de SCOPE-NL te scoren? Hoofdstuk, stap. Hoe weet ik welke score toe te kennen bij elk item? Hoofdstuk, stap t/m 6. Hoe formuleer ik doelen gebaseerd op de SCOPE-NL scores? Hoofdstuk, stap 0. Doelen en Interventielijst, bijlage B6. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 5

Begrippenlijst SCOPE-NL begrip Participatie in het handelen (Occupational Participation) Uitvoering (Occupational Performance) Gezin (Family) Persoonlijke effectiviteit (Personal Causation) MOHO concept of toelichting Participatie in het handelen (Occupational Participation) betreft de mogelijkheden van een kind om te participeren in dagelijks en maatschappelijk handelen en de mate waarin een kind handelingen uitvoert gezien zijn/haar mogelijkheden en de ondersteuning die hem/haar geboden wordt. Het handelen (Occupational Performance) is de betekenisvolle, doelgerichte uitvoering van dagelijkse activiteiten die gerelateerd zijn aan het persoonlijk leven van mensen en contextgebonden zijn. De uitvoering is het resultaat van een dynamische interactie tussen de wil, gewenning, uitvoeringscapaciteiten van een kind en van de omgeving. Onder gezin worden alle personen verstaan die bij het kind huis wonen. Dit kunnen familieleden zijn maar ook bijvoorbeeld verzorgers of een leefgroep. De mate waarin mensen hun eigen effectiviteit beleven. Wil (Volition) Exploratie (Exploration) Uitdrukken van plezier (Expression of Enjoyment) Voorkeur tonen, keuzes maken (Showing Preferences and Making Choices) Reactie op uitdaging (Response to Challenge) Gewenning (Habituation) Dagelijkse activiteiten (Daily Activities) Reactie op overgangen (Response to transitions) Routine (Routine) Rollen (Roles) Verklaart de motivatie voor het handelen van een persoon. Het aangaan van visuele, tactiele en/of orale exploratie van objecten, personen en de omgeving. Het tonen van tevredenheid bij activiteiten en/of de resultaten van acties. Het kiezen of tonen van een duidelijk gevoel voor wat hij/zij wel of niet leuk vindt ten opzichte van objecten, gebeurtenissen of mensen. Het ondernemen van nieuwe activiteiten en/of accepteren van de mogelijkheid om meer te bereiken of uit te voeren onder moeilijkere omstandigheden. Verwijst naar de terugkerende patronen in de dagelijkse handelingen waaruit het alledaagse leven grotendeels bestaat. Uitvoering van gewoonten in ADL De mate waarin gewoontereactie op veranderingen van invloed is op routines. Invloed van gewoonten en rollen op hoe activiteiten uitgevoerd worden en hoe de tijd normaal gesproken wordt gebruikt. De mate waarin rollen iemands acties bepalen, de soort dingen die je doet en hoe de tijd wordt gebruikt. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 6

Communicatie- en interactievaardigheden (Communication and interaction skills) Non-verbale communicatie (Non-verbal communication) Verbale/vocale expressie (Verbal/Vocal expression) Gesprek voeren (Conversations) Relaties (Relationships) Procesvaardigheden (Process skills) Begrijpt en gebruikt objecten (Understands and uses objects) Oriëntatie op de omgeving (Orientation to environment) Plannen en keuzes maken (Plan and make decisions) Problemen oplossen (Problem Solving) Motorische vaardigheden (Motor Skills) Houding en mobiliteit (Posture and Mobility) Coördinatie (Coordination) Kracht (Strength) Energie/uithoudingsvermogen (Energy and Endurance) Omgeving (Environment) Fysieke ruimte (Physical Space) Fysieke hulpbronnen (Physical Resources) Sociale groepen (Social Groups) Handelingsvoorwaarden (Occupational Demands) Routine van het gezin (Family routine) Verwijzen naar het overbrengen van intenties en behoeften en het coördineren van sociale acties voor interactie met andere mensen. Het tonen van passende en effectieve non-verbale communicatie om met anderen te communiceren in de sociale omgeving. Het gebruiken van passende en effectieve verbale/vocale expressie. Het aangaan van een passend en effectief gesprek om informatie, ideeën en emoties te delen en uit te wisselen. Het onderhouden van passende relaties binnen zijn/haar sociale omgeving. Verwijzen naar hoe kinderen een volgorde aanbrengen in hun handelingen, geschikte gereedschappen en materialen kiezen en hun uitvoering aanpassen wanneer problemen zich voordoen. Het in staat zijn om zich op passende wijze bezig te houden met de selectie, organisatie en gebruik van objecten. Het tonen van het vermogen tot interactie met/aanpassing aan de omgeving. Het in staat zijn een afweging te maken tussen alternatieven, een plan te kiezen en zich te richten op voltooiing van het plan. Het laten zien van een passend vermogen om problemen vast te stellen en erop te reageren wanneer deze zich voordoen. Verwijzen naar hoe kinderen zichzelf of objecten bewegen bij het uitvoeren van een specifieke taak. houding, mobiliteit bij de uitvoering van dagelijkse, betekenisvolle activiteiten Het tonen van effectieve grove en fijne motorische bewegingen tijdens activiteiten. Het laten zien van adequate spierkracht tijdens fijne en grove motorische activiteiten. Het in staat zijn om een geschikt energieniveau te behouden om te kunnen participeren tijdens het handelen. De omgeving betreft zowel de fysieke als sociale dimensies Natuurlijke en door mens gecreëerde ruimte (fysieke omgeving) Objecten en hulpbronnen (fysieke omgeving) Attitudes en verwachtingen van sociale groepen (sociale omgeving) Voorwaarden en eisen die betekenisvolle, dagelijkse handelingen aan ons stellen; wat heb je nodig om handelingen uit te voeren Typerende manier van dingen doen in het gezin (sociale omgeving) Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 7

