BEHOEFTEONDERZOEK KINDEROPVANG DORDRECHT 2004



Vergelijkbare documenten
Tabellenboek Wijkkranten

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd

Gebruik van kinderopvang

Kinderopvang in Helmond

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN

e kwartaal Kinderdagcentra Buitenschoolse opvang

Welke opvangmogelijkheden zijn er in principe voor kinderen van inburgeraars?

Allochtonen op de arbeidsmarkt

10. Veel ouderen in de bijstand

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Cijfers kinderopvang derde kwartaal Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag 12 2 e. 3 e. heel kwartaal kwartaal 2015

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Zoals u in de SCP-brief heeft kunnen lezen, gaat deze vragenlijst over de gevolgen van de Wet kinderopvang op de opvang van uw kinderen.

Een aantal gegevens over de wijken is bijeengebracht in het onderliggende rapport. Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

Jeugdmonitor Zeeland: Kinderopvang

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Voor het wachtlijstonderzoek is de wachttijd per kind onderzocht en gewerkt met het bestand kinderen.

Dordtse jeugd in cijfers

Kinderopvang in aandachtswijken

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Dordrecht D O. fl) EVALUATIE DORDTPAS Sociaal Geografisch Bureau (SGB) gemeente Dordrecht. drs. L. Mellema drs. J.M. Schiff dr. M. G.

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Achtergrond en aanleiding. Opzet en uitvoering van het onderzoek

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

Ruimte voor groei in de kinderopvang. Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Uitkomsten enquête Andere Tijden

Enquête Kinderopvang

Kinderopvang in de Drechtsteden

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

8. Werken en werkloos zijn

Gebruik kinderopvang s-hertogenbosch

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Enquête Kinderopvang

Toelichting bij de SZW-Adviestabel ouderbijdragen kinderopvang 2004 Percentagetabel

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Toezichthouders in de wijk

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Rapport Schouwen-Duiveland

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Uitkomsten enquête regionaal woonbeleid Drechtsteden

Rapport Hulst Middelburg, december 2013

Openingstijden Stadswinkels 2008

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Meer of minder uren werken

dvang! Onderzoek Kinderopvang in Zwolle 2011 Zwolle

12. Vaak een uitkering

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

De betekenis van informele opvang voor de arbeidsparticipatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Rapport Vlissingen Middelburg, december 2013

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

10. Banen met subsidie

Rapport Zeeuws-Vlaanderen

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Ontwikkelingen in de Dordtse wijken. 15 mei drs Jan Schalk

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Rapport Veere Middelburg, december 2013

3.5 Voorzieningen in de buurt

Het aanbod van kinderopvang per eind 2004

Rapport Tholen Middelburg, december 2013

Langdurige werkloosheid in Nederland

SWW Kinderopvang. Hieronder een voorbeeld van twee werkende ouders die hun kinderen naar de kinderopvang op de Springplank brengen (zorgeloos pakket).

Werkwijze Dordtse Felicitatiedienst (kortweg DFD) Inleiding:

Arbeidsdeelname van paren

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Winterswijk, 1 januari Beste ouders en verzorgers,

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

Rapportage BMKO Panelonderzoek Internetgebruik op de BSO. april Drs. M. Jongsma R. H. Rijnks BSc. Paterswolde, april 2009

Enquête Kinderopvang

Enquête Kinderopvang

Rapportage trendonderzoek, prognose vraag naar kinderopvang

Bereikscijfers FunX. Rapportage Auteurs: Ahmed Ait Moha, Marleen de Graaf & Fenneke Vegter Project Z

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Rapport Oosterschelderegio

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Landelijke Jeugdmonitor. Kinderopvang

Rapport Goes Middelburg, december 2013

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Weinig mensen sociaal aan de kant

De klant in beeld Wet kinderopvang en de gevolgen voor de gebruikers. Eindrapportage gevolgen Wet kinderopvang voor de gebruikers

Van baan naar eigen baas

EVALUATIE HONDENBELEID 2003

Transcriptie:

BEHOEFTEONDERZOEK KINDEROPVANG DORDRECHT 2004 Sociaal Geografisch Bureau Gemeente Dordrecht drs. J.M. Schiff dr. M.G. Weide juli 2004

Colofon Opdrachtgever: Tekst: Drukwerk: Informatie: Onderwijs en Welzijn Sociaal Geografisch Bureau Stadsdrukkerij Gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau (SGB) Postbus 8 3300 AA Dordrecht telefoon: 078-639 54 65 www.sociaalgeografischbureau.nl Het overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.

INHOUD 0. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1. INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Kinderopvang in Dordrecht 1 1.3 Onderzoeksvragen 3 1.4 Onderzoeksmethode 3 1.5 Opzet van het rapport 5 2. HUIDIGE BELANGSTELLING KINDEROPVANG 7 2.1 Belangstelling kinderopvang in cijfers 7 2.1.1 Kinderdagverblijf 7 2.1.2 Buitenschoolse opvang 8 2.1.3 Gastouderopvang 8 2.1.4 Informele opvang 9 2.2 Formele en informele opvang voor kinderen 9 2.2.1 Combinatie formele en informele kinderopvang 10 2.2.2 Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, s avonds en de schoolvakanties 11 2.2.3 Regelingen op het werk 11 2.2.4 Bijdrage formele kinderopvang 11 2.2.5 Loket Kinderopvang 12 2.3 Belangstelling kinderopvang alleenstaande en allochtone ouders 13 2.3.1 Alleenstaande ouders 13 2.3.2 Allochtone ouders 14 3. REDENEN WEL EN GEEN GEBRUIK KINDEROPVANG 15 3.1 Redenen gebruik kinderopvang 15 3.2 Redenen gebruik informele kinderopvang 15 3.3 Redenen geen gebruik kinderopvang 17 4. TOEKOMSTIGE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG 21 4.1 Demografische ontwikkelingen 21 4.2 Ontwikkeling in belangstelling 21 4.2.1 Toekomstige belangstelling opvang voor kinderen 21 4.2.2 Alleenstaande ouders 22 4.2.3 Allochtone ouders 23 Bijlagen 1. Vragenlijst kinderopvang Dordrecht 2. Respons naar wijk en etnische groep 3. Representativiteit onderzoeksgroep 4. Beschrijving onderzoeksgroep 5. Aanvullende tabellen

