Landelijk Opleidingsprofiel Creatieve Therapie



Vergelijkbare documenten
PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

De competente sociaal agoog

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Kerncompetenties psychotherapeut

Kwaliteitsprofiel Verloskundige Echoscopist maart 2011

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

TRAINING EN TOETSING BINNEN DE OPLEIDING. Professioneel Handelen

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

Student Company op het hbo. Stappenplan

De 6 Friesland College-competenties.

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER

de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep.

Deskundigheid in Creatief Vermogen

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Oordeel voldoende / onvoldoende * Instelling: Fase: 1 2 3*

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Onderwijsvernieuwing. We doen er allemaal aan mee.

Werkdocument 1 Opleidingsconcept

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

HET NIEUWE CURRICULUM WERKVELD HBO-V 19 NOVEMBER 2015

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Werkopdracht vierde ontwikkelsessie

Visie en eindtermen voor jobcoachopleidingen

Keuzedeel mbo. Voorbereiding hbo. behorend bij één of meerdere kwalificatiedossiers mbo. Geldig vanaf 1 augustus Crebonr.

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Opleiding: Eerst Verantwoordelijke Verzorgende met plus (EVV met plus)

Beoordelen in het HBO

Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

TRAINING VOOR VERTROUWENSPERSONEN Over integriteit en vertrouwelijkheid

2 e Fontys Onderzoekscongres Onderzoek & Onderwijs :

Keuzedeel mbo. Triage. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0289

Landelijk Opleidingscompetentieprofiel. Master Physician Assistant

Competentie-invullingsmatrix

Integrale lichaamsmassage

COMMUNICEREN VANUIT JE KERN

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

1. Interpersoonlijk competent

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

OPLEIDING INTENSIVE CARE VERPLEEGKUNDIGE

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017

Niveaubeschrijvingen NLQF per descriptor met toelichting, versie 23 maart 2017

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER, TEAMBEGELEIDER OF MANAGER

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

FUNCTIEBESCHRIJVING. A. Plaats in de organisatie

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Vaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog behandeling en evaluatie (volwassenen en ouderen)

Bij de MSF (verwijzers) is het verplicht minimaal 3 verwijzers een vragenlijst te sturen, voor de

Eindtermen. Eindtermen Praktijk: Eindtermen Voetreflextherapeut.doc 1

Leergebied Overstijgend Onderwijs in de VMBO stroom (versie juni 2018)

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige

Modulebeschrijving FINSLC0108

TBN - Beroepscode Tarotprofessional

EVC-Beroeps-Overstijgende-Competentiestandaard niveau 1

voor kleinschalig wonen in de ouderenzorg gebaseerd

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Visie en werkwijze participatie van ouderen in het Ben Sajetcentrum

3. Een norm voor valide examenproducten norm voor valide examenproducten cesuur exameninstrumentarium

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Marktconsultatie 13 november Overlegtafel Zorgproduct Behandeling Psychosociaal

De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie.

Handleiding Portfolio assessment UvA-docenten

kempelscan K1-fase Eerste semester

STANDPUNT. Praktijkleren JGZ Jeugdarts-KNMG!

WORKSHOPHANDLEIDING Het Verbeterplan

Hogeschool Windesheim Zwolle Aandacht voor jeugdzorg en jeugd- en opvoedhulp in hbo-opleidingen en onderzoek.

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

PROFESSIONELE BACHELOR ERGOTHERAPIE Modeltraject eerste jaar Semester 1 OPLEIDINGSONDERDELEN 2015/2016

kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7

Externe brochure : toelichting

Thermometer leerkrachthandelen

Kern van leidinggeven in het nieuwe cluster

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen.

Inhoud: Schoolplan Verantwoording. Motto, missie, visie, overtuigingen. Doelen. Samenvatting strategisch beleid van de vereniging

ten behoeve van het beoordelingsportfolio Startbekwaamheid Hoofdfase 3, ALO

Medewerker aan kwaliteitszorg. Sociaal communicator. bewaker. schriftelijk rapporteren naar het team of naar

- vaardigheden en praktijk ontwikkelen om op basis van een professionele dialoog met scholen samen te werken.

Toetstermen en taxonomiecodes

Competentieprofiel MZ Opleider. Competentieprofiel voor mz-opleider.

Transcriptie:

Landelijk Opleidingsprofiel Creatieve Therapie December 1999

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Deel 1 Het opleidingsprofiel Creatieve Therapie 5 1.1. De uitgangspunten 5 1.2 Drie segmenten 6 1.3 De beginnend beroepsbeoefenaar 8 1.4 Competentieleren en Romiszowski als bouwstenen voor kwalificaties 8 1.5 Het beroep in verandering 10 1.6 Kenmerken van het HBO-niveau 12 1.7 De beginnend versus de ervaren beroepsbeoefenaar 15 1.8 Begripsomschrijving van een kwalificatie 17 1.9 Kwalificaties en memories van toelichting 17 1.10 Overzicht van de kwalificaties 18 Deel 2 De kwalificaties nader toegelicht 23 Segment 1 Behandelen van cliënten 23 Segment 2 Werken in en vanuit een arbeidsomgeving 48 Segment 3 Werken aan professionaliteit en professionalisering 54 Deel 3 Verantwoording en vooruitblik 64 Bijlagen: Samenstelling projectgroep Opleidingskwalificaties Creatieve Therapie 66 Gebruikte terminologie 67 Gebruikte literatuur 69 Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 2 - december 1999

Voorwoord Voor u ligt het gemeenschappelijk opleidingsprofiel van de vier opleidingen Creatieve Therapie in Nederland. Dit opleidingsprofiel is tot stand gekomen in opdracht van de het Landelijk Overleg Opleidingen Creatieve Therapie (LOO) in het kader van het project HSAO (H)erkend. Het LOO heeft voorafgaand aan deze opdracht een arbeidsmarktonderzoek laten verrichten met als resultaat een overzicht van beroepstaken van de Creatief Therapeut die erkend worden door werkgevers, Inspectie Geestelijke Gezondheidszorg, Beroepsvereniging NVKT en de Stichting Register Creatief Therapeuten. 1 Daarnaast gaf het onderzoek aan welke beroepstaken in de toekomst in belang zullen toenemen. De opdracht die het LOO aan de Landelijke Projectgroep Opleidingskwalificaties gaf luidde als volgt: Stel een gemeenschappelijk opleidingsprofiel op dat voldoet aan de volgende eisen: In het opleidingsprofiel is gebruik gemaakt van het beroepsprofiel voor de Creatief Therapeut, zoals dat in 1995 is vastgesteld door de Nederlandse vereniging voor Kreatieve Therapie. Het opleidingsprofiel is opgesteld volgens het format dat door de meeste opleidingen in het HSAO wordt gehanteerd. De aanbevelingen van de meest recente visitatie, zoals geformuleerd in het rapport Bij nader inzien uit 1997 zijn verwerkt. De opleidingskwalificaties worden door het werkveld als relevant herkend, daartoe zijn de resultaten verwerkt van het hierboven genoemde arbeidsmarktonderzoek zoals gepresenteerd in 1999. Het opleidingsprofiel is toekomstgericht en toekomstvast. De opleidingskwalificaties specificeren het HBO-niveau van de opleidingen. De opleidingskwalificaties beslaan 70% van het curriculum, zodat ruimte blijft voor specifieke profilering. Het resultaat van de projectgroep ligt hier voor u. De vier opleidingen zijn inmiddels voortvarend van start gegaan met het vertalen van dit profiel naar de onderwijscurricula. 1 J. Nafzger en I. Van Gaalen-Oordijk, Eindrapport arbeidsmarktonderzoek creatieve Therapie, CINOP, s-hertogenbosch 1999 Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 3 - december 1999

