SCORELIJST TRAUMATOLOGIE



Vergelijkbare documenten
RAAMWERK BEOORDELINGSCRITERIA SOSA PRAKTIJKTENTAMENS en PROFCHECKS AMBULANCEVERPLEEGKUNDIGE

Raamwerk handelingen profcheck Nieuwe Stijl

BIJLAGE 1: PROTOCOLLEN AMBULANCEZORG

Beoordelingsformulier Profcheck Hulpverlenen bij Ongevallen en Calamiteiten Casus 3

Doel. Definities. Indicatie. Werkwijze/beslisboom. Uniforme opvang van de trauma patiënt op de Intensive care

Maatschappelijk handelen

ABCDE methodiek Biedt een vaste volgorde van het benaderen van het slachtoffer

Uitvoering van de ABCDE methode

De gestructureerde benadering van de trauma patiënt

Erratum Manschap a Levensreddend handelen. Versie: 1.0, 31 december 2015

Stichting Landelijk Protocol Eerstehulp Verlening BASIS OPLEIDING EERSTEHULPVERLENER-LPEV

Profcheck Hulpverlenen bij Ongevallen en Calamiteiten

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

Manschappen Frequentie: minimaal 1 keer per oefencyclus

De gestructureerde benadering van de

OVBK: Initial assessment

Kinderen met acute neurologische problematiek

Examen bedrijfshulpverlener Eerste Hulp

Manschap A Levensreddende handelingen

Het toepassen van algemene regels voor het verlenen van eerste hulp in onvoorziene situaties

+ +/- - Checklist examen Interventie A. Benadering slachtoffer. Naam cursist: Naam examinator: Datum: Scenario:

WAT ZOU JIJ DOEN? Interactieve groepsdiscussie over beslissingen op de SEH

Bedrijfshulpverlening

A, B, C of run away? LVIZ symposium 17 april 2015 Drs. Monique Engel - Kinderarts-intensivist

2014 EHBO-K. Theorievragen versie 006. Ascendens Opleidingen Theorievragen EHBO-K 2014 versie 006 Pagina 1 van 7

E.H.B.O. bij motorongevallen

Verpleegkundig onderzoek van het kind

Basisreanimatie volwassenen. CPR-werkgroep Heilig Hart Ziekenhuis Mol

EINDTERMEN EERSTEHULPVERLENER LPEV

BASISOPLEIDING BEDRIJFSHULPVERLENING Niet spoedeisende Eerste Hulp

Verpleegtechnische handeling: Datum: Handtekening docent: Naam docent: Paraaf docent:

Klinisch redeneren in acute situaties. Ijbelien Jungen

Behandeling van wonden en letsels

LIFE SUPPORT CURSUS 2010 WTC HOUTEN 80

Behandeling Volgens protocol*

Eindtermen Jeugd Eerste Hulp

Competenties Eerste Hulp

OPVANG. De Zwaar Gekwetste Patiënt TRAUMA. Soorten Traumata

Besluit/afspraken over transport/definitieve behandeling

A B D E. ABCDE-kaart voor huisartsen

Hoofdstuk 2: De eerste minuten. Ronald Ackermans - Pascale Buytaert Verpleegkundige spoedgevallen/ M.U.G Lesgever P.I.BA.

>Werkmodel: Verbanden

AG eerste hulp opleidingen Best

EHBO op maat van ouders en leerkrachten

Overzicht van skill station Demonstratie

Voor- en Nadelen van Propofol Sedatie voor Kindertandheelkunde. Catherine de Jong Anesthesioloog

16 februari Voertuignummer Log In

Eerste Hulp aan Kinderen: eindtermen (vastgesteld door het College van Deskundigen in mei 2006) Doelgroep

Oefenvragen theorie HOC

Cursist: Instructeur: Datum:... /... / Punten:... / 20. Reanimatie volwassene met AED

Eindtermen Jeugd Eerste Hulp

OEFENVRAGEN BHV. 1. Met welke methode beademt u een slachtoffer onder normale omstandigheden? A. De dokter Phil methode. B.

