1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden



Vergelijkbare documenten
Biologie paragraaf 10.4 en 10.5 De dialyse is de zuivering van het bloed. Er gaan afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en

Gaswisseling Uitscheiding

vwo uitscheiding 2010

Uitscheiding en afweer

Samenvatting door B woorden 4 januari keer beoordeeld

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Gunstig voor gaswisseling: - kleine diffusie afstand, grote gezamenlijke oppervlak, concentratie verschillen van O2

Les 9 Nier. Nieren. Nieren, regulatie urine, vochthuishouding, diurese, clearance, GFR. Woordbetekenis Ren (L) b.v Art.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6

THEMA 8 Opslag, uitscheiding en bescherming EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN 4 VMBO-bk. talgklier haarspier. borstelhaar

Uitscheiding vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Uitscheiding vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Trilhaarepitheel = (buitenste laag neusslijmvlies) slijmproducerende cellen + trilhaarcellen

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

Gezonde Leefstijl: Alcohol

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het

Samenvatting Biologie H13

UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2009

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

Lesvoorbereiding Student leraar secundair onderwijs groep 1

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

Thema 6 Gaswisseling en uitscheiding Basisstof 1

SO Biologie T3: De bloedsomloop

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

Door verschillende oorzaken is inademen door de neus gezonder dan door de mond:

Fysiologie / Metabolisme stofwisseling

Les 8 Spijsvertering 3. Vertering vetten vervolg en resorptie water en zouten. Resorptie zouten uit darm

Longemfyseem is bij ouderen een van de belangrijkste oorzaken van kortademigheid en gebrek aan uithoudingsvermogen.

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Handleiding lever- en nierreiniging.

Hersenen sturen via het zenuwstelsel een boodschap naar een of meerdere organen

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Tractus digestivus externe secretie

chronische alvleesklierontsteking

- De allereerste moedermelk bevat eiwitten. Daardoor is de melk gelig van kleur, eiwitten zijn belangrijk voor een baby om nieuwe cellen te maken

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 4. Gezonde voeding

Examen VMBO-KB 2005 BIOLOGIE CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen horen een uitwerkbijlage en een bijlage.

Organisatie van de urinewegen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 8 t/m 12 en 15

Europa Ayurveda Centrum

4 acceptable daily intake dus wat je dagelijks binnen mag krijgen kankerverwekkende stoffen die kunnen ontstaan bij het roken van vlees ed

Excretie en osmoregulatie

ADDENDUM. Nederlandse Samenvatting

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

Mitochondriële ziekten

Eindexamen biologie compex havo I

Nierschade Acute nierschade Klachten acute nierschade

Samenvatting Biologie hoofdstuk 10

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Eiwitten. Voeding en Welzijn

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

De stoma operatie stap voor stap

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

7,4. Samenvatting door Madelief 2314 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie 10.1 goed geregeld. Wat gebeurt er in je lichaam?

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Galstenen. Interne Geneeskunde

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Chronische ontsteking

Hepar / lever. Volgens woordenboek. Anatomie Fysiologie pathologie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 11, Regeling door hormonen

Spijsverteringsstelsel. Anatomie. Mondholte Andere namen: Transportfunctie. Digestieapparaat Spijsverteringsapparaat

Dia 1. Dia 2 Wat is voeding: Dia 3. Voeding - Alles over voeding - Voeding in de praktijk - Voedingsschema. Koolhydraten

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

HOGE BLOEDDRUK? VOORKOM NIERSCHADE.

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Thema 3 Voeding en je lichaam

Inhoud. Inleiding Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Gezondheid

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Nierfunctievervangende therapie op de ICU: informatie voor naasten

Hoe werken de nieren en wat als de nieren niet meer werken?

