107579 - De school heeft een leerling vanwege zijn gedrag in de klas tijdelijk op donderdagen in een parallelgroep mogen plaatsen. inzake de klacht van: mevrouw A en de heer B, wonende te C, klagers van D, hierna klagers, tegen ADVIES - de heer E, directeur F, te G, hierna de directeur, - mevrouw H, voorzitter van het bestuur van de Stichting J, te C, hierna de bestuurder, verweerders. 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 14 februari 2017, aangevuld op 1 maart 2017, hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerders ingediend met de volgende inhoud: De heer en mevrouw B klagen over de handelwijze van de directeur van de school rond zijn beslissing hun zoon donderdags de toegang tot zijn klas te ontzeggen. Daarnaast klagen zij erover dat de schoolbestuurder hun klacht over de gebeurtenissen niet serieus heeft genomen. Dit alles zoals nader geïllustreerd in het klaagschrift. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. De directeur heeft op 18 april 2017 een verweerschrift ingediend. De bestuurder heeft op 24 april 2017 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 10 mei 2017 te Utrecht. Klagers en verweerders zijn ter zitting verschenen. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 1 van 6
2. DE FEITEN D, 8 jaar, zat in schooljaar 2016-2017 in groep 4B van F. Vier dagen per week stond juf K voor de klas en vanaf november 2016 stond op donderdag de invalleerkracht L voor de klas. Op 17 november 2016 heeft de teamleider vanwege een Sinterklaas-incident (D had in de klas geroepen dat Sinterklaas niet bestaat) en het gedrag van D in de klas, een gesprek met hem gehad. Klagers vonden het onacceptabel dat de teamleider zonder toestemming van klagers met D had gesproken en hebben daarom op 29 november 2016 een gesprek gehad met de directeur en de teamleider. Aan het eind van dat gesprek heeft de directeur aan klagers meegedeeld dat hij bij de invalleerkracht zou nagaan wat er was gebeurd. Op 7 december 2016 heeft de directeur zijn bevindingen over het gedrag van D in de klas met klaagster besproken. Sindsdien hebben klagers D op de donderdagen thuisgehouden. De directeur heeft naar aanleiding van een incident in de klas, op 7 december 2016 besloten om D voorlopig op donderdagen in een parallelgroep te plaatsen. Klagers hebben op 14 december 2016 een klacht over de directeur ingediend bij het schoolbestuur van F. Deze klacht was onder meer gericht tegen mishandeling van D door de invalleerkracht, de handelingsverlegenheid van school, het niet nakomen van de zorgplicht en het bieden van passend onderwijs, het niet nakomen van afspraken en behandelplannen/popplannen, niet communiceren en een (wettelijk niet toegestane) interne schorsing. Op 22 december 2017 hebben klagers een gesprek gehad met de bestuurder over de klacht tegen de directeur. Vanaf 6 februari 2017 gaat D naar een andere school. Op 14 februari 2017 hebben klagers hun klacht bij de Commissie ingediend. 3. VISIE PARTIJEN Visie klagers Klagers stellen zich op het standpunt dat de beslissing van de directeur om D op donderdag de toegang tot zijn eigen klas te ontzeggen, onterecht is en dat een dergelijke maandenlange schorsing bovendien wettelijk niet is toegestaan. Daarbij heeft de directeur verzuimd om een termijn aan die ontzegging te verbinden. De directeur heeft zijn zorgplicht verzaakt en heeft D het recht op onderwijs (deels) ontnomen. De directeur heeft hem zijn (zelf)vertrouwen ontnomen, hem een gevoel van onveiligheid gegeven en van hem op donderdag een thuiszitter gemaakt. De directeur had D moeten beschermen en ervoor moeten zorgen dat hij zo snel mogelijk weer in zijn klas onderwijs zou krijgen. De zeer jonge en onervaren invalleerkracht heeft D mishandeld door hem hardhandig uit de klas te zetten toen hij had geroepen dat Sinterklaas niet bestaat. D heeft daardoor blauwe plekken opgelopen. Klagers hebben dit een week later bij de directeur gemeld. Zij hebben vervolgens niet van de directeur gehoord dat deze tegen de invalleerkracht heeft gezegd dat hij D niet meer mag vastpakken. Verder heeft de invalleerkracht de koptelefoon van D uit boosheid opzettelijk verbogen. Klagers vinden dat sprake is van de omgekeerde wereld. D is mishandeld, maar hij wordt uit de klas geweerd en de invalleerkracht kan gewoon blijven. D wordt verweten dat hij ezel en idioot tegen de invalleerkracht heeft geroepen, maar dat heeft hij niet gedaan. Medeleerlingen van D herkennen dit verwijt ook niet. 