Sectoraanpak Bouw 2012-2016



Vergelijkbare documenten
Project Fysieke Belasting in de Bouw drs. Leo de Jong MAO Projectleider Bouw

Jan Vermeiren inspecteur / projectleider

Sectoraanpak Grond- Weg- en Waterbouw. Sicco Gjaltema, inspecteur Leoniek van der Vliet, Programmaleider GWW

Bedrijfstakatlas 2010

Veilig en gezond werken in de grond-, weg- en waterbouw. Samen de arbeidsrisico s te lijf

Richtlijn B & O. KOMAT Themadag 22 september Richtlijn Bekistingen & Ondersteuningsconstructies KOMAT VSB ABOMA

EUROPEAN CONSTRUCTION CAMPAIGN 2004

Bedrijfstakatlas 2012

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

1.1 Hoe vrijblijvend is de Arbowet?

Datum 19 september 2016 Betreft Kamervragen van het lid Kerstens (PvdA) over de toename van het aantal dodelijke ongevallen in de bouw

STARTCONFERENTIE ACTIEPLAN ARBEIDSVEILIGHEID

Bijeenkomst Platform voor ondernemingsraden in de Zorg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HANDHAVING DOOR INSPECTIE SZW. Jan Vermeiren Inspectie SZW

EVALUATIERAPPORTAGE STOFKAMACTIE BOUW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LANDELIJK PROJECTVERSLAG HOUT EN MEUBEL 1999

ARBOCATALOGUS PKGV- INDUSTRIE De arbocatalogus PKGV- industrie is een in fasen ontwikkelde catalogus die beheerd wordt door het Verbond Papier- en

VERSLAG INSPECTIEPROJECT DE FYSIEKE BELASTING BIJ METSELAARS

Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden

Veilig en Gezond Samenwerken Beleid Bouwend Nederland Andrew Wiersma Beleidsadviseur Bouwend Nederland Bestuurslid Arbouw

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Holland Solar heet u welkom. Veilig werken op daken. Solar Solu(ons 2015

Arbouw staat voor gezond en veilig werken in de bouwnijverheid en richt zich op

Arbocatalogus Tuincentra

Jaargang 2013 / nieuwsbrief 16 / Juli en augustus 2013 INHOUD:

Basisinspectiemodule Arbozorg: VOeT (Voorlichting, Onderricht en Toezicht)

Aan de slag met RI&E RI& onderdeel Preventiebeleid. Waar ik kort over kan zijn

Inspectie-actie bouw april Veilig werken met ladders, trappen & rolsteigers Programma: > Inspectie SZW / sector bouw

Machinist - torenkraan

Inspectie SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid TITELPAGI NA. Hollen. Stilstaan bij Werkdruk. dát maakt zorg beter.

MANIFEST INTEGRALE AANPAK BEROEPSLONGZIEKTEN NEDERLAND WERELDKAMPIOEN GEZOND WERKEN

Datum 15 februari 2016 Betreft Antwoord kamervragen 2016ZO1969 over de toename van het aantal beroepsziekten

Werken aan de toekomst van Nederland.

Rijkstoezicht op beroepsziekten

Tijdelijk werken op hoogte

Leren van ongevallen. Storybuilder: een schat aan informatie. Leren van ongevallen: het proces. Producten. Vraag aan u

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid in Bedrijfstakverslag

Themamiddag Arbo Hoofdsector S&A

DE OPDRACHTGEVER IN HET BOUWPROCES

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID ARBEIDSINSPECTIE EINDVERSLAG INSPECTIEPROJECT GROENTE, FRUIT, ZUIVEL EN DRANKEN (A430)

Arbeidshygiënisten een belangrijke schakel in het voorkomen van beroepsziekten

BEDRIJFS RISICIO INVENTARISATIE EN EVALUATIE HERENBOUW

Arbo in Bedrijf 2018

Taak Arbo >> Discussietaak Burcu Arslan 3T1A. Ergonomie. Arbozorg in de grafimedia

Invloed op arborisico s

V&G Bouwproces. Wettelijk en maatschappelijk kader. V&G Bouwproces / d.d

Arbeidsomstandigheden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1. Arbowet: plichten van de werkgever

Veilig en gezond werken in de diervoederindustrie

Invloed op arborisico s

ANALYSE ITEMS DUURZAME INZETBAARHEID PAGO BOUWNIJVERHEID

MEDEWERKERS VRAGENLIJST BRANCHE-RIE TECHNISCHE GROOTHANDEL

Sessie 2 RI&E en Plan van aanpak. Wendy Roescher

Plafond- en wandmonteur

Arbodienstverlening. Informatie voor werkgevers

Veilig en gezond werken op de bouwplaats

Helger Siegert. Agenda

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE

Werkvoorbereiding & uitvoering Arbo

Arbo jaarverslag 2012 & Arbo jaarplanning 2013

Werken met verontreinigde grond Inspectieresultaten 2015

Basisinspectiemodule Arbozorg: VOeT (Voorlichting, Onderricht en Toezicht)

Voorlichting, onderricht & Toezicht

ARBEIDSINSPECTIE MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw 2012

Persoonlijke Risico Inventarisatie & Maatwerk Aanpak (PRIMA basislijst)

Samen op weg naar veilig en gezond werk

VERSLAG INSPECTIEPROJECT TECHNISCHE GROOTHANDEL (A501) ARBEIDSINSPECTIE. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gezond & veilig werken in kleinschalige zorgvoorzieningen dát maakt zorg beter

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. juni 2013

VERSLAG INSPECTIEPROJECT ASBEST OP STORTPLAATSEN

Aboma en Arboplaats. Samen innoveren en zo veilig en gezond werk creëren. Inhoud

Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden? Vangnet of maatwerk?

Wie zijn wij? Knelpunten. Ontstaan van het model. Mijn PrO. Plan. Check. Act. Samengevat. Wie zijn wij? Knelpunten. Ontstaan van het model.

Toelichting Arbochecklist Algemeen

Verantwoord werken met ladders en trappen Het nieuwe A-blad als stand van de techniek

Arbeidsomstandighedenbeleid

GEZONDE HANDEL? HANDEL GEZOND! Stappenplan verbeteren arbeidsveiligheid

Inhoud 1 REGELGEVING ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 1

Arbozorg in Nederland. datum september 2013

Servicecentrum Particuliere Beveiliging

Addendum op naslagwerk Werken met kwaliteit Aanpassingen en aanvullingen ISBN Januari 2012

Inhoud. Lijst van auteurs. 1 De relatie tussen werk en gezondheid 1 J.H.A.M. Verbeek

Gezond. veilig werken. Sectoraanpak Zorg en Welzijn dát maakt zorg beter

Brancheportret. Natuursteen - bedrijf. juni 2013

Vakjargon uit Arbowet en arbocatalogus. FNV Woordenlijst

De voorgenomen wetswijzigingen hebben de volgende zes doelstellingen:

Vragen en antwoorden over de nieuwe Arbowet per 1 juli 2017

Glaszetter. De belangrijkste risico's voor de glaszetter zijn: Fysieke belasting Klimaat Onveiligheid

Risico-inventarisatie en -evaluatie

Arbo-inspecties in actieplanbedrijven Inspectierapportage bij bedrijven met een verhoogd risico op ongevallen

Invloed op arborisico s

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. mei 2015

arboregelgeving Informatiebron Arbo-aspecten bij het gebruiken van biomassa voor energie-opwekking arbowet

Peek Bouw & Infra BV. T.a.v. Mevr. N. van Hienen Postbus GB Houten. Betreft: Toetsing RI&E. Geachte mevrouw van Hienen,

Transcriptie:

Sectoraanpak Bouw 2012-2016

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Analyse van de sector Bouw... 4 2.1 Beeld van de sector... 4 2.2 Risicoanalyse... 6 2.3 Arbozorg... 10 2.4 Actorenanalyse... 10 2.5 Doelgroepenanalyse... 13 2.6 Onze kwaliteit en kwantiteit... 14 2.7 Interventieanalyse... 16 2.8 Trends in de sector... 18 3. Strategische uitgangspunten... 20 3.1 Huidige stand van zaken... 20 3.2 Gekozen uitgangspunten... 21 4. Doelstellingen en activiteiten... 22 4.1 Proces aanpak arbozorg... 23 4.2 Thema-aanpak arborisico s... 25 4.3 Meerjarige projecten... 26 5. Samenwerking met andere partijen... 27 5.1 Regionale uitvoeringsdiensten:... 27 5.2 Arbeidsmarktfraude... 27 5.3 Sociale partners... 27 6. Planning... 28 7. Sturing van de uitvoering sectoraanpak Bouw... 36 2