0. SAMENVATTING EN CONCLUSIES i 0.1 Inleiding Begin 2004 heeft het Sociaal Geografisch Bureau in opdracht van de sector Onderwijs & Welzijn van de gemeente Dordrecht een behoefteonderzoek uitgevoerd naar kinderopvang in Dordrecht. Dit is een herhaling van een onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd. De aanleiding tot het onderzoek in 2001 was een aanzet voor nieuw gemeentelijk beleid, waarbij de gemeente een vraaggestuurd aanbod en een evenwichtige spreiding over de wijken wilde realiseren. Deze verandering ging gepaard met een drastische uitbreiding van het aantal kindplaatsen. Via het behoefteonderzoek verkreeg de gemeente inzicht in de (toekomstige) vraag naar kinderopvang op wijkniveau. Tevens werd een beeld verkregen van de redenen waarom ouders wel of niet gebruik maken van kinderopvang, eventuele drempels die zij ervaren, aspecten die zij bij kinderopvang belangrijk vinden en het oordeel over de kinderopvang van ouders die hier gebruik van maken. Inmiddels is de kinderopvang in Dordrecht fors uitgebreid en zijn er nieuwe kinderopvangvoorzieningen gerealiseerd. Drie jaar na het genoemde behoefteonderzoek bestond er bij de gemeente de behoefte dit onderzoek gedeeltelijk te herhalen. Hiertoe heeft een representatieve steekproef van 4330 gezinnen met kinderen van 0 tot 16 jaar een schriftelijke vragenlijst ontvangen. Ruim 2000 gezinnen hebben meegedaan aan het onderzoek, een respons van 47%. In deze samenvatting wordt verslag gedaan van de belangrijkste uitkomsten en wordt een aantal conclusies getrokken. Kinderopvang in Dordrecht In het onderzoek hebben we ons gericht op opvang voor kinderen van 0 tot 16 jaar. Er is een onderscheid gemaakt tussen formele en informele kinderopvang. Formele opvang betreft: - kinderdagverblijf voor 0 tot 4-jarigen (dagopvang), - buitenschoolse opvang (BSO voor 4-12 jarigen en tieneropvang voor 12-16 jarigen), - gastouderopvang voor 0 tot 13-jarigen. Hoewel de peuterspeelzaal wel is meegenomen in het onderzoek, ligt het accent op de andere vormen van kinderopvang. Dit omdat peuterspeelzaalwerk niet gericht is op het bieden van opvang die nodig is vanwege werk of studie. Worden kinderen opgevangen door een betaalde oppas of familie, vrienden of buren, dan spreken we van informele opvang. De huidige capaciteit van de formele kinderopvang in Dordrecht bestaat per 1 maart 2004 uit 1055 plaatsen voor dagopvang en 1025 plaatsen voor BSO. Gezien het geringe aantal responderende gebruikers blijft tieneropvang buiten beschouwing.

0.2 Huidige belangstelling kinderopvang Formele opvang ii Drie op de tien Dordtse kinderen van 0 tot 4 jaar worden opgevangen in een kinderdagverblijf of staan ervoor op de wachtlijst; wat betreft BSO geldt dit voor twee op de tien kinderen tussen 4 en 12 jaar. Het gebruik van het kinderdagverblijf verschilt niet ten opzichte van 2001; bij BSO is er sprake van een duidelijke toename in het gebruik. Tussen 2001 en 2004 is de capaciteit voor kinderdagopvang en BSO in Dordrecht behoorlijk toegenomen. Voor het kinderdagverblijf geldt dat er overall voldoende capaciteit aanwezig is; het aanbod ligt momenteel zelfs wat boven de vraag. In de wijken Noordflank en Oud-Krispijn is er meer vraag dan aanbod. Dit wordt naar verwachting opgevangen door het overschot aan capaciteit in de Binnenstad. De capaciteit van BSO is de afgelopen jaren flink toegenomen, maar de vraag is ook gestegen. De belangstelling overtreft momenteel de capaciteit. Met name in Oud-Krispijn is dit het geval. In de Binnenstad daarentegen is er sprake van een overschot. De gastouderopvang wordt door een 1,3% van de Dordtse kinderen tot 12 jaar benut. Het gebruik is licht gedaald ten opzichte van 2001. Wat betreft het kinderdagverblijf is belangstelling in Wielwijk en Sterrenburg het meest toegenomen. In Oud-Krispijn en Stadspolders is de belangstelling voor BSO het hardst gestegen. Informele opvang Net als in 2001 kiezen ouders meestal of voor formele opvang of voor informele opvang. Informele opvang wordt voor een vijfde van de kinderen tot 16 jaar ingeschakeld. Voor 12-16 jarigen wordt in slechts beperkte mate informele opvang geregeld. De belangstelling voor informele opvang is in Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven relatief het hardst gestegen sinds 2001. Opvang s avonds, in het weekend en schoolvakanties Voor opvang s avonds, of in het weekend heeft ongeveer één op de tien ouders belangstelling. De helft wil opvang voor de kinderen in de schoolvakanties benutten. De belangstelling voor opvang in schoolvakanties is sinds 2001 toegenomen. Regelingen en bijdragen formele opvang Werkgevers kunnen meebetalen aan formele kinderopvang. Dit is geregeld bij tweederde van de tweeverdienende tweeoudergezinnen, bij de helft van de tweeoudergezinnen met één werkende ouder en vier op de tien werkende alleenstaande ouders. Desondanks vindt driekwart van de werkende ouders de eigen bijdrage aan de formele kinderopvang hoog. Dit geldt vooral in tweeoudergezinnen waarin één of beide ouders werken.

iii Vanwege een te hoge bijdrage maakt eenderde van alle ouders minder gebruik van formele opvang of overweegt dat te doen. Men schakelt dan vaak informele opvang in of gaat minder werken. Loket Kinderopvang Eén op de acht ouders is bekend met het Loket Kinderopvang van de gemeente Dordrecht. De belangrijkste informatiekanalen voor het loket zijn de sociale dienst en de krant. In hoeverre het Loket Kinderopvang bekend is bij haar doelgroepen kunnen we niet precies achterhalen. Op grond van de groep alleenstaande ouders kunnen we echter wel een inschatting maken. Een kwart van de ouders uit deze doelgroep is hier bekend mee. Het betreft vooral studerende en werkende alleenstaande ouders. Doelgroepen Eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen maken even vaak gebruik van kinderopvang. Formele opvang wordt vaker door eenoudergezinnen benut; informele opvang vaker door tweeoudergezinnen. Ten opzichte van 2001 maken alleenstaande ouders die studeren of vrijwilligerswerk verrichten vaker gebruik van formele kinderopvang. Tweeouder- gezinnen, waarin één ouder werkt en één vrijwilligerswerk doet of studeert, benutten formele opvang anno 2004 juist minder vaak. Bij Turkse en Marokkaanse gezinnen is er minder belangstelling voor kinderopvang dan bij andere bevolkingsgroepen. Dit is niet veranderd sinds 2001. De verklaring hiervoor ligt in de huishoudensamenstelling en arbeidssituatie van deze groepen. Het gebruik van formele opvang onder Antilliaanse gezinnen is sinds 2001 toegenomen en is nu hoger dan bij de andere groepen. In het vorige onderzoek kwam al naar voren dat de toekomstige behoefte bij de Antilliaanse gezinnen aanzienlijk was. 0.3 Redenen wel/geen gebruik kinderopvang Motieven gebruik kinderopvang De motieven voor gebruik van kinderopvang zijn voornamelijk werk gerelateerd. Ruim acht op de tien gezinnen maken gebruik van formele of informele kinderopvang omdat het nodig is vanwege werk. Een vijfde heeft opvang nodig vanwege andere activiteiten, zoals studie of vrijwilligerswerk. Voor één op de tien gebruikers van formele of informele opvang geldt ook de ontwikkeling van het kind als motief. Bij de gebruikers van de peuterspeelzaal is dit veruit het belangrijkste motief: 92% noemt de ontwikkeling van het kind. Motieven gebruik informele opvang Het inschakelen van informele opvang is vaak een bewuste keuze. Opvang in de eigen omgeving en/of bij één vertrouwd persoon is voor de helft van de ouders belangrijk.

