. : WAT JE MOET WETEN... VOOR EEN GOEDE STAGE Bachelor in het Onderwijs: secundair onderwijs 1. Hoeveel weken loop je stage?... 1 2. Door wie word je begeleid?... 2 3. Wat wordt er van je verwacht?... 2 4. Hoe begin je er aan?... 3 5. Hoe geef ik op een vlotte manier les?... 5 6. Lesvoorbereidingen... 7 7. Conflictmomenten... 7 8. Les- en toetsenblaadjes... 8 9. Houding voor de klas :- )... 10 10. Differentiëren!... 11 11. Waarom reflecteren?... 11 12. Algemene regels in stagescholen...... 12 13. Waar trek je zelf de lijn?... 13 14. Video- opname!... 13 15. Stageportfolio... 13 16. Tips... 14 17. Iets om over na te denken!... 15 Een psychologisch dipje? In de loop van je stage zal je heel wat dieptepunten en hoogtepunten beleven. Geef nooit op!
1. Hoeveel weken loop je stage? In de opleiding bachelor in het onderwijs moet je heel wat stage lopen: Eerste jaar: observatiestage 1 (2 dagen lager onderwijs & 2 dagen secundair onderwijs) 1 week toegewezen doe- stage 2 Tweede jaar: 3 dagen observatiestage 3 6 weken toegewezen doe- stage Derde jaar: 9 weken doe- stage (waarvan: 1 week Project- stage 4 ) (waarvan: 2 weken toegewezen stage) (waarvan: 6 weken keuzestage) (mogelijk: 2 weken alternatieve stage 5 ) 1 Observatiestage: je woont een aantal lessen bij in het secundair onderwijs. 2 Toegewezen doe- stage: de hogeschool kent je een stageschool toe waar je les geeft. 3 Observatie in het lager onderwijs: je woont een aantal lessen bij in het lager onderwijs. 4 Project- stage: projectweek in een toegewezen stageschool(pvow) 5 Alternatieve stage: stage in een bedrijf (bedrijfsstage) 1
2. Door wie word je begeleid? Mentor: de leerkracht van de stageschool. Lector: de lesgever van de hogeschool. Pedagoog: lesgever in de pedagogiek/onderwijskunde van de hogeschool. 3. Wat wordt er van je verwacht? Lesgeven: In een stageweek geef je maximaal 16 lesuren. Administratie: Donderdag voor de stage: De stagecoördinatie moet in het bezit zijn van je stagecontract (enkel bij keuzestage). De lectoren moeten in het bezit zijn van je stagerooster. Donderdag na de stage: De stagecoördinatie verwacht een kopie van je stageboek (brievenbus). De stagecoördinatie verwacht de originele evaluatieformulieren 6 van de mentoren(brievenbus). De lectoren en pedagogen verwachten een kopie van de evaluatieformulieren van de mentoren(vakje). 6 evaluatieformulieren: formulier dat mentor invult, of zelf opstelt als evaluatie van de stage (minimum 1 per vak, per stageperiode) 2
4. Hoe begin je er aan? De contactdag Probeer tijdens de contactdag zoveel mogelijk informatie te vergaren (beginsituatie): Veel scholen hebben een stagecoördinator aangesteld. Deze maakt de eerste afspraken (rondleiding school, stagerooster, ) Vul in een leeg stagerooster je stage- uren in en laat dit controleren door de mentor. Vraag de contactgegevens van de mentor (mail, gsm nr.) Welke onderwerpen moet je behandelen? Welke handboek/cursus gebruikt de mentor? Hoe zou de mentor het onderwerp aanpakken? Wat is de voorkennis van de leerlingen? Wat zijn de gewoonten op de stageschool? o Moet je de leerlingen van de speelplaats halen? o Staan leerlingen recht voor les begint? Hoe is de klasschikking (vraag of je het lokaal mag zien)? Welk didactisch materiaal 7 is aanwezig in het klaslokaal? Werk je best met naamkaartjes of is er een overzichtsblad vooraan? Wordt de agenda elektronisch bijgehouden? 7 didactisch materiaal: materiaal dat je kan gebruiken om je les te geven. 3