1. Inleiding De Arbeidsinspectie bevordert de naleving van de wet op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en bestrijdt illegale tewerkstelling. Zij doet dit van oudsher door middel van het instrument handhaving. Daarbij geeft de Arbeidsinspectie prioriteit aan de aanpak van ernstige schending van de wet. In haar toezicht houdt de Arbeidsinspectie rekening met de wijze waarop afzonderlijke sectoren en bedrijven invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid; het uitgangspunt is hard waar het moet, zacht waar het kan. Voor u ligt de sectoraanpak voor de bouwsector. Het werk in de bouw heeft een geheel eigen karakter. Het wordt gekenmerkt door tijdelijkheid, mobiliteit en een frequent wijzigende bezetting op bouwplaatsen door werknemers van verschillende bedrijven. Er is sprake van grote verwevenheid van werkzaamheden: activiteiten van werknemers van de ene werkgever zijn vrijwel altijd van invloed op de arbeidsomstandigheden van werknemers van andere werkgevers. Een doeltreffende samenwerking tussen de betrokken partijen in het bouwproces is daarom van groot belang om de arbeidsomstandigheden te beheersen en zo nodig te verbeteren. Vanwege de bedrijfstakbrede brancheorganisaties in deze sector, de sterke samenhang tussen de genoemde bedrijfstakken in het bouwproces in het algemeen en op de bouwlocatie in het bijzonder is gekozen voor een integrale sectoraanpak voor de burger- & utiliteitsbouw (B&U), afbouw, onderhoud en installatie (AO&I). De GWWsector is niet in deze aanpak meegenomen. De aanpak van die sector is in een eigen sector-aanpak beschreven. Deze sectoraanpak bouw is tot stand gekomen met dank aan kennis uit alle lagen van de organisatie: Teamleider Strategie Landelijk projectleiders bouwsector Strategieondersteuners Landelijk projectsecretaris bouwsector Teamleiders bouwsector Inspecteurs bouwsector Expertise Centrum Afdeling onderzoek & ontwikkeling Afdeling beleid Afdeling vernieuwing toezicht Afdeling communicatie Procesbegeleiding Met deze integrale sectoraanpak zetten wij een stevige stap om de beoogde doelen te bereiken en het werken op de bouwplaats de aankomende jaren veiliger en gezonder te maken en de duurzame inzetbaarheid van werknemers te vergroten. Deze aanpak loopt van 2012 tot en met 2015. Deze periode van vier jaar is nodig om de belangrijkste risico s die zich voordoen te reduceren. Deze tijd verwachten wij nodig te hebben om de risico s die zich in de bouwsector voordoen te reduceren. Hoofdstuk 2 geef een analyse van de bouwsector, de aanwezige arborisico s, het bouwproces en de actoren, gevolgd door een interventieanalyse. Tot slot behandelt dit hoofdstuk de trends in de sector. Op basis van de analyses die in hoofdstuk 2 zijn besproken, beschrijft hoofdstuk 3 de uitgangspunten waarop deze sectoraanpak zich baseert. In hoofdstuk 4 beschrijft de doelen en activiteiten die in deze sectoraanpak centraal staan. De prioriteiten waarop wordt ingezet zullen zodoende duidelijk naar voren komen. De afspraken die zijn gemaakt met andere partijen, en de activiteiten die deze partijen uitvoeren, zullen worden besproken in hoofdstuk 5. De planning zal vervolgens worden besproken in hoofdstuk 6. Tot slot zal in hoofdstuk 7 kort de sturing en uitvoering van deze sectoraanpak worden behandeld. 3

2. Analyse van de sector Bouw Dit hoofdstuk schetst een beeld van de bouwsector. Om de achterliggende oorzaken van de concrete arborisico s op de bouwplaats te duiden is het nodig om het hele bouwproces van initiatief- tot gebruiksfase van het bouwwerk hierbij te betrekken. Voor een meer preventieve aanpak in de bouw wordt in deze analyse daarom ook aandacht besteed aan de fasen voorafgaand aan de bouw van een bouwwerk. Tevens aan de actoren die hierbij zijn betrokken zoals opdrachtgevers, architecten e.d. Door het maken van de analyses kunnen conclusies getrokken over de risico s, doelgroepen, actoren, activiteiten en trends in de sector. 2.1 Beeld van de sector 2.1.1 Typering van het werk De bouw onderscheidt zich van veel andere sectoren omdat er voornamelijk projectmatig wordt gewerkt. 1 In de verschillende fasen van het project wordt steeds in wisselende samenwerkingsverbanden gewerkt. Elke fase kent zijn eigen disciplines en activiteiten. Activiteiten zoals het initiatief nemen, grond beschikbaar stellen, geld beschikbaar stellen, ontwerp en de feitelijk uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Binnen en tussen de fasen moet met een groot aantal verschillende werkgevers en werknemers worden samengewerkt. Er is een sterke scheiding wie wat doet, zowel tussen als binnen de verschillende fasen van het bouwproces. Op het gebied van arbeidsomstandigheden zijn hierdoor specifieke problemen. De scheiding van de fasen brengt met zich mee dat vaak diverse partijen verschillende en beperkte verantwoordelijkheden hebben. Door de steeds wisselende samenwerkingsverbanden wordt de integrale zorg voor het duurzaam verbeteren van arbeidsomstandigheden bemoeilijkt. Door deze scheiding tussen de verschillende fasen en door de daar nog bijkomende economische redenen (onder andere grote concurrentie) is bij de bedrijven in deze sector arbobeleid nog te vaak een sluitpost en komt de arboparagraaf vaak te laat in het bouwproces op de agenda. 2.1.2 Soort, locatie en grootte van het bouwobject Bouwobjecten zijn in te delen in: nieuwbouw, onderhoud, renovatie, restauratie en sloop. Bouwobjecten worden op alle mogelijke locaties gerealiseerd. De locatie van het object kan zijn: binnenstad, platteland of industrieterrein, maar ook waterbouw, offshore activiteiten, wegenbouw en groenvoorziening en saneringsactiviteiten. De bedrijfstak kent een grote vervoersmobiliteit. Het is normaal dat bedrijven en hun werknemers werkzaamheden verrichten op locaties in andere delen van het land. Ook de objectgrootte is zeer uiteenlopend. Afhankelijk van de grootte van het object zal de diversiteit aan hoofd-, neven- en onderaannemers toenemen. De voorbereiding en uitvoering van het bouwproject vergt veel coördinatie. De zorg voor goede arbeidsomstandigheden is bij de grotere en complexe objecten moeilijker te realiseren dan bij kleinere en minder complexe objecten. Opdrachtgevers en in het bijzonder de opdrachtgevende partij van grote bouwprojecten zoals de overheid, woningcorporaties, institutionele beleggers en projectontwikkelaars, laten het initiatief rondom veilig en gezond werken bij de opdrachtnemer liggen. Zij hebben er geen direct belang bij dat er vanaf het initiatief van een bouwproject aandacht is voor de consequenties voor de arbeidsomstandigheden en dat er een goed veiligheid- en gezondheidsplan (V&G-plan) ontwikkeld wordt. 1 Bij grotere bouwwerken komen ook andere organisatievormen voor, zoals bouwteams, turnkey, general contracting e.d. 4

2.1.3 Aandacht voor arbo Vanuit de verschillende sociale partners wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. De sector beschikt over collectief gefinancierde instituten voor de verbetering van arbeidsomstandigheden: stichting Arbouw, I&I-werk en Stichting RAS. In 2002 is door de Arbeidsinspectie geconstateerd dat de grotere aannemers meer aandacht besteden aan veiligheids- en gezondheidsaspecten. Bij de kleinere bouwbedrijven laat de aandacht in een aantal gevallen nog sterk te wensen over. Het verschil wordt veroorzaakt doordat de grotere bedrijven aparte veiligheidsfunctionarissen hebben aangetrokken voor het verbeteren van de werkomstandigheden. Volgens een recent artikel in Cobouw is de helft van de bedrijven van mening zich uit de markt te prijzen door het naleven van de arboregels. Volgens het onderzoek van Regioplan Op de hoogte blijkt 40% van de bouwbedrijven de regels bij tijd en wijle niet naleeft. Gelijktijdig wordt door veel opdrachtgevers en aannemers gesteld dat het eeuwig klagen over tijd en geld als verklaring voor slechte arbeidsveiligheid onterecht is. 2.1.4 Omvang van de sector De bouw is één van de grootste bedrijfstakken in Nederland. In grote lijnen kan de bouw worden onderverdeeld in (1) de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U), (2) de bouw installatiebedrijven en de (3) bedrijven die zich bezighouden met de afwerking, onderhoud en installaties (AO&I) van gebouwen (4) overige. De sector bouw omvat: 1. Branches die bij de Kamer van Koophandel vallen onder de SBI-indeling bouwnijverheid (B&U SBI 41 en Gespecialiseerde werkzaamheden SBI 43). 2. Alle activiteiten die behoren bij het onderdeel Bouwproces in het Arbobesluit (BPAB). Het belang van het BPAB is dat het de noodzakelijke integratie bewerkstelligd van de arbeidsomstandigheden in het gehele bouwproces, waardoor als het ware een keten van verantwoordelijkheden ontstaat die alle partijen in het proces verbind: opdrachtgevers, ontwerpers, aannemers, werkgevers, werknemers en zelfstandigen. 3. Alle werkzaamheden op bouwplaatsen. Een bouwplaats is in het Arbobesluit gedefinieerd als: elke tijdelijke of mobiele arbeidsplaats waar civiel technische werken en bouwwerken tot stand worden gebracht. De Europese regelgeving omschrijft een niet uitputtende lijst van werkzaamheden die onder het begrip bouwplaats vallen, te weten: wegenbouw, graafwerken, renovatie, ontmanteling, sloop, instandhouden, onderhouds-, schilder- en reiniging werkzaamheden, sanering, grondwerken, bouw, montage en demontage van geprefabriceerde elementen, inrichting of outillage en verbouwing. 4. Daarnaast vallen ook nog onder de sector bouw: parketeurs, zonwering, gespecialiseerde reiniging van gebouwen, glazenwassers en schoorsteenvegers. Een bijzondere categorie vormt duikarbeid en caissonarbeid. Het betreft een geringe populatie werknemers, met echter een zeer hoog beroepsrisico. Het zijn specialistische werkzaamheden, waarbij hoge eisen worden gesteld aan de gezondheid en de professionaliteit van de werknemers en aan het medisch toezicht. Volgens de SBI indeling van de Kamer van Koophandel telt de bouwnijverheid 157.851 bedrijven. Deze bedrijven hebben volgens het CBS 468.000 werknemers in dienst. Daarnaast zijn naar schatting nog 80.000 zelfstandigen (zzp ers) en ongeveer 200.000 werknemers die uit andere branches komen (metaal, schoonmaak, landbouw e.d.) op de bouwplaats werkzaam. 2 In tabel 2.1 worden de kwantitatieve kenmerken beschreven. 2 KvK en CBS gegevens van november 2009 5