iv Verder spelen naast het gemak van informele opvang ook praktische belemmeringen van formele opvang een rol. De helft van de gezinnen vindt formele opvang te duur; voor een kwart is dat de belangrijkste reden om voor informele opvang te kiezen. Ook is voor een deel de formele opvang niet flexibel genoeg. En een kwart heeft gewoonweg geen behoefte aan formele kinderopvang. Ten opzichte van 2001 is het aandeel ouders dat formele opvang te duur vindt en daarom informele opvang verkiest bijna verdubbeld. Motieven geen gebruik kinderopvang Het niet gebruiken van kinderopvang wordt voor een groot deel verklaard door een gebrek aan behoefte. Daarnaast spelen de kosten geen onbelangrijke rol. Dit speelt voor één op de zes gezinnen mee en is voor één op de acht ouders het belangrijkste motief. Anderen vinden opvang niet goed voor het kind of geven aan dat het kind te jong dan wel te oud is voor opvang. In vergelijking met drie jaar terug is geen behoefte vaker de belangrijkste reden om geen gebruik te maken van kinderopvang. Ook de kosten zijn anno 2004 vaker de belangrijkste reden voor geen gebruik dan in 2001. Doelgroepen De motieven om gebruik te maken van informele opvang verschillen niet tussen alleenstaande ouders en gezinnen met twee ouders. Het belangrijkste motief om geen gebruik te maken van kinderopvang is bij alleenstaande ouders minder vaak geen behoefte dan bij tweeoudergezinnen. Daarnaast is de groep eenoudergezinnen die geen behoefte als belangrijkste motief opgeeft niet groter geworden sinds 2001, dit in tegenstelling tot de tweeoudergezinnen. Voor allochtone en autochtonen ouders gelden dezelfde beweegreden om voor informele opvang te kiezen. Opvallend is dat het belang van opvang in de eigen religieuze / culturele gemeenschap als mogelijke drempel bij een aantal groepen voor het gebruik van formele opvang minder een rol lijkt te spelen dan in 2001. De motieven om geen gebruik te maken van kinderopvang verschillen wel wat tussen de bevolkingsgroepen. Geen behoefte is bij allochtone ouders minder vaak de belangrijkste reden. De kosten zijn voor hen daarentegen vaker de belangrijkste reden om geen kinderopvang te benutten. Dit geldt voor een kwart van de allochtone gezinnen. 0.4 Toekomstige behoefte aan kinderopvang Demografische ontwikkelingen Naar verwachting zal de komende jaren het aantal kinderen van 0 tot 4 jaar licht dalen. In Stadspolders zal het aantal 0-4 jarigen het meest afnemen en in Nieuw-Krispijn zal het aantal kinderen juist toenemen. Wat betreft het aantal kinderen van 4 tot 12 jaar is de verwachting dat de populatie stabiel zal blijven.

v Wederom zien we in Stadspolders een duidelijke afname. De toename van 4-12 jarigen zal het grootst zijn in Dubbeldam en Crabbehof/Zuidhoven. De demografische ontwikkelingen op zich geven geen aanleiding tot een grote uitbreiding (of inkrimping) van het toekomstige aanbod. Toekomstige belangstelling kinderopvang Van de ouders die nu geen gebruik maken van formele kinderopvang heeft 9% in de toekomst wel belangstelling voor formele opvang. De helft geeft aan binnen twee jaar (misschien) gebruik te willen maken van formele kinderopvang. In vergelijking met 2001 is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers van formele kinderopvang iets kleiner. De (toekomstige) behoefte aan opvang op flexibele tijden is groter dan het huidige gebruik. Bijna de helft van de ouders heeft toekomstige belangstelling voor kinderopvang op (deels) flexibele tijden. Op dit moment maken drie op de tien ouders gebruik van (deels) flexibele opvang. Doelgroepen Van de alleenstaande ouders die nu geen gebruik maken van formele kinderopvang heeft 11% toekomstige belangstelling voor formele opvang. Bij tweeoudergezinnen ligt dat aandeel op 6%. Het aandeel potentiële toekomstige gebruikers is onder de Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse gezinnen het grootst. Bij deze groepen heeft een vijfde van de ouders die nu geen formele opvang benutten daar in de toekomst wel interesse in. Bij de Nederlandse gezinnen ligt het aandeel potentiële toekomstige gebruikers slechts op 3%. Sinds 2001 is het aandeel potentiële toekomstige gebruikers het meest toegenomen bij de Marokkaanse doelgroep. Bij de Antilliaanse, Nederlandse en overige allochtone gezinnen is deze groep juist wat kleiner geworden. 0.6 Conclusies Wat kan er op basis van de uitkomsten nu geconcludeerd worden? Door de uitbreidingen van de kinderopvangvoorzieningen in de afgelopen jaren sluit het aanbod anno 2004 redelijk aan bij de vraag. De capaciteit van de kinderdagverblijfvoorzieningen is ruim voldoende. Wat betreft de BSO is er ruimte voor een - kleine - uitbreiding van de voorzieningen. In een aantal wijken kan bezien worden of de capaciteit beter afgestemd kan worden op de (toekomstige) belangstelling. De toename in het gebruik van formele opvang door alleenstaande ouders en Antilliaanse ouders die deels overlappen duidt op een succes van het gemeentelijk beleid in de afgelopen jaren.

vi Toch bestaan er op dit moment voor een deel van de Dordtse gezinnen drempels die gebruik van formele opvang in de weg staan. De voornaamste drempel wordt op dit moment opgeworpen door de kosten. Vooral voor werkende ouders zijn de kosten van formele kinderopvang een flinke financiële last. Het meebetalen door werkgevers lijkt daar niets aan af te doen. Bij een deel van de ouders bestaat er zelfs een kans dat zij ervoor kiezen minder te gaan werken. Ook voor een aanzienlijk deel van de allochtone ouders vormen de kosten van kinderopvang een belemmering. Daarnaast is er behoefte aan meer flexibele opvangmogelijkheden. Het aanbod dient daarbij meer vraaggericht zijn. Gedacht kan worden aan het makkelijker kunnen regelen van kinderopvang, opvang voor ouders met alternatieve werktijden, mogelijkheden tot onregelmatige opvang en opvang in vakanties en bij ziekte van het kind. Tot slot dient de bekendheid van het Loket Kinderopvang vergroot te worden. We zien namelijk dat het loket haar doelgroepen maar voor een deel bereikt.

1 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Begin 2001 heeft het Sociaal Geografisch Bureau in opdracht van de sector Onderwijs & Welzijn van de gemeente Dordrecht een behoefteonderzoek uitgevoerd naar kinderopvang in Dordrecht. Het betrof zowel kinderdagopvang voor 0-4-jarigen als buitenschoolse opvang voor 4-16 jarigen. De aanleiding hiertoe was een aanzet voor nieuw gemeentelijk beleid, waarbij de gemeente een vraaggestuurd aanbod en een evenwichtige spreiding over de wijken wilde realiseren door kindplaatsen in te huren in de wijken waar behoefte is aan kinderopvang. Deze verandering ging gepaard met een drastische uitbreiding van het aantal kindplaatsen. Via het behoefteonderzoek verkreeg de gemeente inzicht in de (toekomstige) vraag naar kinderopvang op wijkniveau. Tevens werd een beeld verkregen van de redenen waarom ouders wel of niet gebruik maken van kinderopvang, eventuele drempels die zij ervaren, aspecten die zij bij kinderopvang belangrijk vinden en het oordeel over de kinderopvang van ouders die hier gebruik van maken. Inmiddels is de kinderopvang in Dordrecht fors uitgebreid en zijn er nieuwe kinderopvangvoorzieningen gerealiseerd. Drie jaar na het genoemde behoefteonderzoek bestond er bij de gemeente de behoefte dit onderzoek gedeeltelijk te herhalen. Daartoe heeft zij het SGB benaderd. Men wil inzicht in het huidige gebruik van de kinderopvang en de (toekomstige) vraag ten opzichte van het huidige aanbod. Hierbij is, evenals in het eerste onderzoek, specifieke aandacht voor allochtone groepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen). In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek. 1.2 Kinderopvang in Dordrecht Afbakening De definitie van kinderopvang die de gemeente Dordrecht hanteert luidt: Het op één of meer dagen per week, buiten de eigen huishouding, in georganiseerd verband en tegen geldelijke vergoeding bieden van onderdak, verzorging en begeleiding gedurende meer dan twee uur per dag voor kinderen van 0 tot 16 jaar. Hieronder vallen de volgende vormen van kinderopvang: - kinderdagverblijf voor 0 tot 4-jarigen (dagopvang), - buitenschoolse opvang voor 4 tot 16-jarigen, - gastouderopvang voor 0 tot 13-jarigen. De buitenschoolse opvang (BSO) kan onderverdeeld worden in BSO voor kinderen van 4-12 jaar en tieneropvang voor 12-16 jarigen. Ook het peuterspeelzaalwerk valt onder de hiervoor geformuleerde definitie. Deze vorm van kinderopvang is echter, in tegenstelling tot het kinderdagverblijf, BSO en gastouderopvang, niet primair gericht op het bieden van opvang bedoeld om ouders in staat te stellen te werken of te studeren. Het accent ligt in dit onderzoek dan ook op de drie eerder genoemde vormen van kinderopvang. Behalve de formele kinderopvang, waartoe we hier het kinderdagverblijf, BSO en gastouder-opvang rekenen, kunnen ouders ook een beroep doen op informele opvang, zoals een betaalde oppas of opvang door een familielid, kennis of buren. Ouders kunnen bewust kiezen voor informele opvang, omdat ze dit prettiger vinden voor hun kind(eren), maar deze keuze kan ook voortkomen uit gebrek aan alternatieven. Inzicht hierin is van belang om een goed beeld te krijgen van de behoefte aan formele kinderopvang.

