Democratie.Nu-nieuwsbrief 58-14/01/2006. De mythe van de Goede Dictator



Vergelijkbare documenten
MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

Verdieping: welke staat past bij jou?

Referendum. Het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of gebied. Gert Beijer 09/11/2016

PvDD.BE. Deel III H.R. Flow Chart werking. *4 eid PvDD. Alle kiesgerechtigde burgers. verkozen vertegenwoordigers Representatieve "Democratie" Wet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wie bestuurt de Europese Unie?

DEBAT 23 MAART HET ONGEMAKKELIJKE REFERENDUM

Wie bestuurt de Europese Unie?

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Een Lokaal Referendum of niet?

AEG deel 3 Naam:. Klas:.

Wie bestuurt de Europese Unie?

Quiz: welke staat past bij jou?

Postelectoraal onderzoek 2014 EUROPESE VERKIEZINGEN 2014

D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING

Wie beslist wat? Duur: minuten. Wat doet u?

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Vragen en antwoorden over het burgerinitiatief

DESKRESEARCH EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Onthouding en stemgedrag bij de Europese verkiezingen van 2009

Tweede Kamer der Staten-Generaal

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

20 juni Onderzoek: Brexit, Nexit en Europa

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?

BRUSSEL Wat gebeurt daar? Peter N. Ruys

Oostenrijk. Staten en kiesstelsels

Gevolgen van Brexit voor de besluitvorming in de EU

Polderen voor beginners

Onderzoek: 200 jaar Grondwet

2. Wat is democratie?

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

MODULE V. Ben jij nou Europees?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doe mee en test je kennis. Stuur je antwoorden naar mij en ik informeer je over de scoren.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

DE RAAD VAN EUROPA HOEDER VAN DE MENSENRECHTEN SAMENVATTING

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is.

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

Toespraak Voorzitter bij het in ontvangst nemen van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 op 20 november 2012 in de Oude Zaal

Samenstelling van het Europees Parlement met het oog op de verkiezingen van 2014

Instructie: Landenspel light

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

De activiteit in het Brussels Parlement voorbereiden of verwerken in de klas? Niet verplicht, wel leuk!

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen

Democratiequiz met achtergrondinformatie over democratie en rechtstaat

Handboek Politiek 2. Derde Kamer der Staten-Generaal

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Handboek Politiek 2. Derde Kamer der Staten-Generaal

Het belang van kritiek (en reflectie) op Europese waarden. Bart van Horck

De ledenpolls van de ChristenUnie. Sjirk Kuijper hoofd voorlichting / woordvoerder Kamerleden Tweede Kamerfractie ChristenUnie

Leve de democratie? HAVO / VWO

GEMEENTEBESTUUR VAN SINT-JANS-MOLENBEEK

Statuten jeugdraad Glabbeek

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Nieuwsmonitor 6 in de media

Bestuurslagen in Nederland rijksoverheid provinciale overheid gemeentelijke overheid

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Wat is een constitutie?

e Kamer Derde Kamer Handboek Politiek 2 der Staten-Generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

Politiek op het VMBO: Leerlingen activeren

KIJK VOOR MEER INFORMATIE EN LESTIPS OP HET STARTPUNT VOOR EUROPA IN HET ONDERWIJS. werkvel - 1. Tweede Fase Havo/vwo

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juli 2006 (27.07) (OR. en) 12036/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0121 (AVC)

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Instructie: Quiz EU - Test je kennis!

Hoe groot, is groot genoeg?

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Samenvatting Resolutie. Democratie van Nu. D66 krijgt het voor elkaar

Verklaring van Zweden

Handboek Politiek deel 2

Puzzel Historische ontwikkelingen parlementair stelsel

16 juli Onderzoek: Akkoord Griekenland

Kijktip: Nieuwsuur in de Klas

Rapport. Referendum Monitor Europese Grondwet. Peiling mei. Project Mei 2005

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting H3+4

Onderzoek: Crisis Griekenland'

Onderzoek: Europese verkiezingen

Derde Kamer Handboek Politiek 2

Stemmen Verkiezingen Europees Parlement 2019

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

Wil de Wiegel van de ChristenUnie opstaan?

De laatste peiling voor de verkiezingen en de prognose

Kijktip: Waar gáát dit over?

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

Voorwoord 9. Inleiding 11

29 maart 2019 Auteur: Rozemarijn Lubbe. De brexit

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET

EUROPESE VERKIEZINGEN Standaard Eurobarometer (EB 69) Voorjaar 2008 Eerste grove resultaten: Europees gemiddelde en grote nationale tendensen

Wat is een constitutie?

Gaan stemmen of niet gaan stemmen? (Uit: Kompas)

Nederlands Juristenblad, 9 november De dubbele agenda van de Raad van State. Philip van Praag (bestuurslid Referendum Platform)

Verkiezingen - Methodologie

Transcriptie:

Democratie.Nu-nieuwsbrief 58-14/01/2006 De mythe van de Goede Dictator Geschreven door Michaël Bauwens vrijdag, 30 december 2005 Democratie is allemaal wel mooi enzo, maar al dat gediscussieer en gepalaver vraagt zoveel tijd en is zo vermoeiend. Zou een goede dictator dus eigenlijk niet beter zijn? Iemand die de mensenrechten enzo respecteert, goed luistert naar wat de experts hem vertellen, en als enige doel heeft om het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijk aantal mensen te bereiken. Maar ook iemand die op tafel kan kloppen en moeilijke maar noodzakelijke beslissingen er door kan duwen. Antwoord: nee. Er zijn een aantal fouten in bovenstaande redenering die er snel uitgehaald kunnen worden. Zo gaat men er nogal gemakkelijk van uit dat de 'experts' een eensluidend oordeel zullen vellen, wat allesbehalve het geval is. Vooral op politiek gevoelige domeinen zoals economie, sociologie en politicologie is er zelfs over de meest fundamentele vraagstukken nog geen eensluidend paradigma voorhanden. Ook het idee dat 'goede bedoelingen' datgene is wat er momenteel ontbreekt gaat iets te kort door de bocht. Hoewel er zonder twijfel heel wat opportunisten tussen de politici zitten doen de meesten hun werk echt met de beste bedoelingen, en toch vliegen ze elkaar om de haverklap in de haren omdat ze het - ondanks hun goede bedoelingen dus - niet eens geraken. Bovendien geldt - vooral bij dictators - dat macht corrumpeert, dus we kunnen ons serieus afvragen hoelang het zou duren eer die goede bedoelingen pure machtshonger geworden zijn. Als een 'goede dictator' trouwens zo'n goede en eenvoudige oplossing zou zijn stel ik voor dat iemand bij de volgende verkiezingen met zo'n programma afkomt - 'luisteren naar de experts, met de beste bedoelingen handelen, en alle macht stevig in handen hebben' - om dan te zien hoeveel stemmen hij of zij haalt. Dat is natuurlijk een intellectueel oneerlijk argument maar misschien kan de evidente onhaalbaarheid van zo'n poging bij de gelovigen in de mythe van de goede dictatuur wel een belletje doen rinkelen. Maar wat als bovenstaande 'praktische' bezwaren nu eens van tafel geveegd zouden kunnen? Zelfs dan blijven er nog meer structurele problemen met de populaire mythe. Zo is het bereiken van menselijk geluk absoluut geen sinecure. Er is helaas echt geen wonderformule om te weten te komen hoe je zelf zo gelukkig mogelijk kan worden, laat staan als het over miljoenen mensen gaat. Dat een 'goede dictator', zelfs bijgestaan door een team geniale experts, zou kunnen inschatten welke beslissing het meeste geluk zal genereren is dus al hoogst twijfelachtig. Maar wat als die goede dictator en zijn team nu eens wél precies wisten - bijvoorbeeld met een hyper-geavanceerd enquête-systeem -