Tabel 2.1: Kenmerken bedrijfstakken naar aantal vestigingen en werknemers. SBI Omschrijving Aantal vestigingen Aantal werknemers 41 Bouw algemeen (B&U) 83.110 215.000 43 Afbouw, 42.000 163.000 onderhoud en installatie (AO&I) 451 Bouwinstallatie 18.682 118.000 454 Afwerken van gebouwen 44.831 60.000 Overige werknemers 200.000 Zzp-ers 80.000 Totaal 157.851 748.000 2.1.5 Samenvattend De werkzaamheden in de sector zijn zeer divers en heeft een enorme omvang. De uitvoering van het werk vindt voor het belangrijkste deel plaats op de bouwlocatie door verschillende gespecialiseerde bedrijven met verschillende CAO s. De organisatie in tijd en ruimte van het werk is daardoor complex. Het werk eist veel coördinatie van alle betrokkenen. Mede door de complexiteit van het werk is ook de organisatie van goede arbeidsomstandigheden complex. Een sterk pluspunt is de aanwezigheid van eigen kennisinstituten (Arbouw, I&I-werk en RAS). Economisch heeft de sector het zwaar door de naweeën van financiële crisis van 2009. Van de bouwbedrijven had 40% eind 2009 maatregelen genomen om de economische achteruitgang het hoofd te bieden. Tegelijkertijd had 20% van de bedrijven geen maatregelen genomen, terwijl zij wel kwetsbaar waren en problemen ervoeren op het gebied van winst of werkvoorraad. Dit blijkt uit het onderzoek Strategie en crisis, verricht door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). 2.2 Risicoanalyse De bouwnijverheid is een sector waar werknemers aan bijzonder grote risico's blootstaan: onveilige situaties, lichamelijke en inspannende arbeid, belastende werkhouding en wisselende klimatologische omstandigheden vormen de belangrijkste knelpunten voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de bouw. De gevolgen daarvan laten zich mede afmeten aan het grote aantal arbeidsongevallen en de vele arbeidsongeschikte werknemers in deze bedrijfstak. De oorzaak hiervan is het mobiele karakter van de bouw en het werken in continu veranderende situaties in een steeds wisselende samenstelling. Op de bouwplaats staan werkenden bloot aan belangrijke risicofactoren zoals fysieke belasting, onveilige situaties, lawaai, werkdruk, trillingen, gevaarlijke stoffen en slechte klimaatomstandigheden. Het ziekteverzuim zit boven het landelijk gemiddelde. Dit geldt ook voor de WIA en WGA instroom. De bouw heeft verder te maken met een groot aantal arbeidsongevallen. In tabel 2.2 wordt een overzicht gegeven van het aantal gemelde ongevallen voor onderdelen van de bedrijfstak. Voor een klein deel van de sector (glazenwassers, parketeurs, schoorsteenvegers, etc) zijn geen gegevens beschikbaar omdat zij onderdeel uitmaken van andere SBI codes. Het gaat hierbij om ongeveer 40.000 werknemers. De kosten van ongevallen zijn voor het individu, de werkgever en de samenleving vaak hoog. Meer dan 94% van de bouwbedrijven bestaat uit het midden en klein- 6

bedrijf (MKB = minder dan 200 werknemers in dienst). Het MKB wordt daarom het vaakst getroffen door ongevallen in de bouw. Nadere analyse van de ongevallen door de Arbeidsinspectie laat zien dat naar verhouding de meeste ernstige ongevallen plaats vinden in de sector bouw. 23 % van de ernstige ongevallen vinden plaats in de traditionele onderdelen van de bouw, terwijl slechts 5 % van betaalde banen in deze sector te vinden zijn. De kans op een ernstig ongeval in de bouw is dan ook 4,6 keer hoger dan de gemiddelde kans in alle sectoren. In de industrie is de kans op een ernstig ongeval 2,6 keer hoger dan gemiddeld. Ook vinden naar verhouding de meeste dodelijke ongevallen plaats in de sector bouwnijverheid. 33 % van de dodelijke ongevallen vinden plaats in de bouw, terwijl slechts 5 % van betaalde banen in deze sector te vinden zijn. De kans op een dodelijk ongeval in de bouw is dan ook 6,6 keer hoger dan de gemiddelde kans voor alle sectoren. Tabel 2.2: Aantal ongevallen per bedrijfstak in de bouw (Arbeidsinspectie, 2008) SBI Omschrijving Gemelde ongevallen 3 Ongevallen per 1000 werknemers 41 Burger- en utiliteitsbouw (B&U) 1348 6,27 43 Afbouw, onderhoud en installatie (AO&I) 510 3,13 Door de Stichting Arbouw is in juli 2009 een bedrijfstakatlas uitgegeven. Niet alle werknemers die voor de Arbeidsinspectie onder de sectoraanpak bouw vallen worden door deze bedrijfstakatlas gedekt. De installatiebranche (o.a. loodgieters en electriciens) en de glazenwassers hebben hun eigen instituten. Deze instituten registeren geen systematische gegevens. Voor een ander deel (o.a. zonwering, parketeurs, schoorsteenvegers) zijn geen instituten aanwezig. Voor ongeveer 100.000 werknemers zijn daardoor geen gegevens bekend over de arbeidsomstandigheden in de sector. Vanwege de vergelijkbare omstandigheden waarin het werk gedaan moet worden is aannemelijk dat deze beroepen mbt arbeidsrisico s vergelijkbaar zijn met de beroepen uit de bedrijfstakatlas. In de bedrijfstakatlas staan de resultaten van de gezondheidsonderzoeken onder ruim 45.000 werknemers uit de bouw die mee hebben gedaan aan het Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek, het zogenoemde PAGO. De resultaten van het PAGO onderzoek wordt weergegeven in tabel 2.3 (problemen in percentages). Opmerkelijk is dat de werknemers zelf de onveiligheid in de bouw laag inschatten. Tabel 2.3: Overzicht van aanwezige risico s op basis van 45.000 PAGO onderzoeken in de bouwnijverheid. De kleuren geven de ernst van het risico weer. B&U % A&O 4 % Lichamelijk inspannend werk 61 61 Psychosociale arbeidsbelasting 46 50 Stof 48 56 Zware lasten tillen, duwen, trekken of dragen 46 42 Klachten over houding- & bewegingsapparaat 40 45 Lawaaioverlast 36 26 Geen goede was- en kleedruimten 30 34 Tocht 31 37 In ongemakkelijke houding werken 27 35 3 ongevallen en klachten gebaseerd op cijfers 2008 van de Arbeidsinspectie 4 cijfers exclusief installatie en onderdelen vallend onder HBA 7