Het Model of Human Occupation en de SCOPE-NL Theoretisch kader: Het Model of Human Occupation De SCOPE-NL is gebaseerd op concepten van het Model of Human Occupation (MOHO). Dit onderdeel biedt een kort overzicht van de concepten van het model die het meest relevant zijn voor de SCOPE-NL. Gebruikers van de SCOPE-NL zouden bekend moeten zijn met de tekst uit A Model of Human Occupation: Theory and application, de editie (Kielhofner, 008), omdat effectief gebruik van de SCOPE-NL van personen vraagt om de concepten van dit model te begrijpen. MOHO definieert participatie als deelnemen aan school, spel en dagelijkse activiteiten die deel uitmaken van iemands sociale en culturele context en noodzakelijk zijn voor welzijn. Participatie doet zich voor als kinderen verschillende taken gerelateerd aan deze dagelijkse activiteiten doen of uitvoeren. Het handelen (occupational performance) is de betekenisvolle, doelgerichte uitvoering van dagelijkse activiteiten die gerelateerd zijn aan het persoonlijk leven van mensen en contextgebonden zijn. De uitvoering is het resultaat van een dynamische interactie tussen de wil, gewenning, uitvoeringscapaciteiten van een kind en van de omgeving. Naarmate kinderen deelnemen aan dagelijkse activiteiten verwerven, versterken, vormen en veranderen zij hun eigen capaciteiten, overtuigingen en persoonlijkheid. Uitvoering en participatie zijn gevolg van deze interactie. Veranderingen in uitvoering en ontwikkeling tijdens de jeugd behelzen transformaties in wil, gewenning en uitvoeringscapaciteit/vaardigheid. Deze veranderingen geven het kind de kans om zich te ontplooien tot een handelend wezen met individuele manieren van doen, denken en voelen binnen een omgevingscontext. De SCOPE-NL beoordeelt deze factoren om vast te stellen welke invloed zij hebben op de participatie van een kind. Factoren kunnen de participatie in het handelen vergemakkelijken, mogelijk maken, belemmeren of verhinderen. Het is niet de bedoeling van MOHO om de motorische ontwikkeling, onderliggende lichaamsstructuur, cognitie of sensorische proces capaciteiten van een kind te verklaren. Dientengevolge worden therapeuten aangemoedigd om de MOHO concepten te combineren met andere theorieën en benaderingswijzen die passend zijn om het beste inzicht te bieden in de huidige omstandigheden van een kind en uitleg te geven voor uitdagingen in het handelen. Wil Het concept wil wordt gebruikt om de motivatie te verklaren voor handelen van een persoon. Deze motivatie leidt de keuzes van een kind. In de vroege jeugd zijn keuzes van het concept wil voornamelijk het kiezen van activiteit. Later in het leven beginnen kinderen keuzes in het handelen te maken om persoonlijke projecten of autonome rollen aan te gaan. In het begin kunnen keuzes in het handelen geholpen of begeleid worden door ouders, die de kinderen de beweegredenen voor projecten, gewoonten en rollen verschaffen. Motivatie voor handelen beïnvloedt ook de manier waarop een kind een handeling ervaart en of het kind betrokken deelname plezierig of stressvol vindt en daar tevreden over is. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 8

Tenslotte, motivatie beïnvloedt de interpretatie van het kind van zijn/haar ervaring; betrokken deelname aan een handeling kan geïnterpreteerd worden als succesvol of als een mislukking gebaseerd op iemands besef van zijn of haar capaciteiten. Zo beinvloedt wil de manier waarop kinderen hun deelname aan handelingen kiezen, ervaren en interpreteren. MOHO stelt drie componenten van wil vast: persoonlijke effectiviteit, waarden en interesses. Deze gebieden houden verband met hoe effectief het kind is als het handelt in de wereld om zich heen, wat het kind belangrijk, plezierig en bevredigend vindt. Persoonlijke effectiviteit, waarden en interesses zijn onderling gerelateerd en tezamen vormen ze de inhoud van gevoelens, gedachten en beslissingen van een kind over deelnemen in spel, leren en andere dagelijkse handelingen. Persoonlijke effectiviteit verwijst naar hoe personen hun effectiviteit beleven. Het begint met het bewustzijn van kinderen dat zij dingen kunnen laten gebeuren. Het verlangen om een effect op de omgeving te hebben kan een sterk motief worden voor kinderen. Continue interactie met de omgeving door spelen, socialiseren en andere handelingsgebieden intensiveren het bewustzijn van kinderen van hun capaciteiten en definieert hun gevoelens van eigen doeltreffendheid. De waarden van kinderen komen naar voren als resultaat van culturele boodschappen vanuit de omgeving. Het goedkeuren of afkeuren van acties door een volwassene, leiden tot het begrip van de sociale waarde van het doen van bepaalde dingen voor het kind. Hun groeiende bewustzijn van wat ouders, broers/zussen en anderen waarderen beïnvloedt in toenemende mate keuzes van activiteit en handelen. Interesses zijn een afspiegeling van zowel aangeboren als verworven voorkeuren. Tijdens de jeugd wordt de totstandkoming van interesses direct beïnvloed door het uitbreiden van capaciteiten. Kinderen genieten van het leren beheersen van nieuwe vaardigheden en activiteiten. En terwijl nieuwe capaciteiten zich voordoen, richten de interesses zich op het gebruik en het uitbreiden van die capaciteiten. Kinderen die moeite hebben met hun wil kunnen terughoudend zijn om dingen te proberen. Zij zijn niet in staat om voorkeuren te bepalen en rekenen op de ondersteuning van anderen wanneer zij nieuwe of uitdagende situaties tegenkomen. Dit zal invloed hebben op hun vermogen om te leren op school, voordeel te doen met therapie en te voldoen aan toenemende verantwoordelijkheden die horen bij opgroeien. Begrip van wat een kind vindt over zijn of haar wil, zorgt er mede voor dat interventies passen bij het huidige gevoel van capaciteit, interesses en waarden van het kind. Interventies kunnen ook gericht zijn op het doen toenemen van de wil van een kind om de participatie verder te ondersteunen. Gewenning Het concept gewenning verwijst naar de terugkerende patronen in de dagelijkse handelingen waaruit het alledaagse leven grotendeels bestaat. Gewenning bestaat uit routines, gewoonten en rollen en manifesteert zich als een gevolg van zich herhalende gedragspatronen in een bepaald tijdsbestek en in bepaalde fysieke en sociaal-culturele contexten. Biologische ritmes bieden het kind de eerste consistente patronen. Zij leiden tot het eigen maken van routines zoals slapen, wakker worden, wassen, eten, spelen en zelfzorg. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 9