Moet je zelf krijt/bordstiften meebrengen? Mail je je lesvoorbereidingen door op voorhand of geef je ze gewoon af voor de les? De observatie Als je stage geeft in het BSO of de B- stroom, ben je verplicht minimum 1u te observeren. Voor de andere richtingen is observeren aangeraden! Afhankelijk van het vak kan je vragen aan de mentor of je mag participerend observeren. Hierbij zit je niet enkel achteraan, maar ga je rond in de klas en help je waar nodig. 4
5. Hoe geef ik op een vlotte manier les? Het lesverloop Dit is zeer vakafhankelijk, hierbij toch een aantal tips: Leerstof kaderen: o Waarom leren we dat? o Concreet voorbeeld, waar het wordt toegepast? o Waar komen de leerlingen hiermee in aanraking? Kapstokprincipe: een goede les heeft een goede opbouw. Je vertrekt vanuit de essentie en hangt de rest van de leerstof hieraan op. Werk vanuit een probleemstelling per lesfase, niet enkel in het begin. Maak gebruik van allerlei (activerende)werkvormen 8 om de lessen aangenamer te maken. Let op je intonatie, door levendig te spreken maak je een les al een stuk aangenamer (nadruk leggen op kernwoorden). Zorg dat de leerlingen verplicht zijn te volgen (invuloefening, vraagstelling, ). 8 Werkvormen: groepswerk, stellingenspel, schrijfronde, telefoongesprek, toneeltje, interview, associatiespel, puzzel, knippen, plakken, 5
Zorg voor structuur: o stapsgewijze lesopbouw: hierdoor weten leerlingen steeds wat van hen verwacht wordt voor ze aan een opdracht beginnen. o Tijdsindeling(lesfasen 9 ): probeer leerlingen vooraf te zeggen hoeveel tijd ze krijgen voor een taak of toets. o De cursus: een goede cursus verlicht het werk van de leerkracht. o Een bordschema: probeer het volledige bord te gebruiken en schrijf bovenaan altijd als titel het onderwerp van de les. (tip: gebruik de linker bordflap voor de agenda) 9 Lesfasen: een les wordt onderverdeeld in 3 delen: inleiding, kern, slot. Om de kern structureel te laten verlopen, splitsen we deze op in fasen. 6
6. Lesvoorbereidingen Om je te helpen bij het maken van een lesvoorbereiding kan je een mal downloaden van Dokeos 10. In het eerste en tweede jaar worden er uitgebreide lesvoorbereidingen verwacht (soms wel 8blz). Door het groot aantal lesuren dat je in het 3 de jaar moet geven, mag je deze later dan ook inkorten (verkorte lesvoorbereiding). De lesvoorbereiding is een persoonlijk document, dat bij iedereen verschillend is. 7. Conflictmomenten met een leerling Probeer dit niet klassikaal op te lossen. Vraag of de leerling na de les nog even bij jou wil langs komen. met een mentor/lector/pedagoog Vraag naar een moment voor een gesprek om dit op te lossen. 10 Dokeos: leerplatform van de Hogeschool Gent 7
8. Les- en toetsenblaadjes Leerlingenblaadjes (nieuwe leerstof aanbrengen, inoefenen) Perforeer de leerlingenblaadjes, zodat deze in de map kunnen. Zorg voor een verzorgde hoofding (naam, klas, leerlingnr., datum, titel) Toetsen (peilen naar kennisniveau) Vergeet een toets niet aan te kondigen (schoolagenda). Overloop met de leerlingen de te kennen leerstof. Doe een voorstel aan de leerlingen hoe ze de leerstof best kunnen leren (inzichtelijk, uit het hoofd, opzeggen ) Perforeer de toetsen, zodat deze achteraf netjes in het schoolarchief kunnen. Zorg voor een verzorgde hoofding (naam, klas, leerlingnr., datum, titel, totaal aantal punten, punten per vraag) Zorg dat de oplossing van de toets in de cursus terug te vinden is. Verbeter een toets consequent (tip: vraag per vraag, modeloplossing) 8
Opdrachten Spreek duidelijk af hoe en wanneer de leerlingen de opdracht moeten indienen(schoolagenda). Bekijk met de leerlingen hoe ze de taak kunnen oplossen. Zorg dat de opdracht haalbaar is. 9
