Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het provinciaal RUP Regenboogstadion Waregem Initiatiefnemer van PRUP en plan-mer: Provincie West-Vlaanderen Dienst Ruimtelijke Planning Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 8200 Sint-Andries - Brugge PLIR0012 16 december 2009
1 Inleiding De Provincie West-Vlaanderen heeft een planmilieueffectrapport (plan-mer) laten opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgemaakt wordt voor de site van het Regenboogstadion en haar omgeving te Waregem. De omgeving van het stadion wordt verder uitgebouwd tot een multifunctioneel stedelijk kerngebied. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-mer-plichtig in het kader van het decreet van 27 april 2007 1 (hierna plan-m.e.r.-decreet). Het PRUP vormt immers het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project als bedoeld in rubriek 10b ( stadsontwikkelingsproject ) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004. Het plan-mer werd opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2009 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (BS 30 mei 2008). De eerste stap in de plan-mer-procedure is het indienen van een voorstel van Nota voor Publieke Consultatie (hierna: NPC). Dit voorstel van NPC werd door de dienst Mer volledig verklaard op 1 april 2009. De dienst Mer heeft de volledig verklaarde NPC ter inzage gelegd via publicatie van deze nota op haar website (www.mervlaanderen.be) en op de website van de provincie West-Vlaanderen (www.west-vlaanderen.be) van 6 april 2009 tot en met 5 mei 2009 enerzijds en door het ter beschikking stellen van deze NPC op het stadhuis van de stad Waregem van 6 april 2009 tot en met 5 mei 2009 anderzijds. De dienst Mer heeft de overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP op de hoogte gebracht van deze publicatie. Daarnaast heeft de dienst Mer aanvullend nog een aantal andere overheden en instanties op de hoogte gebracht van deze publicatie. Al deze instanties werden uitgenodigd om hun opmerkingen op de NPC te bezorgen aan de dienst Mer uiterlijk tegen 5 mei 2009. De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde NPC werden behandeld op de richtlijnenvergadering van 4 juni 2009 en dit in functie van het opstellen van deze richtlijnen. De overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie waren uitgenodigd op deze vergadering. Zowel met de reacties van het publiek als met de opmerkingen/suggesties van de geraadpleegde adviesinstanties werd rekening gehouden bij het opstellen van de richtlijnen door de dienst MER. De richtlijnen hadden betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer. De richtlijnen werden betekend aan de initiatiefnemer op 23 juni 2009. De initiatiefnemer heeft op 5 oktober 2009 een ontwerpversie van het plan-mer ingediend bij de dienst Mer. Deze ontwerpversie werd ter advies overgemaakt worden aan de overheden en instanties vermeld in bijlage 5 van de richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie werden behandeld op de ontwerptekstvergadering van 29 oktober 2009. In deze vergadering werd aan de initiatiefnemer gevraagd om de ontwerpversie van het plan-mer nog verder aan te vullen op een aantal punten. Het definitief plan-mer werd ontvangen bij de dienst Mer op 16 november 2009 met de vraag om goedkeuring ervan. Met dit goedkeuringsverslag wordt de milieueffectrapportage voor het PRUP Regenboogstadion Waregem afgerond. Het plan-mer werd uitgevoerd conform de richtlijnen en conform de opmerkingen gemaakt tijdens de ontwerptekstvergadering. Het bevat alle informatie die krachtens artikel 4.2.8, 1, 5 van het D.A.B.M. vereist is. Het bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven in de verdere besluitvorming. 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). Goedkeuringsverslag PLIR-0012 2/7
2 Vorm en presentatie Het plan-mer is qua presentatie en vorm een verzorgd document. Het bevat voldoende kaart- en fotomateriaal zodat het een vlot leesbaar en toegankelijk document geworden is. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming van het plan Het plan-mer bevat de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen PRUP, i.e. een ruimtelijk kader scheppen voor de gewenste ontwikkeling van het Regenboogstadion en haar omgeving te Waregem. Het stadion zelf zal uitgebreid en gerenoveerd worden, terwijl de omgeving van het stadion verder uitgebouwd wordt tot een multifunctioneel kerngebied. Er wordt gesteld dat de omgeving nieuwe (verkeersgenererende) voorzieningen kan opnemen. Er kan gebruik gemaakt worden van de schaalvoordelen van zulk een concentratie van voorzieningen en van de goede bereikbaarheid van het plangebied. Het plan-mer beschrijft hoe het plan zich verhoudt ten opzichte van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen, zoals het RSV, het PRS West-Vlaanderen en het GRS Waregem. Tevens wordt de relatie van het voorliggende PRUP met het geplande PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Waregem geschetst. Er wordt gesteld dat het PRUP Regenboogstadion Waregem volledig binnen de visie past die in het kader van het afbakeningsproces werd ontwikkeld en dus in principe geïntegreerd zou kunnen worden in het afbakenings-prup. Dit afbakenings-prup werd reeds opgestart, maar heeft nog niet tot een einddocument geleid op het moment van de goedkeuring van dit plan-mer. Vervolgens wordt gemotiveerd waarom de provincie West-Vlaanderen er voor kiest om de procedure van het PRUP Regenboogstadion Waregem voorafgaand aan het afbakenings-prup te laten verlopen. Deze motivatie is terug te vinden in rubriek 2.2.4. In het plan-mer wordt het verloop van de plan-mer-procedure (volgens het integratiespoor) in concreto geschetst en wordt ook het verloop van de verdere RUP-procedure uit de doeken gedaan. Tevens wordt verduidelijkt dat voor de realisatie van het stadionproject nog een vergunning nodig is en dat dit project in principe project-m.e.r.-plichtig is, gezien het hier gaat om een project dat valt onder rubriek 10b van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit. Er wordt meegedeeld dat er waarschijnlijk een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht ingediend zal worden door de aanvrager van de bouwvergunning. Het goedgekeurde plan-mer wordt ofwel volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het RUP, ofwel als apart document behouden. Het goedgekeurde plan-mer maakt alleszins integraal deel uit van het RUP. Het goedgekeurde plan-mer zal dan ook te samen met het voorlopig vastgesteld RUP in openbaar onderzoek gaan. Er dient voor de vaststelling of onderwerping van het RUP aan de wetgevingsprocedure rekening gehouden te worden met het goedgekeurd plan-mer en er dient bij de vaststelling van het RUP door de initiatiefnemer een verklaring opgesteld te worden die samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening gehouden werd met het goedgekeurde plan-mer en de uitgebrachte adviezen in het kader van het openbaar onderzoek en de redenen waarom gekozen is voor het PRUP zoals het aangenomen is en dit rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn. 4 Beschrijving van het plan en de alternatieven Het plangebied zelf wordt nauwgezet beschreven, alsook gekaderd als zijnde een onderdeel van een groter multifunctioneel stedelijk groengebied. Het beoogde planningsprogramma (o.a. stadion, hotel, Goedkeuringsverslag PLIR-0012 3/7
grootschalige kleinhandel, wonen, kantoor- en congresruimte) en de inrichtingsprincipes voor het plangebied worden geschetst. In het plan-mer worden geen beleidsalternatieven voor de renovatie en uitbreiding van het voetbalstadion of voor de inplanting van een hotel, woningen, kantoren, kleinhandel e.a. onderzocht. Er werd in het plan-mer geen locatiealternatief voor de inplanting van het voetbalstadion onderzocht, gezien op overtuigende wijze geargumenteerd werd dat de huidige locatie optimaal is. De optie om een volledig nieuw stadion te bouwen ten zuiden van de R35 werd niet weerhouden gezien dit duidelijk zou ingaan tegen het principe van zuinig ruimtegebruik. Ook voor de inplanting van de andere stedelijke voorzieningen werden geen locatiealternatieven onderzocht, gezien de koppeling met andere sport- en recreatiegerelateerde voorzieningen binnen eenzelfde cluster als evident kan worden beschouwd op deze strategisch gelegen locatie binnen het KSG Waregem. In het plan-mer zal bovendien aangetoond worden dat deze functies de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschrijden. Wat uitvoerings- of inrichtingsalternatieven betreft, wordt van het plan-mer verwacht dat het een aantal voorstellen zou formuleren (op basis van de inschatting van de effecten binnen de verschillende disciplines) voor de locatie van een aantal specifieke structuren (i.e. optimale zonering vanuit milieuoogpunt) en voor de verfijning van de stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt dus van het plan-mer verwacht dat in de loop van het onderzoek een aantal milieuvriendelijke inrichtingsalternatieven worden gesuggereerd. Dit is op een voldoende wijze gebeurd in dit plan-mer (o.a. voor de inplanting van de ondergrondse garage en de appartementsgebouwen). 