docenten handleiding CP09 OnderwijS BSDH9-V1.0
Onderwijs CP09 Waar gaat het over? Introductie Praktijksituatie 9 is Onderwijs. De 3 handelingssituaties die worden onderscheiden, zijn: zich oriënteren op cursus- en scholingsaanbod (CH 1); Inschrijven voor een cursus of opleiding (CH 2) en Deelnemen aan een cursus of opleiding (CH 3). De algemene doelstelling van deze CP luidt: De kandidaat kan zich op adequate wijze voorbereiden op en deelnemen aan het onderwijs in Nederland. Bij deze CP horen de volgende eindtermen: CH1: Zich oriënteren op cursus- en scholingsaanbod 1. De kandidaat kan eenvoudig foldermateriaal over cursus- en scholingsaanbod lezen en begrijpen. 2. De kandidaat kan (telefonisch) inlichtingen inwinnen over cursus- en scholingsaanbod. CH2: Inschrijven voor cursus of opleiding 1. De kandidaat kan zich (telefonisch) aanmelden voor een cursus of opleiding. 2. De kandidaat kan een aanmeldingsformulier van een cursus of opleiding invullen. CH3: Deelnemen aan cursus of opleiding 1. De kandidaat begrijpt de informatie die in de cursus wordt gegeven. 2. De kandidaat kan aangeven wanneer hij iets niet begrijpt. 3. De kandidaat kan om verduidelijking en/of toelichting vragen. 4. De kandidaat kan eenvoudige geschreven teksten lezen en begrijpen. 5. De kandidaat kan eenvoudige teksten/opdrachten schrijven. KNS Onderwijs is in twee KNS-CP s terug te vinden, namelijk in KNS-CP 2.3: Deelnemen aan sociale netwerken en in KNS-CP 8.1: Maakt gebruik van het Nederlandse onderwijssysteem voor zichzelf of de eigen kinderen. Aandachtspunten De CP onderwijs vraagt vooral om leesvaardigheden (informatie vergaren over opleidingen), maar ook om het invullen van formulieren (aanmelden) en het voeren van gesprekken met betrekking tot scholing (oriëntatie, aanmelding, intake). Er is in deze CP expliciete aandacht voor de taalhandelingen kunnen aangeven dat men iets niet begrijpt en om verduidelijking of toelichting vragen. Voor veel allochtonen is het niet vanzelfsprekend om (weer) naar school te gaan. Toch is scholing soms noodzakelijk om een betere positie op de arbeidsmarkt of in de maatschappij in het algemeen te verwerven. Voor volwassenen in Nederland die willen bijscholen en omscholen zijn er drie mogelijkheden: regionale opleidingscentra (roc's) voor zowel educatie als beroepsonderwijs, bedrijfsopleidingen (bv. schoonmaakbedrijven, sommige zorginstellingen) en particuliere instituten. Daarnaast zijn er cursusmogelijkheden in bijvoorbeeld buurthuizen en bij volksuniversiteiten. Ook gemeentes, welzijnsinstellingen en vakbonden bieden cursussen aan. Voor praktisch alle scholing voor volwassenen moet cursusgeld betaald worden. Wat inburgeringstrajecten betreft, verstrekt de IB-groep leningen voor diegenen die geen of niet volledig aanspraak maken op een gemeentelijk budget. De Wet Inburgering die sinds januari 2007 van kracht is, verplicht groepen ouden nieuwkomers een inburgeringsexamen te halen. Degenen die een uitkering 1
ontvangen, kunnen bij weigering bestraft worden. Zij kunnen gekort worden op hun uitkering. Het komt voor dat er bij deelnemers verzet is tegen de leerverplichting en de betaling van lessen, boeken en examens. Vaak worden scholingskosten vergoed door de gemeente en sociale diensten als men een laag inkomen heeft. We noemen een aantal mogelijke complicerende factoren bij het volgen van scholing. Weinig tijd voor huiswerk, vooral voor werkenden, maar ook voor opvoeders kan dit een probleem zijn. Voor oudere mensen die in eigen land nauwelijks opleiding hebben genoten is het moeilijk om zich studievaardigheden eigen te maken. Vaak is er thuis geen ruimte om huiswerk te maken en soms zijn er geen materialen als papier en pennen voorradig. Meer weten? Verschillende gemeenten hebben op hun websites een portal voor inburgeraars. Daar kan men uitzoeken welke cursussen aangeboden worden en wat interessant kan zijn. Verder kunt u bij veel instituten en organisaties die opleidingen en cursussen aanbieden, gratis brochures aanvragen. Ook bij bibliotheken vindt u folders over cursussen. Op www.ib-groep.nl vindt u informatie over het verstrekken van studieleningen en de afbetalingsmogelijkheden. Lessuggesties De film Hanan (de moeder van Aziz) wil verder leren, of gaan werken. Aziz is maar matig enthousiast. Mirjam helpt Hanan bij het zoeken naar een geschikte opleiding. Ze komen terecht op het ROC. Hanan schrijft zich in voor een beroepsopleiding. En Aziz die is uiteindelijk trots op zijn moeder. 