wat iedereen al of niet gelukkig zou maken? Zelfs dat zou niet kunnen omdat een enquête of een opiniepoll fundamenteel verschilt van de mogelijkheid tot échte beslissing. Andere variabelen leiden bij eenzelfde input tot een ander resultaat, en dezelfde mensen kunnen bij een enquête dus anders op een vraag antwoorden dan wanneer ze een concrete beslissing moeten nemen. Bovendien gaat aan een referendum, i.t.t. bij een opiniepoll, steeds een intens maatschappelijk debat vooraf juist omdat mensen meer energie steken in het nemen van een goede beslissing wanneer die een werkelijk effect zal hebben dan wanneer het bij een mening blijft. Hiermee komen we bij het tweede fundamentele argument voor democratie. Naast het voordeel dat democratie 'betere' keuzes - i.e. keuzes die meer 'geluk' genereren - oplevert omdat die miljoenen mensen gewoonweg beter weten wat voor hen goed is dan een kleine elite, brengt bovendien ook het bestaan van democratie op zich meer geluk op. Enkel en alleen het besef dat je (meer) in controle bent over je eigen leven (door directere controle over de wetten waar je aan moet gehoorzamen) maakt mensen gelukkiger. Zie voor meer informatie hierover bv. dit artikel van Jos Verhulst. Dat laatste argument is trouwens opnieuw door het vorige verklaarbaar - omdat je zelf beter weet wat jou gelukkiger kan maken betekent een grotere controle over je eigen leven dus ook dat je je objectief in een 'betere' situatie bevindt. Kortom, alle kerstavond-praat en café-gefilosofeer ten spijt zou zelfs een Goede Dictator géén 'goede' keuze zijn. Niet echt onverwacht, maar tot nader order blijft democratie dus nog steeds de nummer één wat regeringsvormen betreft. DI NEWSLETTER #12 Geschreven door Ronald Pabst / Carsten Berg donderdag, 12 januari 2006 Content 0) EDITORIAL 1) INSIDE BRUSSELS: ALLIANCE FOR DEMOCRACY 2) Dead and alive: The EU Constitution 3) BAVARIA: 835 REFERENDUMS - ENGLISH VERSION 4) REMINDER: DEMOCRACY SCHEDULE -o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o 0) EDITORIAL by Ronald Pabst Twenty-five people from a variety of different European NGOs gathered in Brussels to talk about the chances for a campaign promoting the quick implementation of the European Citizens Initiative (ECI). At the meeting, I saw a lot of new faces. This was encouraging. The follow-up meeting will be organised in Brussels on 20 January. You are invited to join us.

In this newsletter you will find a report from the meeting and a summary of some of the contradictory statements politicians have recently made in answer to the question: Is the ratification process of the EU constitution stopped or merely interrupted? We also present an English version of our paper on referendums in Bavaria since some of you have asked us for a translation. There are also details about our next meetings in Brussels and Berlin. o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o 1) INSIDE BRUSSELS: ALLIANCE FOR DEMOCRACY This time our Brussels correspondent reports about the ECI-meeting in Brussels on 15. December. http://www.democracy-international.org/insidebrussels-nr3.html o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o 2) Dead and alive: The EU Constitution Europe s top politicians are not sure how to proceed with the EU Constitution. Here is an overview of the proposals made in January and the remarkable reaction from a pro-european member of the Dutch Parliament. http://www.democracy-international.org/dead-and-alive.html o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o 3) BAVARIA: 835 REFERENDUMS - ENGLISH VERSION Bavarians benefit from some of the best conditions in Germany concerning local referendums. Now we have published an English paper evaluating the experiences. More information available at: http://www.democracy-international.org/papers.html o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o 4) REMINDER: DEMOCRACY INTERNATIONAL SCHEDULE 20 JAN 06 - ECI MEETING IN BRUSSELS http://www.democracy-international.org/eci-meeting.html 27/28 JAN 06 - CONFERENCE IN BERLIN http://www.democracy-international.org/berlin-conference.html 29 JAN 06 - DI MEETING IN BERLIN http://www.democracy-international.org/next-meeting.html o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o Politieke klasse blijft doodsbang voor oordeel volk

Geschreven door Bert Penninckx woensdag, 28 december 2005 Dat ons staatsbestel berust op de volkssoevereiniteit is kennelijk nog steeds zo omstreden dat het in de notitie niet voorkomt; vandaar dat er een te zware nadruk valt op de representatieve democratie als de verschijningsvorm bij uitstek van de democratie. http://www.referendumplatform.nl/product_info.php?products_id=170 Trouw, 15 november 2005, door Ulli d'oliveira Het arme D66 heeft weer een dode mus voor de poorten van de hel weggesleept: een kabinetsnotitie over referenda. De notitie die op 4 november is uitgebracht, is een wijde fuik met een heel smal keeltje:,,wanneer het gehele scala aan verschijningsvormen van referenda wordt overzien, meent het kabinet (?) dat het correctief wetgevingsreferendum in vergelijking met andere typen referenda de minste spanningen oproept met het vertegenwoordigend stelsel.'' Dat correctief referendum moet dan wel raadgevend zijn, d.w.z. dat het initiatief bij de bevolking moet liggen, en niet bij regering of parlement (zoals het raadplegend referendum). Het kabinet kiest dus voor wat verwarrend heet het bindend raadgevend correctief referendum, als er dan toch iets gedaan moet worden. Dat het referendum correctief moet zijn, betekent dat er in principe al een overheidsbesluit moet zijn aanvaard, en dat dit voorgelegd wordt aan de bevolking. Die kan dan dat besluit terugdraaien. Opmerkelijk dat één woord in de hele nota niet voorkomt: volkssoevereiniteit. Veel wordt gesproken over de representatieve democratie als centrale waarde en als fundament, waaraan niet wezenlijk afbreuk mag worden gedaan. Met als gevolg dat alle voorstellen tot invoering van elementen van directe democratie daarmee niet onverenigbaar mogen zijn. Maar de gedachte dat de representatieve democratie een afgeleide is van de oorspronkelijke volkssoevereiniteit is in het stuk niet terug te vinden. Dit gaat uit van de onwrikbaarheid van de vertegenwoordigende democratie, ook al wordt de bereidheid om 'de architectuur van de publieke sector tegen het licht te willen houden' met de mond beleden. Dat modellen van directe democratie alleen een inpasbare aanvulling op de vertegenwoordigende democratie mogen vormen, zet de architectuur op zijn kop: de representatieve democratie is een invulling van de democratie die krachtens de volkssoevereiniteit weer kan worden ingetrokken of gewijzigd. De volkssoevereiniteit, dat is de leer die de macht en de bevoegdheden van staatsorganen gelegitimeerd ziet in de volkswil, kan allerlei vormen van democratie voortbrengen. Burgers kunnen rechtstreeks besluiten nemen of langs de omweg van het kiezen van vertegenwoordigers, waarvan het mandaat weer kan worden ingetrokken. Dat ons staatsbestel berust op de volkssoevereiniteit is kennelijk nog steeds zo omstreden dat het in de notitie niet voorkomt; vandaar dat er een te zware nadruk valt op de representatieve democratie als de verschijningsvorm bij uitstek van de democratie. Nederland heeft het moeilijk met referenda. De politieke klasse is er doodsbang voor. De nacht van Wiegel, waarin het voorstel om bij Grondwet een bindend raadplegend correctief referendum in te voeren sneuvelde, staat nog vers in het geheugen. Voorstellen om de Tijdelijke Referendumwet te bestendigen zijn in 2004 in de Kamer verworpen, en die wet is dan ook dit jaar verlopen. Den Haag blijft om de hete brij heen draaien. Men heeft zich daar ook verkeken op de uitkomst van het referendum over de Grondwet voor de Europese Unie van 1 juni. Schoorvoetend erkent het kabinet dat dit correct is verlopen, maar het heeft bezwaar tegen het niet correctieve karakter ervan: eerst mocht de kiezer spreken, en dan moest de wetgever een afweging maken. Deze komt in de problemen, omdat zijn ingenomen standpunt haaks kan staan op de uitkomst van het referendum. Een schijnprobleem: de directe democratie gaat bij een concreet issue voor de representatieve. Er is dus een voorrangsregeling: het kamerlid wikt, het mondige volk beschikt. Er komt nu dus geen voorstel tot Grondwetswijziging. Het kabinet spreekt over eventuele voorstellen en hoe die eruit zouden zien. In het licht van die voorwaarden geeft het een eerste, niet onverdeeld positieve beoordeling van het initiatiefwetsvoorstel Dubbelboer- Duyvendak. Het wil namelijk dat vrijwel de hele regeling van de verkozen variant van het