2 Aanbod Het aanbod van formele kinderopvang in Dordrecht wordt verzorgd door twee grote organisaties, Centrale Organisatie Kinderopvang Drechtsteden en Stichting Dordtse Kinderopvang, en 14 kleinere organisaties/instellingen. De huidige capaciteit van de kinderopvang bestaat per 1 maart 2004 uit 1055 plaatsen voor dagopvang en 1025 plaatsen voor BSO. De capaciteit van kinderdagverblijfvoorzieningen is vooral toegenomen in de Binnenstad en Dubbeldam en afgenomen in Noordflank. De BSO is vooral in Stadspolders uitgebreid (tabel 1.1). Tabel 1.1 Capaciteit kinderopvang Dordrecht per wijk per 1 maart 2004 (exclusief gastouderopvang) wijk capaciteit dagopvang 0-4 jaar capaciteit BSO 4-12 jaar 2001 2004 2001 2004 Binnenstad Noordflank Oud Krispijn Nieuw Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders 97 89 - - 75 20 57-154 12 241 281 14 18 11 66 25 96 36 155 92 261 150 60 20-20 20 - - 140 40 200 200 100 20 20 40 20 20 30 140 80 355 totaal 745 1055 650 1025 Gastouderopvang wordt aangeboden door één gastouderbureau. Ten slotte is er in Dordrecht sinds september 1999 een opvangproject voor tieners van 12 tot 16 jaar. Beleid De gemeente Dordrecht streeft naar kinderopvang als een voor iedereen toegankelijke basisvoorziening (beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar), gericht op ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar, die de kinderen een aantrekkelijk aanbod biedt ter bevordering van hun ontwikkeling en vrijetijdsbesteding. Bij de realisatie van kinderopvang dragen ouders/verzorgers, bedrijven en instellingen, de uitvoerende organisaties en de gemeente elk een eigen verantwoordelijkheid. De algemene doelen van kinderopvang richten zich op het bieden van opvang om ouders in staat te stellen zorgtaken met arbeid en/of studie te combineren. Kinderopvang heeft daarnaast een rol in het signaleren van ontwikkelingsachterstanden en het bieden van opvoedingsondersteuning. Naast deze algemene doelen noemt de gemeente als specifiek doel van kinderopvang kinderen zo goed mogelijk toe te rusten voor de start in het basisonderwijs. Zoals hiervoor reeds gezegd, wil de gemeente financiële verantwoordelijkheid dragen voor het realiseren van kinderopvang voor de gemeentelijke doelgroepen. Dit zijn: - alleenstaande ouders met een uitkering van de sociale dienst; - inburgeraars die vallen onder Wet Inburgering Nieuwkomers en mensen die al wat langer in Nederland wonen en taalles volgen; - ouders met een sociaal-medische indicatie; - ouders die geen regeling op het werk hebben en een belastbaar inkomen hebben onder de ziekenfonds grens. Behoren ouders tot één van deze doelgroepen, dan betaalt de gemeente mee aan een kindplaats in een kinderopvangorganisatie. In dit onderzoek staan de doelgroepen alleenstaande ouders en allochtone ouders centraal.

3 In 2005 zal de Wet Kinderopvang in werking treden. Dit zal vele veranderingen in het (gemeentelijk) beleid omtrent kinderopvang met zich meebrengen. Aangezien de doelgroepen voor beleid landelijk zullen worden vastgelegd heeft dit consequenties voor het huidige doelgroepenbeleid van de gemeente Dordrecht. 1.3 Onderzoeksvragen Naar aanleiding van het voorgaande kunnen de volgende onderzoeksvragen geformuleerd worden: 1. Hoeveel ouders/verzorgers met kinderen tussen de 0 en 16 jaar maken gebruik van kinderopvang? Hoe is het gebruik in de verschillende wijken? Hoe is het gebruik onder alleenstaande ouders en allochtone ouders? Is hierin vergeleken met drie jaar geleden iets veranderd? 2. Wat zijn de motieven voor gebruik en wat zijn de redenen om geen gebruik te maken van kinderopvang? Is er sprake van drempels voor bepaalde groepen? Is hierin vergeleken met drie jaar geleden iets veranderd? 3. Wat is de toekomstige behoefte aan kinderopvang, algemeen en voor alleenstaande ouders en allochtone ouders? 1.4 Onderzoeksmethode Onderzoeksopzet Bij een representatieve steekproef van gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0 tot 16 jaar is een schriftelijke vragenlijst afgenomen. Hiertoe is uit het bevolkingsbestand van de gemeente Dordrecht een naar wijk gestratificeerde steekproef getrokken van 3630 gezinnen. Dat betekent dat per wijk 1 evenveel gezinnen zijn geselecteerd. Om in het onderzoek ook uitspraken te kunnen doen over Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse gezinnen is een aanvullende steekproef getrokken van 700 gezinnen uit deze vier etnische groepen. Deze gezinnen ontvingen in maart 2004 een schriftelijke vragenlijst met het verzoek deze binnen tien dagen ingevuld te retourneren. De vragenlijst bevatte, naast een aantal vragen over de samenstelling en kenmerken van het gezin, vragen over het al dan niet gebruik van formele kinderopvang en informele kinderopvang, redenen van wel en geen gebruik, oordeel over de formele opvang, toekomstige behoefte aan kinderopvang en bekendheid met Loket Kinderopvang. Ouders die gebruik maken van kinderopvang of hiervoor op een wachtlijst staan hebben voor elk kind apart ingevuld van welk soort opvang men gebruik maakt en voor hoeveel dagen. De vragen zijn deels afgeleid uit het vorige behoefteonderzoek naar kinderopvang 2 en deels specifiek voor dit onderzoek ontwikkeld. De volledige vragenlijst is als bijlage 1 achter in het rapport opgenomen. Veldwerk Om de respons onder Turkse en Marokkaanse gezinnen te bevorderen zijn enquêteurs van Turkse en Marokkaanse komaf ingeschakeld. In de wijken Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn en Het Reeland hebben zij bij een deel van de Turkse en Marokkaanse gezinnen die nog niet hadden gereageerd de vragenlijst mondeling afgenomen. 1 Het betreft elf wijken in Dordrecht volgens de indeling van wijkbeheer: Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Het Reeland, Staart, Wielwijk, Crabbehof/Zuidhoven, Sterrenburg, Dubbeldam en Stadspolders. De gebieden die hier buiten vallen, blijven in dit onderzoek buiten beschouwing. 2 Behoefteonderzoek kinderopvang Dordrecht, Sociaal Geografisch Bureau, 2001.