Bijzondere dank zijn wij verschuldigd aan de leden van de Beroepenveldcommissies van de opleidingen. In een vroeg stadium hebben zij met hun kritische commentaren bewaakt dat dit opleidingsprofiel aansluit bij de actuele beroepspraktijk. Hun aanbevelingen zijn dan ook met instemming verwerkt in de voorliggende tekst. Het Landelijk Overleg Opleidingen Creatieve Therapie. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 4 - december 1999

Deel 1 Het opleidingsprofiel Creatieve Therapie 1.1. De uitgangspunten Het opleidingsprofiel en de opleidingskwalificaties zijn sturend en richtinggevend voor de opleidingen bij het vaststellen van hun opleidingscurriculum. Om een gemeenschappelijke kwaliteit te waarborgen, zijn voor dit opleidingsprofiel een aantal uitgangspunten kaderstellend. A. HERKENBAARHEID De kwalificaties leveren een bijdrage aan een herkenbaar beroepsbeeld en vormen de basis voor communicatie met het werkveld. Alle betrokkenen herkennen het indelingskader en de kwalificaties als relevant voor de beroepsuitoefening. B. TOEKOMSTGERICHTHEID EN TOEKOMSTVASTHEID In de visie op de afgestudeerde creatief therapeut en het beroep, en vervolgens in het indelingskader en de kwalificaties komt tot uitdrukking welke eisen nieuwe ontwikkelingen aan de beroepsuitoefening stellen. In dit profiel zijn de uitkomsten van het trendonderzoek verwerkt in de beschrijving van het beroep en de kwalificaties. Een grotere toekomstvastheid wordt beter gegarandeerd door de beschrijving van de kwaliteiten van de beginnend beroepsbeoefenaar in termen van competenties, omdat het een dynamisch begrip is. De beginnende beroepsbeoefenaar heeft zich competenties eigen gemaakt, maar staat tevens voor de opgave en uitdaging deze in de beroepspraktijk verder te ontwikkelen. C. STURENDE EN INSPIRERENDE KWALIFICATIES Er is een beperkt aantal kwalificaties geformuleerd. De sturende werking komt niet primair voort uit het voorschrijven van een 'dekkend' (en dus groot) aantal beroepskwalificaties, maar veeleer uit een klein aantal kernachtig en inspirerend geformuleerde kwalificaties. De sturende werking komt ook tot stand door de onderbouwing van de kwalificaties met een visie op de beginnend beroepsbeoefenaar, een herkenbare beschrijving van de beroepsuitoefening op HBO-niveau, een onderwijskundig concept m.b.t. het opleiden tot dat beroep, en door de memories van toelichting bij de geformuleerde kwalificaties. D. DE KWALIFICATIES MOETEN HET HBO-NIVEAU SPECIFICEREN. Het HBO-niveau is in een afzonderlijke paragraaf beschreven (paragraaf 1.6). De visie is vertaald naar de competenties in paragraaf 1.10. Er is voor gekozen de kwalificaties van de beginnend beroepsbeoefenaar te formuleren in termen van competenties behorend bij de uitoefening van clusters van beroepstaken. In paragraaf 1.4 is dit nader toegelicht. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 5 - december 1999

E. EISEN AAN DE VORMGEVING Er is sprake van een beperkt aantal handzame kwalificaties. Het indelingskader is handzaam overzichtelijk en toegankelijk. Dit betekent dat de indeling is beperkt tot drie segmenten, die in paragraaf 1.2 nader worden toegelicht. De kwalificaties zijn op een dusdanig niveau beschreven dat enerzijds geen keurslijf ontstaat dat knellend wordt voor de eigen vertaling naar het onderwijs en anderzijds wel een kader ontstaat dat voldoende eenduidig, en op een inspirerende manier richtinggevend is. In de definiëring van de kwalificaties is er voor gekozen om de kwalificatie zelf globaal te definiëren en in de memorie van toelichting nader te specificeren wat de kwalificatie betekent voor de beroepsuitoefening. 1.2 Drie segmenten Dit opleidingsprofiel gaat uit van beroepskwalificaties die in drie segmenten worden verdeeld, die elk een taakgebied voorstellen. In de drie segmenten zijn alle taken opgenomen die behoren tot het kwalificatieniveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De segmenten zijn kwalitatief gelijkwaardig. Dit geeft uitdrukking aan de visie op het HBO-niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar: deze dient voor alle drie taakgebieden even goed toegerust te zijn. De drie segmenten zijn: Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 6 - december 1999

SEGMENT 1 De taken van de beginnende beroepsbeoefenaar als werker: behandeling van cliënten/cliëntsystemen 2 ; Er is een onderscheid gemaakt in subsegmenten, die het verloop van een creatief therapeutisch proces weerspiegelen: 1.1 voorbereiden 1.2 kennismaken en observeren 1.3 diagnosticeren en indiceren 1.4 opstellen van een behandelplan 1.5 behandelen 1.6 afronden en evalueren SEGMENT 2 De taken van de beginnende beroepsbeoefenaar als medewerker: werken in en vanuit een arbeidsomgeving als collega, teamlid, lid van een multidisciplinair team, samenwerkingspartner, vertegenwoordiger van een instelling. 2 In het vervolg wordt de term 'cliënten' gebruikt om de cliënt en/of cliëntsysteem aan te duiden. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 7 - december 1999