referendum in de Grondwet wordt opgenomen: het betreft de drempels voor het initiatief, opkomst- en meerderheidsdrempels voor de bindendheid van de uitslag, de uitgezonderde onderwerpen en dergelijke. Dit vormt een vrijwel totale blokkade. Het maakt de Grondwet op dit punt topzwaar, vergeleken met de meeste andere bepalingen. De regeling wordt bijzonder rigide. Het is beter om alleen het principe van de geoorloofdheid van het bindende referendum in de Grondwet vast te leggen, en de nadere invulling daarvan bij gewone wet te doen, al dan niet met een eis van gekwalificeerde meerderheid, zoals in het voorstel Dubbelboer- Duyvendak is vastgelegd. Dat heeft nog een belangrijk voordeel dat in de notitie wordt verwaarloosd: de referenda in gemeenten. Voor zover die bindend zijn zou dat ook tot in net zoveel details in de Grondwet geregeld moeten worden. Dit is pure tegenwerking, ondanks de vrome verzuchting, dat -mocht het ooit tot stand komen- ' de decentrale autonomie maximaal moet zijn'. Het is duidelijk dat het kabinet ook daar geen poot voor zal uitsteken, hoewel er misschien nog meer te zeggen is voor bindende referenda op gemeentelijk vlak dan op het nationale. Hoewel de mondigheid van de mensen aanzienlijk is toegenomen, en de kwaliteit van de volksvertegenwoordiging is afgenomen, blijft de politieke klasse doodsbenauwd voor de participerende burger. Echt Nederlands! H.U. Jessurun d Oliveira is oud- hoogleraar migratierecht aan de Universiteit van Amsterdam. Zie ook commentaar op http://www.republikanisme.nl/blog/2005/11/nederlandse_vol.html In een artikel in Trouw bekritiseert jurist Jessurun d Oliveira de angst van de Nederlandse politieke elites voor de volkssoevereiniteit (en daarmee samenhangend het referendum). Voor de elite staat vast wat democratie is: een representatieve partijendemocratie. In 1848 werd Nederland een parlementaire (representatieve) democratie en in 1917 begon de opmars van de politieke massapartijen. Voor veel politici dient Nederland altijd een dergelijke democratie te blijven. Degenen die vinden dat het volk dit in laatste instantie uitmaakt, worden beschouwd als "populisten". In Nederland wordt het volk in de grondwetregeling helemaal niet als soeverein beschouwd; vanaf het begin heeft het land corporatistische regententrekken gehad. Jessurun d Oliveira stelt dat de democratie steeds verandert en dat directere vormen van democratie geen bedreiging zijn voor de democratie, maar wel voor de macht van bepaalde elites die hún versie van democratie aan de burgers willen opleggen. Van particratie naar democratie Geschreven door Bert Penninckx zondag, 8 januari 2006 Deze oefening wil van uit de beginselen van de democratie onderzoeken hoe van uit de bestaande particratie naar een democratie kan geëvolueerd worden.... Geheime stemming:dus ook voor de verkozenen.... Mandateringsregel:geen kiesdrempel, rechtstreekse verkiezing van de wetgevende, de uitvoerende macht en alle belangrijke maatschappelijke mandaten (ocmw, rechters, overheidsbedrijven, rijkswacht en politie, enz.) met uiteraard mogelijkheid tot recall.... Gelijke toegang tot de media.... In principe is iedereen kandidaat. De enige publieke financiering is het lanceren en het onderhoud van een publiek forum. Privé financiering van

eigen verkiezingsboekjes zijn verboden. Partijen worden dus niet gefinancierd. Mensen die een mandaat bekleden krijgen het statuut van een tijdelijke ambtenaar. Ik neem als basis het tweede hoofdstuk van het boek Het verdiepen van de democratie van Jos Verhulst. Versie: http://www.directe-democratie.be/publicaties/boek-verdiepen/boek-verdiepen-hf st2.html Andere concrete ideeën uit bvb de Witte Werf zijn hier nog niet in opgenomen. De twee bestaande stukken die mij zo onmiddellijk waardevol blijken om de particratie af te bouwen zijn: 12 maatregelen ter versterking van de democratie van Guido Van Den Ende (bestuurder Tegenwind) http://www.tegenwind.be/twaalf_maatregelen.160.0.html Tienpuntenplan van Walter Claeys (bestuurder Tegenwind) http://www.tegenwind.be/de_politiek_saneren.156.0.html De maatregelen om het BROV in te voeren worden hier niet behandeld. Bert Penninckx Uit het boek van Jos Verhulst Het verdiepen van de democratie Democratie betekent: 'heerschappij door het volk' Omdat staatsmacht wordt uitgedrukt via de wetgeving, betekent 'democratie' dat het volk de wetten maakt. De wetten ontlenen in een democratie hun autoriteit aan het feit dat zij op een of andere manier door het volk zijn goedgekeurd. Wetten leggen verplichtingen op, niet aan het volk in zijn geheel, maar wel aan de individuele burgers. De individuele leden van de gemeenschap worden geacht de autoriteit van de wet te erkennen, omdat zij in principe ook de gelegenheid hadden om mee vorm te geven aan de wet. Zo komt men tot het begrip van het 'sociaal contract' van Jean-Jacques Rousseau: de wetten zijn het resultaat van een sociaal contract tussen gelijkwaardige en mondige burgers. Een wet is in de democratische visie enkel legitiem wanneer diegenen die geacht worden de wet te gehoorzamen, ook mee vorm kunnen geven aan die wet. Het begrip 'sociaal contract' wordt het best in negatieve zin gedefinieerd. Indien de autoriteit van de wetten niet wordt afgeleid uit de autoriteit van God, van de adel, van bezitters van grond, geld of kennis, dan blijft het sociaal contract als enige mogelijkheid over. Wetten ontlenen hun autoriteit aan het feit dat het vrije afspraken zijn tussen de leden van de rechtsgemeenschap. Hoe kunnen burgers samen een sociaal contract sluiten? Uiteraard moeten zij daarvoor samenkomen, overleggen en afspreken. Zo ontstaat de eerste, concrete invulling van de democratische vergadering: de volksvergadering.