Gewoonten ontwikkelen zich als het kind in toenemende mate in staat is om gedrag te organiseren en om taken en routines in zelfzorg te volbrengen. Gewoonten stellen in staat om de dagelijkse handelingen als vanzelf te ontwikkelen. Zij verminderen de hoeveelheid moeite die nodig is en vergroten de efficiëntie van de taak. Hoewel de routine van het gezin de voornaamste invloed is op gewoontevorming, wordt het kind ook beïnvloed door elke nieuwe handelingssetting zoals dagopvang en school. Uitvoering wordt voortgedreven door de rollen die iemand zich eigen heeft gemaakt. De belangrijkste handelingsrollen van het jonge kind zijn deelnemer in het spel en gezinslid. Later neemt de verscheidenheid van rollen van het kind toe en omvat de rollen van scholier, student, vriend en lid van verschillende groepen. Kinderen leren zichzelf te zien en zich te gedragen volgens de rollen die zij zich eigen hebben gemaakt. Kinderen worden zich ook bewust van de verwachtingen die anderen hebben bij specifieke rollen zoals scholier, student of broer/zus. Kinderen die niet in staat zijn om deel te nemen aan routines of niet in staat zijn verantwoordelijkheden van een rol te bepalen, zullen moeite hebben in het participeren. Peuters moeten in staat zijn te anticiperen op een routine voor het naar bed gaan om kalm te kunnen blijven en zich voor te bereiden om te gaan slapen. Scholieren, studenten moeten in staat zijn om te schakelen tussen leeractiviteiten en om te begrijpen dat van hen verwacht wordt dat zij hun huiswerk maken. Kinderen moeten begrijpen dat zij de aanwijzingen van hun ouders moeten volgen om effectief te participeren in de routine van het gezin. Wanneer kinderen met beperkingen ouder worden, hebben zij mogelijk niet de kans om te participeren in verschillende rollen die gewoon zijn voor andere tieners zoals werknemer, lid van een sportvereniging en vriend/vriendin. Interventies kunnen gericht zijn op het verwerven van nieuwe rollen en gerelateerde routines, of op het faciliteren van succesvolle deelname van het kind in routines met als doel om participatie te ondersteunen in activiteiten die in cultureel en sociaal opzicht van het kind verwacht worden. Uitvoeringscapaciteiten en vaardigheden De capaciteit om handelingen uit te voeren hangt af van de toestand van het bewegingsapparaat en de neurologische en andere lichaamssystemen die we dagelijks gebruiken. Het wordt ook beïnvloed door de perceptuele en cognitieve mogelijkheden. Uitvoeringscapaciteit ondergaat drastische transformatie wanneer kinderen ervaring en competentie vergaren in interactie met de omgeving. De SCOPE-NL beoordeelt niet direct de uitvoeringscapaciteiten, maar richt zich op de vaardigheden van het kind. Vaardigheden zijn doelgerichte acties die gebruikt worden om handelingen uit te voeren. In tegenstelling tot uitvoeringscapaciteit, wat verwijst naar onderliggend vermogen, verwijzen vaardigheden naar afzonderlijke functionele acties. Er zijn drie soorten vaardigheden: motorische vaardigheden, procesvaardigheden en communicatie vaardigheden. Motorische vaardigheden verwijzen naar hoe kinderen zichzelf of objecten bewegen bij het uitvoeren van een specifieke taak. Procesvaardigheden verwijzen naar hoe kinderen een volgorde aanbrengen in hun handelingen, geschikte gereedschappen en materialen kiezen en hun uitvoering aanpassen wanneer problemen zich voordoen. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 0