SEGMENT 3 De taken van de beginnende beroepsbeoefenaar als vertegenwoordiger van de beroepsgroep: werken aan professionaliteit en professionalisering. In dit segment worden twee subsegmenten onderscheiden: 3.1 het zichzelf ontwikkelen in het beroep. Dit omvat het 'eigen meesterschap': leervermogen, reflecteren op het eigen handelen en het 'managen' van de eigen loopbaan; 3.2 het bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep. Voor een beginnend beroepsbeoefenaar betekent het dat hij leert om systematisch gegevens te verzamelen en ervaringen van mensen te onderzoeken. Hij leert deze te analyseren en leert de grenzen van het beroep te verkennen en eroverheen te kijken. Ten slotte leert hij in beginsel hoe hij op deze basis kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het beroep. 1.3 De beginnend beroepsbeoefenaar Centraal in dit profiel staat de beginnend beroepsbeoefenaar als focus van de kwalificaties. In dit profiel wordt tot uitdrukking gebracht dat de beginnend beroepsbeoefenaar de kwalificaties tezamen en in hun onderlinge samenhang moet beheersen. Dit zal leiden tot een adequaat toegeruste beginnend beroepsbeoefenaar: het geheel is meer dan de som der delen! 1.4 Competentieleren en Romiszowski als bouwstenen voor kwalificaties Tot voor kort was het niet ongewoon de kwalificaties onder te verdelen in kennis, houding en vaardigheden. Al deze aspecten zijn immers essentieel voor het beroepshandelen. Echter het opsplitsen van het handelen in deze aspecten bracht in het onderwijs met zich mee dat deze in de afzonderlijke onderwijsprogramma's te veel verzelfstandigd werden. Daarmee ontwikkelden de studenten onvoldoende het vermogen om later in de beroepspraktijk te handelen op basis van de bekwaamheid om deze aspecten in hun samenhang toe te passen. Houdingsaspecten en technieken werden doorgaans onvoldoende onderbouwd met kennis. Kennisaspecten werden moeizaam vertaald in houding en vaardigheden. Voor dit opleidingsprofiel is gekozen voor het zogenaamde 'competentieleren', waarin deze onderlinge samenhang wél wordt gerealiseerd. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 8 - december 1999

COMPETENTIELEREN IS: a. leren waarin de student stelselmatig werkt aan zijn competentie om -met integratie van kennis, houding en vaardigheden- adequaat beroepsmatig te handelen in diverse situaties; b. leren waarbij deze competentie in gedrag zichtbaar gemaakt dient te worden; c. leren waarbij realistische praktijksituaties zoveel mogelijk uitgangspunt zijn. Met het leren van competenties is het integratieve van het leren aangegeven. Maar daarmee is er nog geen duidelijk beeld van de samenstellende delen die met elkaar tot competenties leiden. Bovendien dient deze competentie zichtbaar gemaakt te worden in gedrag. Met name ten aanzien van het houdingsaspect in het handelen stuit men hier van oudsher op problemen. Hoe kan bereikt worden dat belangrijke aspecten van het handelen zoals visie, waarden en normen (houdingsaspecten) die in het handelen doorwerken, maar zelf niet zichtbaar zijn, tóch zichtbaar gemaakt worden? De taxonomie van Romiszowski geeft voor deze twee vragen een oplossing. TAXONOMIE VAN ROMISZOWSKI Romiszowski maakt een onderscheid in kennis en vaardigheden. Om een leerdoel in het onderwijsproces (en uiteindelijk een competentie) te realiseren zal de student deze zich met behulp van kennis en vaardigheid eigen maken. Onder kennis verstaat Romiszowski: - geheugenkennis (feiten en procedures); - inzichtelijke kennis (modellen en begrippen). Onder vaardigheden verstaat hij: - cognitieve vaardigheden (op het gebied van het denken zelf, bijvoorbeeld analyseren); - psychomotorische vaardigheden (in verband met het fysieke handelen, bijvoorbeeld technische vaardigheden in een medium); - affectieve vaardigheden (handelen op grond van affecties, waarbij waarden en normen meespelen, bijvoorbeeld luisteren, waarderen). Binnen iedere subcategorie van de vaardigheden maakt Romiszowski bovendien een onderscheid in reproductieve en productieve vaardigheden: - reproductieve vaardigheden zijn vooral nodig bij handelingen met een meer routinematig en repeterend karakter; - productieve vaardigheden zijn vereist voor handelingen die een beroep doen op creativiteit en planningsvaardigheden van de uitvoerder en die gepaard gaan met complexe beslissingsvormen op bewust (of onderbewust) niveau. Ook is het typerend voor productieve vaardigheden dat opgedane inzichten spontaan toegepast kunnen worden in nieuwe situaties (transfer). Het opleidingsprofiel is geschreven voor het Hoger Beroepsonderwijs (HBO). Daarom verwijzen de competenties in de kwalificaties van het opleidingsprofiel binnen de categorie 'kennis' vooral naar 'inzichtelijke kennis' en binnen de categorie 'vaardigheden' naar 'productieve vaardigheden'. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 9 - december 1999

1.5 Het beroep in verandering Wetende dat er een spanningsveld bestaat tussen de toekomstgerichtheid en de herkenbaarheid van het beroep in het opleidingsprofiel, zijn in deze paragraaf de te verwachten ontwikkelingen van het beroep creatief therapeut in kaart gebracht. Uit recent arbeidsmarktonderzoek 3 blijkt dat in de toekomst taken als stelt een eerste diagnose in het medium vast en koppelt deze terug naar de cliënt en het behandelteam, stelt in het behandelteam de indicatie voor de creatief therapeutische behandeling vast, voert de behandeling uit in overleg met het behandelteam in belang toenemen. Dit duidt op een toenemend belang van werken in een behandelteam, op methodisch werken en op een toenemend belang van cliëntgerichtheid (zorg op maat, vraaggericht werken). De creatief therapeut moet een duidelijk antwoord kunnen geven op de vraag welke cliënten wel of niet in aanmerking komen voor de creatief therapeutische behandeling en waarom. Creatief therapeuten moeten evenzeer rekening houden met de toenemende participatie van de cliënt bij het bepalen van de gewenste behandeling. Taken die verder in belang toenemen zijn evalueert de behandeling in relatie tot de gestelde doelen en stemt doel en duur van de behandeling op elkaar af hetgeen verwijst naar doeltreffendheid en doelmatigheid. Bovenstaande taken hebben betrekking op het eerste segment van het beroepsprofiel (de taken ten behoeve van de cliënt). Uit het onderzoek blijkt verder dat met name de taken in het tweede en derde segment van het beroepsprofiel (respectievelijk organisatie & beleid en professionele ontwikkeling) door de actuele veranderingen in de gezondheidszorg sterk in belang toenemen. Werken vanuit de doelstelling en het beleid van de instelling, een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de instelling en bijdragen aan de kwaliteitsbewaking worden steeds belangrijker. De creatief therapeut moet als gevolg van de verplichtingen voortvloeiend uit de Kwaliteitswet Zorginstelllingen, de daarmee samenhangende kosten/baten analyse en de regelgeving in het kader van de BIG-wet, in toenemende mate de eigen plek in de organisatie legitimeren en zijn handelen professionaliseren. De creatieve therapie maakt vanuit methodisch oogpunt een ingrijpende verandering door omdat in de geestelijke gezondheidszorg de nadruk meer komt te liggen op het verminderen van de stoornis, op de acceptatie van en het leren omgaan met de handicap en niet zozeer op de ontplooiing en groei van de persoon. Daardoor zullen zaken als de gerichtheid op het langdurige proces, expressie en de gangbare 3 J. Nafzger en I. Van Gaalen-Oordijk, Eindrapport arbeidsmarktonderzoek creatieve Therapie, CINOP, s-hertogenbosch 1999 Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 10 - december 1999