De beginselen van de volksvergadering Bepaalde principes zijn in iedere democratische volksvergadering aanwezig. Het gelijkheidsbeginsel Het gelijkheidsbeginsel vormt de grondslag van de volksvergadering: alle 'mondige' (in de zin van 'toerekeningsvatbare') leden van de gemeenschap kunnen deelnemen aan de volksvergadering en krijgen evenveel gewicht bij de besluitvorming. Het democratisch ideaal vertrekt van de grondstelling dat er geen autoriteit is boven het volk. Dit uitgangspunt betekent dwingend dat iedereen als gelijke optreedt. gevolgtrekking van Bert Penninckx ---> Elk beleidsniveau is soeverein en bepaalt zelf zijn interne democratie. Zo moet elke gemeente zelf zijn besluitvormingsregels kunnen maken. Het initiatiefrecht Het initiatiefrecht betekent dat ieder lid van de volksvergadering een gelijk recht heeft om voorstellen in te dienen. De agenda van de volksvergadering wordt dus niet door een elite b e p a a l d. Het initiatiefrecht is niets anders dan een speciale toepassing van het gelijkheidsbeginsel. De meerderheidsregel Meestal zal unanimiteit niet haalbaar zijn. Daarom wordt de meerderheidsregel ingevoerd. Het meerderheidsbeginsel vloeit voort uit het gelijkheidsbeginsel en uit het verlangen om de onlust te minimaliseren: door toepassing van de meerderheidsregel bekomt men het geringste aantal ontevredenen. Men kan ook argumenteren dat iedere andere oplossing dan de meerderheidsregel een negatie van het gelijkheidsbeginsel meebrengt. Meerderheidsregel: gevolg ---> geen 2/3 meerderheid (zoals voor de grondwet) en geen inhoudelijk juridische toetsing. Ook geen dubbele meerderheden. Wél een technische toetsing naar dependencies en een onderzoek naar de financiële en maatschappelijke implicaties + sugesties hoe het voorstel kan geïmplementeerd worden. Het mandateringsbeginsel Voortdurende unanimiteit is in een democratie onhaalbaar. Daarom maakt de meerderheidsregel deel uit van het democratische 'oerbeeld'. Maar er is nog een tweede probleem. Ook universele deelname bij de democratische besluitvorming zal onhaalbaar zijn. Steeds zullen er leden van de gemeenschap zijn die over bepaalde aangelegenheden niet willen meebeslissen (omdat zij geen tijd hebben, omdat zij zich niet bevoegd achten, of omwille van andere redenen). Daarom wordt naast de meerderheidsregel ook de mandateringsregel ingevoerd: wie niet deelneemt aan de volksvergadering, wordt geacht een mandaat te geven aan hen die wel deelnemen. De mandateringsregel kan niet worden ontweken door een stemplicht of opkomstplicht op te leggen. Zelfs indien men bij wet besluit dat alle leden van de gemeenschap aan de volksvergadering moeten deelnemen, zal men nog altijd een regeling moeten treffen voor diegenen die deze verplichting niet opvolgen. De besluiten van de volksvergadering zullen ook bindend zijn voor die afwezigen. Het mandateringsbeginsel heeft dus niets te maken met het onderscheid tussen representatieve en direct-democratische besluitvorming. Het mandateringsbeginsel is een direct gevolg van het feit dat wetten per definitie gelden voor alle leden van de gemeenschap. Met andere woorden: ik kan de toepasbaarheid van de wet op mijzelf niet verwerpen met het argument dat ik niet heb deelgenomen aan de totstandkoming van de wet. Door af te zien van deelname aan de besluitvorming omtrent die wet, word ik automatisch geacht een mandaat te geven aan diegenen die wel meebeslisten. Zonder dit beginsel zou ieder individu zich à la carte aan de toepasbaarheid van wetten kunnen ontt r e k k e n.

Mandateringsregel: gevolg ---> geen kiesdrempel, rechtstreekse verkiezing van de wetgevende, de uitvoerende macht en alle belangrijke maatschappelijke mandaten (ocmw, rechters, overheidsbedrijven, rijkswacht en politie, enz.) met uiteraard mogelijkheid tot recall. In een direct-democratische besluitvorming via een volksvergadering worden dus formeel gezien altijd twee beslissingen genomen: ten eerste komt een mandateringsbeslissing tot stand: iedere burger besluit dat hij zelf deel zal uitmaken van het 'ad hoc parlement' dat de beslissing zal nemen, of dat hij zijn medeburgers zal mandateren (hetgeen hij doet door niet-deelname); ten tweede neemt de volksvergadering dan de beslissing over de zaak die ter discussie staat. Van volksvergadering tot referendum volgende elementen maken onontkoombaar deel uit van de werking van de volksvergadering 1. het gelijkheidsbeginsel 2. het beginsel van de volkssoevereiniteit (er is geen autoriteit boven het volk) 3. de meerderheidsregel 4. het mandateringsbeginsel. Het systeem van de volksvergadering heeft zijn grenzen. Op een bepaald ogenblik wordt het marktplein gewoon te klein. Bijgevolg moet de publieke discussie anders gebeuren: via de media, via deelvergaderingen enz. De discussie zal dus langer duren en minder direct van aard zijn. Dat is eerder een voordeel dan een nadeel. Er is meer tijd voor overleg, meer gelegenheid om valse argumenten te doorzien. Gelijke toegang tot de media. gevolg ---> Iedereen, dus ook potentiële vertegenwoordigers, krijgen gelijke toegang tot de media: kandidaten kunnen zich in een verkiezingsboekje voorstellen. Anderen kunnen daar commentaar op geven. Ook worden er aanbevelingen gedaan om andere kanditaten op de lijst te zetten. In principe is iedereen kandidaat. De enige publieke financiering is het lanceren en het onderhoud van een publiek forum. Privé financiering van eigen verkiezingsboekjes zijn verboden. Partijen worden dus niet gefinancierd. Mensen die een mandaat bekleden krijgen het statuut van een tijdelijke ambtenaar. Zij kunnen zich door andere ambtenaren laten bijstaan. Bovendien zullen we niet meer stemmen bij handopsteking, maar in 'de beslotenheid' van het stemhokje. Zo'n geheime stemming is onmiskenbaar een groot voordeel: iedereen kan zonder sociale druk zijn oordeel uitspreken. Geheime stemming: gevolg ---> dus ook voor de verkozenen. De representatieve democratie Maar ook het referendum heeft zijn grenzen. We kunnen niet over alle onderwerpen referenda houden: de maatschappelijke kost voor de directe besluitvorming wordt gewoon te groot. Niet alleen kost ieder referendum geld. Belangrijker is dat ieder referendum van de burger tijd en inzet vraagt: hij moet zich naar best vermogen een oordeel vormen over de zaak die ter discussie staat, en dan stemmen. Natuurlijk kunnen overbelaste burgers zich onthouden van deelname aan het referendum en daardoor een mandaat geven aan de gemeenschap van de stemmers. Indien er te weinig belangstellenden zijn, wordt deze procedure evenwel onbruikbaar. Het is absurd om een nationaal referendum te organiseren over een aangelegenheid waarvoor uiteindelijk slechts een handvol kiezers opdaagt. Niet alleen is de volksvergadering onwerkbaar, maar zelfs het systematisch gebruik van het referendum is ondoenbaar. Er moet dus een andere oplossing worden gevonden. De essentiële vraag is daarbij: wanneer het referendum als methode om te beslissen niet geschikt is, wie neemt dan wél de beslissing? Normaal wordt het mandateringsprobleem bij het referendum zelf opgelost:

de kiesgerechtigden die effectief stemmen, dragen het mandaat vanwege de samenleving. Omdat het iedereen vrij staat om dit mandaat al dan niet op te nemen, wordt het gelijkheidsbeginsel niet geschonden. Maar wie krijgt het mandaat indien het referendum niet plaatsvindt? De representatieve of vertegenwoordigende democratie is in wezen een techniek om dit mandateringsprobleem op te lossen. Representatieve democratie moet worden ingevoerd zodra de burgers te weinig tijd of belangstelling hebben om mee te werken aan een besluit dat toch genomen moet worden. De maatschappelijke kosten voor een referendum over ieder afzonderlijk onderwerp worden op een gegeven ogenblik volgens de burgers zelf te groot in verhouding tot de democratische winst (rechtstreekse toegankelijkheid tot de besluitvorming voor iedere burger). Daarom besluiten de burgers om voor enkele jaren een vast parlement aan te duiden dat het mandaat krijgt om besluiten te nemen voor alle aangelegenheden waarover de burgers niet rechtstreeks wensen te beslissen. De verkiezing van het parlement is dus een speciale vorm van een direct-democratisch besluit: men beslist wie zal beslissen over de aangelegenheden waarvoor de bevolking wenst te mandateren. Het mandaat dat het parlement krijgt is dus een speciale verschijningsvorm van het mandaat dat bij direct-democratische besluitvorming door de volledige gemeenschap aan de effectieve kiezers wordt gegeven. Bij direct-democratische besluitvorming (referendum) vormen de effectieve kiezers als het ware een reusachtig ad hoc parlement dat gemandateerd is om over het onderwerp te beslissen. Het enige verschil met de representatieve besluitvorming (stemming in het parlement) is dat het parlement zijn mandaat reeds een tijd voor de stemming kreeg. Het is duidelijk dat deze ontkoppeling tussen mandatering en beslissing niet fundamenteel is. Maar het is wel essentieel om in te zien dat het parlement en de gemeenschap van kiezers bij een referendum logisch en formeel op dezelfde voet staan. De verhouding tussen referendum en parlementaire besluitvorming Door de invoering van het representatieve parlement rijst een nieuw probleem. Hoe achterhaalt men voor welke aangelegenheden de burgers toch nog direct wensen te beslissen? De voorstanders van het zuiver representatieve systeem hebben hun antwoord klaar. Zij bepleiten de almacht van het parlement en verwerpen het referendum. Hierdoor wordt de volkssoevereiniteit, zoals uitgedrukt in het oerbeeld van de democratie, zwaar geschonden. In het zuiver representatieve systeem wordt het opnieuw mogelijk om wetten in te voeren die door een elite worden gewild, maar die door de meerderheid worden afgewezen. Zodra het parlement is geïnstalleerd, kan het vrij tegen de meerderheidswil ingaan. Het initiatiefrecht, dat direct voortvloeit uit het gelijkheidsbeginsel, wordt afgeschaft. De verdedigers van het 'zuiver representatief systeem' verantwoorden dit stelsel met twee hoofdargumenten. Een gedwongen mandaat is er geen Ten eerste stellen de verdedigers van het 'zuiver representatief systeem' dat de burgers een mandaat geven aan de verkozenen en dat deze laatsten bijgevolg beslissingsrecht b e z i t t e n. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat zo'n gedwongen mandatering een contradictio in terminis vormt. Een authentiek mandaat kan, net als een authentiek geschenk, alleen vrijwillig worden gegeven. Deze vrijwilligheid brengt mee dat de burger vrij moet zijn om het mandaat eventueel niet te geven, maar te kiezen voor rechtstreekse besluitvorming via een referendum. Parlement en referenda Het zuiver representatief stelsel kan dus niet als echt democratisch worden beschouwd. Dit stelsel verplicht a priori tot de aanstelling van een beslissende elite en opent de mogelijkheid om wetten in te voeren die flagrant ingaan tegen de volkswil.

Toch kan het representatief stelsel redelijk functioneren in één bijzondere situatie. Wanneer de grote meerderheid van de kiezers akkoord gaat met een zuiver representatief systeem en wanneer de meeste burgers zich bovendien grotendeels identificeren met één van de bestaande politieke partijen, dan is het zuiver vertegenwoordigend stelsel tamelijk legitiem (omdat het door de burgers wordt gewenst). Wellicht deed deze situatie zich bij benadering voor tot pakweg de jaren zestig. Maar de tijden zijn veranderd. De meerderheid van de burgers wil wel degelijk referenda en de meeste mensen identificeren zich niet langer eenduidig met een of andere politieke partij. Het systeem van politieke besluitvorming blijft ongewijzigd, maar toch neemt het democratisch deficit drastisch toe omdat de mensen hun maatschappelijke overtuiging steeds slechter via dit systeem kunnen uitdrukken. Dit kan alleen worden opgelost door het invoeren van het beslissend referendum op volksinitiatief. In samenhang met het representatief systeem kan het beslissend referendum op volksinitiatief een systeem opleveren dat enerzijds de essentiële kenmerken van de volksvergadering bevat (gelijkheid, initiatiefrecht, meerderheidsregel, mandateringsbeginsel) en anderzijds toch bruikbaar is in een moderne samenleving. Men moet dan wel enkele nieuwe principes invoeren die bepalen hoe representatieve en direct-democratische besluitvorming op elkaar inspelen. Indien men het onmisbare voordeel van de representatieve democratie (geen volksstemming over iedere aangelegenheid) wil behouden, moet met name van de burgers worden geëist dat zij actief hun belangstelling voor directe besluitvorming kenbaar maken. De volksvertegenwoordiging wordt geacht een mandaat te bezitten voor alle aangelegenheden waaromtrent de burgers hun wens tot directe besluitvorming niet actief kenbaar maken. Indien een groep burgers over een bepaalde aangelegenheid een referendum wil bekomen, moeten zij dus bewijzen dat bij de bevolking inderdaad een duidelijk verlangen naar directe besluitvorming aanwezig is. In de praktijk wordt dit bewijs geleverd door de verzameling van handtekeningen onder een aanvraag voor referendum. In Zwitserland bijvoorbeeld komt er op federaal niveau een referendum indien 2% van de kiesgerechtigden daarom vraagt. Hiërarchie der wetten Een wet die via een referendum is goedgekeurd, moet in de wettelijke hiërarchie boven de wetten staan die via het parlement tot stand komen. Meer bepaald is het ontoelaatbaar dat een door het volk rechtstreeks goedgekeurde wet onmiddellijk daarna door het parlement weer wordt afgeschaft. Indien een referendum tot stand komt, betekent dit immers dat het volk zich over de betrokken aangelegenheid zelf wenst uit te spreken. Het democratisch mandaat werd bijgevolg in handen gelegd van de kiezers bij het referendum en niet van de leden van het parlement. Deelnamequorums Gezien het mandateringsprincipe is het absurd om bij directe besluitvorming deelnamequorums in te voeren. De burgers die niet aan een stemming deelnemen, worden geacht een mandaat te verlenen aan de stemmers. Indien men deelnamequorums invoert, opent men de deur voor boycotacties vanwege minderheden. Veronderstel bijvoorbeeld dat een deelnamedrempel van 40% bestaat en dat 60% van de kiesgerechtigden wenst te stemmen. Van de stemlustigen is 35% voorstander van het voorstel ter stemming, en 25% is tegenstander. De tegenstanders kunnen dan de stemming boycotten, zodat de drempel van 40% niet wordt gehaald en het voorstel wordt verworpen, tegen de meerderheidswil in We hebben gezien dat het mandaat van het parlement slechts een afgeleide vorm is van het mandaat dat de effectieve kiezers krijgen bij direct-democratische besluitvorming. Het parlement omvat slechts ongeveer 0,003% van de bevolking en kan toch beslissen. Het heeft dus geen zin om voor het ad hoc parlement dat bij een referendum wordt gevormd, plots deelnamequorums van 20% of 40% in te voeren.