De casus is bedoeld voor medisch studenten in de doctoraalfase van de opleiding.

EINDTERMEN INSTRUCTEUR LPEV

Als het mis gaat. Stoornissen bewustzijn. Frans Rutten Anesthesioloog/spoedarts

Zwachteltechniek toepassen bij heup, borst en stomp

Elementaire oefening. Oefenkaart 102D Levensreddend handelen 2 202E 302E. Datum : Locatie :

Toets Ziekteleer Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Aangezien dit werkstuk voor lichamelijke opvoeding is gaan ik mij baseren op de hulpen die we kunnen gebruiken in de lessen.

Bovenarm breuk subcapitale humerus fractuur Spoedeisende Hulp

Casus 14 : Quinckslag. Casus bibliotheek

ZO STIJF ALS EEN PLANK

LPA Triage keuze van ziekenhuis

CWK-Letsel. Huisartsensymposium 6 juni 2018 Dr. S.P. Knops

voldaan Datum: Handtekening Datum: Handtekening

Levensreddende handelingen

Vijf belangrijke punten

Welke stelling in het geval van brandwonden is juist?

Wijzigingen triage-criteria TriageWijzer, update 2014.

Traumaprotocol UZ Leuven

Cursus Eerste hulp Checklists

H o c k e y E H B O. Woensdag 30 november MHC Goirle. Door Paul van den Broek

Wat is M.I.S.T.? Overdrachtsmethode 2/15/2013. a) De patiënt wordt binnengebracht. Belangrijke informatie wordt. binnen de hele keten op dezelfde

Ketencasusbespreking. Schotverwonding rug

Gestructureerde benadering van het zieke kind door de huisarts

EHBébé. Ongevallengids voor kinderen tussen 0 en 3 jaar

Elementaire oefening. Oefenkaart 102D: Levensreddend handelen 2 202D 302E. Opdracht A t/m D

LET OP!!! 2011 Nederlandse Reanimatie Raad

Een PTC-drain. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Programma training: Klant: PI-411: Opleiding Eerste hulp Oranje Kruis. Diverse

Spoedeisende Hulp. Bovenarm breuk subcapitale humerus fractuur

Reanimatie volwassene. Richtlijnen 2010

Stoornissen in het bewustzijn. AG eerste hulp opleidingen Best

EINDTERMEN EHBBO TRAUMATOLOGIE NKBV OUTDOOR KADER

EHBébé ONGEVALLENGIDS VOOR KINDEREN TUSSEN 0 EN 3 JAAR

EHBébé. Ongevallengids voor kinderen tussen 0 en 3 jaar

Reanimatie van de pasgeborene

Gewondenvervoer. A&G eerste hulp opleidingen 2

Het lichaam maakt teveel warmte aan of raakt te weinig warmte kwijt.

Manschappen Frequentie: minimaal 1 keer per oefencyclus

Wijzigingen in de Eerste Hulp (september 2011)

Aanpassingen in het examen Eerste Hulp

KBC-Preventie. Ongevallen thuis. we hebben het voor u

GEVORDERDE. EERSTE HULP. ABCDE-methodiek. Pim de Ruijter. vrijdag 18 oktober 13

Vragenlijst Zorgaanbieders Veldnorm Evenementenzorg

Basale reanimatie. Versie aug / 51

MAAR OOK ABCDE ELDERS

Basale reanimatie inclusief de Automatische Externe Defibrillator

Lesfiche : EHBO & Reanimatie

SAFETY-PLAN RACE-KIDS EHB-R EERSTE HULP BIJ RACE-KIDS. Samen, Sportief en Veilig leren racen

Transcriptie:

1 SCORELIJST TRAUMATOLOGIE Eigen veiligheid en groot ongeval c.q. ramp: + vraagt naar risico s eigen veiligheid + draagt handschoenen + neemt noodzakelijke materialen mee + geeft zo spoedig mogelijk ETHA door bij aanvraag assistentie andere hulpverleners (MKA) (E: exact location; T: type of incident; H: hazards; A: acces) + vraagt assistentie andere hulpverleners + stelt zich voor aan patiënt, geen hand bij CWK letsel + stelt zich voor aan omstander / hulpverlener PRIMARY SURVEY: + benoemt bewustzijnsniveau AIRWAY: + benoemt huidskleur + zorgt voor continue (manuele) fixatie CWK / in line met padding + stopt met hoofd in neutrale positie brengen bij aangeven pijn door patiënt + benoemt kwaliteit ademweg + creëert vrije ademweg manueel, of met hulpmiddelen, binnen 2 min. na patiëntcontact + continueert vrije ademweg, manueel, of met hulpmiddelen Helm verwijderen: + houdt het hoofd in neutrale positie tijdens verrichte handelingen of laat dit doen + klapt het vizier omhoog, maakt de sluiting los en verwijdert bril etc. of laat dit doen + verwijdert helm met twee hulpverleners volgens Roger methode + coördineert, instrueert en corrigeert ACH / hulpverlener tijdens het gehele proces + zorgt voor continue manuele fixatie, hoofd in neutrale positie / in line zo nodig met padding Log-roll: + geeft instructie aan ACH en/of hulpverlener + voert voor of tijdens log-roll korte rug inspectie uit + voert log-roll uit met minimaal 3 personen, draaiend over gestrekte arm en met aaneengesloten knieën en enkels BREATHING: + benoemt ademhalingsfrequentie en diepte + benoemt symmetrische ademhaling + benoemt stuwing halsvenen + palpeert stand trachea

2 + benoemt intrekkingen en/of gebruik hulpademhalingsspieren + laat diep doorademen + (geeft opdracht tot) toediening van zuurstof (via neuskatheter/neusbril, maximaal 6 l/min., max. F i O 2 = 0.4 of via non-rebreathing masker, bufferzak continu gevuld of bufferzak nooit leeg; F i O 2 = 1.0) + ausculteert thorax boven links en rechts en onder links en rechts + palpeert thorax + percuteert thorax + sluit saturatiemeter aan of laat dit doen + continueert saturatiemeting Drainage spanningspneumothorax: + ausculteert thorax boven links en rechts en onder links en rechts + percuteert thorax links en rechts + benoemt 3 specifieke verschijnselen bij spanningspneumothorax + gebruikt infuusnaald 12 of 14 G, zonder afsluitend dopje + draineert in de 2 e of 3 e intercostaalruimte midclaviculair + benoemt dat naald ingebracht wordt tot op de rib en via de bovenkant van de rib opgeschoven wordt + draineert spanningspneumothorax binnen 3 min. na patiëntcontact + geeft opdracht tot fixatie naald + her-controle ABC minimaal om de 3 min. (na ontlasten spanningspneumothorax) Afplakken zuigende borstwond: + verbindt open thoraxwond of laat dit doen; plakt ¾ af of gebruikt chestseal + fixeert vreemd voorwerp als hiervan sprake is Techniek aanleggen nekspalk: over aanleggen nekspalk + geeft instructie aan ACH en/of hulpverlener + houdt hoofd in neutrale positie / in line, tijdens aanleggen of laat dit doen + gebruikt juiste maat nekspalk + modelleert nekspalk + legt nekspalk correct aan, twee personen (ACH, AVP, Gewondenverzorger, SIGMA, MMT), hoofd in neutrale positie / in line, nekspalk gecentreerd en zo nodig met padding + continueert manuele fixatie cwk door hulpverlener / omstander, tot immobilisatie met nekspalk in combinatie met korte wervelspalk / bevrijdingsvest en of nekspalk in combinatie met wervelplank en headset CIRCULATION: Controle circulatie bij trauma patiënt: + benoemt uitwendige bloeding (indien duidelijk zichtbaar en casus relevant) + stelpt uitwendig bloedverlies door uitwendige druk of afdrukken van slagader + benoemt kwaliteit output, frequentie, regelmaat en vulling + benoemt huidskleur + meet tensie (bij automatische tensiemeting 2 e meting registreren)