rogeriaanse en psychoanalytische referentiekaders in belang afnemen en structurerende, directieve, gedragstherapeutische en rehabiliterende invalshoeken belangrijker worden. Uit gesprekken met de beroepenveldcommissies van de opleidingen blijkt dat creatief therapeuten steeds meer in staat moeten zijn behandelmodulen te ontwikkelen voor specifieke problemen van een bepaalde doelgroep. De creatief therapeut van de toekomst zal bovendien in hoge mate flexibel moeten zijn, meerdere werkwijzen en methodieken moeten beheersen en multi-inzetbaar zijn. Binnen instellingen bestaat de tendens specifieke functies tot globale functies te integreren. Een maatschappelijke ontwikkeling die het beroep beïnvloedt is de verschuiving van intra-murale naar semi-murale en ambulante behandeling die gepaard gaat met regionale samenwerking en schaalvergroting en tevens tot gevolg heeft dat in de residentiële instellingen sprake is van meer complexe gedragsstoornissen die om een intensieve behandeling vragen. Omdat in de ambulante behandeling de ruimtes en materialen veelal niet ideaal zijn, moet de creatief therapeut over improvisatievermogen en flexibiliteit beschikken. Nieuwe doelgroepen (ouderen, allochtonen, vluchtelingen, gedetineerden, personen met randpsychiatrische problematiek) zullen in de praktijk van de creatief therapeut steeds meer hun intrede doen. Een algemene conclusie die men uit het arbeidsmarktonderzoek kan trekken, is de noodzaak voor verdere professionalisering en onderbouwing van de methodiek door praktijkonderzoek naar de effecten van creatieve therapie. Om dit te kunnen realiseren is de deelname aan bij- en nascholing, inter- en supervisie, intercollegiale evaluatie, methodiekontwikkeling en onderzoek voor de creatief therapeut in de toekomst van immens belang. Het is tevens van belang dat de creatief therapeut in staat is via presentaties, beleidsstukken en referaten, over te brengen wat het beroep inhoudt, waar nodig op compacte wijze. VAN BEROEPSPROFIEL NAAR OPLEIDINGSPROFIEL Het beroepsprofiel van de creatief therapeut is richtinggevend voor het landelijk opleidingsprofiel. De opleidingen garanderen dat de afgestudeerden van het initiële onderwijs een stevige en duidelijke beroepsvisie hebben die aansluit bij de ontwikkelingen in de specifieke werkvelden en dat zij over voldoende bagage beschikken op het gebied van de psychopathologie en creatief therapeutische methodiek. De opleidingen bereiden de studenten voor op het functioneren binnen een organisatie zodat zij na verloop van tijd een constructieve bijdrage kunnen leveren aan het beleid en de kwaliteitszorg van de instelling waar zij werken. Bovenal zorgen de Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 11 - december 1999

opleidingen ervoor dat de studenten beschikken over doorgroeicompetenties die hen in staat stellen het eigen professionele handelen voortdurend te actualiseren en op systematische wijze een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep. In het curriculum van de opleidingen vindt de training van praktische vaardigheden plaats binnen het kader van de beroepsgerichtheid. De mediumvaardigheden die de student verwerft zijn toepassingsgericht en beroepsgericht en sluiten optimaal aan bij de behandeling van de doelgroepen. De ondersteunende theoretische kennisvelden zijn toegesneden op het beroep van creatief therapeut. 1.6 Kenmerken van het HBO-niveau DE H VAN 'HBO-NIVEAU' Om het HBO-niveau uit te werken worden vier samenhangende componenten onderscheiden waarin het HBO-niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar zich manifesteert: a. verantwoording; b. complexiteit; c. transfer; d. toegepaste wetenschap en beroepsontwikkeling. Deze componenten hebben elk betrekking op de drie segmenten van het profiel. Verantwoording Verantwoorden houdt in dat de beginnend beroepsbeoefenaar: a. aan anderen kan uitleggen en motiveren wat de overwegingen zijn die aan het (beroepsmatig) handelen ten grondslag liggen; b. inzicht kan geven in de consequenties van dat (beroepsmatig) handelen voor anderen; c. het toekomstig (beroepsmatig) handelen kan bijstellen op grond van de evaluatie van het beroepsmatig handelen. De beginnend beroepsbeoefenaar verantwoordt zich daarbij tegenover verschillende 'anderen': a. de cliënt; b. de collega's/leidinggevenden; c. de eigen beroepsgroep; d. Vertegenwoordigers van andere disciplines; e. werkgevers; f. maatschappelijke instanties. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 12 - december 1999

Complexiteit Complexiteit doet zich zowel voor in het handelen van de creatief therapeut als in de situatie waarin hij zich bevindt. Het beroepsmatig handelen is complex, wanneer de creatief therapeut niet kan teruggrijpen op een standaardprocedure, maar combinaties van procedures dient toe te passen of nieuwe procedures moet ontwikkelen. Complexiteit in de situatie doet zich op meer niveaus voor: binnen het cliëntsysteem, in de hulpvraag, in de instelling en in de maatschappelijke context. De creatief therapeut kan deze complexe situaties door- en overzien en is in staat daarin doelmatig en flexibel te handelen. Transfer Transfer manifesteert zich in de mate waarin de bekwaamheden in andere (beroepsmatige) situaties toegepast kunnen worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen (in oplopende mate van 'transfer'): a. contextgebonden bekwaamheden: deze zijn toepasbaar in een relatief beperkt aantal specifieke situaties; b. beroepsspecifieke bekwaamheden: deze zijn toepasbaar in uiteenlopende situaties binnen het beroep; c. beroepsonafhankelijke bekwaamheden: deze zijn toepasbaar in veel, sterk uiteenlopende en het beroep 'overstijgende' situaties. De creatief therapeut op HBO-niveau beschikt over deze onderscheiden bekwaamheden. Toegepaste wetenschap en beroepsontwikkeling In het wetenschappelijk onderwijs wordt de student voorbereid op de uitoefening van de wetenschap en op de verdere ontwikkeling daarvan. In het Hoger Beroepsonderwijs wordt de student voorbereid op een beroep waarbij hij in staat moet worden geacht onderzoeksresultaten en (actuele) theorievorming uit de wetenschap toe te passen op de vragen waar hij tijdens de beroepsuitoefening mee te maken krijgt. In het HBO gaat het daarom om de toepassing van de wetenschap. Binnen het beroependomein van de creatieve therapie zullen overwegend de medische en sociale wetenschappen van toepassing zijn. Ook moet de student aan het eind van de opleiding in staat zijn via praktijkgericht onderzoek en reflectie op de beroepspraktijk bij te dragen aan kennisontwikkeling en innovatie van de beroepspraktijk. Wat zijn voor het opleidingsprofiel de implicaties van het vermogen om de resultaten van de (medische en sociale) wetenschappen te kunnen toepassen op de vragen uit het beroep, en -omgekeerd- het vermogen om op grond van de eigen resultaten in de beroepsuitoefening bij te dragen aan de ontwikkeling van de wetenschap en het beroep? Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 13 - december 1999