9. Houding voor de klas :-) Probeer vooral jezelf te zijn! dan kom je zelfzeker over. De grootste druk zou eigenlijk bij de voorbereiding moeten liggen, deze bepaalt immers het lesgeven. Van het lesgeven moet je genieten, neem de lesvoorbereiding als leidraad en durf gerust met de leerlingen in interactie gaan. Let wel op dat je hier niet te ver in uitweidt, vakoverschrijdend en vakinhoudelijk kan natuurlijk wel. Interactie kan leerlingen prikkelen en motiveren. Probeer eventuele controle van mentor, lector of pedagoog tijdens het lesgeven te negeren. Van hen zal je meestal achteraf horen: en wat vond je er nu zelf van. Wees eerlijk in je antwoorden. Dit is een moment waarop je eventueel verkeerde interpretaties kan toelichten, rechtzetten. 10
10. Differentiëren! Elke leerling heeft recht op een gelijkaardige behandeling. Iedere leerling heeft echter zijn eigen noden, het is niet omdat hij/zij zwak scoort voor je vak, dat hij het niet goed doet in een ander vak. Probeer de zwakkere leerlingen extra te stimuleren door hen te ondersteunen. Zorg voor extra oefeningen voor snellere werkers. 11. Waarom reflecteren? Je komt thuis van een zware stagedag. Dit is het moment dat je nog moet beginnen met reflecteren. Leuk is het niet, maar de perfecte uitlaatklep voor frustraties, bedenkingen Natuurlijk mogen we de hoofdzaak niet vergeten: leren uit de fouten die we maken. 11
12. Algemene regels in stagescholen... Over het algemeen kunnen we zeggen dat volgende regels in alle scholen gelden: Kauwgom gaat met behulp van een papiertje de vuilbak in. Een GSM kan niet in de les, je legt deze vooraan waar de betreffende leerling deze op het einde van de les kan terugvinden. Zeker in de eerste graad worden leerkrachten aangesproken met 2 woorden (bv: ja mijnheer). De leerlingen staan na het belsignaal per 2 op de speelplaats. De leerkracht begeleidt ze naar het leslokaal. De leerlingen staan recht voor de les begint. Tijdens de les wordt er niet naar het toilet gegaan. 12
13. Waar trek je zelf de lijn? Wil je stevig in je schoenen staan dan moet je zelf de grens van het leerlingengedrag bepalen. Hoe doe je dit? Je verwacht stilte voor de les begint (recht staan). Je behoudt die stilte door leerlingen individueel aan te spreken (naamkaartjes) Leerlingen steken altijd hun hand op voor ze iets zeggen. 14. Video-opname! Sommige scholen zullen dit verbieden, andere doen hier minder moeilijk over. Als een school leerlingen in beeld laat komen moeten zij dit melden aan de ouders (schoolreglement, papier ondertekenen). 15. Stageportfolio Op het einde van de stage in het 3 de jaar, moet je een stageportfolio samenstellen. Hierin bewijs je ten opzichte van lector en pedagoog wat je geleerd hebt. Door middel van dialoog kan je op dit moment eventuele misverstanden rond de stage ophelderen. 13
16. Tips Laat je niet van je voetstuk blazen, wees zelfzeker. Een eerste indruk is belangrijk. Een open houding naar de mentor toe kan hierbij helpen. Deze speelt een belangrijke rol in het verloop van je stage (Heeft de mentor de klas zelf goed in de hand? Staat de mentor open voor een stagiair? ). Als een lector of pedagoog komt kijken, houdt zij er altijd rekening mee dat hij slechts een fragment van je stage ziet, heb je dan een dipje, dan kan je dat aangeven. Toon altijd respect en probeer kritiek als opbouwend te beschouwen. Iedereen heeft werkpunten, zelfs een oude rot in het vak. 14
17. Iets om over na te denken! Door een moeilijke klas kort te houden wordt de afstand tussen de leerkracht en de leerlingen groter. Vergeet niet te ontspannen tussen de stages in. Belonen werkt beter dan straffen. Vriendschap geven is vriendschap krijgen. Bron: student, Gielen Jeroen 15