4 Dit geschiedde in de eigen taal of in het Nederlands, afhankelijk van de voorkeur van de respondent. De enquêteurs hebben in totaal 113 adressen - soms tot drie keer toe - bezocht. Zij hebben bij 49 gezinnen een enquête afgenomen, dan wel opgehaald. Respons De respons in de gestratificeerde steekproef is 48%, in de aanvullende steekproef 38% en in de totale steekproef 47%. Dit is voor een schriftelijke enquête redelijk te noemen. Deze respons is wat lager dan de respons in het onderzoek naar kinderopvang in 2001. Desalniettemin is de onderzoeksgroep in 2004 groter dan in 2001, dit vanwege de grotere steekproefomvang. Voor een uitgebreid overzicht van de respons per wijk en per etnische groep wordt verwezen naar bijlage 2. Representativiteit Om na te gaan of de onderzoeksgroep representatief is voor Dordtse gezinnen met kinderen tot 16 jaar, hebben we een tweetal vergelijkingen gemaakt. We hebben de onderzoeksgroep en de populatie vergeleken wat betreft het aandeel kinderen per wijk van 0 tot 4 jaar, 4 tot 12 jaar en 12 tot 16 jaar. Daarnaast hebben we het berekende gebruik van kinderdagverblijf en BSO vergeleken met de daadwerkelijke capaciteit. Op basis hiervan is bij het berekenen van de belangstelling voor kinderopvang per wijk gewogen naar de drie leeftijdscategorieën. Meer informatie over de representativiteit van de onderzoeksgroep is te vinden in bijlage 3. Voor een beschrijving van de samenstelling van de onderzoeksgroep wordt verwezen naar bijlage 4. Analyses De analyses zijn deels uitgevoerd op het niveau van kinderen, deels op het niveau van ouders. Hierbij is doorgaans gebruik gemaakt van de onderzoeksgroep op basis van de gestratificeerde steekproef. Uitsluitend wanneer verschillen zijn onderzocht tussen etnische groepen is van de onderzoeksgroep uit de totale steekproef gebruik gemaakt. De belangstelling voor kinderopvang is berekend op het niveau van kinderen. Met behulp van een wegingsprocedure naar wijk en leeftijdscategorie is berekend hoeveel kinderen op dit moment gebruik maken van kinderopvang of op de wachtlijst staan. Waar mogelijk zijn de resultaten per wijk uitgesplitst. De (toekomstige) belangstelling onder de doelgroepen en de redenen voor wel / geen gebruik zijn op het niveau van ouders onderzocht. Door middel van kruistabelanalyse is vastgesteld in hoeverre een- en tweeoudergezinnen en gezinnen van verschillende etnische herkomst verschillen in belangstelling voor formele en informele kinderopvang. 3 3 Alleenstaande ouders en allochtone ouders zijn potentiële doelgroepen van het gemeentelijk kinderopvangbeleid. Om daadwerkelijk in aanmerking te komen voor een door de gemeente ingehuurde kindplaats, dienen ze wel aan bepaalde criteria te voldoen wat betreft inkomen, de noodzaak voor formele kinderopvang in verband met werk of studie en, voor werkende ouders, niet in aanmerking komen voor een bedrijfsplaats. Een dergelijke afbakening is echter in dit onderzoek niet mogelijk.

5 1.5 Opzet van het rapport Het rapport is als volgt ingedeeld. In de hoofdstukken 2 t/m 4 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige belangstelling voor kinderopvang. De motieven voor het gebruik van formele en informele kinderopvang en de redenen van ouders om geen gebruik te maken van opvang voor hun kinderen komen in hoofdstuk 3 aan bod. De toekomstige behoefte aan kinderopvang wordt in hoofdstuk 4 besproken. Voorin het rapport worden de belangrijkste resultaten nog eens bondig samengevat en wordt een aantal conclusies getrokken.

2. HUIDIGE BELANGSTELLING KINDEROPVANG 7 In dit hoofdstuk komt de huidige belangstelling voor kinderopvang aan bod. Allereerst komt de belangstelling voor de verschillende vormen van opvang in cijfers aan bod (paragraaf 2.1). Vervolgens gaan we in op mogelijke combinaties van opvang, op het gebruik van opvang s avonds, in het weekend en in de schoolvakanties, regelingen op het werk en het Loket Kinderopvang (paragraaf 2.2). In paragraaf 2.3 wordt de belangstelling voor kinderopvang bij de doelgroepen beschreven. 2.1 Belangstelling kinderopvang in cijfers Op 1 januari 2004 waren er in Dordrecht, in de elf wijken die in het onderzoek betrokken zijn, 23.634 kinderen tussen 0 en 16 jaar. Een kwart is jonger dan 4 jaar, de helft is 4 tot 12 jaar en een kwart tussen de 12 en 16 jaar. We hebben berekend voor hoeveel kinderen er belangstelling (gebruik en wachtlijst) is voor kinderopvang, waar mogelijk uitgesplitst naar wijk. 2.1.1 Kinderdagverblijf Van de 100 kinderen tot 4 jaar in Dordrecht maken er 31 gebruik van kinderopvang in een kinderdagverblijf of staan hiervoor op de wachtlijst (tabel 2.1). In de wijken Dubbeldam en de Binnenstad is de belangstelling het hoogst (zo n 50% van de 0-4 jarigen). De belangstelling is het laagst in Nieuw-Krispijn (13%) en Oud-Krispijn (15%). Gemiddeld bedraagt het gewenste gebruik van het kinderdagverblijf 2,4 dagen per week. Tabel 2.1 Huidige belangstelling kinderdagverblijf per wijk in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) aantal kinderen gebruik 1 aantal kinderen wachtlijst 2 aantal kinderen totaal 1 aantal kinderen per 100 belangstelling omgezet in aantal huidige capaciteit in kindplaatsen wijk 0-4- jarigen kindplaatsen Binnenstad Noordflank Oud-Krispijn Nieuw-Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders 143 111 109 27 155 52 83 80 259 206 515 14 25 20 3 9 7 10 27 48 24 22 157 136 129 30 164 59 93 107 307 230 537 49 34 15 13 27 21 20 25 34 50 42 75 65 62 15 78 28 45 51 147 111 258 281 14 18 11 66 25 96 36 155 92 261 totaal 1740 209 1949 31 935 1055 1 gewogen gegevens Nieuw-Krispijn gebaseerd op <10 kinderen 2 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op <10 kinderen Sinds 2001 is de capaciteit van de kinderdagverblijfvoorzieningen toegenomen van 745 naar 1055 kindplaatsen. Per 100 0-4 jarigen is het aantal kinderen dat gebruik maakt of zal maken van deze opvangvoorziening licht gestegen (van 28 naar 31). Het gemiddeld aantal dagen van het gewenstegebruik ligt echter wat lager dan in 2001. De belangstelling voor het kinderdagverblijf is in 2004 per saldo vrijwel gelijk aan dat in 2001 (935 kindplaatsen en 923 kindplaatsen). Kijken we naar het aantal kindplaatsen per wijk, dan is de belangstelling voor het kinderdagverblijf in de meeste wijken licht gestegen. De belangstelling is het meest toegenomen in Wielwijk en Sterrenburg, namelijk met 30 kindplaatsen. In Stadspolders echter is de belangstelling voor het kinderdagverblijf met 67 kindplaatsen gedaald (zie tabel 1 in bijlage 5).