Communicatie- en interactievaardigheden verwijzen naar het overbrengen van intenties en behoeften en het coördineren van sociale acties voor interactie met andere mensen. Moeilijkheden in een van deze vaardigheidsgebieden kunnen invloed hebben op succesvolle participatie. De omgeving Participatie in het handelen hangt altijd af van de ondersteuning die we ontvangen van de omgeving. Het betrekken van het omgevingssegment in de SCOPE-NL plaatst het handelen van een kind in een context. De omgeving beïnvloedt de participatie in het handelen door kansen en hulpbronnen te bieden en door omstandigheden te creëren die voorwaarden en eisen stellen. De omgeving betreft zowel fysieke als sociale dimensies. De fysieke dimensie betreft ruimtes (natuurlijk of gebouwd) waarin mensen bepaald gedrag vertonen, en objecten (natuurlijk of gefabriceerd) die door mensen gebruikt worden en /of waar ze mee omgaan. De sociale omgeving betreft de sociale groepen die verwachtingen bepalen voor rollen en een milieu vormen waarin die rollen uitgevoerd worden. De omgevingen waarin het kind handelingen uitvoert zijn combinaties van fysieke en sociale. Deze handelingssettings bestaan uit ruimtes, objecten, relevante taken en sociale groepen die een betekenisvolle context voor uitvoering creëren. Handelingsomgevingen van kinderen kunnen hun thuis, dagopvang en school betreffen. Voor kinderen die langere ziekenhuis opnames doormaken, zou het ziekenhuis ook als handelingsomgeving overwogen kunnen worden. Uitvoering en participatie worden gevormd door de mogelijkheden en beperkingen ingebed in de handelingsomgevingen van het kind. De participatie van het kind kan beperkt worden door een fysiek ontoegankelijke omgeving, onveilig bewegingsapparatuur of ongeschikt speelgoed. De eisen die anderen stellen aan een kind met een beperking, te mild (alles van het kind overnemen) of onrealistisch (verwachten dat een 6-jarig kind een verhaal van 5 minuten kan volgen), kunnen invloed hebben op het vermogen voor succesvolle uitvoering en participatie van het kind. Interventie kan betreffen: het aanpassen van de omgeving, voorlichten van anderen over de behoeften en mogelijkheden van het kind en samenwerken met het gezin om passende hulpbronnen vast te stellen, zodat het vermogen van het kind om te participeren wordt vergroot. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

De SCOPE-NL items en MOHO concepten De SCOPE-NL items zijn gemaakt om een afspiegeling te geven van de theoretische concepten onderliggend aan de persoonlijke en omgevingsfactoren die hierboven beschreven staan. De items richten zich op kwesties die belangrijk zijn voor therapeuten die met jonge mensen werken. Wanneer de eisen van een taak te laag of te hoog zijn zal het vermogen om succesvol te presteren van een kind beïnvloed worden. Door de theoretische concepten te begrijpen, kunnen therapeuten de scores interpreteren om een handelingsprofiel van het kind te creëren en de huidige minder sterke kanten in het handelen van het kind te verklaren. Andere MOHO instrumenten, zoals de Pediatric Volitional Questionnaire, bieden een meer diepgaand begrip van specifieke MOHO concepten. Of gebruik MOHO concepten om een specifieke context te beoordelen. Voor meer informatie over het gebruik van andere MOHO instrumenten samen met de SCOPE-NL, zie bijlage A. MOHO concepten uitleggen aan andere professionals en zorgdragers De woorden die gebruikt zijn om MOHO concepten te beschrijven, zoals wil en rollen, vertegenwoordigen een professionele taal die therapeuten een voordeel geeft door: In minder woorden complexe ideeën te communiceren met anderen die MOHO begrijpen. Te tonen dat men professionele kennis heeft specifiek op het gebied van ergotherapie, welke een unieke bijdrage levert aan het begrijpen van het kind. Gericht te blijven op het handelen en het groter geheel, ook wanneer onderliggende stoornissen worden behandeld. Het gebruik van deze MOHO concepten kan echter lijken op vakjargon voor anderen die niet bekend zijn met en geen besef hebben van de MOHO concepten. Deze individuen kunnen zijn: ouders, leerkrachten en andere therapeuten. Daarom is het essentieel dat therapeuten de betekenis van deze concepten definiëren in meer bekende taal voordat de MOHO concepten gebruikt worden om de huidige handelingsomstandigheden van een kind te verklaren. Tabel biedt therapeuten definities van elk primair MOHO concept, onderliggend aan de SCOPE-NL, met gebruik van meer bekende woorden en concepten. Therapeuten moeten echter niet terug deinzen voor gebruik van MOHO terminologie, zeker wanneer zij deel uitmaken van een interdisciplinair team dat continue samenwerking heeft. Therapeuten willen misschien hun interdisciplinaire collega s voorlichten over de concepten en aannames van MOHO, zodat hun bijdrage aan het team beter begrepen wordt door anderen. Het voorlichten kan bijzonder waardevol zijn wanneer therapeuten werken in een setting waar ergotherapeuten alleen bekwaam gezien worden op het gebied van fijne motoriek, schrijven of sensorische integratie. Wanneer andere professionals inzien dat ergotherapeuten MOHO kunnen gebruiken bij interventies/behandelingen, bestaat de kans dat een beroep gedaan Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