Gezondheidsklachten door het werk 25 28 Koude 22 25 Vastgestelde lawaaidoofheid 18 14 Hand-arm trillingen 16 14 Lichaamstrillingen of schokken 12 9 Onveilige situaties 12 12 Legenda: Kleur rood is hoog risico, oranje is middel risico, geel is laag risico, B&U = Burgelijke- en utiliteitsbouw, GWW = Grond-, weg- en waterbouw, A&O = Afbouw en onderhoud. Bouw totaal is het gewogen gemiddelde van de drie deelsectoren. 2.2.1 Fysieke belasting Diverse werkzaamheden zijn lichamelijk belastend en vormen een risico op gezondheidsklachten. Het gaat om tillen, dragen, duwen en trekken, ongunstige werkhoudingen en steeds dezelfde bewegingen/krachten. Lichamelijk zwaar werk kan leiden tot lichamelijke overbelasting en daarmee onder andere tot pijn aan de nek, schouder en rug. Deze klachten leiden vaak tot ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Bijna de helft (!) van het ziekteverzuim in de bouwnijverheid wordt door deze klachten veroorzaakt. Bijna alle beroepen in de bouwnijverheid hebben met fysieke belasting te maken en daarmee met klachten. Het gaat onder andere om betonstaalvlechters, steigerbouwers, voegers, vloerenleggers. 2.2.2 Psychische belasting Bij veel beroepen in de bouw is de ervaren werkdruk hoog. Bijna de helft van al het bouwplaatspersoneel klaagt over te hoge werkdruk. Bouwtijden worden steeds korter, planningen krapper en er worden hogere kwaliteitseisen gesteld aan arbeid en product. Bekend is dat vooral uitvoerders de werkdruk als hoog ervaren. Bij die groep zijn klachten over spanning als gevolg van werkdruk één van de belangrijkste oorzaken van ziekte en verzuim. De oorzaken van de psychische belasting zijn bij deze functiegroep zijn haperende contacten, te veel werk in korte tijd en de zwaarte van het werk (Arbeidsinspectie, 2005). 2.2.3 Gevaarlijke stoffen Op elke bouwplaats is stof aanwezig en bij iedere bouwactiviteit komt wel stof vrij. Bijvoorbeeld bij het boren en frezen in steenachtige materialen, het zagen van blokken (gips, kalkzandsteen, cellenbeton) en machinale houtbewerking. Sommige soorten stof zijn schadelijk voor de gezondheid wanneer niet de juiste of onvoldoende maatregelen worden getroffen. De stoffen kunnen worden ingeademd en door de huid het lichaam binnendringen. Bepaalde stoffen kunnen door inademing vanuit de longen via het bloed op andere plaatsen in het lichaam komen en daar een schadelijke werking hebben. Ook kan het gebruik van producten huidirritaties of allergieën tot gevolg kunnen hebben (sensibiliserende stoffen). De risico's van blootstelling aan gevaarlijke stoffen kunnen uiteenlopen van kanker tot huidaandoeningen en nadelige invloeden op de luchtwegen of het zenuwstelsel. Ongeveer de helft van het bouwplaatspersoneel heeft last van stof. Klachten komen het meest voor onder betonreparateurs, kitters/purders, natuursteenbewerkers, schilders, slopers, stukadoors, tegelzetters en parketeurs. Op vrijwel elke werkplek zijn gevaarlijke stoffen aanwezig, maar veel werknemers beseffen niet dat ze ermee werken. Het gaat om gevaarlijke stoffen zoals asbest, houtstof, kwarts, cadmium, benzeen en teer, lijmen en oplosmiddelen. Allergene stoffen vormen in de bouw ook een groot probleem. Waar vervanging door andere stoffen niet mogelijk is, zoals bij cement, moet gezorgd worden voor een adequate bescherming. Het inademen van cementstof kan leiden tot longaandoeningen. Door huidcontact met cement kan cementeczeem ontstaan. Dit komt 8

door een combinatie van factoren, namelijk door irritatie van de huid (door de irriterende en ontvettende werking van cement) gecombineerd met kleine huidbeschadigingen (door zandkorrels) en allergie (voor chroom en kobalt). De huid kan ook ontstoken raken. Bij heel intensief huidcontact zijn zelfs brandwonden mogelijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een werknemer geknield heeft zitten werken in nat cement waardoor zijn kleding doorweekt is geraakt. Een groot aantal beroepsgroepen in de bouw wordt blootgesteld aan cement. Dit zijn o.a. metselaars, zandcementdekvloerenleggers, stukadoors, betonreparateurs, bekistingstimmerlieden, betonstortploegen, tegelzetters en opperlieden. 2.2.4 Fysische factoren (geluid, trillingen, kou, warmte en zonlicht) Op de bouwplaats worden personen regelmatig blootgesteld aan de fysische factoren geluid, trillingen, kou en warmte. Geluid, trillingen, kou en warmte beïnvloeden de mens psychisch, fysiek en sociaal. Blootstelling kan leiden tot onherstelbare gezondheidsschade. Effecten kunnen ook concentratiestoornissen, communicatieverstoringen, vermoeidheid en stress zijn, waardoor de kans op ongevallen toeneemt. Werken in de buitenlucht brengt het risico mee van bovenmatige blootstelling aan UV-licht, met kans op huidkanker als gevolg. 2.2.5 Valgevaar De helft van alle ongevallen in de bouw betreft valongevallen. Met Storybuilder zijn deze ongevallen geanalyseerd. De directe oorzaken van de valongevallen zijn: (1) vallen van dak en verdieping, (2) vallen van ladder en (3) vallen van steiger. Het vallen van dak en verdieping wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van randbeveiligingen. Het vallen van ladders wordt veroorzaakt door verkeerde plaatsing, tekortkomingen aan de ladder of een verkeerde werkwijze. Als achterliggende oorzaken komen het onvoldoende plannen van de werkzaamheden en ontoereikende procedures naar voren. De volgende beroepsgroepen blijken in volgorde van prioriteit het grootste risico te lopen op een valongeval: timmerman, monteur, schilder, dakdekker en metselaar. 2.2.6 Begaanbaarheid bouwplaats Uit signalen van inspecteurs en uit de sector komt regelmatig de problematiek van de slechte begaanbaarheid van bouwterreinen naar voren. Een natte bouwplaats zorgt ervoor dat werknemers in plassen en in de modder moeten werken. Een gladde grond val- en struikelpartijen in de hand. De kans op val- en struikelpartijen neemt ook toe wanneer er obstakels op de bouwplaats rondslingeren. Ook lopen zij, wanneer zij vast staan in de modder, het gevaar niet snel weg te kunnen komen als er iets gebeurt (bijvoorbeeld: het omvallen van een kraan). Doordat werknemers met de enkels in de modder staan, kunnen zij klachten krijgen aan de nek, rug en benen. Het lopen door zand en modder is vermoeiend en het gebruik van tilhulpmiddelen wordt ernstig beperkt of bemoeilijkt. Bijna iedereen in de bouwnijverheid heeft af en toe te maken met een slecht begaanbare bouwplaats. Mensen met de volgende beroepen hebben vaak last van een slechte begaanbaarheid: betontimmerman, betonstaalvlechter, bronbemaler, grondwerker, heier, kabel- en buizenlegger, opperman, rioleerder en sondeerder. (Bron: Arbouw). De begaanbaarheid wordt verder meegenomen in het onderwerp fysieke belasting. 2.2.7 Samenvattend Het belangrijkste risico in de bouw is fysieke belasting als het gaat om duurzame inzetbaarheid van werknemers. VHP constateerde in 2009 dat bij 30% van de geobserveerde werksituaties in gezondheidskundige normen voor tillen en statische rompbelasting overschreden werden 5. Fysieke belasting is een belangrijkste oor- 5 Onderzoek Fysieke belasting in de bouwnijverheid in opdracht van Ministerie SZW. 9

zaak voor het oplopen van een beroepsziekte in de bouw. Daarnaast is psychische belasting een belangrijk risico als het gaat om het krijgen van een beroepsziekte (bron: jaarverslag 2010 NCvB). Risico s zoals kankerverwekkend asbest, kwartsstof en gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) leiden op termijn tot ernstige gezondheidsklachten en dodelijke slachtoffers. Dit geldt ook voor sommige fysische factoren zoals UV-straling. Vallen van hoogte is de belangrijkste oorzaak van ongevallen. Een algemeen onderliggend probleem vormt de begaanbaarheid op de bouwplaats. De effecten van allerlei maatregelen worden hierdoor teniet gedaan. Soms kunnen hierdoor zelfs aanwezige voorzieningen niet adequaat worden toegepast. 2.3 Arbozorg De arbozorg kent twee perspectieven, te weten: verticale oriëntatie van sturing en verantwoordelijkheid: van opdrachtgever, ontwerper, aannemer tot onderaannemer. horizontale oriëntatie: de werkgever die vanuit zijn onderneming werknemers op verschillende locaties werkzaamheden laat uitvoeren. Kenmerkend voor het bouwproces in de verticale kolom is de invloed die de ontwerpende partij en opdrachtgever hebben op het verloop van het gehele bouwproces en in het bijzonder op de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Het Arbobesluit Bouwproces dient als richtsnoer om dit in goede banen te leiden. De kernbegrippen hierbij zijn preventie, samenwerking en coördinatie. De opdrachtgever moet in de ontwerpfase rekening (laten) houden met de Arboverplichtingen in de uitvoerings- en gebruikersfase. De opdrachtgever stelt daarvoor in de ontwerpfase coördinator(en) aan. De opdrachtgever zorgt er ook voor dat de verplichtingen voor de uitvoerende partij zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met die partij. Uit analyses in de bouw door Storybuilder blijkt dat 40% van de ongevallen in de bouw te wijten is aan een gebrekkige organisatie, planning en coördinatie. Het gaat dan om onvoldoende inschatting van aanwezige risico s, onvoldoende implementatie van V&G-plannen, onvoldoende communicatie en onvoldoende toezicht in het bouwproces. Er wordt vaker gebruik gemaakt van anderstalige werknemers. Dit vraagt extra aandacht voor voorlichting, instructie, communicatie etc. De communicatie tussen bouwplaatspersoneel is door taalproblematiek soms lastig. Hierdoor kunnen ongevallen en onbedoelde blootstelling aan risico s optreden. Er wordt daardoor nogal eens geïmproviseerd op bouwplaatsen, met als gevolg gevaarlijke situaties. De minister heeft aangegeven de komende jaren specifiek aandacht aan deze problematiek te zullen schenken. De horizontale arbozorg is vooral binnen de kleinere bedrijven nog onvoldoende van de grond gekomen. Meer dan de helft van de kleine onderaannemers hebben geen actuele risico-inventarisatie en evaluatie, geen aandacht voor voorlichting, onderricht en instructie. Daarnaast ontbreekt het vaak aan adequaat toezicht op het werk. Uit het oog uit het hart. De werkgever laat de zorg voor veilig en gezond werken op de bouwlocatie graag over aan de hoofdaannemer, lees uitvoerder. De grote ondernemingen hebben het over het algemeen beter op zowel papier als feitelijk geregeld. Maar ook daar schort het weleens aan een goede uitvoering. 2.4 Actorenanalyse Opdrachtgevers, hoofdaannemers en ook werknemers dienen serieus genomen te worden als actoren/subjecten om zelf invloed te kunnen uitoefenen op de bouwom- 10