1 e ronde filmkijken 1. Laat de cursisten naar de film kijken met de volgende kijkvraag: Hanan wil gaan werken of naar school. Waarom wil zij dat? Zij wil zich ontwikkelen. Zij wil niet de hele dag thuis blijven. 2. Bespreek: Waarom gaat Hanan een opleiding doen? Koppel het verhaal van Hanan aan de ervaringen van de cursisten: Waarom bent ú een opleiding gaan doen? Wat kan het voor u veranderen? 2 e ronde filmkijken 1. Laat de cursisten nogmaals de film zien met de volgende kijkvragen. Schrijf de vragen (plus multiple choice antwoorden) op het bord: Wat vindt Aziz er van? Aziz vindt het niet leuk, maar hij laat zijn moeder wel gaan. Wat voor opleiding gaat Hanan precies doen? Een bakkersopleiding. 2. Bespreek de antwoorden. Wat vinden anderen (bijvoorbeeld uw man/vrouw en uw kinderen) ervan dat u op cursus bent? Bent u trots op uzelf? Waarom wel of waarom niet? Stel dat u klaar bent met de inburgeringscursus, of met taallessen, wat voor cursus zou u dan willen gaan doen? 3 e ronde filmkijken 1. Laat de film nogmaals zien met de kijkvraag: hoe vindt Hanan de goede opleiding? Waar gaan schoondochter Mirjam en Hanan zoeken? 2. Bespreek het antwoord en maak een koppeling met eigen ervaringen van cursisten: Hoe hebt ú deze cursus gevonden? 2
Heeft u een folder gelezen van deze cursus? Heeft u getelefoneerd met de school (lees: aanbieder )? Heeft u hulp gekregen met zoeken? Waarom heeft u deze cursus gekozen? De praktijk De volgende lessuggesties zijn voorbereidende opdrachten bij de praktijkopdrachten. (voor praktijkopdrachten en suggesties ter evaluatie, zie Praktijkboek ) De eerste lessuggestie kunt u al gebruiken voordat de cursisten zijn begonnen met de e- learning. 1. Spreekoefening: gesprek over een opleiding (bij praktijkopdrachten 5 en 9) Beginners Bespreek welke stappen iemand neemt voor hij of zij een cursus vindt. informatie verzamelen / lezen en nadenken / kiezen / aanmelden 1 2 3 4 Bedenk met de groep (een stuk of 3) zinnen voor stap 1 en stap 4. Maak twee categorieën: Informatie vragen Je aanmelden Laat als vervolgopdracht zinnen maken die beleefd zijn: waar zet je alstublieft in de zin? Laat het verschil proeven tussen ik wíl! en ik wil graag (bevelend vs verzoekend) en eventueel andere formuleringen die de cursisten hebben genoemd. Hierna een spreekoefening in twee- of drietallen waarbij de deelnemers om de beurt een vraag stellen. Geef eventueel een standaard antwoord van de medewerker met wie ze spreken: jazeker, dat kan natuurlijk, dat mag etc. Benodigdheden & organisatie - Geen. Gevorderden Gevorderden kunnen na een korte introductie zelfstandig of in tweetallen, een drietal zinnen per categorie bedenken. Laat ook hen beleefde zinnen maken als dat nog niet is gebeurd en bespreek het verschil tussen willen op een bevelende manier uitgesproken en willen op een verzoekende manier uitgesproken. Ook gevorderden doen de spreekoefening. Benodigdheden & organisatie - Geen. Feedback Voor beginners is het belangrijkste: het paraat hebben van een aantal standaardzinnen. Gevorderden moeten eenvoudige zinnen in de tegenwoordige tijd goed formuleren. Een goede uitspraak en zinsmelodie is voor alle cursisten essentieel. 2. Reclame maken: welke opleiding is het best? (bij praktijkopdrachten 1 en 2) Beginners en Laat cursisten in twee- of drietallen een zin bedenken met (beginners) 3
gevorderden of een beschrijving geven van (gevorderden) de volgende twee woorden: Een cursus is Een opleiding is (Zie woordenlijst bij CP voor de omschrijving die in NahW wordt gehanteerd). Vraag vervolgens: Denk aan onze eigen cursus. Wat doen we hier allemaal? Op welke manieren leer je in deze cursus? (de opdrachten, de lessen, het OLC, de stage, de docent etc.) Maak vervolgens op het bord met de groep een woordspin met betrekking tot het woord opleiding. Wat zijn volgens de cursisten pluspunten aan een opleiding, wat maakt een cursus een goede cursus? Onderstreep de woorden die daarop betrekking hebben. Spreek de woorden door en oefen de uitspraak. Verdeel de klas in kleine groepen. Zorg, als dat kan, voor een heterogene samenstelling van de groepen (dus beginners en gevorderden door elkaar). Opdracht (voorbeeld): bedenk een goede opleiding voor mensen die willen inburgeren. 1. Bedenk hoe de opleiding in elkaar zit, is er bijvoorbeeld een stage bij, computers, opdrachten buiten school, lessen met een docent (kijk in de woordspin). 2. Schrijf steekwoorden op, maak een verhaal over de opleiding. 