Opdracht bevolkingsgroei Soms moet je bij het vak Aardrijkskunde een beetje kunnen rekenen. In de eerste klas heb je schaalberekeningen gemaakt. In de tweede klas komen bevolkingsberekeningen aan de orde. Willen wij namelijk iets over de ontwikkeling van een bevolking kunnen zeggen, dan moeten wij dit kunnen bewijzen met cijfers. De bevolking van een land kan groeien of afnemen doordat er baby s worden geboren en er mensen doodgaan. Om hier mee te kunnen rekenen gebruiken we twee begrippen. Het geboortecijfer is het aantal geboorten per jaar per 1.000 inwoners. Het sterftecijfer is het aantal sterfgevallen per jaar per 1.000 inwoners. Zowel de geboortecijfers als de sterftecijfers zijn dus relatieve cijfers. Je moet eerst weten hoeveel inwoners een land heeft voordat je kunt zeggen hoeveel baby s er geboren worden of hoeveel mensen er dood gaan. OPMERKING: Geboortecijfers en sterftecijfers worden altijd in promille (per 1.000 inwoners) aangegeven. Dus als er niets achter het geboorte- of sterftecijfer staat bedoelt men altijd!! Men gebruikt liever (promille) dan % (procenten) omdat je dan niet met komma s hoeft te werken. Bijvoorbeeld: de meeste geboortecijfers liggen tussen de 10 en de 50. Je zou met procenten dan telkens 1,0% en 5,0% moeten schrijven. TIP VOORAF: Bij bevolkingsberekeningen gaat het meestal om enorme aantallen, omdat landen nou eenmaal vele miljoenen inwoners hebben. Om niet de weg kwijt te raken in al die nullen helpt het als je puntjes zet bij de duizendtallen. Dus niet 10000000 voor 10 miljoen, maar 10.000.000.
Voorbeeldopdrachten Bij de volgende berekeningen gaan we steeds uit van het geboortecijfer. Uiteraard is de berekening van het sterftecijfer dezelfde! Voorbeeld I: Een land heeft 5.000.000 inwoners. Het geboortecijfer is 10. Hoeveel baby's worden er nu geboren? Hoe pak ik dit aan? Stel jezelf altijd de volgende vier vragen: 1) Wat is het totaal aantal inwoners? In dit geval 5.000.000. 2) Wat is 1 van het totaal aantal inwoners? In dit geval 5.000.000 gedeeld door 1.000 is 5.000. 3) Wat is het geboortecijfer? In dit geval 10 4) Hoeveel baby s worden er dus geboren? In dit geval 10 maal 5.000 is 50.000 baby s Je kunt de berekening ook omdraaien. Stel dat je het totaal aantal inwoners van een land kent en je weet hoeveel baby s er geboren worden. Dan kun je het geboortecijfer uitrekenen. Voorbeeld II: Een land heeft 3.000.000 inwoners en er worden in dat jaar 18.000 baby s geboren. Wat is nu het geboortecijfer? Hoe pak ik dit aan? Stel jezelf altijd de volgende vier vragen: 1) Wat is het totaal aantal inwoners? In dit geval 3.000.000. 2) Wat is 1 van het totaal aantal inwoners? In dit geval 3.000.000 gedeeld door 1.000 is 3.000. 3) Hoeveel baby s worden er geboren? In dit geval 18.000 4) Wat is dus het geboortecijfer? In dit geval 18.000 gedeeld door 3.000 is 6
Oefeningen Maak de volgende oefeningen in je schrift en werk ze uit. OEFENING 1: Een land heeft 8.000.000 inwoners en het geboortecijfer is 6. Reken het aantal baby s uit dat geboren wordt. Doe dat door de vier vragen te beantwoorden (wen jezelf aan dit stap- voor-stap denken). OEFENING 2: Een land heeft 16.000.000 inwoners en er worden in dat jaar 64.000 baby s geboren. Reken het geboortecijfer uit. Doe dat door de vier vragen te beantwoorden (wen jezelf aan dit stap- voor-stap denken). Natuurlijke bevolkingsgroei. De natuurlijke bevolkingsgroei is het verschil tussen de geboorten en de sterfgevallen. Deze natuurlijke bevolkingsgroei kun je op twee manieren uitdrukken: in aantallen en in promille. De absolute natuurlijke bevolkingsgroei: dit is het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen. De relatieve natuurlijke bevolkingsgroei: dit is het verschil tussen het geboortecijfer en het sterftecijfer. Het geboorteoverschot: We spreken van een geboorteoverschot als het verschil tussen geboorten en sterfgevallen positief is. Er worden dus meer baby s geboren dan er mensen doodgaan. Het sterfteoverschot: We spreken van een sterfteoverschot als het verschil tussen geboorten en sterfgevallen negatief is. Er gaan dus meer mensen dood dan er baby s geboren worden. Natuurlijk kun je zowel het geboorteoverschot als het sterfteoverschot uitdrukken in aantallen (absoluut) en in promille (relatief). Berekening: Het enige dat je moet doen om de natuurlijke bevolkingsgroei uit te rekenen is dus het sterftecijfer (of aantal) af te trekken van het geboortecijfer (of aantal). Bijvoorbeeld: In een land worden 120.000 baby s geboren en gaan er 40.000 dood. 120.000 min 40.000 is 80.000. De (absolute) natuurlijke bevolkingsgroei is dus positief en er is sprake van een geboorteoverschot. Bijvoorbeeld: In een land is het geboortecijfer 21 en het sterftecijfer is 29. 29 min 21 is -8. De (relatieve) natuurlijke bevolkingsgroei is dus negatief en er is sprake van een sterfteoverschot.