geving. De doelen kunnen alleen bereikt worden door daarbij de omgeving te betrekken. 2.4.1 Werkgevers en werknemersorganisaties Bouwend Nederland en de Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra zijn de twee grote werkgeversverenigingen van bouw- en infrabedrijven. Daarnaast zijn er nog verschillende andere werkgeversorganisaties zoals o.a. de Fosag voor schilders en glaszetters, NOA voor de afbouw, vereniging van klussenbedrijven (VLOK) en OBN voor bestratingsbedrijven tot NVAF voor aannemers funderingswerken, installatiebedrijven verenigd in de Uneto-VNI en NVLK en de Glazenwassers verenigd in de OSB. De werknemersorganisaties in de bouw zijn FNV bouw, FNV Bondgenoten, CNV vakmensen, het Zwarte Corps en de Unie. Werkgeversorganisaties en vakbonden zijn het eerste aanspreekpunt voor de Arbeidsinspectie om tripartiet strategische doelstellingen te realiseren. 2.4.2 Arbouw, I&I mens en werk en RAS Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van Arbouw zitten vertegenwoordigers van Bouwend Nederland, Stichting FOSAG-NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. Arbouw doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijke werkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. De onderzoeksresultaten vormen regelmatig de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten, normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers. De Stichting Arbouw is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogi voor de bouw heeft gemaakt. Arbouw is voor de Arbeidsinspectie een belangrijke kennispartner. Vooral als het gaat om inzicht in arborisico s, arbozorg en normering hieromtrent. Arbouw is sterk in het digitaal verspreiden van kennis. Echter Arbouw is niet ingericht om in de breedte op bouwlocaties te adviseren. I&I Mens en werk is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de installatie- en isolatiebranches te verbeteren. I&I Mens en Werk biedt producten die in de praktijk bruikbaar zijn. In het bestuur van I&I mens en werk zitten vertegenwoordigers van Uneto-VNI, NVKL, VIB, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en de Unie. I&I mens en werk maakt afspraken over arbeidsomstandigheden en arbovriendelijke werkmethoden en technieken. I&I mens en werk is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogus voor de installatietechniek heeft gemaakt. I&I mens en werk is voor de Arbeidsinspectie nog geen belangrijke kennispartner. Stichting RAS is door werkgevers- en werknemersorganisaties mede opgericht om de arbeidsomstandigheden in de schoonmaak- en glazenwassersbranche te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van de RAS zitten vertegenwoordigers van OSB, FNV bondgenoten en CNV Vakmensen. RAS doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijke werkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. De onderzoeksresultaten vormen de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten, normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers. De Stichting RAS is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogus heeft gemaakt. RAS is voor de Arbeidsinspectie een belangrijke kennispartner. 2.4.3 Aboma Aboma is een zakelijke dienstverlener met ruim 100 medewerkers. Zij zijn toonaangevend in keuringen, inspecties en taxaties van materieel en in begeleiding van 11

arbobeleid in bouwbedrijven. Aboma is tevens actief op het gebied van certificering van kwaliteits- en veiligheidssystemen. De dienstverlening is gericht op het verhogen van de veiligheid in de bouwnijverheid en aanverwante branches. Aboma wil op dit gebied de beste partner zijn voor betrokken bedrijven en (branche)organisaties. Aboma is een belangrijke overlegpartner voor de Arbeidsinspectie als het gaat om kennisdelen. 2.4.4 Arbodiensten en arbodeskundigen In Nederland zijn een groot aantal arbodiensten en arbodeskundigen werkzaam. Deze deskundigen zijn georganiseerd in verschillende beroepsgroepen. De deskundigen zijn belangrijke kennisdragers. Daarnaast gaat het om een relatief grote groep, er is veel massa (!). Tot nu toe is er geen structureel overleg vanuit de Arbeidsinspectie met deze partijen in de bouw. De vraag naar preventieve advisering door bedrijven is laag. Slechts 10% van de omzet van de arbodiensten wordt daar gerealiseerd. Verzuimbegeleiding en re-integratie zijn goed voor 90% van de omzet. De professionals van de arbodiensten komen daarnaast ook nauwelijks op een bouwplaats. Zij hebben vooral overleg op de kantoorlocaties van de bouwbedrijven. In de sector zijn door de werkgeversorganisaties mantelcontracten afgesloten met arbodiensten. De meeste bedrijven maken gebruik van deze mantelovereenkomsten. 2.4.5 Opdrachtgevers en ontwerpende partijen Opdrachtgevers (ontwerpende partijen in geval van opdrachtgevers-gebruikers) hebben taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van preventie, samenwerking en coördinatie op grond van het bouwproces. Belangrijke opdrachtgevers zijn de landelijke, provinciale en gemeentelijke (semi-)overheden en de woningcorporaties. Deze zijn georganiseerd, onder andere in de IPO en VNG. Daarnaast zijn de architecten en projectontwikkelaar belangrijk bij het ontwerp. Deze zijn georganiseerd in de BNA en de ONRI. Als een opdrachtgever een opdracht geeft tot een bouwwerk is zij medeverantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers die het werk uitvoeren. Gebeuren er ongelukken door onveilige situaties dan kan de opdrachtgever daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Behalve bij het bouwen van huizen, scholen en kantoren gaat het ook om werkzaamheden als wegenbouw, straatwerk, riolering aanleggen en baggeren. De opdrachtgever moet er bij het ontwerp van het bouwwerk al rekening mee houden dat de werknemers veilig en gezond kunnen bouwen. De keuze voor constructie en materiaal is van grote invloed op hun gezondheid en veiligheid. Door in de ontwerpfase risico s te onderkennen en de juiste keuzes te maken, kunnen onveilige of ongezonde situaties worden voorkomen. De coördinator in de ontwerpfase draagt zorg voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Ook zorgt hij ervoor dat de verschillende partijen duidelijke afspraken maken over veiligheid en gezondheid. De aandacht voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgevers en ontwerpende partijen wordt door hen erkend maar staat nog in de kinderschoenen. In het ontwerp bouwbesluit, dat nu door de Tweede Kamer behandeld wordt, wordt de onderhoudbaarheid van gebouwen per 1 juli 2012 geregeld. Er kunnen vanaf die datum alleen vergunningen worden verkregen voor gebouwen waar al bij het ontwerp rekening is gehouden met de wijze waarop het onderhoud op een veilige en gezonde manier gestalte zal krijgen. Betrokken partijen hebben zich verenigd om hier inhoud aan te kunnen geven. De Beleidsdirectie G&VW en de Arbeidsinspectie zijn hier bij betrokken. 2.4.6 Uitvoerende partij De uitvoerende partij is meestal de hoofdaannemer die de feitelijke bouwwerkzaamheden uitvoert. Hij is hoofdverantwoordelijk voor de samenwerking tussen de 12