Module 6 Uitscheidingsorganen

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Domino-effect. Gevolgen van diabetes

Voor voortgangtoets 3.1

de nieren Tessa van de Weijer April 2015

Mitochondriële ziekten

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

Examen HAVO. biologie-compex. Vragen 21 tot en met 39. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Functie van de lever Levercirrose Klachten Oorzaken Diagnose Behandeling Complicaties... 6

Transcriptie:

Paragraaf 5.1 1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden 2. a) Huid, longen, nieren en lever b) Water c) Huid: zouten, Longen: CO 2, Nieren: Ureum, Lever: gal 3. De lever: galgang, darmen, verlaten ons lichaam met ontlasting de nieren via urineleider, blaas en urine buis verlaten ons lichaam met urine 4. Afvalstoffen van Aërobe dissimilatie: Longen: Afvalstoffen van ontgiften van stoffen zoals medicijnen, afbraak van lichaamseigen stoffen, zoals hemoglobine: Lever Afbraak van overschotten, zoals aminozuren: Nieren: Paragraaf 5.2 en 5.3 weefselvloeistof: vocht tussen de cellen in weefsels uitscheidingsorganen organen waardoor stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden leverlobje Eenheid van cellen in de lever rondom een centraal adertje galgang Afvoerbuis voor geproduceerde gal galblaas Opslagblaas voor geproduceerde gal poortader Bloedvat vanaf het verteringstelsel naar de lever glycogeen Polysacharide (reservestof in lever) ureum Afvalproduct na afbraak van aminozuren gal Vloeistof met uitscheidingsproducten van de lever galkleurstof (billirubine) Afvalstof die ontstaat na afbraak van heomoglobine galzure zouten Zouten in de gal die vetten emulgeren emulgeren Mengen van vetten met vloeistof 2. a) Leverslagader en poortader b) Leverslagader c) poortader d) leverader d) De omzetting van glucose in glycogeen en omgekeerd (hormonen die dat regelen worden in alvleesklier gemaakt) e) galgang 3. a) Er wordt minder of geen galkleurstof uitgescheiden b) Billirubine c) hemoglobine 4. a) zie schema: oa, maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm b) De glucoseconcentratie kon dan moeilijker geregeld worden/gifstoffen komen direct in het lichaam c) ontgiften van stoffen d) Bloed uit de wand van de endeldarm gaat niet via de poortader eerst langs de lever e) Bij het opstaan, de glucose uit het voedsel is dan al opgenomen en de glucoseconcentratie uit het bloed wordt aangevuld door de glycogeenvoorraad uit de lever 5. De lever is betrokken bij de verwerking van aminozuren.

a) ureum b) in de nieren c) niet-essentiele aminozuren 6. Wordt behandeld in de les 7. a) glycogeen b) 4 c) glucagon: stimuleert de omzetting van glycogeen in glucose d) 3 8. a) Minder vet eten b) De lever maakt de galzouten, maar kan ze niet opslaan in de galblaas. Ze komen dus meteen in de voedingsbrij c) De lever maakt zelf cholesterol Paragraaf 5.4 alcohol Product van anaërobe dissimilatie door gisten ethanal Omzettingsproduct van alcohol in de lever leververvetting Overmatige opeenstapeling van vet in de lever hepatitis Leverontsteking levercirrose Afsterven/verharden van levercellen door overmatig alcoholgebruik 2. a) ethanol b) anaërobe c) Aërobe, in de mitochondrien 3. a) Diffusie (alcohol is vetoplosbaar dus kan meteen door alle cellen heen) b) In de mondholte en slokdarm (drinken door een rietje: gaat via gehemelte (bloedvatrijk) 4. a) 25 ml b) bloedvolume, Meer bloedvolume, alcoholpercentage daalt lichaamsgewicht: meer lichaamsgewicht: alcohol percentage daalt (wordt verdeeld over meer cellen) maag- en darminhoud: hoe leger hoe sneller de opname, en dus hoe hoger de concentratie leveractiviteit: hoe hoger, hoe sneller afbraak, dus hoe lager de concnetratie c) 23,75 ml