Soms wordt geargumenteerd voor een laag quorum, zodat boycotacties worden vermeden. Dit was bijvoorbeeld het standpunt van VLD-voorzitter Verhofstadt op een studiedag van zijn partij (De Morgen, 9 februari 1998). Verhofstadt verdedigde een quorum van 25-30% en veronderstelde dat deze drempel laag genoeg is om boycotacties te voorkomen. Dit standpunt is echter onlogisch. Ofwel is een drempel zo laag dat hij gegarandeerd wordt gehaald. Dan zijn boycotacties weliswaar onmogelijk maar tegelijk is de drempel zelf zinloos. Ofwel is de drempel zo hoog dat hij niet vanzelfsprekend wordt gehaald en dan zijn boycotacties mogelijk. Een derde mogelijkheid is er niet. Verder moet men ook bedenken dat deelnamequorums principieel onmogelijk zijn voor de verkiezing van parlement of gemeenteraad. Indien zo'n quorum niet zou gehaald worden, zou het wetgevend en besturend werk immers gewoon stilvallen. Er zijn geen goede argumenten om voor deze verkiezingen geen quorum te hanteren en voor referendums wel een quorum te eisen. Indien men eist dat de groep die bij een referendum beslist 'voldoende representatief' is, dan moet men deze eis a fortiori ook voor parlementaire verkiezingen stellen. Veronderstel dat men voor een referendum een deelnamequorum van 25% eist en tegelijk geen quorum instelt voor de parlementsverkiezingen. Een referendum waarbij 20% van de kiesgerechtigden gaat stemmen, wordt dus ongeldig verklaard. Maar een parlement dat door 5% van de kiesgerechtigden is gekozen, kan wel geldige besluiten nemen. Toch steunen die besluiten slechts op een onrechtstreekse burgerparticipatie van 5%, terwijl de verworpen referendumuitslag op een rechtstreekse burgerparticipatie van 20% kan bogen. Dat is onlogisch. Ten slotte wijzen sommige voorstanders van een deelnamequorum op het zogenaamde gevaar van 'verkokering'. Daarmee wordt bedoeld dat burgers enkel zouden stemmen voor de aangelegenheden die de eigen groep aanbelangen. Bij een referendum over een mestactieplan bijvoorbeeld, zou enkel de kleine bevolkingsgroep der veetelers gaan stemmen. Dit bezwaar berust op de valse veronderstelling dat de mensen alleen gaan stemmen om het eigen groepsbelang te verdedigen. De werkelijkheid is anders (zie hoofdstuk 6, punt b). In landen of deelstaten zonder deelnamequorums, zoals Zwitserland en Californië, is van 'verkokering' geen sprake. Het praktische verloop van direct-democratische verkiezingen maakt enig 'verkokeringseffect' a priori onwaarschijnlijk. Zo wordt in Zwitserland op een stemdag bijna altijd over verscheidene referenda tegelijk gestemd. Die referenda gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen en betreffen zowel het federaal, het kantonnaal als het gemeentelijk niveau. Men trekt dus niet ter stembus omwille van één enkele gespecialiseerde aangelegenheid. Het is integendeel het parlementair systeem dat in hoge mate aan de verkokeringsbekoring blootstaat. Interessante voorbeelden zijn precies het mestactieplan of het verbod op tabaksreclame in België. Economische belangengroepen kunnen, via hun contacten met een select groepje 'gespecialiseerde' parlementsleden, een ongehoorde invloed op de besluitvorming uitoefenen. Via direct-democratische besluitvorming zouden die belangengroepen veel moeilijker hun slag kunnen thuis halen. Het quorum in het parlement Soms wordt het deelnamequorum bij referendums verdedigd door een vergelijking te maken met het parlementaire quorum. Stemmingen in het parlement zijn maar geldig indien minstens 50% van de parlementsleden meestemt. Naar analogie zou een volksstemming dan maar geldig mogen zijn indien minstens 50% van het volk meestemt. De analogie is echter vals. We hebben gezien dat het parlement logisch op gelijke voet staat met de kiezers bij een referendum, niet met het totaal van de kiesgerechtigden. Een parlementslid heeft met de burgers een contract lopen: hij heeft zich ertoe verbonden om zich voor een gegeven periode bezig te houden met de maatschappelijke besluitvorming, in zoverre de burgers niet zelf willen beslissen. Het parlementslid moet dus theoretisch altijd aanwezig zijn bij de stemmingen in het parlement. Indien hij welbewust afwezig blijft, verbreekt hij eigenlijk zijn contract met de kiezers. Het 50%-quorum in het parlement is een zwakke afspiegeling van deze verplichting. Het is geen gelukkige regeling,

want zij werkt in het parlement de polarisatie tussen meerderheid en minderheid in de hand. Deze polarisatie is op haar beurt onverenigbaar met het contract dat bestaat tussen parlementsleden van de minderheid en hun kiezers. Indien die parlementsleden voortdurend in de minderheid worden gesteld, kunnen ze terecht betogen dat hun aanwezigheid in het parlement zinloos is: ze kunnen de beslissingen toch nooit beïnvloeden. Deze parlementsleden kunnen dus hun contract met de kiezer niet honoreren, niet door hun eigen schuld, maar door de blokvorming vanwege hun collega's uit de meerderheid. Beter zou zijn om het 50%-quorum in het parlement te vervangen door een regel waarbij het absenteïsme van een parlementslid drastisch wordt gesanctioneerd via afzetting en vervanging door een niet verkozen kandidaat van een andere lijst. gevolg bvb ---> Bij 10% onwettige aanwezigheid wordt het parlementslid vervangen door de volgende met de meeste stemmen. Ambtstermijnen worden beperkt tot 2. Cumulatie van mandaten kan niet. Belg verliest zijn geloof in het EU-lidmaatschap Geschreven door Bert Penninckx dinsdag, 27 december 2005 Het geloof in het Europees lidmaatschap heeft de vorige zes maanden in België een serieuze knauw gekregen. "Slechts 59 procent van de Belgen, zo blijkt uit de Eurobarometer die dinsdag werd vrijgegeven, is er momenteel van overtuigd dat het EU-lidmaatschap een goede zaak is. In vergelijking met de lente van 2005 is dit een daling van 8 procentpunt of de sterkste terugval in de hele Europese Unie. Anderzijds blijft België wel het land waar 77 procent van de bevolking achter de Europese grondwet staat. Dat is dan weer de hoogste score van de hele Unie. In opdracht van de Europese Commissie wordt de Eurobarometer 2 keer per jaar gepubliceerd. Voor de enquête die dinsdag werd vrijgegeven, werden tussen 10 oktober en 5 november in de 25 lidstaten 29.430 personen geïnterviewd. In België alleen werden 1.24 interviews afgenomen. Met de 77 procent die de Europese grondwet steunt, zit België beduidend boven het Europees gemiddelde dat momenteel 63 procent bedraagt. Opmerkelijk genoeg is dat een stijging met 2 procentpunt met de Eurobarometer van het begin van het jaar. Ook in België verhoogde het laatste half jaar de steun voor de grondwet. Weliswaar gaat het slechts om 1 procentpunt, maar dat was wel genoeg om de leiderspositie van Hongarije over te nemen. Daar daalde de steun van de bevolking en bedraagt ze momenteel nog slechts 76 procent. Hongarije komt nu op de 2e plaats. Vreemd genoeg werd de Europese grondwet de laatste maanden ook een stuk populairder in Nederland en Frankrijk. Uitgerekend in de 2 landen waar de grondwet middels een referendum werd weggestemd, zou er nu een duidelijke meerderheid voor het nieuwe verdrag zijn. In Frankrijk gaat het om 67 procent, een stijging van 7 procentpunt in vergelijking met de Eurobarometer van begin 2005. In Nederland zou het 62 procent bedragen, een winst van 9 procentpunt. De 3 lidstaten waar de grondwet de minste steun krijgt, zijn het Verenigd Koninkrijk (46 procent), Denemarken (45 procent) en Zweden (44 procent). De Belgische populariteitswinst voor de grondwet lijkt in tegenspraak met fors groeiende twijfel over het nut van het EU-lidmaatschap. Die daling schrijft zich wel in een algemene Europese tendens in, want in de hele Unie verloor het geloof in het lidmaatschap 3 procentpunt. Momenteel gelooft slechts 52 procent van de Europese bevolking dat het lidmaatschap een goede zaak is. België zit met de 59 procent nog altijd in het Europees koppeloton. Luxemburg staat daarentegen afgetekend aan de top met 82 procent, dan komen Ierland 73 procent, Nederland 70 procent, Spanje 66 procent en dan België. Aan