8 Gemiddeld ligt de capaciteit op dit moment dus wat hoger dan de belangstelling, met name in de Binnenstad overtreft het aanbod de vraag. In de wijken Noordflank en Oud-Krispijn ligt de vraag echter nog ruim boven de capaciteit. 2.1.2 Buitenschoolse opvang Vijf kinderen uit de onderzoeksgroep maken gebruik van tieneropvang. Vanwege dit kleine aantal blijft de tieneropvang buiten beschouwing. De BSO hier heeft dus alleen betrekking op kinderen van 4 tot 12 jaar. Van de 100 jongeren van 4-12 jaar maken er 19 gebruik van BSO of staan er voor op de wachtlijst (tabel 2.2). De belangstelling is het grootst in de Binnenstad (32%) en het kleinst in Nieuw-Krispijn (7%). Gemiddeld maken kinderen 2,5 dagen per week gebruik van BSO. Voor kinderen op de wachtlijst ligt het gewenste gemiddelde op 2,8 dagen. Tabel 2.2 Huidige belangstelling BSO per wijk in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) aantal aantal aantal aantal belangstelling kinderen kinderen kinderen kinderen omgezet in gebruik 1 wachtlijst 2 totaal 1 per 100 aantal huidige capaciteit in kindplaatsen 200 100 20 20 40 20 20 30 140 80 355 wijk 4-12-jarigen kindplaatsen Binnenstad 137 4 140 32 70 Noordflank 101 10 111 15 56 Oud-Krispijn 228 24 252 18 127 Nieuw-Krispijn 34-34 7 17 Het Reeland 170 16 186 16 94 Staart 53-53 13 26 Wielwijk 78 20 98 15 50 Crabbehof/Zuidhoven 81 14 95 18 48 Sterrenburg 264 26 290 16 147 Dubbeldam 162 6 168 17 84 Stadspolders 736 16 752 25 377 totaal 2044 135 2179 19 1096 1025 1 gewogen gegevens Nieuw-Krispijn gebaseerd op <10 kinderen 2 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op < 5 kinderen De capaciteit van BSO is sinds 2001 gegroeid van 650 naar 1025 kindplaatsen. Ook de belangstelling in aantal kindplaatsen is in de afgelopen drie jaar gestegen, van 775 naar 1096. Dit heeft te maken met een stijging van het aantal kinderen per 100 4-12 jarigen dat gebruik maakt of wil maken van BSO (van 12 naar 19). De belangstelling in aantal kindplaatsen is het hardst gestegen in Stadspolders en Oud-Krispijn, namelijk met 132 en 94 kindplaatsen (zie tabel 1 in bijlage 5). Gemiddeld ligt de capaciteit van BSO dus wat lager dan de belangstelling. Dit geldt vooral voor de wijk Oud-Krispijn. In de Binnenstad daarentegen overtreft het aanbod de vraag. 2.1.3 Gastouderopvang In Dordrecht maken 232 kinderen gebruik van gastouderopvang, van wie 80 kinderen jonger dan 4 jaar en 152 kinderen tussen 4 en 12 jaar (tabel 2.3). Het betreft 1.3% van de 0-12 jarigen. Gemiddeld worden de kinderen 2,7 dagen per week bij gastouders opgevangen. Het aantal kindplaatsen voor 0-4 jarigen bedraagt 29 en voor 4-12 jarigen 97.

9 Tabel 2.3 Huidige gebruik gastouderopvang in aantallen kinderen en kindplaatsen (gewogen gegevens) aantal kinderen gemiddeld aantal dagen aantal kindplaatsen 0-4 jarigen 4-12 jarigen 80 152 1,8 3,2 29 97 totaal 232 2,7 126 In vergelijking met 2001 is het gebruik van de gastouderopvang met 16 kindplaatsen gedaald. Het betreft vooral kindplaatsen voor 0-4 jarigen. Het totaal aantal kinderen dat gebruik maakt van gastouderopvang is gestegen, het gemiddeld aantal dagen dat men naar het gastoudergezin gaat is lager dan in 2001. 2.1.4 Informele opvang Wanneer kinderen worden opgevangen door een betaalde oppas of familie, vrienden of buren spreken we van informele opvang. In tabel 2.4 zien we dat 21% van de kinderen tussen 0 en 16 jaar gebruik maakt van informele opvang. Het betreft 31% van de 0-4 jarigen, 22% van de 4-12 jarigen en 8% van de 12-16 jarigen. Tabel 2.4 Huidige gebruik informele opvang per wijk in aantallen kinderen (gewogen gegevens) wijk aantal kinderen 0-4 jaar aantal kinderen 4-12 jaar aantal kinderen 12-16 jaar 1 aantal kinderen totaal aantal kinderen per 100 0-16 jarigen Binnenstad Noordflank Oud-Krispijn Nieuw-Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders 104 139 198 58 215 44 114 90 326 211 448 77 149 228 77 251 97 130 122 449 278 640 9 18 39 14 49 9 28 31 39 74 134 190 306 465 149 515 150 272 243 814 563 1222 19 20 17 16 22 16 19 20 22 29 21 totaal 1947 2498 444 4889 21 1 gewogen gegevens per wijk gebaseerd op <10 kinderen In vergelijking met 2001 is het aandeel kinderen jonger dan 4 jaar dat informele opvang benut wat gestegen, namelijk van 26% naar 31%. Het aandeel Dordtse kinderen van 0-16 jaar dat gebruik maakt van informele opvang is even hoog als in 2001. Op wijkniveau zien we wel verschillen. Het gebruik van informele opvang is in Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven het meest gestegen, namelijk met respectievelijk 12 en 11 procentpunten. In Nieuw-Krispijn en de Staart is het aandeel kinderen met informele opvang juist gedaald, namelijk met 8 kinderen per 100 0-16 jarigen. 2.2 Formele en informele opvang voor kinderen De mate waarin ouders verschillende vormen van kinderopvang combineren komt in deze paragraaf aan bod. Verder kijken we naar de belangstelling voor opvang s avonds, in het weekend en de schoolvakanties. Ook is er aandacht voor het bestaan en het gebruik van regelingen op het werk met betrekking tot kinderopvang. De bekendheid met het Loket Kinderopvang komt als laatste aan bod.

10 2.2.1 Combinatie formele en informele kinderopvang Opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar De meeste ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar kiezen of voor formele of voor informele kinderopvang. Beide komen ongeveer even vaak voor. Een combinatie van formele en informele opvang komt relatief weinig voor. Tot slot maakt een behoorlijk deel van de Dordtse ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar die opvang hebben alleen gebruik van de peuterspeelzaal (tabel 2.5). Tabel 2.5 Belangstelling voor opvang van kinderen van 0-4 jaar op gezinsniveau kinderdagverblijf kinderdagverblijf + informele opvang kinderdagverblijf + peuterspeelzaal kinderdagverblijf + informele opvang + peuterspeelzaal kinderdagverblijf + gastouderopvang + informele opvang/peuterspeelzaal totaal aantal % 285 29 84 8 21 2 6 - - - 390 39 gastouderopvang gastouderopvang + informele opvang/peuterspeelzaal totaal informele opvang informele opvang + peuterspeelzaal totaal 12 4 16 283 81 364 1-1 28 8 36 peuterspeelzaal 225 23 totaal 995 100 Het aandeel ouders met opvang dat anno 2004 alleen gebruik maakt van informele opvang is hoger dan in 2001 (28% versus 15%). Het gebruik van louter de peuterspeelzaal ligt daarentegen wat lager dan in 2001 (23% versus 31%). Opvang voor kinderen van 4 tot 16 jaar Ook voor kinderen tussen 4 en 16 jaar kiezen ouders meestal voor of formele opvang of informele opvang. Vier op de tien ouders met opvang maken alleen gebruik van BSO en de helft heeft alleen informele opvang geregeld. Een combinatie van BSO en informele opvang komt bij 7% voor (tabel 2.6). Tabel 2.6 Belangstelling voor opvang van kinderen van 4-16 jaar op gezinsniveau BSO BSO + informele opvang totaal aantal % 281 39 48 7 329 46 gastouderopvang 24 3 informele opvang 363 51 totaal 716 100 Door ouders die opvang hebben wordt BSO in 2004 vaker benut dan in 2001 (46% versus 34%). Louter informele opvang voor 4 tot 16-jarigen komt in verhouding minder vaak voor dan in 2001 (51% versus 63%).