zal worden op hun expertise in situaties die verder gaan dan achterlopende fijne motoriek. Tabel : Hoe MOHO concepten te beschrijven SCOPE-NL/MOHO termen Handelen Participatie Wil Persoonlijke effectiviteit Interesses Waarden Gewenning Gewoonten Rollen Uitvoeringscapaciteit Motorische vaardigheden Procesvaardigheden Communicatie en interactievaardigheden Omgeving Beschrijving met gebruik van bekende taal Dingen doen die deel uitmaken van het alledaagse leven Dingen doen die ons bezighouden Doen van speel-, werk- en zelfzorgactiviteiten die belangrijk zijn voor het kind, zijn/haar gezin en anderen Motivatie voor handelen Motivatie voor dingen doen Hoe en waarom iemand kiest om dingen te doen Hoeveel een kind gelooft dat hij/zij succesvol kan zijn Hoe een kind zijn/haar eigen vaardigheden ervaart Wat een kind gelooft dat hij/zij in staat is om te doen Dingen die plezierig en bevredigend zijn om te doen Dingen die belangrijk zijn voor een kind Dingen die invloed hebben op of leiden tot beslissingen van een kind Patronen van dingen doen Automatische manier van reageren op mensen en dingen Bekende manieren van dingen doen Rollen en daarbij behorende acties en verwachtingen Dingen die een plaatselijke cultuur/ geloofsovertuiging vindt dat het kind moet doen Onderliggend vermogen van lichaam en geest Hoe een kind gebruik maakt van zijn/haar lichaam gedurende activiteiten Hoe een kind omgaat met informatie gedurende activiteiten Hoe een kind in staat is om de stappen van een activiteit te volbrengen Hoe een kind anderen laat weten wat hij/zij denkt en voelt gedurende activiteiten Hoe een kind met anderen omgaat De ruimtes, objecten en mensen waar het kind elke dag mee in contact komt Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Het gebruik van de SCOPE-NL In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van het gebruik van de SCOPE-NL. Dit wordt met behulp van een stappenplan uitgelegd. Bij een aantal stappen worden er voorbeelden uit verschillende onderdelen van de SCOPE-NL gebruikt om de tekst te ondersteunen. De hoofdlijnen van dit stappenplan staan op pagina 9 samengevat in een diagram. De SCOPE-NL bestaat uit een zestal formulieren. Het SCOPE-NL scoreformulier (bijlage B) wordt gebruikt om de participatie van het kind te kunnen meten, de andere formulieren zijn optioneel. Deze formulieren worden in het stappenplan toegelicht. Stappenplan Stap : Het bepalen van de geschiktheid van de SCOPE-NL De SCOPE-NL is ontwikkeld om gebruikt te worden bij kinderen van 0 tot jaar, ongeacht de mate en soort van de beperking(en). De SCOPE-NL is geschikt en meest bruikbaar als: U wilt dat uw aanpak gebaseerd is op het verbeteren of faciliteren van participatie en handelen. U een ruimomvattend instrument wilt, dat niet alleen het handelen onderzoekt maar ook motivatie, patronen in het dagelijks leven en invloeden vanuit de omgeving. Het niet lukt om de sterke kanten en mogelijkheden van een kind of groep kinderen vast te leggen met gebruik van normgerefereerde of criteriagerefereerde instrumenten. U wilt dat uw aanpak gericht is op betekenisvol handelen. Wanneer u werkt met jongvolwassenen, kan de SCOPE-NL geschikt zijn, maar dient u ook te kijken naar de MOHOST-NL (Bitter, Gijsbertsen, Kloos, Vierwind, Pol, Tigchelaar, 008); om te zien of deze beter aansluit bij hun behoeften. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Stap : Het verzamelen van gegevens Therapeuten kunnen verschillende methodes gebruiken om informatie te verzamelen om de participatie in het handelen van het kind te meten. Voor de SCOPE-NL is het niet nodig dat het kind of de ouders een gestandaardiseerde observatie, taak of activiteit uitvoeren. Ook worden er geen eisen gesteld aan aantal of hoeveelheid observaties, interviews of kwalitatieve gegevens. De hoeveelheid informatie die nodig is om de beste beslissingen te nemen over scores verschilt per behandelsetting. Omdat de interpretatie van de verkregen informatie per therapeut verschilt is het belangrijk dat bij een evaluatie van de SCOPE-NL deze door dezelfde therapeut wordt uitgevoerd, om de waarde van de scores te waarborgen. Therapeuten kunnen op de volgende manieren gegevens verzamelen: Informele observatie. Formele observatie in een één-op-één-situatie en/of in groepsopstelling. Gesprekken met het kind over motivatie, rollen, interesses en routines. (Deze manier van gegevens verzamelen zal niet bij ieder kind van toepassing zijn.) Gesprekken met ouders, leerkrachten en andere leden van het multidisciplinaire team tijdens overleg, informele discussies, of door het gebruik van de Interviewlijsten (bijlage C en C). Ook is er het Ouder Rapportageformulier (bijlage C) waarop ouders aan kunnen geven welke activiteiten relatief moeilijk of makkelijk zijn voor hun kind. Gegevens uit het dossier halen. Andere MOHO instrumenten gebruiken, naast de SCOPE-NL, om een compleet overzicht te krijgen van de gebieden wil, gewenning, vaardigheden of de omgeving. Bijlage A biedt een overzicht van de verschillende MOHO instrumenten die verbonden zijn met alle segmenten van de SCOPE-NL. Stap : De cliëntgegevens invullen Na het verzamelen van gegevens wordt het SCOPE-NL Scoreformulier ingevuld. Ten eerste worden de algemene gegevens van het kind ingevuld. Ten tweede wordt de achtergrondinformatie van het kind ingevuld. Bij reden van verwijzing wordt ofwel de diagnose ingevuld, ofwel de hulpvraag als deze al duidelijk is. Onder contraindicaties worden eventuele nevendiagnosen beschreven die de scores van de SCOPE-NL kunnen beïnvloeden. En ten slotte wordt met ouders/verzorgers bedoeld de personen die dagelijks het meest betrokken zijn in het leven van het kind. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 5