3 + continueert tensie meting, interval tenminste elke 5 min. + (geeft opdracht tot) aansluiten aan monitor / defibrillator + (geeft opdracht tot) draaien van 3 afleidingen + benoemt hartritme + continueert hartritme controle + benoemt hartritmeverandering binnen 1 min. na ontstaan Techniek inbrengen waaknaald / infuus: + (geeft opdracht tot) klaarmaken van waaknaald / infuusnaald + controleert aangereikte flushvloeistof + plaatst juiste waaknaald / infuusnaald, niet distaal van wond, niet in aangedane extremiteit, na verwijdering van sieraden en maakt stuwband los + fixeert infuusnaald + neemt veiligheid in acht, draagt handschoenen, verwerkt binnennaald (naaldcontainer) en werkt steriel + (geeft opdracht tot) klaarmaken infuus NaCl 0,9 % + controleert aangereikte infusievloeistof + plaatst i.v. toegang met 14-16 G infuusnaald + sluit NaCl 0.9 % aan + benoemt juiste infusiesnelheid + plaatst 2e i.v. toegang met 14-16 G infuusnaald + sluit 2e NaCl 0.9 % aan + benoemt juiste infusiesnelheid + plaatst drukzak of laat dit doen + brengt zodra mogelijk maagsonde in + kiest vervolginfusie op NaCl 0,9 %: Plasmavervanger Controle perifere circulatie: + benoemt huidskleur + benoemt temperatuur huid + controleert capillaire refill / perifere circulatie ABC beoordeling en keuze kritieke / niet kritieke (trauma)-patiënt: Alleen bij traumapatiënt: + voert korte inspectie buik en bekken uit Bij alle patiënten: + kiest na C behandeling ter plaatse óf rapid extrication en/óf snel vervoer + vraagt assistentie andere hulpverleners (MMT) + team is bij kritieke patiënt binnen 10 min. op transport DISABILITY: + benoemt AVPU + benoemt directe pupilreactie, grootte, gelijkheid en reactie op licht + benoemt GCS (of zichtbaar op ritformulier) + benoemt overweging intubatie indicatie op basis van GCS + (geeft opdracht tot) toediening zuurstof, via non-rebreathing masker, bufferzak continu gevuld of bufferzak nooit leeg; F i O 2 = 1,0 + (geeft opdracht tot) meten bloedsuikergehalte

4 EXPOSURE: + (geeft opdracht tot) verwijderen kleding voor zover noodzakelijk + meet lichaamstemperatuur + voorkomt verdere afkoeling zoveel mogelijk (uit de wind / regen, natte kleding verwijderen en afdrogen) + zorgt dat dekens en isolerende folie binnen handbereik zijn + wikkelt patiënt in dekens en folie, waarbij armen afzonderlijk van romp worden ingepakt + stelt vervolgtherapie in, dient verwarmde infusen toe SECONDARY SURVEY: Anamnese of hetero-anamnese: + A Allergie + M Medicatie die wordt gebruikt + P Past; ziekten in het verleden + L Laatste maaltijd + E Events / environment, wat is er gebeurd? vraagt: afhankelijk van casus; + wat is hoofdklacht? + is patiënt steeds bij kennis geweest? + is patiënt verplaatst? + hebben omstanders iets aan patiënt gedaan? + wat is relatie ongeval en ziektebeeld? + heeft u dit eerder gehad? + waren klachten toen hetzelfde? TOP-TEEN ONDERZOEK: Hoofd en gelaat: + inspecteert op bloedingen, deformatie, asymmetrie, hematomen etc. + inspecteert mond en keelholte + inspecteert op tongbeet + laat tanden op elkaar zetten + inspecteert neus en oren op liquorlekkage (maakt gebruik van gaasje) + bepaalt EMV / GCS + palpeert op deformatie, crepitatie en pijn + bepaalt pupilreacties Nek, hals en CWK: + inspecteert nek, hals en CWK op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, afwijkende stand etc. + benoemt stuwing van halsvenen indien nog niet gedaan + palpeert stand trachea indien nog niet gedaan + palpeert op drukpijn + controleert tintelingen en/of krachtsverlies armen en benen, indien nog niet gedaan