Om het wetenschappelijk fundament op HBO-niveau uit te werken grijpen we terug op de invulling die Romiszowski geeft aan de begrippen kennis (geheugenkennis en inzichtelijke kennis) en vaardigheden (cognitieve, psychomotorische en affectieve vaardigheden; en deze drie weer te onderscheiden in reproductieve en productieve vaardigheden). Om zichzelf te profileren als beroepsbeoefenaar die ook nieuwe inzichten voortkomend uit praktijkgericht onderzoek kan toepassen en die tevens bijdraagt aan de innovatie van het beroep, zijn met name de inzichtelijke kennis en de cognitieve vaardigheden op productief niveau van belang. Beide worden achtereenvolgens toegelicht. De inzichtelijke kennis omvat theorieën, concepten en modellen die in de medische en sociale wetenschappen bekend, gangbaar en beproefd zijn in relatie tot de vragen vanuit het beroep (het beroep hier opgevat in de brede zin, dus alle segmenten omvattend). De student heeft inzichtelijke kennis nodig om hieraan te kunnen refereren bij de ontwikkeling van praktijktheorie. Omgekeerd zal de student -om innovatief te kunnen werken- in staat moeten zijn om verbindingen te leggen tussen nieuwe ontwikkelingen en nog niet gangbare en/of beproefde inzichtelijke kennis. De cognitieve vaardigheden op productief niveau zijn van belang omdat de beroepsbeoefenaar zich een wetenschappelijke manier van denken dient eigen te maken. Een wetenschappelijke manier van denken omvat onder andere het vermogen tot: a. conceptueel denken; b. systematisch denken; c. analytisch denken; d. multicausaal denken; e. circulair denken. Genoemde vaardigheden stellen de student ook in staat om in internationaal verband vorm te geven aan zijn eigen professionalisering. De afgelopen jaren is de internationale samenwerking sterk toegenomen, met als resultaat dat het Nederlandse Creatieve- Therapiediploma internationaal wordt erkend. Internationaal gezien onderscheiden de Nederlandse opleidingen zich door vanaf de aanvang sterk gericht te zijnop het beroep. DE B VAN 'BEROEP IN VERANDERING' De beroepsgerichtheid is een van de belangrijkste uitgangspunten van dit opleidingsprofiel. De toekomstgerichtheid van het profiel vraagt vooral aandacht voor de te verwachten ontwikkelingen in het beroep. Deze ontwikkelingen staan beschreven in paragraaf 1.5. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 14 - december 1999

DE O VAN ONDERWIJS Een opleidingsprofiel is niet compleet zonder dat wordt ingegaan op de onderwijsvorm die aansluit bij de kwalificaties. Met intact laten van de verantwoordelijkheid van de opleiding om dit profiel te vertalen naar hun onderwijsprogramma, kan een aantal algemene uitspraken worden gedaan. De basisfilosofie van dit profiel, het denken in te demonstreren bekwaamheden, het competentieleren en de pre-ambules (m.n. de invulling van het HBO-niveau en de definitie van de beginnend beroepsbeoefenaar) wijzen in de richting van onderwijs, waarin 'leren te leren' aandacht krijgt en het probleemoplossend vermogen van de student wordt ontwikkeld. Dimensies waarin dat gestalte krijgt zijn: a. de rol van de docent; b. de rol van de student; c. de didactische werkvorm; d. de wisselwerking tussen binnen- en buitenschools leren; e. de toetsvorm. Zichtbaar maken van gedrag als basis van kwalificeren zegt iets over de toetsvorm (die uiteraard bekwaamheden toetst); maar zeker ook over de vorm van het onderwijs. Daarin dient ruim plaats gemaakt te worden voor praktijkleren, gekoppeld aan nagebootste of reële situaties in de beroepspraktijk. De door Romiszowski gehanteerde invulling van het begrip kennis en de keuze voor het accent op inzichtelijke kennis wijzen in de richting van een onderwijsvorm waarin alle inspanningen rondom kennis worden ingericht op het ontwikkelen van het vermogen om: a. zelfstandig en actief gebruik te maken van wetenschappelijke bronnen; b. wetenschappelijke inzichten te integreren in het handelen; c. het handelen systematisch te analyseren d. conclusies terug te koppelen naar wetenschappelijke concepten. De kenniscyclus kan keer op keer doorlopen worden. 1.7 De beginnend versus de ervaren beroepsbeoefenaar Teneinde het begrip 'beginnend beroepsbeoefenaar' af te bakenen ten opzichte van het begrip 'ervaren beroepsbeoefenaar' biedt dit opleidingsprofiel een aantal richtinggevende uitspraken die een aanduiding geven van het eindniveau waartoe de kwalificaties leiden. De beginnend beroepsbeoefenaar heeft doorgaans nog geen ervaring opgedaan in de beroepspraktijk. Voor zover dat (binnen bijvoorbeeld een stage) wel het geval is, heeft hij deze ervaring als leerling opgedaan, dus niet in de 'status' van medewerker en doorgaans onder begeleiding. De beginnend beroepsbeoefenaar heeft de competenties wel ontwikkeld maar heeft er beperkt mee kunnen oefenen en heeft nog geen routine ontwikkeld in de concrete beroepstaken waarvoor hij ze gaat gebruiken. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 15 - december 1999