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 2 van 6
Tijdens het gesprek met de bestuurder over de klacht tegen de directeur, voelden klagers zich niet gehoord, omdat de bestuurder heeft gezegd dat zij niet veel kon betekenen voor klagers. Klagers hebben tijdens dat gesprek uitgesproken dat zij niet veel vertrouwen meer hadden in de school en dat zij, hoewel zij D het liefst op F wilden houden, zich wilden oriënteren op andere scholen. Hierop kregen klagers de boodschap dat zij na de kerstvakantie maar moesten laten weten of zij een andere school hadden gevonden en dat zij maar moesten kijken over hoeveel donderdagen het nog zou gaan. Op 10 januari 2017 hebben klagers voor het eerst een andere school bezocht. Op 16 januari 2017 hebben klagers contact gezocht met de bestuurder omdat zij niets meer hadden gehoord over een mogelijke oplossing vanuit de school voor de donderdagen. Op 25 januari 2017 heeft er een gesprek met de directeur plaats gevonden. Klagers wilden graag excuses van de directeur omdat D al twee maanden op donderdag niet naar school ging. De directeur heeft dit geweigerd, omdat hij vond dat hij in het belang van D handelde. Van zijn kant heeft de directeur de voorwaarde gesteld dat klagers hun vertrouwen in het bijzijn van de invalleerkracht en D zouden moeten uitspreken. Klagers waren het daar niet mee eens en hebben opnieuw contact opgenomen met de bestuurder. Klagers stellen dat het logisch was geweest als de bestuurder had geprobeerd om te bemiddelen of de communicatie met de directeur of de invalleerkracht op gang had gebracht. De bestuurder heeft een passieve houding aangenomen en heeft niet objectief naar de feiten gekeken. De bestuurder heeft verzuimd contact met klagers op te nemen. D is op 6 februari 2017 op een andere school gestart. Klagers hopen dat de school een communicatie- en incidentenprotocol zal vaststellen en zich daaraan conformeert en bovendien jonge invalkrachten goed zal begeleiden zodat de veiligheid van de kinderen beter gewaarborgd kan worden. Visie verweerders D accepteerde het gezag van zijn invalleerkracht niet. Het gedrag van D op de donderdag was heel storend. Hij wilde niet luisteren en is op een gegeven moment op een stoel gaan staan en heeft de invalleerkracht vervolgens een ezel en een idioot genoemd. Klaagster accepteerde de rol van de teamleider niet en was boos op de interne begeleider, die een gesprek met D was aangegaan. Daarbij heeft klaagster op het schoolplein aan andere ouders verteld dat de situatie in de klas niet veilig was, waardoor ze de invalleerkracht in diskrediet heeft gebracht. De directeur heeft, gelet op de gecompliceerde situatie, het besluit genomen om D voorlopig op donderdagen in een parallelgroep te plaatsen. Hij heeft dit gedaan vanuit zijn verantwoordelijkheid voor niet alleen het welzijn van D, maar ook voor het welzijn van de andere leerlingen en de invalleerkracht. Hij heeft D voor de donderdagen geplaatst in een stabiele groep, die op hetzelfde moment pauze heeft als zijn reguliere klas. Daarnaast staat er een ervaren leerkracht voor de groep, die structuur biedt. De directeur heeft diverse gesprekken gevoerd met klaagster en met klagers samen. Ook is er op verzoek van de bestuurder geprobeerd om een opening te vinden om tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt, omdat klagers de directeur wilden dwingen om excuses aan D aan te bieden. Dat wilde de directeur niet op voorhand toezeggen. De directeur heeft de gesprekken met klagers als onaangenaam ervaren, mede omdat hij voor leugenaar werd uitgemaakt. Die ervaring had de teamleider ook. 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 3 van 6