verschillende partijen en de coördinatie van het veilig en gezond werken op de bouwplaats. De algemene opdracht van de coördinatoren in de uitvoering is om de zorg voor de veiligheid en gezondheid van de personen op de bouwplaats te coördineren. De meeste uitvoerende partijen zijn lid van een werkgeversorganisatie. 2.4.7 Medezeggenschap Uit de zogenaamde Esener-rapportage van de Europese Unie blijkt dat medezeggenschap een belangrijke rol speelt bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Het aantal ondernemingsraden in de bouw is echter laag. Doordat de werknemers vaak op locatie werken is het toevallig als een OR-lid aanwezig is om de inspecteur van de arbeidsinspectie te vergezellen tijdens de inspectie. 2.4.8 Andere overheden Binnen het kader van het verbeteren van het toezicht zijn er allerlei ontwikkelingen op de verschillende bestuurslagen gaande. De Arbeidsinspectie heeft vanuit de centrale overheid het voortouw als het gaat om de bouw. Samenwerking met gemeenten als het gaat om de bouw ligt voor de hand. 2.4.9 Samenvatting Werkgevers en werknemers zijn goed georganiseerd. Daarnaast zijn er ook kennisinstituten in de sector aanwezig. Vanuit de arbeidsinspectie is er veelvuldig overleg met twee van deze instituten. Er zijn ook specifieke arbodienstverleners in de sector aanwezig. De omvang van deze specifieke arbodienstverlening voor de bouw op bedrijfsniveau is beperkt. Arbodiensten leveren vooral curatieve advisering. Vanuit de Arbeidsinspectie zijn er vanuit de bouw geen structurele contacten met de generieke arbodiensten. De noodzakelijke aandacht voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgevers en ontwerpende partijen wordt onderkend. Echter structurele beleidsvoering staat nog in de kinderschoenen. Het aantal ondernemingsraden in de bouw is laag en er wordt weinig gebruik gemaakt van het vergezelrecht. 2.5 Doelgroepenanalyse 2.5.1 Zelfstandigen (ZZP ers) De achterliggende twintig jaar is in de Nederlandse bouwsector sprake geweest van een onstuimige opmars van de zzp ers. In 2008 waren volgens het EIB bijna 80.000 zzp ers actief in de bouwnijverheid. Met een aandeel van vijftien procent in de bouwwerkgelegenheid zijn de zzp ers in korte tijd uitgegroeid tot een niet meer weg te denken groep op de bouwarbeidsmarkt. Soms is hij solistisch werkzaam, maar vaker wordt hij ingezet in onderaanneming op grotere projecten of als uitzendkracht. Op zelfstandigen is sinds 2007 een aantal wettelijke bepalingen van toepassing met betrekking tot ernstige risico's, zoals: valgevaar, elektrocutiegevaar en blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De sociale partners in de bouwsector hebben gevraagd de regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden op het punt van fysieke belasting ook uit te breiden tot zzp ers. Het is wenselijk dat werknemers en zzp ers die op de bouwplaats nauw met elkaar samenwerken, werken volgens dezelfde normen met betrekking tot fysieke belasting. Het dagelijkse bestuur van de SER 6 onderschrijft met nadruk het uitgangspunt dat de arbeidsomstandigheden, het te beschermen risico en de veiligheid op de werkplek voor iedereen die de arbeid verricht, gelijk moet zijn. Hierdoor kan geen fikse ongelijkheid en concurrentievervalsing ontstaan. 6 SER advies 18 juni 2010 13

NB De reactie van de Stas op het SER-advies aan de Tweede kamer zal hier te zijner tijd worden toegevoegd. 2.5.2 Werknemers Op bouwlocaties werken veelal werknemers met een laag en middelbaar opleidingsniveau. Op grotere bouwwerken kunnen leidinggevenden zoals uitvoerder een hogere technische beroepsopleiding hebben voltooid. Vooral spierkracht en gezondheid zijn belangrijke aspecten voor selectie van werkenden op de bouw. De organisatiegraad van de werknemers in de bouw is hoog. Ondanks dat er op dit moment (2011) relatief veel werkloosheid is, is er veel vraag naar gespecialiseerd bouwplaatspersoneel. Specialisatie en arbeidsdeling zijn in de bouw de mechanismen voor verdere rationalisatie. Hoofd- en handwerk worden gescheiden en het handwerk wordt steeds verder opgedeeld in smalle functies. Mede hierdoor ontstaat letterlijk en figuurlijk een eenzijdige belasting wat gepaard gaat met meer fysieke- en psychische problematieken. Als de economie zich weer herstelt, zal ook in gewone bouwberoepen een tekort aan arbeidskracht ontstaan. Dat wordt nog versterkt door de toenemende vergrijzing in de bouw. Hoewel de vraag blijft hoe groot precies de omvang zal zijn, staat het wel vast dát de populatie anderstaligen in de komende jaren zal groeien. Wat is daarvan de invloed op het niveau van de arbeidsomstandigheden? Leidt een groot aandeel van anderstaligen in de bouw tot meer onveilige situaties? Zowel voor henzelf, maar ook voor de Nederlands talige werknemers? De arbeidsinspectie voorziet door het taalverschil een reëel gevaar. Door het gebruik van verschillende talen is de kans groter dat er misverstanden ontstaan op de bouwplaats. Door de taalbarrière wordt de veiligheidsinstructie bemoeilijkt en kunnen werknemers elkaar bij calamiteiten niet adequaat waarschuwen. Dit bemoeilijkt ook de coördinatie op de bouwplaats. Naarmate er meer partijen op de bouwplaats aanwezig zijn, moet in de coördinatie meer tijd worden gestoken. Dat betekent veelal hogere kosten. Wordt dit niet ingevuld dan zal de uitvoeringsstaf op de bouwplaats met overbelasting te maken krijgen, met alle gevolgen van dien. 2.5.3 Samenvatting ZZP-ers en anderstaligen brengen specifieke problematieken met zich mee die specifieke aandacht vereisen. Specialisatie en arbeidsdeling zijn de belangrijkste mechanismen om te rationaliseren. Hierdoor ontstaan meer fysieke- en psychische problemen. 2.6 Onze kwaliteit en kwantiteit Nagegaan is waarin de Arbeidsinspectie excelleert. In tabel 2.4 worden de resultaten weergegeven van de beschikbare kennis en vaardigheden die in het Expertise centrum als van de Uitvoering aanwezig zijn rond de gedetecteerde risico s van Arbouw. Daarnaast wordt weergegeven in welke mate deze kennis is verspreid (gedragen en toegepast). Tabel 2.4: Inschatting kennis en kunde van de onderwerpen van de PAGO onderzoeken van Arbouw Kennis EC Kennis Uitvoering Beschikbaar Verspreiding Beschikbaar Verspreiding Lichamelijk inspannend werk -- - -- -- Psychosociale arbeidsbelasting + - - - Stof (gevaarlijk en irriterend) ++ ++ ++ ++ 14

Tillen, duwen, trekken of dragen ++ 0 ++ + Klachten houding- en bewegingsapp. ++ 0 0 - Lawaaioverlast ++ + + - Geen goede was- & kleedruimten ++ ++ ++ ++ Tocht 0 - -- -- In ongemakkelijke houding werken + 0 -- -- Gezondheidsklachten door het werk ++ - -- -- Koude 0 - -- -- Vastgestelde lawaaidoofheid + - -- -- Hand-arm trillingen ++ 0 + - Lichaamstrillingen of schokken ++ 0 - - Onveilige situaties ++ ++ ++ ++ De Arbeidsinspectie is sterk is in het handhaven op overtredingen van gevaarlijk stof (asbest, kwarts en oplosmiddelen), manuele handling van lasten (duwen, trekken, etc.), was- en kleedruimten en onveilige situaties. Ten aanzien van het bouwproces is eenzelfde inschatting gemaakt, deze wordt in tabel 2.5 weergegeven. Tabel 2.5: Inschatting kennis EC en Uitvoering rondom proces van arbozorg Kennis EC Kennis Uitvoering Beschikbaar Verspreiding Beschikbaar Verspreiding Opdrachtgever - - + - Ontwerpende partij - - + - Uitvoerende partij + - + + Coördinatoren 0 0 0 0 Werkgever/hoofdaannemer - 0 + 0 Werkgever/onderaannemer ++ 0 ++ ++ ZZP-er (werknemer) - - ++ + Werknemersgedrag - - 0 - Medezeggenschap + 0 - - V&G-plan ontwerpfase - - - - V&G-plan uitvoeringsfase - - + 0 RIE bedrijfsniveau - - 0 0 Plan van aanpak bedrijfsniveau - - 0 0 Arbodiensten -- -- -- -- Arbodeskundigen -- -- -- -- Preventiemedewerker -- -- -- -- Samengevat betekent dit dat de Arbeidsinspectie vooral sterk is in een beperkt aantal onderwerpen, namelijk: (1) gevaarlijke stoffen, (2) tillen, duwen, trekken of dragen, (3) was- en kleedruimten en (4) onveilige situaties. Rondom arbozorg zijn we vooral goed in het aanspreken van de individuele werkgever/onderaannemer. Voor wat betreft de andere onderwerpen en aspecten van arbozorg is wel rudimentaire kennis aanwezig of deze kan snel worden aangeboord. Echter in de breedte is deze niet belegd of gedeeld. Voor lichamelijke inspanning hebben we geen deskundigheid in huis. Dit geldt ook voor structurele kennis over de inrichting van arbodiensten, kennis en kunde van arbodeskundigen en preventiemedewerkers. In hoofdstuk 7 staan de maatregelen genoemd. 15