Stap : Uitleg van de scoreschaal De SCOPE-NL maakt gebruik van een cijferschaal van vier opeenvolgende categorieën (zie tabel ) die de invloed weergeven van persoonlijke factoren of omgevingsfactoren op de participatie in het handelen. Bij het selecteren van de juiste scorecategorie wordt van de therapeut verwacht de verzamelde gegevens te beoordelen en een professioneel oordeel te vormen. Voor elk item dient de therapeut een cijfer te geven aan de hand van de volgende schaal: Scoreschaal Vergemakkelijkt de participatie in het handelen Het item geeft een sterke kant weer of is iets dat de participatie vergemakkelijkt. Geen behandeling nodig voor dit aspect van de prestatie van het kind. Dit is een sterke kant die benut kan worden in therapie. Maakt participatie in het handelen mogelijk Het item geeft iets weer dat adequaat is voor participatie op dit moment. Ook al kunnen er een of twee zorgen bestaan gerelateerd aan het kind of de omgeving, over het algemeen staat het de participatie niet in de weg. Er is geen indicatie van een probleem dat aandacht nodig heeft in de therapie. Belemmert de participatie in het handelen Er is bewijs van wat problemen met dit item. Het item zou misschien niet een groot probleem kunnen zijn voor de gehele participatie. Maar er zijn aspecten die invloed hebben op de participatie en deze in de weg staan op specifieke gebieden of met specifieke taken. De items met deze scores zouden tijdens interventies behandeld moeten worden. Verhindert de participatie in het handelen Er is een duidelijk probleem dat significant de participatie in de weg staat op meerdere gebieden. Geeft altijd aan dat de kwestie dient te worden meegenomen in therapie. Tabel : Scoreschaal In de Amerikaanse SCOPE wordt gebruik gemaakt van letters bij de scores ( FAIR : Facilitates, Allows, Inhibits, Restricts). Met toestemming van MOHO-Clearinghouse zijn die letters omgezet in cijfers. De vier score categorieën hebben bij alle SCOPE-NL items dezelfde betekenis. Dat wil zeggen dat een altijd betekent dat een item de participatie in het handelen vergemakkelijkt. Bij de items over de omgeving ligt het echter iets anders. Deze items meten in hoeverre verschillende omgevingsfactoren een invloed hebben op de participatie in het handelen. Therapeuten meten niet de mogelijkheden van het kind om om te gaan met verschillende aspecten van de omgeving, maar juist in hoeverre de omgeving de participatie in het handelen vergemakkelijkt of verhindert. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 6

Stap 5. Het toekennen van de scores Voor elk item is er een definitie en zijn er specifieke criteria opgesteld. De definities beschrijven de inhoud van elk item, zodat de therapeut weet waar hij/zij zich op moet oriënteren. Naast de score staat een toelichting op de criteria. Deze kan helpen om de score te vinden die het kind het best weergeeft. Het kan handig zijn om aspecten uit de criteria toelichting te onderstrepen die het kind goed beschrijven. Daarnaast is er nog ruimte om opmerkingen op te schrijven en de keuze te verantwoorden. Bij afbeelding zijn deze punten te zien. SCOPE-NL item Definitie Criteria toelichting Voorkeuren en keuzes Het kind kiest of toont een duidelijk gevoel voor wat hij/zij wel of niet leuk vindt ten opzichte van objecten, gebeurtenissen of mensen. Het kind toont een sterk gevoel van voorkeur voor verschillende objecten, activiteiten of personen. Opmerkingen Hij vraagt niet duidelijk om één object en reageert op dezelfde manier, wanneer welk object dan ook, aan hem gegeven wordt. Hij reageert meestal op dezelfde manier op elk personeelslid en bezoekers, toont soms voorkeur bij een bepaald persoon. Het kind aarzelt als het moet kiezen; heeft aanwijzingen en suggesties nodig om een voorkeur aan te tonen en keuzes te maken, maar is in staat een keuze te maken met ondersteuning. Het kind vertrouwt vaak op anderen bij het maken van keuzes en is onzeker van eigen voorkeuren. Het kind maakt geen keuze en/of lijkt geen voorkeur te hebben voor objecten, activiteiten of personen. Afbeelding : Illustratie van de onderdelen van één item uit het SCOPE-NL Scoreformulier Op het formulier wordt per item de passende score omcirkeld. Tip: Voor een therapeut, die nog geen of nauwelijks ervaring heeft met de SCOPE-NL en het scoren hiervan, kan de volgende vraag helpen bij het toekennen van scores: Ondersteunt dit item de participatie van het kind of werkt dit item de participatie van het kind tegen? Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 7