In dit profiel wordt een benadering uitgewerkt waarin de creatief therapeut in opleiding van meet af aan op elk segment wordt toegerust. Daarbij worden binnen elk segment specifieke accenten gelegd. De bekwaamheden van de beginnend beroepsbeoefenaar bestrijken alle segmenten. SEGMENT 1: DE BEGINNEND WERKER Gedurende de beroepspraktijkvorming tijdens de opleiding (en met name de beroepsvormende stage) heeft de student zich bekwaamheden verworven in de uitvoerende taken in een gegeven beroeps- en instellingscontext. De competenties zijn ontwikkeld maar desondanks mag van een beginnend beroepsbeoefenaar nog niet verwacht worden dat hij deze competenties geheel zelfstandig kan toepassen in situaties die hoge eisen stellen aan het niveau van beoordelingsvermogen, de besluitvaardigheid en het zelfvertrouwen van de creatief therapeut. De beginnend beroepsbeoefenaar beschikt over doorgroeicompetenties (bijv. probleemoplossend vermogen) om gedurende de eerste jaren van zijn beroepsloopbaan bekwaam te worden om in deze situaties zelfstandig te handelen. SEGMENT 2: DE BEGINNEND MEDEWERKER Het bovenstaande geldt evenzeer voor de taakuitoefening als medewerker, maar aanvullend geldt het volgende. In de arbeidsomgeving is er sprake van taken waarvoor de beginnend beroepsbeoefenaar nog niet competent is. Het betreft taken op het vlak van: a. leidinggeven aan de organisatie en medewerkers (managementtaken); b. het begeleiden van medewerkers (bijv. nog geen volledige verantwoordelijkheid van praktijkbegeleiding en stagiaires); c. het zelfstandig ontwikkelen en voorbereiden van beleid en beheerstaken. Voor al deze taken is zowel werkervaring als aanvullende deskundigheid vereist. Wél beschikken de afgestudeerden na hun opleiding over de basis om hierin door te groeien. SEGMENT 3: HET BEGINNEND LID VAN DE BEROEPSGROEP Ook voor de taken in segment 3 (professionaliteit en professionalisering) geldt een beperking. Zeker kan en moet een beginnend beroepsbeoefenaar een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep. Om echter werkelijk vernieuwend bij te dragen aan de beroepsontwikkeling voor het forum van de gehele beroepsgroep zijn werkervaring en verdere verdieping van de beschikbare kennis noodzakelijk. Als het bovenstaande concreet gemaakt wordt betekent dit dat de beginnend creatief therapeut in alle gevallen werkt op verwijzing van en binnen de kaders opgesteld door de hoofdbehandelaar en/of het behandelteam. Hij participeert in de bespreking van, en de besluitvorming over de behandeling van cliënten. Dit betreft cliënten die hij zowel wel als niet in behandeling krijgt. Binnen de opgestelde kaders door de hoofdbehandelaar en/of behandelteam komt de beginnend creatief therapeut autonoom tot inter- Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 16 - december 1999

pretaties en duidingen, en brengt deze in het behandelteam opnieuw ter sprake als materiaal uit de creatieve therapie de behandeling een nieuwe wending kan geven. Door deze afbakening van verantwoordelijkheden is gedefinieerd waartoe de beginnend creatief therapeut in staat is. Hij krijgt de gelegenheid zich op basis van praktijkervaring te bekwamen in het werken in complexe situaties, na verloop van tijd zal de transfer van hetgeen hij zich eigen gemaakt heeft op de opleiding naar complexere en nieuwe situaties toenemen, waardoor hij in toenemende mate in staat zal zijn zich te verantwoorden over zijn handelen, de mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid zal toenemen. De doorgroeicompetentie is hierbij van wezenlijk belang. De Stichting Register Creatief Therapeuten (SRCT) is de instantie die zich bezig houdt met de registratie van (ervaren) creatief therapeuten. Nadat de opleiding is afgesloten kan de creatief therapeut zich aanmelden voor de 'mentoraatsperiode' van het register. Deze periode houdt in dat de creatief therapeut 2 jaar werkervaring opdoet en hierin begeleid wordt door een door de registercommissie erkende mentor. 1.8 Begripsomschrijving van een 'kwalificatie' In het voorgaande zijn de volgende begrippen verkend: competentie, de beginnend beroepsbeoefenaar en de beroepstaken. Daarmee zijn alle elementen in kaart gebracht van de definitie van een kwalificatie. Een kwalificatie is: Een uitspraak waarin een competentie van een beginnend beroepsbeoefenaar creatieve therapie zichtbaar wordt gemaakt in een cluster beroepstaken. De opleidingskwalificaties omvatten bij elkaar de competenties die een beginnend beroepsbeoefenaar na het behalen van het diploma van de HBO-opleiding Creatieve Therapie bezit. 1.9 Kwalificaties en memories van toelichting In essentie bestaat iedere kwalificatie uit een of enkele werkwoorden die een beroepsmatig handelen uitdrukken, en de omschrijving van de taken of het taakgebied waarop dit handelen betrekking heeft. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 17 - december 1999

De kwalificaties zijn voorzien van een memorie van toelichting waarin een toelichting wordt gegeven op het niveau van handelen, de intenties en zingeving van het handelen, het specifiek creatief therapeutisch werkkarakter van het beroepsmatig handelen, de contexten waarin de kwalificaties met name relevant zijn etc. Daarnaast hebben de memories van toelichting de volgende functie: a. de gebruikte begrippen in de kwalificatie te definiëren; b. de kwalificatie kleur en diepgang te geven door ze te verhelderen zodat verschillende interpretaties zoveel mogelijk worden voorkomen. Daartoe worden de inzichten uit de toelichting op het beroep en het HBO-niveau gebruikt; c. per kwalificatie het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar ten opzichte van de ervaren beroepsbeoefenaar zoveel mogelijk af te bakenen. 1.10 Overzicht van de kwalificaties SEGMENT 1: BEHANDELEN VAN CLIËNTEN Subsegment 1.1 Voorbereiden 1.1.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om diverse informatiebronnen te raadplegen, teneinde zich voor te bereiden op de behandeling. 1.1.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om zich voor te bereiden op de behandeling. Subsegment 1.2 Kennismaken en observeren 1.2.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om voorlichting te geven over de behandeling aan de cliënt. 1.2.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een basis te leggen voor de creatief therapeutische werkrelatie. 1.2.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de cliënt te observeren in een medium en in de relatie met de creatief therapeut en eventuele groepsgenoten. Subsegment 1.3 Diagnosticeren en indiceren Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 18 - december 1999