5 Juridische, administratieve en beleidsmatige context De belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden op voldoende wijze opgesomd in hoofdstuk 3. 6 Algemene methodologie, bestaande toestand, milieueffectbespreking en milderende maatregelen Volgende disciplines in het plan-mer werden opgesteld door een erkend MER-deskundige: (1) mens - verkeer, (2) geluid en trillingen, (3) bodem en grondwater, (4) oppervlaktewater, (5) lucht, en (6) mens - ruimtelijke en sociale aspecten. De disciplines (a) fauna en flora, en (b) landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden in het kader van dit plan als minder belangrijk beoordeeld en werden door de MER-coördinator behandeld op een beknopte wijze. Als referentiesituatie wordt de bestaande toestand op het terrein genomen. De bestaande toestand vormt in principe het nulalternatief ten opzichte waarvan de uitvoering van het plan vergeleken wordt. Een aantal geplande projecten in de omgeving van het plangebied worden in de milieueffectbeoordeling meegenomen als ontwikkelingsscenario, maar deze projecten worden enkel voor de discipline mens-verkeer als relevant beschouwd wat betreft de inschatting van de mogelijke cumulatieve effecten met de ontwikkelingen van het plangebied zelf. Ook bij de disciplines geluid en lucht werd in zeker mate met de ontwikkelingsscenario s rekening gehouden. Zo worden als ontwikkelingsscenario meegenomen de ontwikkelingen voorzien in het afbakeningsproces van het KSG Waregem, de streefbeeldstudie voor de N382 tussen de N43 en de E17, en de herinrichting van de stationsomgeving en de schoolomgeving langs de R35. Goedkeuringsverslag PLIR-0012 4/7
Niet enkel de verwachte milieueffecten van de aanwezigheid en het uitbaten van het voetbalstadion (zijnde het meest dominante onderdeel van het ganse plan/project) werden onderzocht in het plan- MER, maar tevens de verwachte milieueffecten van de inplanting en het dagdagelijks functioneren van de overige geplande ontwikkelingen. Voor elk van de zes uitgebreid behandelde disciplines werd steeds een zelfde indeling gebruikt: (a) afbakening studiegebied, (b) juridische en beleidsmatige context, (c) methodologie, (d) beschrijving van de bestaande toestand, (e) beschrijving van de geplande toestand en de effecten daarvan, (e bis) ontwikkelingsscenario s, en (f) conclusies en milderende maatregelen. Het milieueffectenonderzoek is op een degelijke wijze uitgevoerd en geeft een realistisch beeld van de milieueffecten die het plan zou kunnen teweegbrengen. Milderende maatregelen worden voorgesteld. De discipline mens verkeer is een cruciale discipline gezien het sterk verkeersaantrekkende karakter van een voetbalstadion op piekmomenten. In het plan-mer wordt echter vastgesteld dat het plan geen aanzienlijke negatieve mobiliteitseffecten zal genereren. Er wordt wel op gewezen dat de verkeersafwikkeling op de recent heringerichte rotonde R35-N382b mogelijk problematisch zou kunnen worden na de realisatie van het plan. Milderende maatregelen (o.a. bypasses langs de rotonde, omvorming tot een tweestrooksrotonde) zouden de mogelijke verzadigingsproblemen wel kunnen oplossen, maar AWV heeft laten weten dat een nieuwe aanpassing aan deze rotonde op korte termijn niet aan de orde is. De verzadigingsgraad van de rotonde zou daarom stelselmatig opgevolgd moeten worden in de toekomst. Wat het parkeren betreft, wordt in het plan-mer aangeraden om geen bijkomende parkeercapaciteit te voorzien voor de kleinhandel- en leisure-activiteiten, maar wel voor de nieuwe functies wonen, kantoren en hotel. Ook de discipline geluid moet beschouwd worden als een cruciale discipline in het plan-mer, gezien het in principe sterk geluidsproducerende karakter van voetbalwedstrijden. In casu zal door het dichtbouwen van het stadion het geluid tijdens voetbalwedstrijden minder storend zijn voor de omgeving als voorheen. De realisatie van het plan zal dus voornamelijk een positief effect hebben wat geluid betreft. In het plan-mer wordt voorgesteld om via een goede keuze van oriëntatie van de gebouwen te komen tot minimale geluidseffecten van zowel het verkeer, als het stadion als de Expohal. In het plangebied bevinden zich geen relevante puntemissiebronnen van luchtpolluenten, zodat voor de discipline lucht enkel de invloed van het verkeer beschouwd werd. Er wordt vastgesteld dat er enkel in de H. Lebbestraat een zeer beperkte toename van NO2- en PM10-concentratie te verwachten is. Vanuit deze discipline