de staart bengelen Litouwen 36 procent, het Verenigd Koninkrijk 34 procent en Oostenrijk 32 procent. De landen waar het geloof in het EU-lidmaatschap de vorige zes maanden de grootste terugval kenden, waren Nederland, Estland, Finland en Portugal. Ze waren allemaal goed voor een daling van 7 procentpunt, wat nog altijd een punt minder is dan het Belgisch terreinverlies. De daling van Portugal is intrigerend, vermits het land voor de eerste keer in zijn geschiedenis een Commissievoorzitter van eigen bodem heeft. Interessant is ook dat verdere uitbreiding van de Unie momenteel slechts door 49 procent van de Europese bevolking wordt gesteund. In de nieuwe lidstaten en Griekenland staat nog een significante meerderheid van de bevolking achter de uitbreiding. In veel van de oudere lidstaten wordt die uitbreiding slechts door een minderheid gesteund. Onder meer in België 47 procent. Het Europees klavertje vier waar de uitbreiding op de minste steun kan rekenen, zijn: Duitsland 36 procent, Frankrijk 31 procent, Luxemburg 31 procent en Oostenrijk 29 procent" Bron: GVA van 21 dec 2005 http://websitevoorsyndicalisten.blogspot.com/2005/12/belg-verliest-zijn-geloof-i n-het-eu.html Commentaar van Bert Penninckx: Het raport is te vinden op: http://europa.eu.int/comm/public_opinion/archives/eb/eb64/eb64_first_en.pdf Men vergelijkt hier appelen met peren. In het krantenartikel spreekt men over DE grondwet. Daarmee denkt men aan de Europese grondwet. in de enquête vraagt men "What is your opinion on each of the following statement? Please tell me for each statement, whether you are for it or against it. A constitution for the European Union" Conclusie van het onderzoek: "Despite the negative outcome of the referenda in France and the Netherlands to ratify the European Constitution support for the idea of a European Constitution remains widespread. 63% of European citizens support the concept of a constitution for the European Union, against 21% who oppose this idea." Men vraagt dus of men EEN grondwet wil. Men vraagt niet naar het huidige voorstel van Europese grondwet. Men kan voor EEN grondwet zijn maar daarom nog niet voor DEZE grondwet. De GVA is op dit vlak misleidend. De Standaard doet het beter; zij spreken over EEN grondwet. Maar zelfs al heeft men het over DE grondwet dan blijkt dat referenda betrouwbaarder zijn dan enquêtes. (we veronderstellen dat het % "weet het niet" niet gaan stemmen) Hoe verklaart men anders het enorme verschil tussen de uitslag van de referenda en de enquêtes? Het Franse referendum gaf 55% tegenstanders, de enquête gaf 67% voor. Dit geeft een verschil van 22%! Het Nederlandse referendum gaf 61% tegenstanders en de enquête gaf 62% voor. Hier is het verschil dus 23% Als de enquêtes dan toch zo rooskleurig zijn, waarom stoppen de referenda dan? Waarom wordt er geen EU-wijd referendum gehouden? De enquête geeft immers aan dat 63% van de Europeanen de EU-grondwet willen. Vooruit Europa, hou een EU-wijd referendum en de crisis is bedwongen. Wie vraag er meer Europa? De Belgen blijven een van de grootste voorstanders van verdergaande Europese integratie. Tegelijk zijn ze streng en ontgoocheld over de gang van zaken in de Unie, leert Eurostat. Het is geen gemakkelijke klus om te achterhalen wat de publieke opinie in de Europese Unie echt beroert. In 18 van de 25 landen is de vraag naar een grondwet groter geworden. In Nederland blijkt dat 62 procent van de bevolking toch een Europese grondwet wil. In Frankrijk; is 68 procent voor een grondwet, het aantal tegenstanders daalde naar 21 procent. In België is 77 procent voor een grondwet. 18 procent is tegen. Zes op tien

Belgen gaat akkoord met nieuwe onderhandelingen. 28 procent van de Belgen vindt dat het noch te snel noch te traag gaat. 46 procent is meer voor een snellere integratie. Ruim een derde vindt dat het nu ook sneller zou kunnen gaan. De Standaard Bernard Bulcke 22/12/2005 Meerderheid Nederlanders voor referendum over EU- toetreding van Turkije Geschreven door Jos Verhulst woensdag, 28 december 2005 In België heeft Karel De Gucht zich uitgesproken voor een referendum over de toetreding van Turkije tot de EU Nederlanders zijn nog steeds in groten getale tegen toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Uit nieuw onderzoek van Maurice de Hond blijkt dat 55 procent toetreding van het land afkeurt. 31 procent is voor Turkije als nieuw EU-lid. Alleen onder kiezers van GroenLinks en D66 is er een meerderheid voor de toetreding van Turkije. Bij de andere partijen is er een duidelijke meerderheid tegen. 58 procent van de ondervraagden wil over dit onderwerp een referendum in Nederland laten houden. Hiervan wil 42 procent dat zo'n volksraadraadpleging wordt gehouden voordat de onderhandelingen starten. 16 procent wil een referendum na de onderhandelingen. Alleen onder de Groen Links- en PvdA-kiezers is een meerderheid tegen het houden van een referendum over dit onderwerp. De helft van de geënquêteerden denkt dat de start van de onderhandelingen automatisch zal leiden tot de verplichting om Turkije na afloop toe te laten tot de EU. De Telegraaf 29-09-05 http://www.telegraaf.nl/binnenland/26223851/nederland_tegen_toetreding_turkije.html De meeste Europeanen zijn tegen de toetreding van Turkije tot de EU gekant. Volgens de Eurobarometer, die afhangt van de Europese Commissie, en meestal resultaten produceert die in de richting gaan van wat de Eurocraten wenselijk achten, zou 52% van de ondervraagde Europeanen tegen de toetreding zijn, terwijl 35% voorstander is. In Oostenrijk zijn er om begrijpelijke redenen 80% tegenstanders, in Duitsland 74%, in Griekenland 70%, in België 61%. Een meerderheid pro vindt men enkel in Polen, Slovenië en Zweden. Deze resultaten dateren van vorige zomer. Een Ifop-enquête die in september jl. in Frankrijk werd gehouden, leverde 60% tegenstanders op. Valeurs Actuelles N 3592 (30-09-05) http://www.valeursactuelles.com/magazine/france/index.php?num=3592&position =0&nb=3&PHPSESSID=164b836d3ed7440a7dfeadf21c8f663e Het Nederlandse onafhankelijke parlementslid Geert Wilders heeft een wetsvoorstel ingediend bij de Kamer, om in Nederland een referendum te organiseren over de toetreding van Turkije tot de EU. De vraag die hij de Nederlanders voor wil leggen luidt: " Bent u voor of tegen de uitbreiding van de Europese Unie met Turkije". De Telegraaf 20-09-05 http://www.telegraaf.nl/binnenland/25754311/wilders_wil_referendum_turkije.htm l In België heeft Karel De Gucht zich uitgesproken voor een referendum over de toetreding van Turkije tot de EU (De Morgen 08-10-05). Volgens de peiling De Stemmenkampioen zouden momenteel 27% van de Vlamingen pro de toetreding zijn van Turkije tot de EU,