5 Thorax: + inspecteert thorax op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, littekens etc. + laat diep doorademen + ausculteert thorax beiderzijds op 4 plaatsen (vergelijkt links boven met rechts boven en links onder met rechts onder) + palpeert beide thoraxhelften + palpeert sternum + percuteert beide thoraxhelften + controleert saturatiewaarde + (geeft opdracht tot aansluiten) aan monitor / defibrillator (Her-)Controle A, B, C: + benoemt vrije ademweg + benoemt ademhaling op frequentie, diepte, symmetrie + benoemt saturatie + benoemt pols op snelheid, regelmaat, vulling + benoemt tensie Abdomen: + inspecteert ontblote buik op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, etc. + controleert op buikademhaling + palpeert op druk en loslaatpijn in vier kwadranten (breekt procedure af bij ernstige pijn) + percuteert buik (alleen op indicatie) Bekken: + inspecteert bekken op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, etc. + comprimeert de bekkenkam + oefent druk uit op symphyse + controleert spontane mictie + stabiliseert met (sluit)laken Schouders, bovenste en onderste extremiteiten: + inspecteert schouders en extremiteiten op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, afwijkende stand, etc. + laat extremiteiten bewegen (tenzij gecontraïndiceerd door wervel-, extremiteits- en/of bekkenletsel) + palpeert schouders + palpeert armen + palpeert benen + geeft asdruk op extremiteiten (behalve waar fractuur evident is) + (geeft opdracht tot) verwijderen kleding bij open fractuur indien zichtbaar bloedverlies + controleert extremiteiten op motoriek en sensibiliteit + controleert extremiteiten op pulsaties, distaal van fractuur

6 Neurologisch onderzoek: + controleert armen en benen op motoriek en sensibiliteit (indien nog niet gedaan) Rug: + inspecteert rug op zwelling, verwonding, kneuzing, hematomen, etc. (indien niet gecontraïceerd; mag eventueel bij draaien in Primary Survey) + palpeert rug zonder manipulaties aan patiënt (Her-)Controle A, B, C, D: + benoemt vrije ademweg + benoemt ademhaling op frequentie, diepte, symmetrie + benoemt saturatie + benoemt pols op snelheid, regelmaat, vulling + benoemt tensie + benoemt AVPU + Juiste volgorde Top-Teen onderzoek Medicatietherapie: + geeft medicatie bij indicatie volgens protocol + (geeft opdracht tot) klaarmaken van juiste medicatie + juiste dosering wordt gekozen + (geeft opdracht tot) meten bloeddruk voor medicatietoediening + moment van toediening is volgens protocol + controleert aangereikte medicatie + geeft medicatie volgens de toedieningsweg (i.v. / i.o., i.m., s.c., verneveling, inhalatie, buccaal) + snelheid van toediening is correct + geeft pijnbestrijding bij indicatie volgens protocol + hanteert pijnscore + beoordeelt effect medicatie Spalken: over immobilisatie + geeft pijnbestrijding voorafgaand aan immobilisatie + kiest spalk / immobilisatie passend bij het letsel (brede das, mitella, vacuümspalk, immobilisatie van gewrichten boven en onder fractuur (tenzij femur fractuur) + (geeft opdracht tot ) verbinden van wonden + (geeft opdracht tot) verdelen van korrels in de vacuümspalk en trekt de spalk iets vacuüm + geeft geen druk op uitstekende botdelen + geeft instructie aan ACH en/of omstander / hulpverlener + (geeft opdracht tot) natrekken spalk wanneer deze vacuüm is gezogen Korte wervelspalk: + gebruikt bevrijdingsvest volgens protocol over het aanleggen van bevrijdingsvest