wordt voorgesteld om de nieuwe woningen in het plangebied op minstens 17m van de as van de R35 in te planten. Binnen de discipline bodem en grondwater werden vooral de effecten van de bouw van de geplande ondergrondse parking onderzocht. Vooralsnog is het niet duidelijk of de parking volledig ondergronds dan wel deels boven het maaiveld komt te liggen, of er één grotere parking dan wel meerdere kleine parkings komen, en of de parking uit één dan wel meerdere lagen zal bestaan. De milieueffecten van deze verschillende opties werden in het plan-mer onderzocht op het vlak van o.a. grondverzet, stabiliteit (fundering), risico op verspreiding van verontreiniging (gezien de locatie een voormalig stort is) en bemaling (invloed op de vijver; verspreiding van bodem- en grondwaterverontreiniging). Binnen de discipline oppervlaktewater wordt in het plan-mer gesteld dat de voor de 7,5 ha verharde oppervlakte benodigde infiltratiecapaciteit in principe voorzien zou kunnen worden binnen het plangebied. Er wordt echter tevens gesteld dat zulke voorzieningen echter niet nodig zijn gezien de enorme buffercapaciteit van de aangrenzende vijver. Binnen de discipline mens ruimtelijke en sociale aspecten worden de effectgroepen (a) gebruikswaarde en functionele aspecten, (b) beeld- en belevingswaarde en (c) leefbaarheid en woonkwaliteit onderzocht. Verwacht wordt dat het plan in globo op deze vlakken een matig tot sterk Goedkeuringsverslag PLIR-0012 5/7
positief effect zou hebben. Er dient enkel over gewaakt te worden dat de bouwvolumes tussen het stadion, de vijver en de R35 niet te dominant zijn. Daarom wordt de suggestie gedaan dat de geplande appartementen meer verspreid zouden worden over het plangebied. Het plan-mer heeft dus een aantal suggesties gedaan voor de ruimtelijke inplanting (i.e. zonering) van bepaalde infrastructuren. Zo worden vanuit de disciplines geluid en lucht dus suggesties gedaan voor de inplanting van de appartementsgebouwen, zodat er een minimale directe geluidsimpact zou zijn en er rekening gehouden wordt met de luchtkwaliteit. Vanuit de discipline bodem worden suggesties gedaan voor de locatie van de ondergrondse parking, rekening houdende o.a. met de afstand tot de vijver en tot de site met de vastgestelde bodem- en grondwaterverontreiniging. Vanuit de discipline mens wordt voorgesteld om er over te waken dat de bouwvolumes tussen het stadion, de vijver en de R35 niet te visueel dominant zouden zijn, en wordt gesuggereerd om het vooropgestelde contingent appartementen meer te spreiden over het plangebied. Deze suggesties kunnen vertaald worden naar het RUP via een duidelijke zonering of via een verfijning van de stedenbouwkundige voorschriften. Naast zoneringsvoorstellen gebaseerd op de resultaten van de effectenstudie bevat het plan-mer tevens een aantal milderende maatregelen die via een flankerend beleid gerealiseerd zouden kunnen worden, zoals verbetering van het aanbod aan openbaar vervoer en de inrichting van de weginfrastructuur in het studiegebied. 7 Leemten in de kennis - monitoring De leemten in de kennis (hoofdstuk 7) hebben vooral te maken met het feit dat er vooralsnog geen gedetailleerd ontwerp voor het plangebied beschikbaar is. Het plan-mer (volgens het integratiespoor) heeft immers net tot doel om een bijdrage te leveren tot de concrete invulling van het plangebied, o.a. op het vlak van zoneringsvoorstellen. Een beperkt aantal monitoringvoorstellen werden gedaan in het plan-mer, o.a. het opvolgen van de effecten van de bemaling tijdens de werken en het opvolgen van de situatie op de rotonde N382b-R35. 8 Integratie en eindsynthese In hoofdstuk 6 worden de verschillende effecten en de milderende maatregelen in een tabelvorm nogmaals overzichtelijk voorgesteld. Het plan-mer bevat bovendien een eindbespreking (hoofdstuk 8) waarin per relevante discipline de te verwachten milieueffecten nogmaals bondig samengevat worden. Krachtens artikel 2.2.2, 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een RUP een overzicht te bevatten van de conclusies van een plan-mer. Deze eindbespreking kan hiertoe gehanteerd worden. 9 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting (hoofdstuk 9) vormt een beknopt en leesbaar hoofdstuk dat de geïnteresseerde burger een overzicht geven van de essentie van het milieueffectenrapport. Goedkeuringsverslag PLIR-0012 6/7
Besluit Gelet op het bovenstaande wordt het plan-mer Regenboogstadion Waregem goedgekeurd. 16 december 2009, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Goedkeuringsverslag PLIR-0012 7/7