2.7 Interventieanalyse In tabel 2.6 staat in rood een overzicht van de risico s waarop de Arbeidsinspectie zich in de afgelopen jaren in het bijzonder heeft gericht. In geel de overige risico s. Deze tabel is gebaseerd op risicoanalyses en ervaringen tijdens inspecties en onderzoek. Tabel 2.6 Arbeidsrisico s per bedrijfstak Sector Valgevaar Gevaarlijke stoffen B&U X X Kwarts A0&I X X Kwarts, VOS. Houtstof x = onderkend risico X focus AI in afgelopen jaren Fysieke belasting Fysische factoren Psychische belasting Arbozorg X x X X X X x X 2.7.1 Fysieke belasting Met de aanpak van fysieke belasting is via verschillende kanten door de Arbeidsinspectie een begin gemaakt. In de oplossingensfeer is veel bereikt. Voor veel beroepen zijn maatregelen om de fysieke belasting te beperken uitgewerkt. In verschillende inspectieprojecten is fysieke belasting onderwerp van inspectie geweest. Het betrof onder andere projecten die zich richten op glazenwassers en de afbouw. Uit de inspectieprojecten blijkt dat de acceptatie van de maatregelen uit de arbocatalogus geen vanzelfsprekendheid is. 2.7.2 Psychische belasting In 2005 heeft de Arbeidsinspectie een inspectieproject uitgevoerd dat zich richtte op de werkdruk bij uitvoerders. Inspecteren leidde tot meer herkenning en erkenning. Geïnspecteerde bedrijven gingen met dit duwtje in de rug vaak voortvarend aan de slag. De afgelopen jaren zijn er geen inspectieprojecten rondom psychische belasting in de bouw uitgevoerd. Sociale partners hebben geconstateerd dat de psychische belasting toeneemt. Binnen de verschillende delen van de sector zijn daarom initiatieven genomen om werkdruk aan te pakken. Zo is in de afbouw een regeling in het leven geroepen waarbij bedrijven kosteloos ondersteuning en coaching kunnen inzetten. Het gebruik door bedrijven van dit soort initiatieven is echter zeer laag. Werkgevers voelen geen urgentie en herkennen het risico niet bij hun medewerkers. 2.7.3 Gevaarlijke stof Op initiatief van de Arbeidsinspectie zijn rondom de bescherming van stof (hout & kwarts) de afgelopen jaren door Arbouw in samenwerking met TNO veel nieuwe technische maatregelen ontwikkeld. Op basis daarvan is de stand der techniek beschreven. Binnen verschillende inspectieprojecten is ervaring opgedaan om het gebruik van de ontwikkelde maatregelen af te dwingen. De afgelopen jaren is rondom de blootstelling aan vluchtige organische stoffen (VOS) veel veranderd. Parketeurs en schilders kunnen nu gebruik maken van water gedragen verf. De Arbeidsinspectie heeft hieromtrent verschillende acties ondernomen. 16

2.7.4 Fysische factoren (geluid, trillingen, kou, warmte en zonlicht) De afgelopen jaren is aan fysische factoren binnen inspectieprojecten geen structurele aandacht besteed. 2.7.5 Begaanbaarheid bouwplaats In 2005 is door Arbouw en VHP adviseurs een checklist ontwikkeld waarmee de actuele persoonsbegaanbaarheid van een bouwplaats kan worden beoordeeld. Voor werknemers in de afbouw- en onderhoudsbranche is deze checklist niet toereikend omdat zij aan andere risico s blootstaan. Risico s voor werknemers in de afbouw- en onderhoudsbranche zijn o.a.: het overbruggen van niveauverschillen in het gebouw (door het ontbreken van trappen), de route van buiten naar binnen het gebouw (sleuven en kuilen in de looproute t.g.v. werkzaamheden van nutsbedrijven) en obstakels op de routes. Er is daardoor in 2009 een specifieke checklist ontwikkeld voor het beoordelen van de persoonsbegaanbaarheid voor werknemers uit de afbouw- en onderhoudsbranche. De beide checklist worden nauwelijks gebruikt en worden door de AI ook niet actief getoetst. 2.7.6 Valgevaar en ongevallen De afgelopen jaren is door de Arbeidsinspectie veel tijd en menskracht ingezet in de sector bouw rondom valgevaar. Een groot deel van de ingezette inspectiecapaciteit is besteed aan het onderzoek naar ongevallen die te maken hebben met vallen van hoogte. Daarnaast is binnen het kader van kortdurende en meerjarige projecten veel aandacht besteed aan vallen van hoogte. De Arbeidsinspectie is op uitvoeringsniveau sterk in het aanspreken van de werkgever/onderaannemer als het gaat om het aanspreken op arbozorg. Desondanks is er geen verdere daling opgetreden van het aantal ongevallen en dodelijke slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat om één dodelijk ongeval te voorkomen, moeten 10.000 onveilige situaties worden voorkomen! Door de sector is veel geïnvesteerd in materiaal om veilig op hoogte te werken. Het gebruik, toezicht en de borging laat echter nog te wensen over. Inspectieprojecten richtten zich vooral op de bouwlocaties. Het opschakelen naar bedrijfsniveau en zeker naar opdrachtgevers is nog onvoldoende van de grond gekomen. Eerste aanzetten hiertoe zijn het laatste jaar genomen. Door Arbouw is een eenvoudig instrument ontwikkeld om de veiligheid in kaart te brengen. De Veiligheidsindex Bouw (VI) is een handig en simpel instrument om snel de veiligheid op een B&U- of Infrabouwplaats te meten. De Veiligheidsindex bouw zorgt voor meer inzicht in de belangrijkste veiligheidsaspecten en voor meer bewustwording op de werkvloer. Om de naleving bij de bedrijven te verhogen is door de Arbeidsinspectie een mix gebruikt van verschillende instrumenten. Diverse vormen van handhavingscommunicatie zijn ingezet om de zelfwerkzaamheid van bedrijven te vergroten. Inspectieprojecten zijn meer gefocust op bedrijven met hoge risico s en lage naleving. Daarnaast is gewerkt aan de samenwerking met ander inspectiediensten. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit jaar begonnen met de uitvoering van het Actieplan Arbeidsveiligheid. Het Actieplan is gericht op het voorkomen van arbeidsongevallen. Doelstelling is een reductie van 25% van het aantal arbeidsongevallen tussen 2010 en 2012. Het plan bevat verschillende activiteiten én biedt ruimte voor samenwerking met initiatieven vanuit het veld. Het accent van het Actieplan Arbeidsveiligheid ligt op vijf prioritaire sectoren te weten: transport, bouw, horeca, metaalelektro en landbouw. Er is gekozen voor de bouw, omdat het aantal ongevallen hoog is en deze sector sinds 2005 nauwelijks daling van het aantal arbeidsongevallen kent. In overleg met deze branches wordt een maatwerkaan- 17

pak ontwikkeld. Daarmee wordt een vervolg gegeven aan het eerdere programma Versterking Arbeidsveiligheid. Verbeteren van gedrag en toezicht zal een belangrijk onderwerp zijn om ongevallen te reduceren. 2.7.7 Arbozorg In 2005 en 2006 zijn inspectieprojecten uitgevoerd die zich specifiek richten op de horizontale arbozorg. Uit deze inspectieprojecten is gebleken dat daar waar feitelijke werkplekovertredingen waren geconstateerd de zorg onvoldoende was georganiseerd. Werknemers waren niet structureel voorgelicht en geïnstrueerd. Direct leidinggevenden waren niet bij machte om doelmatig toezicht uit te voeren en op het hoogste niveau was er geen sprake van toetsing en bijsturing van het beleid. De aanpak is daarna geïncorporeerd in de inspectiepraktijk. Ten aanzien van de verticale arbozorg is door de Arbeidsinspectie initiatieven ontplooid en meer aandacht gevraagd voor de verplichtingen van de opdrachtgever. 2.7.8 Samenvatting In de afgelopen jaren zijn inspecties ingezet om bedrijven aan te spreken op niet naleving van regels. Aan de hand van inspectieresultaten zijn partijen binnen bedrijfstakken aangespoord tot activiteiten om het werk veiliger en gezonder te maken. Ook bedrijven die toeleveren, die machines bouwen en kennisinstituten zijn hierbij betrokken. In de bedrijfstakken waarin sociale partners actief zijn en de bedrijven redelijk goed zijn georganiseerd, is toegewerkt naar afspraken op bedrijfstakniveau om risico s te onderzoeken, maatregelen te ontwikkelen en te implementeren. Rondom fysieke belasting en gevaarlijke stoffen is veel ontwikkeld. Vooral specifieke risico's zijn door de sector opgepakt en maatregelen geïmplementeerd. Bijvoorbeeld water gedragen verf, hoogwerkers voor glazenwassers en tilhulpmiddelen voor de Afbouw. Andere vernieuwingen rondom fysieke belasting hebben de weg naar de werkplek nog niet gevonden. Rondom arbozorg zijn op bedrijfsniveau wel resultaten geboekt maar zijn nog niet in de breedte door de sector opgepakt. Voor wat betreft de verticale arbozorg heeft de sector de toegestoken hand aangegrepen om te komen tot meer systematische zorg vanuit de opdrachtgever voor arbo. Terugziend valt op dat vooral daar waar is gefocust op specifieke maatregelen dit zichtbaar tot structurele verbeteringen en resultaten heeft geleid. Onduidelijk is of activiteiten in de breedte ook tot resultaten heeft geleid. 2.8 Trends in de sector Volgens TNO 7 bevindt de bouw zich midden in een neerwaarts aanpassingsproces. De komende jaren is er geen structureel herstel in de bouw te verwachten door de geremde vraag. Hoewel de economie als geheel over het dieptepunt heen lijkt te zijn, zal de bouwproductie als gevolg van na-ijleffecten nog enige tijd krimpen. Door de ruime kredietverlening van banken tijdens de afgelopen jaren is er in de bouw overcapaciteit ontstaan. De bouw wordt gedwongen zich aan te passen aan een markt met minder uitbundige financieringsmogelijkheden. Deze dalende bouwproductie heeft sterk negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de bouw. Een snel teruglopend aantal vacatures, afnemende inhuur van flexibele arbeidskrachten en gedwongen ontslagen bepalen het beeld voor 2009 en 2010. In figuur 2.1 wordt de werkgelegenheid naar sector in de bouwnijverheid grafisch weergegeven (Economisch Instituut Bouw, 2009). 7 TNO Bouwprognoses, december 2009 18