2.2.2 Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, s avonds en de schoolvakanties 11 Ongeveer één op de tien ouders heeft belangstelling voor kinderopvang in het weekend en/of s avonds. De helft wil in de schoolvakanties opvang voor de kinderen. In de belangstelling voor opvang in het weekend, s avonds en in de schoolvakanties zijn er geen verschillen tussen eenouderen tweeoudergezinnen (tabel 2.7). Tabel 2.7 Gebruik opvang voor kinderen in het weekend, s avonds/ s nachts en de schoolvakanties eenoudergezin tweeoudergezin totaal aantal % ja aantal % ja aantal % ja weekend s avonds/ s nachts schoolvakanties 186 190 184 11 12 46 567 575 573 8 13 49 753 765 757 9 12 48 De belangstelling voor opvang in de schoolvakanties is bij tweeoudergezinnen gestegen sinds 2001, namelijk van 37% naar 49%. Bij eenoudergezinnen is nu juist sprake van relatief minder belangstelling dan in 2001 (46% versus 53%). Ook lijken eenoudergezinnen wat minder gebruik te willen maken van opvang s avonds (12% versus 19%). 2.2.3 Regelingen op het werk Ouders die gebruik maken van formele opvang, hebben we gevraagd naar regelingen omtrent kinderopvang op het werk. Volgens tweederde van de ouders bestaan er regelingen op het werk als het gaat om kinderopvang (tabel 2.8). Van de gezinnen waarin beide ouders werken geeft viervijfde aan dat er regelingen zijn en volgens 63% van de tweeoudergezinnen waarvan één ouder werkt bestaan er regelingen. Bij de helft van de werkende alleenstaande ouders is er sprake van regelingen op het werk. Veruit de meeste ouders bij wie een regeling op het werk aanwezig is, hebben om een regeling voor kinderopvang gevraagd. De werkgever betaalt in vrijwel al deze gevallen mee aan de kinderopvang. Tabel 2.8 Regelingen op werk, naar arbeidssituatie eenoudergezinnen, werkend bestaan regelingen regeling gevraagd meebetalen door werkgever tweeoudergezinnen, beide werkend tweeoudergezinnen, één werkend aantal % ja aantal % ja aantal % ja 53 26 23 51 89 96 190 152 135 81 90 96 60 37 33 63 89 91 Per saldo betaalt de werkgever bij 68% van alle tweeverdienende tweeoudergezinnen, bij 50% van alle tweeoudergezinnen met één werkende ouder en 42% van alle werkende alleenstaande ouders mee aan de formele kinderopvang. 2.2.4 Bijdragen formele kinderopvang We hebben ouders gevraagd wat zij vinden van de bijdrage die zij betalen aan formele kinderopvang. Werkende tweeoudergezinnen vinden hun bijdrage aan formele kinderopvang vaker hoog dan werkende alleenstaande ouders (tabel 2.9). Van de gezinnen waar beide ouders werken, vindt 82% de eigen bijdrage hoog, in tweeoudergezinnen met één werkende ouder is dat 74%. Van de werkende alleenstaande ouders vindt 57% de eigen bijdrage hoog.

12 Tabel 2.9 Oordeel eigen bijdrage formele kinderopvang, naar arbeidssituatie eenoudergezin tweeoudergezin aantal % hoog % goed % laag aantal % hoog % goed % laag werk 44 57 41 2 beiden werk 188 82 18 één werk,één anders 58 74 24 2 Bij een deel van de werkende ouders betaalt de werkgever mee aan de formele kinderopvang, bij een deel niet. Opvallend genoeg vinden beide groepen even vaak dat hun eigen bijdrage hoog is. Ruim driekwart van de werkende ouders, met of zonder bijdrage van de werkgever, vindt de eigen bijdrage aan de kinderopvang hoog. Niemand vindt de eigen bijdrage laag (zie tabel 2.10). Tabel 2.10 Oordeel eigen bijdrage formele kinderopvang, naar meebetalen werkgever aantal % hoog % goed % laag werkgever betaalt mee werkgever betaalt niet mee 204 37 77 78 23 22 - - In hoeverre is een te hoge bijdrage aan formele kinderopvang voor ouders een reden om er minder gebruik van te maken? Voor vier op de tien ouders is een te hoge bijdrage geen reden om minder formele kinderopvang te benutten. Daarentegen overweegt 19% minder gebruik te gaan maken en geeft een kwart aan nu al minder formele opvang te benutten omdat de bijdrage te hoog is. De overige 17% geeft aan het niet te weten. De vraag is vervolgens hoe men het mindere gebruik van formele kinderopvang oplost. Een derde van de ouders brengt de kinderen naar een onbetaalde oppas, zoals familie en 3% naar een betaalde oppas. Door minder te werken probeert een kwart het mindere gebruik op te lossen. Een klein deel stopt helemaal met werken (3%) of stopt/vermindert andere activiteiten (4%), zoals studie of vrijwilligerswerk. Bijna een kwart van de ouders weet (nog) niet hoe zij het mindere gebruik van formele opvang oplossen en 12% noemt andere oplossingen. Dit komt meestal neer op het inschakelen van oppas of de kinderen laten overblijven op school / bij vriendjes, de werktijden aanpassen aan de schooltijden, het kind zelfstandigheid leren / alleen thuis laten of als ouder thuis blijven. 2.2.5 Loket Kinderopvang Sinds januari 2002 bestaat het Loket Kinderopvang van de gemeente Dordrecht. Ouders uit de doelgroepen van het gemeentebeleid (zie paragraaf 1.2) kunnen hier terecht voor ondersteuning bij kinderopvang door de gemeente. Dit kan financiële ondersteuning en / of hulp bij plaatsing inhouden. In hoeverre zijn ouders bekend met dit Loket? Van de ondervraagde ouders is 13% bekend met het Loket Kinderopvang. Men kent het loket voornamelijk via de sociale dienst (24%), via familie of vrienden (14%) of via een folder (13%). Ook andere kanalen (26%) worden vaak genoemd, waarbij de krant veruit het vaakst wordt geopperd. Alleenstaande ouders zijn vaker bekend met het Loket Kinderopvang dan tweeoudergezinnen (24% versus 10%). Gezien alleenstaande ouders met een uitkering één van de doelgroepen zijn van het gemeentelijk beleid is dat niet vreemd. De bekendheid met het loket is het grootst bij studerende alleenstaande ouders (53%) en werkzoekende alleenstaande ouders (37%). Alleenstaande ouders met zorg voor het huishouden (11%) zijn weinig bekend met het loket.