1.3.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een voorlopige creatief therapeutische diagnose stellen, op basis van de observaties in een medium en in de relaties met creatief therapeut en eventuele groepsgenoten. 1.3.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren binnen het behandelteam aan de algemene diagnose, op basis van de eigen observaties. 1.3.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om in overleg met het behandelteam een indicatie of contra-indicatie voor creatieve therapie vast te stellen. 1.3.4 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de creatief therapeutische observaties en creatief therapeutische diagnose toegankelijk te maken voor de cliënt. Subsegment 1.4 Opstellen van een behandelplan 1.4.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om behandeldoelstellingen van creatieve therapie te formuleren en deze binnen het behandelteam af te stemmen op het algemene behandelplan. 1.4.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een creatief therapeutische behandeling te kiezen die aansluit bij de behandeldoelstellingen. 1.4.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij via een gesprek met de cliënt in staat is om het creatief therapeutische behandelplan af te stemmen op de hulpvraag van de cliënt. Subsegment 1.5 Behandelen 1.5.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de therapeutische relatie met de cliënt op te bouwen en te bestendigen, interventies te plegen in de therapeutische relatie en oog te hebben voor het effect van deze interventies. 1.5.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de gekozen creatief therapeutische werkwijze, methode, werkvormen, technieken en materialen te hanteren en oog te hebben voor de effecten van zijn interventies. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 19 - december 1999

1.5.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de grenzen te bewaken ten aanzien van de mogelijkheden en beperkingen van creatieve therapie en de cliënt. 1.5.4 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om via instructie de cliënt te begeleiden in het gebruik van een medium. 1.5.5 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om het verloop van de behandeling vast te leggen en de cliënt en het behandelteam hierover te informeren. 1.5.6 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om op basis van de evaluatie de creatief therapeutische behandeling bij te stellen en af te stemmen op het algemene behandelplan. Subsegment 1.6 Afronden en evalueren 1.6.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om met de verwijzer, het behandelteam en de cliënt de resultaten van de behandeling te bespreken in het licht van de gestelde behandeldoelstellingen, de gekozen behandelstrategie en de tijdsplanning. 1.6.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om het creatief therapeutisch hulpverleningsproces af te ronden. 1.6.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om door middel van een rapportage het verloop en de resultaten van de behandeling vast te leggen en indien van toepassing- zorg te dragen voor de verwijzing en overdracht. SEGMENT 2: WERKEN IN EN VANUIT EEN ARBEIDSOMGEVING 2.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om met collega s samen te werken en daarbij een bijdrage te leveren aan de teamvorming. 2.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de op creatief therapeutische uitvoering gerichte materiële benodigdheden en accommodaties te beheren. 2.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om verantwoording af te leggen over efficiency en effectiviteit van het eigen professioneel handelen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 20 - december 1999

2.4 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan beleid en beheer van de organisatie. 2.5 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan de kwaliteitszorg van de instelling. 2.6 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om te functioneren vanuit de doelstellingen en het beleid van de instelling. SEGMENT 3: WERKEN AAN PROFESSIONALITEIT EN PROFESSIONALISERING Subsegment 3.1 Het zichzelf ontwikkelen in het beroep 3.1.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen door te leren van nieuwe situaties rondom cliënten en in de samenleving. 3.1.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om het beroepsmatig handelen, houding en motivatie te beschrijven, er op te reflecteren en deze verder te ontwikkelen. 3.1.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de eigen loopbaan in kaart te brengen (zijn eigen leervragen te definiëren) en verder uit te stippelen. Subsegment 3.2 Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep 3.2.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om systematisch gegevens te verzamelen over de beroepsuitoefening, die te onderzoeken en de uitkomsten te vertalen naar de consequenties voor het beroep. 3.2.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om veranderingen in de samenleving te signaleren, te onderzoeken en de resultaten hiervan te vertalen in een bijdrage aan het beroep en het beroepshandelen. 3.2.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een bijdrage te leveren aan intercollegiale kwaliteitszorg. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 21 - december 1999

Subsegment 3.3 Voorlichting, onderwijs en begeleiding 3.3.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om (schriftelijk en mondeling) voorlichting aan derden te geven over creatieve therapie. 3.3.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om anderen in de organisatie te begeleiden. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 22 - december 1999

Deel 2 De kwalificaties nader toegelicht Segment 1: Behandelen van cliënten. Subsegment 1.1 Voorbereiden. 1.1.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om diverse informatiebronnen te raadplegen, teneinde zich voor te bereiden op de behandeling. Memorie van toelichting De creatief therapeut gaat methodisch te werk en hanteert procedures en technieken om informatie te verzamelen, te structureren en te analyseren. De creatief therapeut kan zich voorbereiden op de behandeling, door zich te informeren bij de verwijzer over de aanleiding voor de hulpvraag. Daarnaast is er binnen de instelling informatie beschikbaar in de vorm van dossier, observaties en onderzoek van andere disciplines. De benodigde informatie kan afkomstig zijn van eerstelijns- of tweedelijns verwijzers, familie, verwanten, en het kan informatie zijn verkregen uit eerdere behandelingen. De creatief therapeut kan de informatie uit de verschillende bronnen in kaart brengen en analyseren, die van de diverse disciplines, degene die de hulpvraag stelt, het cliëntsysteem, de financier. De creatief therapeut is in staat om adequate verbanden te leggen tussen de problematieken of ziektebeelden in hun context van anamnese en situatie van de cliënt en de relevante factoren op instellingsniveau en de creatief therapeutische behandelmogelijkheden. De creatief therapeut is in staat om uit deze informatie een eigen positie in de behandeling te kiezen. Hierin overziet de creatief therapeut ook de tegengestelde belangen. Met het oog op de belangen van de cliënt zal de creatief therapeut strategisch opereren, zeker als het gaat om situaties van drang en dwang. De creatief therapeut houdt zich aan de geldende privacy-beschermingsregels bij het inwinnen en uitwisselen van informatie over de cliënt. De creatief therapeut gaat bij het inwinnen van informatie altijd uit van de hulpvraag van de cliënt. De informatie over de cliënt, de problematiek, het ziektebeeld en de behandelvraag zal de creatief therapeut een indruk geven om een eerste richting in de behandeling te bepalen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 23 - december 1999

De creatief therapeut is in staat zelfstandig de informatie over de cliënt, de problematiek, het ziektebeeld en de behandelvraag te verzamelen, te systematiseren en een eerste richting in de behandeling te bepalen. Ook is de creatief therapeut in staat zelfstandig adequate verbanden te leggen tussen de problematieken of ziektebeelden in hun context van anamnese en situatie van de cliënt en de relevante factoren op instellingsniveau en de creatief therapeutische behandelmogelijkheden. De beginnend creatief therapeut hoeft niet in staat te zijn geheel zelfstandig een eigen positie in de behandeling te kiezen in complexe situaties, waar tegengestelde belangen gelden bij diverse partijen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 24 - december 1999