7 + (geeft opdracht tot) klaarmaken bevrijdingsvest + geeft instructie aan ACH en/of omstander / hulpverlener + let erop dat rug ondersteund blijft + voorkomt onnodige bewegingen + legt bevrijdingsvest correct aan (drie personen (ACH, AVP, Gewondenverzorger, SIGMA, MMT); eerst romp immobiliseren, daarna hoofd en zo nodig met padding) + controleert na aanleggen ademhaling, sensibiliteit en motoriek extremiteiten + verplaatst patiënt m.b.v. wervelplank na aanleggen bevrijdingsvest Vreemd voorwerp: + laat vreemd voorwerp in situ zitten + (geeft opdracht tot) fixeren vreemd voorwerp met gazen, compressen of zwachtels + verwijdert vreemd voorwerp volgens protocol (bijv. angel) Verbinden: + (geeft opdracht tot) reinigen van wond + legt het verband aan passend bij het type wond of laat dit doen + werkt steriel + neemt hygiëne in acht Wonddrukverband: + maakt gebruik van afdrukpunt + legt wonddrukverband aan + controleert éénmalig circulatie in aangedane lichaamsdeel + gebruikt wondelevatie Brandwonden: + koelt minimaal 10 min. met (lauw) kraanwater en/of brengt hydrogel compres aan + dekt na het koelen getroffen lichaamsdeel schoon / warm af met metalinelaken + brengt infuus in bij volwassenen > 15% TVLO (benoemt juiste dosering infusievloeistof) Maagsonde inbrengen: + (geeft opdracht tot) klaarmaken uitzuigapparatuur + brengt maagsonde in + controleert positie maagsonde + fixeert maagsonde

8 VERVOERSKLAAR MAKEN: Wervelplank: + instrueert omstanders + zorgt dat wervelplank en opvulpads (onder hoofd) binnen handbereik zijn + zorgt voor continue (manuele) fixatie CWK door omstander / hulpverlener in neutrale positie / in line en zo nodig met padding + immobiliseert patiënt "in het midden" van wervelplank m.b.v. spin of Riemen + immobiliseert patiënt in de volgorde: thorax, bekkengordel, hoofd, extremiteiten óf thorax, bekkengordel, extremiteiten, hoofd + vult knieholte op van patiënt (vult ruimtes rondom lichaam en tussen benen op) Schepbrancard: + stelt lengte van schepbrancard in op lengte van patiënt + verwijdert schepbrancard na het verplaatsen / tillen van patiënt + vervoershouding passend bij het ziekte en/of letsel (plat óf kussen óf halfzittend óf 30 graden óf knipmeskouding óf Trendelenburg óf zijligging) Vooraankondiging: geeft vooraankondiging (via chauffeur) aan MKA (of Ziekenhuis) + geeft door: aantal te verwachten patiënten + geeft door: leeftijd van patiënt + M Mechanism: geeft door: ongevalmechanisme + I Injuries: geeft door: vermoedelijke letsels + S Signs: geeft door: ABC waarden (A: ademweg; B: ademhalingsfrequentie, saturatie; C: hartfrequentie, bloeddruk; D: GCS (stijgend, stabiel, dalend), pupilreactie; RTS + T Treatment given: geeft door: gegeven therapie + geeft door: vermoedelijke tijd aankomst ziekenhuis + geeft door: laagste GCS bij schedel- / hersenletsel + geeft bijzonderheden door WERKDIAGNOSE: + juiste werkdiagnose(n) word(t)(en) gesteld