Nadat klagers de directeur hadden geïnformeerd over het vastpakken door de invalleerkracht, heeft hij vervolgens de leerkracht gehoord. Deze erkende dat hij D had vastgepakt. Hij stelde echter dat dat niet kan hebben geleid tot blauwe plekken. Verweerder heeft met de leerkracht afgesproken dat hij D niet meer mocht vastpakken. Dit heeft hij klagers ook in het gesprek van 7 december 2016 meegedeeld. Van mishandeling door de invalleerkracht van D is, zoals door klaagster is gesteld, is geen sprake, aldus de directeur. Ook is geen sprake van moedwillige vernieling van de koptelefoon door de invalleerkracht. Hij heeft juist een poging heeft gedaan om de door D zelf verbogen koptelefoon te herstellen. Dat is echter niet gelukt. De directeur heeft in het gesprek met klaagster verteld dat hij D voorlopig op donderdagen in een parallelgroep zou plaatsen. Hij heeft daarbij geen eindtermijn genoemd. Dat had hij, naar eigen zeggen, beter wel kunnen doen. De directeur ontkent dat hij D de toegang tot school op donderdag heeft ontzegd. Er is dan ook geen sprake geweest van een schorsing. D is door klagers op donderdagen ziek gemeld. In het gesprek op 22 december 2016 met klagers heeft de bestuurder verkend wat er van haar als bestuurder werd verwacht. De bestuurder heeft niet gezegd dat zij niets kon betekenen voor klagers. Klagers wilden graag hulp bij het vinden van een andere school. Afgesproken is vervolgens dat klagers na de kerstvakantie zouden laten weten of het zou lukken om een andere school te vinden. Als het allemaal langer zou gaan duren, dan zou de bestuurder helpen bij het vinden van een oplossing voor de donderdagen. Niet is afgesproken dat de klacht verder in behandeling zou worden genomen. De bestuurder wilde, gezien de wens van klagers, voorrang verlenen aan het vinden van een nieuwe school. De bestuurder betreurt het dat deze afspraken niet op schrift zijn gesteld. Per e-mail van 16 januari 2017 hebben klagers aan de bestuurder verslag gedaan van hun zoektocht naar een andere school voor D en meegedeeld dat hij mogelijk na de krokusvakantie op een andere school kan worden geplaatst. Per e-mail van 18 januari 2017 hebben klagers de bestuurder verzocht om hun klacht verder in behandeling te nemen. Dat laatste verbaasde de bestuurder, het was volgens haar beleving niet conform de uitkomst van de eerdere gesprekken. Op 25 januari 2017 heeft de directeur de bestuurder geïnformeerd dat er gesprekken zullen worden gevoerd om de terugkeer van D in zijn klas mogelijk te maken. Op 3 februari 2017 heeft de bestuurder een tweede gesprek gevoerd met alleen klaagster. In dat gesprek heeft klaagster geëist dat de directeur zijn excuses aan D aanbiedt. Er was bij klaagster weinig ruimte voor nuance en voor het feit dat voor de school de feiten iets anders liggen, aldus de bestuurder. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De klacht tegen de directeur Klagers klagen over de handelwijze van de directeur van de school rond zijn beslissing om D op donderdagen de toegang tot zijn klas te ontzeggen. De vraag die daarbij beantwoord moet worden is of de directeur in redelijkheid heeft kunnen komen tot deze beslissing en of deze aangemerkt kan worden als een schorsing. 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 4 van 6