Stap 6: Doorslaggevende keuzes voor het toekennen van een score Om (bij twijfel) tot een goede beslissing te komen zijn er een aantal vuistregels: Om tot een juiste score te kunnen komen, kan de therapeut de SCOPE-NL Item Criteria en Voorbeelden (bijlage B) raadplegen, wanneer de scorecriteria niet toereikend zijn. Hierin staan voorbeelden om per item de verschillende criteria toelichtingen nader te specificeren. De voorbeelden zijn puur ter illustratie en helpen om de criteria beter te begrijpen. Als het kind voldoet aan de voorbeelden wil dit niet per definitie zeggen dat het kind voldoet aan de criteria van die score. Als meer dan één scorecategorie onderstreepte criteria heeft die het kind beschrijven kies dan: o Het visueel gemiddelde: als de onderstreepte criteria bijvoorbeeld bij, en zitten kies dan voor. o De meest onderstreepte categorie. o Baseer de keuze op de voor de behandeling belangrijke omgeving: Als er bijvoorbeeld verschil is in functioneren op school en thuis, maar de hulpvraag is gericht op vergroting van zelfredzaamheid in de thuissituatie. Scoor dan voor die specifieke omgeving. o De scorecategorie die het meest recht doet aan het soort interventie dat het kind nodig heeft. Als de score voor het gevoel tussen twee scores in zit, is het advies om de laagste van de twee te nemen, dit om minder sterke kanten in het handelen vast te stellen. Als de onderstreepte criteria niet overeenkomen met de best passende scorecategorie; vertrouw dan op eigen oordeel. Ongeacht het feit dat de criteria bij een andere scorecategorie meer overeenkomen met het kind. Bij een aantal SCOPE-NL items wordt van de therapeut gevraagd meerdere aspecten tegelijk te beoordelen, bijvoorbeeld: exploratie van objecten, personen en de omgeving. Mogelijk gaat het kind wel exploratie van objecten en de omgeving aan, maar niet van personen. Wanneer dit zich voordoet dient de therapeut een beoordeling te maken van een gemiddeld (alle aspecten meeberekend) niveau van de participatie. Daarnaast wordt regelmatig in itemcriteria bij de lagere scores gesproken van een gebrek aan bijvoorbeeld interactie met de omgeving. Bijvoorbeeld bij een kind gediagnosticeerd met ADHD is het gebrek aan interactie geen probleem maar juist het overmatig aangaan van interactie belemmert het kind. In zo n geval behoort de therapeut een score te geven aan het niveau van participatie van het kind en aan de criteria die beschreven worden een meer eigen interpretatie te geven. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 8

SCOPE-NL Toepassing en Scoring stroomdiagram De hoofdlijnen van de voorgaande stappen worden in dit stroomdiagram samengevat. Toepassen van de SCOPE-NL Verkrijgen van informatie door gebruik te maken van observaties, interviews met ouders/professionals/kind, dossiers en andere instrumenten. Scoren van de SCOPE-NL Lees elke item definitie. Houd rekening met de individuele situatie van het kind. Bepaal of het item de participatie van het kind ondersteunt of belemmert. Ondersteunt Niet zeker Belemmert Bekijk de criteria van score en. Bekijk de criteria van alle scores. Bekijk de criteria van score en. Onderstreep delen van de criteriatoelichting die van toepassing zijn. Alleen criterium onderstreept. Meer dan criterium onderstreept. Geen criteria onderstreept. Visueel gemiddelde of meest onderstreepte criteria. Houd rekening met voor de behandeling belangrijke omgeving. Kijk of de scorecategorie die hoort bij dat onderstreepte criterium de best passende score is voor dit kind. Bekijk de voorbeelden in de Uitgebreide Item Criteria. Kijk weer naar de item definitie en bepaal of dit item de participatie vergemakkelijkt, mogelijk maakt, belemmert of verhindert. Als de score tussen twee scores in zit kies dan voor de laagste score. Kies voor de best passende score. Schrijf in het vak opmerkingen waarom voor de score is gekozen. Verwerk de scores op het voorblad van het SCOPE-NL Scoreformulier. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 9

Stap 7: Verkrijgen van de segmentscores en de totaalscore Wanneer alle items gescoord zijn, worden deze overgenomen op het voorblad van het SCOPE-NL Scoreformulier (bijlage B). Zo wordt er een visueel handelingsprofiel geschetst. Het profiel vormt een duidelijk overzicht van de sterke en zwakke kanten van het kind. Onder het segment Omgeving wordt een lijn aangegeven, hier wordt de soort omgeving genoteerd (bijvoorbeeld school, ziekenhuis). Verkrijgen van de segmentscores Vul de itemscores van het SCOPE-NL Scoreformulier in bij stap van het SCOPE-NL Totale Scoreformulier (bijlage B). Tel de itemscores per segment bij elkaar op en vul dit in bij stap. Als een item niet gescoord is kan de segmentscore niet verkregen worden. Wanneer een onderdeel een niet gescoord item heeft tijdens een evaluatie, zal de totaalscore kunstmatig verhogen bij een volgende evaluatie als alle items in dat segment dan wel worden gescoord. Verkrijgen van de totale score Dit is stap van het SCOPE-NL Totale Scoreformulier. Hierbij worden alle segmentscores bij elkaar opgeteld tot een totaalscore, deze wordt ingevuld onderaan de pagina. Bereken de totaalscore alleen als alle SCOPE-NL items gescoord zijn. Stap 8: Interpreteren van de scores Bij het interpreteren van de SCOPE-NL scores zouden de volgende vragen beantwoord moeten worden:. Zijn er aspecten in het handelen van het kind die verdere beoordeling vereisen?. Welke aspecten van de wil, gewenning, uitvoeringsvaardigheden en/of omgeving moeten behandeld worden in het interventieproces, om een grotere participatie in het handelen te faciliteren?. Van welke aspecten van de wil, gewenning, uitvoeringsvaardigheden en/of omgeving kan worden verwacht dat zij het interventieproces ondersteunen?. Hoe zal de wil, gewenning, uitvoeringsvaardigheden en/of omgeving veranderen als resultaat van interventie? Aangezien de SCOPE-NL gebaseerd is op het MOHO, kan de MOHO-theorie therapeuten helpen om de betekenis van de SCOPE-NL scores te beschrijven. MOHO helpt duidelijk te maken hoe en waarom specifieke factoren, beoordeeld door de SCOPE-NL, invloed hebben op de participatie in het handelen. MOHO theorie verklaart dat kinderen die het gevoel hebben ineffectief te zijn, participatie in activiteiten zullen vermijden. MOHO theorie beweert ook dat therapeuten kinderen kunnen aanmoedigen om zich meer effectief te voelen door interventie activiteiten te plannen die het kind de kans geven om te slagen. Op deze manier kan de theorie helpen om de betekenis van de SCOPE-NL scores te interpreteren en wat dat betekent voor de interventie. Therapeuten kunnen hoofdstuk over de MOHO theorie in deze handleiding bekijken voor meer informatie over hoe SCOPE- NL items in het verlengde liggen van de MOHO theorie. Therapeuten worden ook aangemoedigd om bekend te worden met het MOHO (Kielhofner, 008). Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL 0