1.1.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om zich voor te bereiden op de behandeling. Memorie van toelichting De creatief therapeut demonstreert dat hij in staat is zich voor te bereiden op de behandeling wat betreft creatief therapeutische werkwijze, methode, werkvormen, technieken, materialen, werkruimte en tijd. Gezien de diversiteit aan problematieken, ziektebeelden, behandelvragen en behandelmogelijkheden van cliënten is het van belang om op basis van de voorinformatie te bepalen of er een ontdekkende methodiek, een structurerende methodiek of een methodiek gericht op acceptatie van de problematiek geboden wordt. De werkruimte van de creatief therapeut is zodanig ingericht dat deze aansluit bij de problematiek van de cliënt. Er wordt in de werkruimte rekening gehouden met de mate van prikkels die de cliënt kan verwerken, zowel binnen (hoeveelheid en aard van werkstukken en materialen) en buiten (inkijk, geluidsoverlast) de ruimte. Het aanbod in materialen en technieken is afgestemd op de leeftijdsgroep, op de vaardigheden, interesses en culturele achtergrond van de cliënt. Het creëren van continuïteit in tijd en plaats is een voorwaarde om een creatief therapeutische situatie op te bouwen. Hierbij vindt afstemming plaats met eventuele andere behandelaars, en andere bezigheden van de cliënt. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 25 - december 1999

Subsegment 1.2 Kennismaken en observeren. 1.2.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om voorlichting te geven over de behandeling aan de cliënt. Memorie van toelichting De cliënt wordt door de creatief therapeut in de gelegenheid gesteld om voor het starten van de creatieve therapie kennis te maken met de creatief therapeut en om de werkruimte te bezichtigen. Hierbij wordt uitleg gegeven over behandelvraag, methode, werkwijze, materialen, technieken, en tijdsduur en tijdstip van de behandeling. De cliënt wordt uitgenodigd om hierover vragen te stellen. De creatief therapeut is in staat om tijdens de kennismaking eventuele moeite of weerstand in verband met een medium of in verband met de persoon of sekse van de therapeut te herkennen. De creatief therapeut is in staat om deze weerstanden te respecteren en er zo nodig in overleg met de cliënt een oplossing voor te vinden. Eventueel worden er andere behandelaars geraadpleegd. Er worden verbanden uitgelegd aan de cliënt, tussen de behandelvraag van de cliënt en de behandelmogelijkheden binnen de creatieve therapie. Deze uitleg gebeurt op een concrete manier, waardoor de cliënt zich er wat bij kan voorstellen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 26 - december 1999

1.2.2 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een basis te leggen voor de creatief therapeutische werkrelatie. Memorie van toelichting De creatief therapeut gaat met de cliënt een relatie aan, die gericht is op het bereiken van een buiten deze relatie gelegen doel. Creatieve therapie is een op verandering gerichte behandelvorm waarbij gebruik wordt gemaakt van creatieve middelen en van de therapeutische relatie. De creatief therapeut maakt gebruik van zijn communicatieve en interactionele vaardigheden zowel binnen een medium als in de relatie, met als doel hier een samenwerkingsrelatie van te maken. De creatief therapeut gaat zorgvuldig om met de verwachtingen van de cliënt. Hij zal serieus nemen wat deze wenst en nastreeft zonder zich volledig te identificeren met de belevingswereld, de persoonlijke expressie hiervan in een medium en in de creatief therapeutische relatie en de belangen van de cliënt, zoals deze die ziet. Bij contactlegging wordt de creatief therapeut geconfronteerd met een verscheidenheid aan cliënten. Ze verschillen onder meer in leeftijd, levensbeschouwing, sociale klasse, etniciteit, cultuur, seksuele voorkeur, sekse-rollen, samenlevingsvormen. De creatief therapeut kan een relatie aangaan met zowel individuen als met groepen. Groepen kunnen samengesteld zijn naar leeftijd, aard van de problematiek, maar kunnen ook natuurlijke gezins- of systeemgroepen zijn. Het is de taak van de creatief therapeut om te streven naar een veilige therapeutische samenwerkingsrelatie met de cliënt en zijn vertrouwen te winnen, opdat de cliënt kan werken aan de behandeling. De creatief therapeut is zich bewust van de mogelijkheid dat de cliënt zich afhankelijk van de behandelaar kan voelen. De creatief therapeut handelt nooit met als doel om deze afhankelijkheid te benutten maar altijd om deze zoveel mogelijk te verkleinen. De creatief therapeut maakt de cliënt duidelijk welke bijdrage hij wel en niet zelf wil leveren aan de behandeling en waarom. Hij onderzoekt en bewaakt of de cliënt zich veilig genoeg kan voelen om zich binnen een medium uit te drukken. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 27 - december 1999

1.2.3 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om de cliënt te observeren in een medium en in de relatie met de creatief therapeut en eventuele groepsgenoten. Memorie van toelichting De creatief therapeut creëert situaties die cliënten uitnodigen tot reacties en actief handelen. De creatief therapeut hanteert hiervoor alle componenten die deel uitmaken van de totale situatie zoals, ruimte, materialen, instrumenten en/of attributen, werk/spelvormen, communicatie- en relatievormen. De creatief therapeut kan vanuit een diagnostische hypothese een observatieprogramma opstellen ter toetsing van de hypothese. De creatief therapeut observeert de uitingsvormen van de cliënt en is in staat onderzoek te doen naar enerzijds de voor de cliënt bereikbare en voor eigen vormgeving bruikbare mogelijkheden, en anderzijds niet bereikbare verstarde of niet ontwikkelde potenties in vormgeving en interactie. De creatief therapeut let op het door de cliënt bereikte en te bereiken niveau van vormgeving, is in staat om betekenis te verlenen aan het symbolische of metafore karakter van de uitingsvorm en kan beschrijven hoe de samenhang met actie- en interactiepatronen in deze situatie gestalte krijgt. De creatief therapeut kan over de resultaten met cliënten communiceren, tevens kan hij in een professioneel overleg relaties leggen naar diagnostische classificatiesystemen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 28 - december 1999

Subsegment 1.3 Diagnosticeren en indiceren. 1.3.1 De beginnend beroepsbeoefenaar demonstreert dat hij in staat is om een voorlopige creatief therapeutische diagnose stellen. Memorie van toelichting De creatief therapeut systematiseert de gegevens die in het handelen en vormgeven van de cliënt zichtbaar zijn geworden. Er worden verbanden gelegd tussen verbaal en non-verbaal gedrag. Tevens worden er verbanden gelegd tussen belevingsmogelijkheden en interacties in een medium enerzijds en anderzijds die in relaties met therapeut en eventuele groepsgenoten. De creatief therapeut systematiseert en analyseert deze gegevens en trekt conclusies die in verband met de problematiek en de behandelvraag staan. De creatief therapeut kan over de voorlopige diagnose met cliënten communiceren, tevens kan hij in een professioneel overleg relaties leggen naar diagnostische classificatiesystemen. Opleidingsprofiel Creatieve Therapie - 29 - december 1999