De visies van klagers en verweerder over hetgeen zich heeft voorgedaan in de klas verschillen van elkaar. Het is voor de Commissie niet mogelijk om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Wel is het de Commissie op grond van het dossier en het ter zitting besprokene duidelijk geworden dat er iets schortte aan de relatie tussen D, zijn ouders en de invalleerkracht en dat daarin iets moest gebeuren. In de context van het conflict (gedrag in de klas, beschuldigingen van klagers over mishandeling en vernieling), heeft de directeur in redelijkheid kunnen besluiten D en de leerkracht tijdelijk uit de klas van de invalleerkracht te halen. De directeur heeft daarbij weloverwogen en gemotiveerd beslist dat D in een zelfde jaargroep tegenover zijn eigen lokaal zou worden geplaatst, zodat hij tegelijk met zijn eigen klasgenoten pauze zou hebben. Bovendien heeft de directeur hem bij een leerkracht geplaatst die hem structuur en duidelijkheid kon bieden. Gelet op de zorgvuldige afweging die de directeur heeft gemaakt is de Commissie van oordeel dat hij in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. Het standpunt van klagers dat er sprake is van een schorsing deelt de Commissie niet. Onder een schorsing verstaat de Commissie een situatie waarbij een leerling tijdelijk het recht wordt ontzegd deel te nemen aan het voor hem bestemde onderwijs. Dat is niet gebeurd. D is niet de toegang tot onderwijs ontzegd. Hij kon het reguliere onderwijsprogramma blijven volgen. Dat hij dit programma een dag per week in een andere klas volgde, maakt dat niet anders. Dat klagers D vervolgens op de donderdagen ziek hebben gemeld maakt dat klagers zelf D de toegang tot het onderwijs op die dag hebben onthouden. Dat valt de directeur niet aan te rekenen. Dit leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is. In dit kader merkt de Commissie wel op dat het aanbeveling verdient dat een directeur bij het nemen van een dergelijke ordemaatregel, daaraan een termijn koppelt. De Commissie heeft er met instemming kennis van genomen dat de directeur blijkens uitlatingen ter zitting gedaan, zelf al tot deze conclusie was gekomen. De klacht tegen de bestuurder De Commissie stelt vast dat de bestuurder nog kort voor de kerstvakantie een gesprek heeft gehad met klagers. Gezien het feit dat klagers in dat gesprek aangaven op zoek te gaan naar een andere school, is het begrijpelijk dat de bestuurder zich daar in eerste instantie op heeft gericht. De bestuurder heeft ter zitting bevestigd dat zij vervolgens heeft gewacht op informatie van klagers over een mogelijke plaatsing van D op een andere school. Ook uit de schets van de gesprekken die er zijn geweest en mails die zijn gewisseld, blijkt niet dat de bestuurder klagers en hun klacht niet serieus heeft genomen. De Commissie stelt wel vast dat, ondanks een verzoek van klagers daarover in hun brief van 18 januari 2017, de bestuurder niet is overgegaan tot een formele afhandeling van de klacht. Ter zitting heeft de bestuurder aangegeven dat het bestuur een eigen interne klachtenprocedure heeft, waarin na hoor en wederhoor een oordeel wordt gegeven op een klacht. Nu de bestuurder geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van klagers en aan de eigen klachtenprocedure, terwijl klagers pas een maand later een klacht bij de Commissie indienden, acht de Commissie de klacht op dit punt gegrond. 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 5 van 6
4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het volgende oordeel: - de klacht tegen de beslissing van de directeur om D op donderdag de toegang tot de klas te ontzeggen is ongegrond; - de klacht tegen de bestuurder over het niet serieus afhandelen van de klacht is gegrond voor zover deze betrekking heeft op het niet overgaan tot een formele klachtafhandeling. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ziet geen aanleiding om naast het gestelde in de overwegingen nog nadere aanbevelingen aan het bevoegd gezag te richten. Aldus gedaan te Utrecht op 7 juni 2017 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen, en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van drs. J. van Velzen, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter drs. J. van Velzen secretaris 107579/ advies d.d. 7 juni 2017 pagina 6 van 6