13 Wat betreft de verschillende bevolkingsgroepen zien we dat Antilliaanse (30%) en Surinaamse (24%) ouders het vaakste bekend zijn met het loket, gevolgd door overige allochtonen (17%). In deze groepen komen eenoudergezinnen vaker voor. Marokkanen (8%), Turken (10%) en Nederlanders (11%) zijn het minst vaak bekend met het Loket Kinderopvang. 2.3 Belangstelling kinderopvang alleenstaande en allochtone ouders De belangstelling voor kinderopvang bij alleenstaande en bij allochtone ouders is vastgesteld op gezinsniveau. Een berekening op het niveau van kinderen was vanwege de kleine aantallen niet mogelijk. Hiertoe zijn vier groepen onderscheiden: (1) ouders die gebruik maken van formele kinderopvang (kinderdagverblijf, BSO of gastouderopvang) of een kind op de wachtlijst hebben staan; zij kunnen daarnaast gebruik maken van informele opvang en/of de peuterspeelzaal; (2) ouders die geen gebruik maken van formele kinderopvang, maar wél van informele opvang, een betaalde oppas en/of familie, kennissen of buren; ook deze ouders kunnen daarnaast gebruik maken van de peuterspeelzaal; (3) ouders die uitsluitend gebruik maken van de peuterspeelzaal, maar geen formele en/of informele opvang gebruiken; (4) ouders die geen gebruik maken van kinderopvang in welke zin dan ook. 2.3.1 Alleenstaande ouders In hoeverre verschillen alleenstaande ouders van tweeoudergezinnen als het gaat om opvang van hun kinderen? Ruim vier op de tien gezinnen maakt gebruik van formele of informele kinderopvang. Dit geldt voor zowel eenoudergezinnen als tweeoudergezinnen. Eenoudergezinnen maken vaker gebruik van formele opvang dan tweeoudergezinnen (29% versus 21%). Tweeoudergezinnen schakelen daarentegen vaker informele opvang in (22% versus 14%). Alleenstaande ouders die studeren of vrijwilligerswerk verrichten maken het vaakst gebruik van kinderopvang, gevolgd door werkende alleenstaande ouders. Van de tweeoudergezinnen maken gezinnen waar beide ouders werken het vaakst gebruik van kinderopvang (tabel 2.11). Tabel 2.11 Belangstelling kinderopvang een- en tweeoudergezinnen uitgesplitst naar arbeidssituatie (% berekend over aantal respondenten) werk studie/ huishouden/ totaal EENOUDERGEZIN vrijwilligerswerk anders (n=138)* (n=39) (n=166) (n=343) formeel informeel peuterspeelzaal geen 40 20-40 59 10-31 13 10 8 70 29 14 4 53 TWEEOUDERGEZIN formeel informeel peuterspeelzaal geen * n= aantal respondenten beiden werk (n=557) 37 27 1 35 één werk, één studie/ vrijwilligerswerk (n=45) 7 24 7 62 één werk, één huishouden/ anders (n=606) 10 18 9 64 geen van beiden werk (n=101) 7 13 19 61 totaal (n=1309) 21 22 6 51 In vergelijking met 2001 valt op dat alleenstaande ouders die vrijwilligerswerk doen of studeren vaker gebruik maken van formele kinderopvang. Maakte in 2001 van deze groep nog 26% gebruik van formele opvang, in 2004 is dat 59%.

14 Bij tweeoudergezinnen is dat juist andersom. Gezinnen waarin één ouder werkt en één vrijwilligerswerk doet of studeert maken in 2004 minder vaak gebruik van formele opvang dan in 2001 (7% versus 22%). 2.3.2 Allochtone ouders Welke verschillen zien we in de belangstelling voor kinderopvang op basis van etnische achtergrond? De belangstelling voor kinderopvang is het kleinst bij Turkse en Marokkaanse gezinnen (tabel 2.12). Gezien het feit dat het in deze gezinnen minder vaak voorkomt dat beide ouders werken en eenoudergezinnen bij hen relatief weinig voorkomen is dit niet vreemd. Verder zien we dat Antilliaanse gezinnen relatief vaker gebruik maken van formele opvang dan de andere groepen. Informele opvang wordt door Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse gezinnen minder vaak benut dan bij de andere groepen. Tot slot maken Marokkaanse gezinnen in vergelijking met de andere gezinnen vaker gebruik van uitsluitend de peuterspeelzaal. Tabel 2.12 Belangstelling kinderopvang per etnische groep (% berekend over aantal respondenten) Turks (n=80)* Marokkaans (n=115) Surinaams (n=135) Antilliaans (n=164) Overige all. (n=289) formeel 6 4 20 33 24 informeel 16 9 9 8 18 peuterspeelzaal 9 14 6 5 9 geen 70 73 65 54 48 * n= aantal respondenten Nederlanders (n=1431) 23 21 5 51 Antilliaanse ouders maken anno 2004 vaker gebruik van formele kinderopvang dan in 2001 (33% versus 20%). Overige allochtonen maken in 2004 vaker gebruik van informele kinderopvang dan in 2001 (18% versus 8%).

3. REDENEN WEL EN GEEN GEBRUIK KINDEROPVANG 15 De redenen van ouders om wel of geen gebruik te maken van kinderopvang staan centraal in dit hoofdstuk. In paragraaf 3.1 komen de beweegredenen van gebruik van kinderopvang aan bod, gevolgd door de redenen om gebruik te maken van informele opvang (paragraaf 3.2). Vervolgens gaan we in op de vraag waarom ouders geen gebruik maken van kinderopvang (paragraaf 3.3). 3.1 Redenen gebruik kinderopvang De beweegredenen van ouders om gebruik te maken van kinderopvang zijn voornamelijk werk gerelateerd. Ruim acht op de tien gezinnen maken gebruik van formele of informele kinderopvang omdat het nodig is vanwege werk. Nog eens een vijfde heeft opvang nodig vanwege andere activiteiten, zoals studie of vrijwilligerswerk. Verder noemen 7% van de gebruikers van formele opvang en 14% van de informele opvang gebruikers de ontwikkeling van het kind als motief. Bij de peuterspeelzaal is dit veruit het belangrijkste motief: 92% van de ouders met kinderen op de peuterspeelzaal zegt dat het belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind. Slechts een klein deel maakt gebruik van de peuterspeelzaal in verband met werk of andere bezigheden (tabel 3.1). De categorie anders wordt door 4% genoemd en is veelal een herhaling van of variant op de eerder genoemde redenen. Andere redenen die genoemd worden, zijn ziekte van ouder of kind en opvang om een avondje uit te kunnen gaan. Tabel 3.1 Redenen gebruik kinderopvang naar type opvang (% ouders dat reden heeft genoemd) formeel (n=354)* informeel (n=173) nodig in verband met werk 87 83 nodig in verband met andere activiteiten, bijv. studie 18 22 goed/belangrijk voor ontwikkeling kind 7 14 anders 4 5 * n= aantal respondenten peuterspeelzaal (n=64) 6 8 92 3 3.2 Redenen gebruik informele kinderopvang Waarom kiezen ouders voor informele kinderopvang? Betreft het hun eigen voorkeur of zijn er belemmeringen voor formele opvang? In deze paragraaf worden de motieven voor (toekomstige) informele opvang in kaart gebracht. Algemeen Voor een aanzienlijk deel van de ouders is informele opvang een bewuste keuze (tabel 3.2). Bijna de helft vindt het belangrijk om het kind bij één vertrouwd persoon en/of in de eigen omgeving op te vangen. Ook gemak wordt vaak als een van de redenen genoemd; 28% vindt informele opvang gemakkelijker. Ook praktische belemmeringen voor formele kinderopvang spelen een belangrijke rol. Vooral de kosten van formele opvang vormen een belemmering. Maar liefst de helft van de ouders vindt de formele opvang te duur en kiest (mede) daarom voor informele opvang. Een ander veel genoemde reden is dat formele opvang niet flexibel genoeg is; voor één op de vijf ouders is dit een reden om informele kinderopvang te benutten.