3. Leg uit waarom dit de beste opleiding is. Laat uit de groepen om de beurt een cursist voor de klas uitleggen wat voor opleiding zij bedacht hebben en waarom dat de beste opleiding is. Deelnemers geven elkaar feedback op begrijpelijkheid: is duidelijk wat er in de perfecte opleiding zit? Is het duidelijk waarom een stage / een computer / etc. zo goed is voor het leren? Benodigdheden & organisatie: - Bord en flappen. - Dikke stiften. - Woordenlijst bij CP 9 uit de e-learning. Feedback Geef feedback op het gebruik van een aantal kernwoorden (zoals: de opleiding, de cursus, de stage, het huiswerk, de opdracht, de leraar, het onderwijs, etc.). Bespreek hoe de toehoorders om verduidelijking kunnen vragen. Gebruik de hulpkaart om verduidelijking vragen. Let ook op uitspraak en fluency in het presenteren. De cursisten kunnen onderling aan elkaar vertellen of ze zijn overtuigd of niet. 3. Vragen maakt slim Beginners en gevorderden Twee doelen uit de praktijksituatie onderwijs luiden: - De kandidaat kan aangeven wanneer hij iets niet begrijpt. - De kandidaat kan om verduidelijking en/of toelichting vragen. Bespreek deze doelen met de cursisten, haal het portfolio erbij. Het beste bewijs dat iemand deze doelen beheerst, wordt geleverd als hij of zij bij het assessment of panelgesprek durft te vragen om verduidelijking. Voor sommige cursisten is het niet vanzelfsprekend om 4
vragen te stellen, of om aan te geven dat hij iets niet goed begrijpt. Daar gaat deze opdracht over. Laat deelnemers zinnen bedenken die uitdrukken dat men iets niet begrijpt en om toelichting vraagt. De docent schrijft de zinnen op het bord. Verdeel de deelnemers in tweetallen en laat hen vijf situaties bedenken waarin je zulke zinnen kunt gebruiken. Daar geven zij dan een voorbeeldzin bij. Doe één situatie voor op het bord. Schrijf erboven: In de les Ik begrijp het niet. Wat moet ik doen? Laat de deelnemers bij de bespreking uitleggen welke situatie ze precies in gedachten hebben. Gevorderden schrijven dit vooraf in korte zinnen op, bijvoorbeeld: De docent geeft uitleg. (Maar) de leerling begrijpt het niet. Andere situaties: bij de gemeente, bij de trajectbegeleider, bij de dokter, op het assessment. Benodigdheden & organisatie: - Portfoliodoelen CP 9. Feedback Geef feedback op verstaanbaarheid: uitspraak en zinsmelodie. Gevorderden die de situaties hebben beschreven, krijgen feedback op het schrijfproduct (ze moeten maar/want/omdat correct kunnen gebruiken, zie ter inspiratie ). Suggesties ter evaluatie praktijkopdrachten De uitgevoerde praktijkopdrachten kunt u evalueren door middel van een lesactiviteit of tijdens een individueel coachingsgesprek. Onderstaande suggesties zijn een handreiking om invulling te geven aan beide werkvormen. praktijkopdrachten 1 en 2 praktijkopdracht 3 praktijkopdrachten 5 en 9 Presentatie foldermateriaal Laat een aantal cursisten het foldermateriaal presenteren aan de rest. Zij vertellen wat voor cursus zij hebben gekozen en waarom. Stappenplan inschrijven voor een cursus In tweetallen maken de cursisten een stappenplan voor het inschrijven van een cursus. Eerst Dan Vervolgens Als laatste Verslag Laat cursisten verslag doen van het gesprek op het ROC. Mondeling of schriftelijk (voorbereiding panelgesprek!) bespreken zij de volgende punten: Wanneer ben je naar het ROC geweest? Naar welk ROC ging je? Hoe ben je daarheen gegaan? Met wie heb je gesproken? Hoe ging het gesprek? Wat ben je te weten gekomen? praktijkopdracht 6 Formulieren controleren Neem de hulpkaart een formulier invullen en laat cursisten onderling de 5
Ter inspiratie ingevulde formulieren nakijken met behulp van de kaart. Hulpkaart informatie zoeken Breng de hulpkaart informatie zoeken op internet onder de aandacht ter voorbereiding op praktijkopdracht 2. Doe met behulp van een beamer voor hoe je op internet zoekt naar een opleiding. Oefenen met maar/want/omdat Bij lessuggestie 3 vragen maakt slim worden gevorderden uitgedaagd zinnen te maken om de situatie te omschrijven. Na de spreekoefening kunt u degenen die hier aan toe zijn, een opdracht geven om zinnen te maken met maar. Wellicht zijn er ook zinnen bedacht waar want en omdat in kunnen worden gebruikt. Geef feedback op zinsvolgorde en op het correct gebruiken van de voegwoorden. Oefenen met goede zinnen maken Geef de opdracht zoveel mogelijk zinnen te maken met als voorbeeldzin: Ik ga naar school omdat ik mij wil ontwikkelen. 6