Paragraaf 5.5 en 5.6 niermerg Pyramidevormige weefseleilandjes binnen in de nieren nierschors Weefsel aan de rand van de nieren nierbekken Centrale gedeelte van de nier waar urine in opgevangen wordt niereenheid Gedeelte van de nier waarin bloed gezuiverd wordt. nierkapsel Onderdeel van een niereenheid waarin ultrafiltratie plaatsvindt nierkanaaltje Buisje waar stoffen uit de voorurine geresorbeerd worden lus van Henle Buisje waar stoffen uit de voorurine geresorbeerd worden verzamelbuisje Buisje waar de urine uit de verzamelbuisjes stroomt urineleider Buis tussen nieren en blaas blaas Orgaan waarin urine wordt opgeslagen urinebuis Afvoerbuis van urine uit de blaas ultrafiltratie Filteren van een gedeelte van de vloeistof uit het bloed voorurine Vloeistof die ontstaat na ultrafiltratie in het nierkapsel terugresorptie Terugopname van stoffen uit de voorurine in het bloed urine Afvalproduct uit nieren 2. De nieren bestaan uit niermerg, nierschors en nierbekken. In de nier zitten miljoenen niereenheden opgebouwd uit verschillende delen. a) Nierschors b) Niermerg c) Schors en merg d) Nierbekken e) urineleider 3. a) nierbekken b) Er komt geen weefselvocht, dus ook geen afweercellen en antistoffen 4. In nevenstaande afbeelding is een doorsnede van een nier afgebeeld. a) 1: nierschors, 2 niermerg, 3 nierbekken, 4 urineleider b) 1 en 2 c) 3 en 4 d) 1 e) 1 en 2 5. A) A: nierkapsel B: verzamelbuis C nierader(tjes) b) A c) B d) A e) A en C f) C g) A, B en C h) A en B i) 1, 2 en 3 j) op plek 4 k) eiwitten

l) op plek 3 is de concentratie hoger, want bloedcellen blijven achter in het bloed na ultra-filtratie 6. E 7. a) eiwitten blijven bij ultrafiltratie in het bloed achter en zitten dus niet in voorurine b) In het laatste stuk voor de verzamelbuis (daar neemt de ureumconcentratie sterk toe (dus water af) c) Hoe meer ADH, hoe minder water achterblijft in de urine d) Er wordt ook glucose gebruikt als energiebron om het actief transport te verzorgen e) ATP f) Als er geen opgeloste stoffen worden getransporteerd, is er geen verschil in osmotische waarde tussen voorurine en bloed en blijft het water in de voorurine achter 8. a) nierbekken b) De nierstenen kunnen dan weer in oplossing gaan 9. a) Er zit teveel glucose in de voor-urine om terug geresorbeerd te kunnen worden. Dat gebeurt alleen bij diabetes b) Of: bloedvaatjes in nierkapsel lekken: ernstige nierschade Of: er zitten bacterieen (die bevatten ook eiwit) in de urine: blaas of nierbekkenontsteking 10. Drop wordt gemaakt uit zoethout. Deze plant bevat een stofje met een zoete smaak. Dit stofje heeft een stimulerende werking op de terugresorptie van natrium-ionen door de nieren. a) In het nierkanaaltje en de lus van henle b) Meer zoutopname terug in het bloedd: meer wateropname c) Groter bloedvolume d) Hogere bloeddruk e) Versterken :ADH zorgt ook voor meer volume bloed

Paragraaf 5.7 1. a) Als de dikke darm minder werkt verliest iemand met diarree meer water. b) Bij verhoogde activiteit van de zweetklieren is er meer waterverlies. c) C d) 1: Dat klopt: als het evenwijdig loopt is het op de helft al een gelijke concentratie, nu is er over de gehele lengte concentratieverschil 2 Dat klopt niet, het zijn geen levende membranen dus geen actief transport e) A.