Figuur 2.1 Werkgelegenheid (x 1000) naar sector in de Bouwnijverheid (EIB, 2009) De totale werkgelegenheid in de bouwnijverheid daalt in de periode 2009 tot 2011 met 10%, wat grofweg neerkomt op een verlies van 50.000 banen. Voor zelfstandigen is met ruim 6% de daling van het arbeidsvolume relatief minder scherp, maar niettemin gaan hier ruim 6000 mensjaren verloren. Vanaf 2012 herstelt zowel de productie als de werkgelegenheid, maar dit herstel is onvoldoende om het verlies ten opzichte van 2008 in 2014 al volledig te compenseren. De uiteenlopende productie ontwikkelingen tussen de woning en utiliteitsbouw en de GWW zijn bepalend voor de werkgelegenheidseffecten in de uitvoerende bouw. Zelfstandigen en werknemers die werkzaam zijn in de onderhoud- en renovatiesector zullen minder hinder van de productieterugval ondervinden. Naar verwachting zal het aantal uitzendkrachten in de bouwnijverheid ook in de huidige crisis veel sterker dalen dan de werkgelegenheid in de bedrijfstak zelf. De bouwproductie in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw zal in 2009 krimpen als gevolg van de economische crisis. De orderportefeuille is in de burgerlijke en utiliteitsbouw sinds september 2008 behoorlijk gekrompen. De grond-, water- en wegenbouw wordt minder hard geraakt, omdat zij in mindere mate van de conjectuur afhankelijk is. Architecten en ingenieursbureaus merken op dit moment de gevolgen van de krimpende bouwproductie al, omdat zij zich aan het begin van het bouwproces bevinden. In 2010 voelen de installateurs, schilders en glaszetters pas de effecten, zij het in mindere mate, omdat zij meer afhankelijk zijn van onderhoud dan bouwbedrijven. Makelaars zagen in 2008 al hun omzetten krimpen als gevolg van de kopersstaking op de woningmarkt. Huizen staan veel langer te koop, het aantal te koop staande woningen loopt op en de prijs staat onder grote druk. Hier ondervinden projectontwikkelaars ook enorme hinder van. Zij kunnen hun projecten niet meer afzetten en schrappen nieuwe ontwikkeltrajecten. Binnen de bouwnijverheid zijn de volgende trends en ontwikkelingen merkbaar: Een toename van de vraag naar totaaloplossingen, zowel in de bouw als infrasector. De traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering maakt steeds meer plaats voor geïntegreerde contractvormen. De hoofdverantwoordelijkheid bij bouwprojecten gaat steeds sterker samen met de financiële draagkracht en technische en organisatorische kennis van partijen. voornamelijk het grootbedrijf breidt haar dienstenpakket uit met gerelateerde activiteiten zoals beheer, langjarig onderhoudscontracten en exploitatie. Aandeel prefabricage in de productie stijgt. In 2009 en 2010 koelt de bedrijvigheid in de bouw sterk af. Vooral de nieuwbouwproductie staat sterk onder druk door de afnemende koopbereidheid bij particulieren en investeerders bereidheid bij bedrijven. Nederland vergrijst waardoor sprake is van een veranderde vraag naar huisvesting: woonconcepten voor jongeren, koopkrachtige senioren en hoogkwalitatieve woonzorgvoorzieningen voor senioren. Het binnenstedelijke ontwikkelingsprogramma wordt van steeds groter belang. 19

Samenwerking tussen bouwpartijen, gemeenten en woningbouwcorporaties lijdt tot een grotere kans van slagen. Toenemende aandacht (vanuit overheden, consumenten en bedrijfsleven) voor duurzaam bouwen en energiebesparing. Door de introductie van nieuwe contractvormen worden de risico's van werken steeds meer bij uitvoerende partijen neergelegd. Dit betekent dat bouwbedrijven zich goed moeten verdiepen in gezamenlijke arborisico's. Vooral de laatste 5 trends en ontwikkelingen zijn voor de Arbeidsinspectie van belang. Bij alle activiteiten moeten we nagaan hoe we bij de trend en ontwikkeling kunnen aansluiten zodat er een versterking op treedt. Als er bij de opdrachtgevers bijvoorbeeld toenemende aandacht is voor duurzaam bouwen en energiebesparing dan zou dit heel goed samen kunnen gaan met veilig en gezond bouwen en onderhoud van een gebouw. De meerwaarde voor de andere partij moeten we duidelijk laten zien zodat we ook een natuurlijke partner worden bij het overleg. 3. Strategische uitgangspunten 3.1 Huidige stand van zaken De economische situatie in de bouw is niet florissant. Het is denkbaar dat investeringen rondom arbo die zich op langere termijn terugverdienen worden uitgesteld. Van de andere kant heeft de bouw ook te maken met een sterke uitstroom van ouderen. Dit betekent dat de bouw op termijn ook te maken zal krijgen met toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Een goede arbeidsmarktpositie is voor de sector essentieel om voldoende arbeidspotentieel aan te spreken om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Voor nieuwkomers, de werknemer van de toekomst moet het werken in de bouw interessant en aantrekkelijk zijn. Goede arbeidsomstandigheden en scholingsmogelijkheden kunnen hieraan bijdragen. De arbeidsomstandigheden in de bouw kenmerken zich door hoge fysieke- en psychosociale arbeidsbelasting. Daarnaast is er sprake van een hoge blootstelling aan risico s zoals gevaarlijke stoffen (kwarts, asbest) die op latere leeftijd kunnen leiden tot ernstige gezondheidsschade, ziektes en de dood. Al deze kenmerken leiden tot een hoge instroom in de WIA op relatief jeugdige leeftijd en een relatief hoog aantal meldingen van beroepsziekten. Verder is er sprake van veel gevaarlijk werk wat leidt tot een groot aantal ernstige arbeidsongevallen. Het ongevallencijfer is ruim tweemaal zo hoog als gemiddeld in de industrie. Jongeren onder de 25 blijken tweemaal zo vaak het slachtoffer te worden van ongelukken als ouderen. Er bestaat nog steeds een machocultuur. De werkzaamheden in de bouw worden veelal uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven. Er is sprake van een hoge mate van arbeidsdeling (Taylorisme). De organisatie in tijd en ruimte van het werk is daardoor complex van aard en eist veel coördinatie. Mede door de complexiteit van het werk en de invloed van het bouwontwerp is ook de zorg voor arbeidsomstandigheden ingewikkeld. Door het hele bouwproces heen (van ontwerp, oplevering en gebruik) is er nog geen sprake van een integrale ketenaanpak. De verticale zorg voor arbeidsomstandigheden vanaf opdrachtgever tot onderaannemer staat nog in de kinderschoenen. De sector heeft de toegestoken hand van de Arbeidsinspectie aangegrepen om te komen tot meer systematische zorg voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgever. Bij de kleine onderaannemers staat arbozorg laag op de agenda. Men leunt sterk op de hoofdaannemers. Rondom arbozorg zijn her en der wel resultaten geboekt maar zijn deze nog niet in de breedte door de sector opgepakt. De sector kent een uitgebreid netwerk van sectororganisatie en van overleg. Een sterk pluspunt is de aanwezigheid van eigen kennisinstituten. Daarnaast is er het 20