Stap 9: Beschrijven sterkte-zwakte analyse Het is belangrijk om een sterkte-zwakte analyse van het kind te rapporteren op het SCOPE- NL Scoreformulier. Er zijn twee manieren om de sterke en minder sterke kanten van een kind te bespreken: Omschrijven van de uitvoering bij een specifiek SCOPE-NL item. Vergelijken van de uitvoering bij verschillende SCOPE-NL segmenten. Omschrijven van de uitvoering bij een specifiek SCOPE-NL item De eerste manier om het te hebben over de sterke en minder sterke kanten van een kind is om een specifiek SCOPE-NL item te bespreken. In eerste instantie richt de therapeut zich op de items die de hoogste scores hebben gekregen, aangezien dit de factoren van het kind of van de omgeving zijn die het interventieproces kunnen ondersteunen. Vervolgens richt de therapeut zich op de items die de laagste scores hebben gekregen, aangezien dit de factoren van het kind of van de omgeving zijn die de participatie in het handelen het meest beperken. De item criteria kunnen gebruikt worden bij het schrijven van een evaluatie gebaseerd op de SCOPE-NL. De criteria helpen anderen te begrijpen hoe elk SCOPE-NL item invloed heeft op de participatie in het handelen van een kind en hoe een beroep doen op wil, gewenning, vaardigheden en de omgeving tijdens interventie het kind in staat stelt zijn/haar doelen te behalen. De criteria toelichtingen kunnen aangepast worden, met informatie over het kind, om zijn/haar unieke situatie weer te geven. Vergelijken van de uitvoering bij verschillende SCOPE-NL segmenten Een andere manier om de sterke en minder sterke kanten van een kind te bespreken is door de segmentscores te vergelijken. De segmentscores wil, gewenning, communicatieinteractievaardigheden, en motorische- en procesvaardigheden kunnen met elkaar vergeleken worden om gebieden vast te stellen die relatief sterk of minder sterk zijn vergeleken met andere gebieden. De segmentscore omgeving moet niet vergeleken worden met de andere segmenten, omdat de andere segmenten het kind scoren en het segment omgeving onderzoekt hoe de omgeving de participatie en het uitvoeren van handelingen van het kind beïnvloedt. Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL

Stap 0: Formuleren van doelen en interventies Het uiteindelijke doel van de resultaten van de SCOPE-NL is het formuleren van doelen en interventies die het kind ondersteunen in de participatie in rolgebonden activiteiten. SCOPE- NL items of segmenten die de laagste scores krijgen, zijn factoren die interventies behoeven. De SCOPE-NL Doelen en Interventielijst De SCOPE-NL Doelen en Interventielijst bevat de volgende informatie voor elk SCOPE-NL item: Definitie van elk SCOPE-NL item. Voorbeelden van trefwoorden om te verwerken in doelen; deze kunnen gebruikt worden om handelingsgericht en cliëntgericht doelen op te stellen. De trefwoorden zijn suggesties. Voorbeelden van doelen. Voorbeelden van strategieën voor interventies; deze beschrijven een aantal voorbeelden die gebruikt kunnen worden om doelen te behalen. Theoretische onderbouwing die uitlegt waarom en hoe dit item invloed heeft op de participatie. Voorbeelden van activiteiten om het gezin te betrekken. * Afbeelding : SCOPE-NL Doelen en Interventielijst (fragment is item Plannen en beslissingen maken ) * Het moet opgemerkt worden dat niet elk gezin in staat, bereid of geschikt is om betrokken te worden bij de behandeling van hun kind en dat therapeuten dit moeten respecteren. De SCOPE-NL Doelen en Interventielijst is te vinden in bijlage B6. Therapeuten kunnen het handig vinden om de doelen en interventiestrategieën vast te leggen op het SCOPE-NL Interventie Planningformulier (bijlage B5). Januari, 0 Handleiding SCOPE-NL