OEFENING 3: In een land worden 58.000 baby s geboren en gaan er 13.000 mensen dood. Vraag 1: Hebben we het hier over absolute cijfers of relatieve cijfers? Vraag 2: Bereken de natuurlijke bevolkingsgroei. Vraag 3: Is dit een geboorteoverschot of een sterfteoverschot? OEFENING 4: In een land is het geboortecijfer 34 en het sterftecijfer 38 Vraag 1: Hebben we het hier over absolute cijfers of relatieve cijfers?. Vraag 2: Bereken de natuurlijke bevolkingsgroei. Vraag 3: Is dit een geboorteoverschot of een sterfteoverschot? OEFENING 5: Een land heeft aan het begin van een jaar een bevolking van 1.200.000. In dat jaar is het geboortecijfer 30 en het sterftecijfer 25. Vraag 1: Wat is het aantal baby s dat geboren wordt in dit jaar? Vraag 2: Wat is het aantal sterfgevallen in dit jaar? Vraag 3: Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei/afname in dit jaar? Vraag 4: Wat is de totale bevolking aan het eind van dit jaar? OEFENING 6: Een land heeft aan het begin van het een bevolking van 4.000.000 inwoners. Ik dit jaar worden er 160.000 baby s geboren en er sterven 260.000 mensen. Vraag 1: Geef het geboortecijfer in aantal promille aan. Vraag 2: Geef het sterftecijfer in aantal promille aan. Vraag 3: Wat is de absolute bevolkingsgroei/afname in dit jaar? Vraag 4: Hoeveel inwoners heeft dit land aan het einde van het jaar? Vraag 5: Wat is de relatieve bevolkingsgroei/afname van dit jaar?
Antwoorden Opdracht bevolkingsgroei Oefening 1: 1. 8.000.000 2. 8.000 Namelijk 8.000.000 gedeeld door 1.000 3. 6 Vergeet nooit erachter te zetten!! 4. 48.000 Namelijk 6 maal 8.000 Oefening 2: 1. 16.000.000 2. 16.000 Namelijk 16.000.000 gedeeld door 1.000 3. 64.000 4. 4 Aantal geboorten gedeeld door 1 dus 64.000 gedeeld door 16.000. En vergeet NOOIT om hier achter te zetten! Oefening 3: 1. Absolute cijfers Het gaat hier om aantallen. Zodra er sprake is van echte aantallen noemen we dit absolute cijfers. 2. 45.000 De aantallen geboorten min de aantallen sterfgevallen, dus 58.000 min 13.000 3. Geboorteoverschot Er worden immers meer baby s geboren dan er mensen doodgaan. Oefening 4: 1. Relatieve cijfers Het gaat hier om cijfers die iets zeggen over een totaal. Zodra er sprake is van zulke cijfers, noemen we dit relatieve cijfers. Procenten en promille zijn dus relatieve cijfers. 2. - 4 Het geboortecijfer min het sterftecijfer, dus 34-38. Let op dat je het min-teken niet vergeet! 3. Sterfteoverschot Er sterven immers meer mensen dan er baby s geboren worden. Oefening 5: 1. 36.000 Want 1 van 1.200.000 is 1.200, dus het geboortencijfer is 30 maal 1.200 is 36.000 2. 30.000 Nog een keer: 1 van 1.200.000 is 1.200, dus 25 maal 1.200 is 30.000 3. 6.000 Namelijk 36.000 min 30.000 4. 1.206.000 Die 6.000 mensen tel je op bij het totaal van 1.200.000 Oefening 6: 1. 40 want 4.000.000/1.000=4.000, 160.000/4.000= 40 2. 65 want 4.000.000/1.000=4.000, 260.000/4.000= 65 3. Relatieve bevolkingsgroei = 40-65 =-25, 25*4.000= 100.000 OF 160.000-260.000=100.000 4. 4.000.000-100.000= 3.900.000 5. Relatieve bevolkingsgroei = 40-65 =-25