en 65% tegen. Bij de VLD-kiezers is 37% pro en 53% tegen, terwijl De Gucht en Verhofstadt rabiaat pro zijn (Het Laatste Nieuws 14-10-05). Vrijheid, democratie & secessie Geschreven door Jos Verhulst maandag, 1 november 2004 Zonder recht op secessie kunnen vrijheid en democratie niet bestaan Uit : Secessie van november 2004. http://secessie.nu/?tekst=toonauteur&naam=dr.+jos+verhulst Woorden worden vaak misbruikt, maar het geknoei met de de term democratie scheert toch uitzonderlijk hoge toppen. Letterlijk genomen verwijst democratie naar een maatschappelijk systeem, waarin het volk (demos) de hoogste autoriteit vormt, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een monarchie of een theocratie, waarin een monarch respectievelijk godsgezant de lakens uitdelen. Bijna alle regimes, ook de meest totalitaire, noemen zich tegenwoordig democratisch. Dat is begrijpelijk, want in een niet- democratisch regime oefent een minderheid de heerschappij uit over het volk en het valt moeilijk om zo n toestand te legitimeren. Parallel daarmee krijgt de term democratie allerhande vreemde connotaties, die de machthebbers goed uitkomen. Men zegt bijvoorbeeld dat de democratie tegen het volk moet worden beschermd. (1) (1) Een bijzonder kras stukje nieuwspraak gaf VUB-politicoloog Kris Deschouwer ten beste: De democratie was in de jaren dertig nog niet gewapend tegen de wil van het volk. Intussen zijn voldoende checks and balances ingebouwd die een jarendertigscenario bijzonder onwaarschijnlijk maken. Er zijn voldoende internationale verdragen die we niet zomaar overboord kunnen gooien. Democratie is vandaag breder dan de wil van het volk (De Morgen, 16 juni 2004). De verwijzing naar de machtsgreep van Hitler is geen goedgekozen voorbeeld, want het waren de parlementsleden en niet de burgers die het Ermächtigungsgesetz goedkeurden dat de almacht van Hitler inluidde. En wat betekent de uitdrukking breder dan de wil van het volk? Dat ook de dieren en de planten mogen meebeslissen? Nee: eigenlijk had er moeten staan: smaller dan de wil van het volk, want indien het niet de wil van het volk is die wordt uitgevoerd, dan is het noodzakelijkerwijs de wil van een zelfverklaarde elite, die zich tegen het volk opstelt, die wordt uitgevoerd. Overigens worden diverse artikels van de oorspronkelijke Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM)door het huidige regime grandioos met de voeten getreden. We denken aan de vrije meningsuiting (art.19; geschonden door de negationismewet of de anti-discriminatiewetten), het vermoeden van onschuld (art.11; geschonden door de anti-discriminatiewetten), recht op gelijk loon voor gelijke arbeid (art.23; geschonden door het feit dat de staat aan vastbenoemden meer betaalt dan aan contractuelen, voor exact hetzelfde werk) of aan de vrije onderwijskeuze van de ouders (art.26; de staat bemoeilijkt thuisonderricht, door scholen financieel te bevoordeligen ten opzichte van thuisonderwijzende gezinnen). Verklaringen van mensenrechten hebben zeker zin als documenten in het geestesleven, maar zijn zeer bedenkelijk wanneer men ze gaat opvatten als een soort godsgegeven grondverklaring die de ruimte afgrenst waarbinnen democratische beslissingen horen te vallen. De betekenis van de mensenrechten wordt immers door de machthebbers a posteriori voortdurend gewijzigd. Zo is de radicale tekst inzake vrije meningsuiting door allerhande toelichtingen en commentaren achteraf helemaal uitgehold, zodat enkel in de VS de burgers nog over een min of meer redelijk recht op vrije meningsuiting beschikken. In de praktijk worden de mensenrechten door de heersende kaste misbruikt om

inzake democratie een soort Brezjnev- doctrine van beperkte soevereiniteit op te leggen: de burgers mogen enkel soeverein zijn binnen de grenzen, die een zelfverklaarde elite hen oplegt onder de vorm van a priori opgelegde mensenrechten. Of men prijst de deugd van de politieke moed, een kwaliteit die erin bestaat om door de burgers ongewenste maatregelen toch door te voeren (2). (2) In sommige gevallen is het denkbaar en zelfs wenselijk dat de politiek ingaat tegen de meerderheid van de bevolking [...] Als de mensenrechten in het geding zijn, maak je geen compromissen om de publieke opinie op te vrijen (Karel De Gucht in De Standaard, 1 feb. 2004). Met dit soort manipulaties beoogt de heersende kaste (3) een dubbel doel: enerzijds wil zij haar eigen regime voor democratisch laten doorgaan, en anderzijds wil zij verbergen wat een authentieke democratie ten gronde inhoudt. (3) In een artikel gewijd aan Murray N. Rothbard wordt de heersende kaste in een particratie als volgt omschreven: L ennemi, c est toute cette élite qui reçoit de l Etat plus qu elle ne lui paye (les net tax-consumers): intellectueles, businessmen et syndicalistes vivant plus ou moins aux crochets de l Etat. C est aussi la droite conservatrice, belliciste et théocratique (Le Monde, 7 okt. 2003). Democratische dissidenten dienen voortdurend tegen deze propaganda conceptueel weerwerk te bieden. Deze broodnodige denkarbeid moet berusten op antropologische overwegingen. Heeft de mens eigenlijk wel democratie nodig? En hoe kunnen we met betrekking tot zo n vraag eigenlijk inzicht verwerven? Dat zijn de eerste vragen die we moeten beantwoorden. De drieledige mens Wat kan ons vertrekpunt zijn, om op menskundig gebied kennis te verwerven? Onze kennis van de dode stof berust op waarneming en experiment. Een natuurkundige theorie die verkeerde voorspellingen oplevert, kan experimenteel worden weerlegd. Het experiment laat dan zien dat de stoffelijke verschijnselen niet verlopen conform de verkeerde theorie. De fysicus gaat bij het ontvouwen van zijn theorie niet kijken achter de verschijnselen, om één of andere innerlijke verklaring te vinden voor de stoffelijke verschijnselen. Hij beschrijft gewoon de verschijnselen. Deze beschrijving kan gebeuren in de vorm van wetten, omdat de door de fysicus bestudeerde verschijnselen reproduceerbaar zijn en causaal blijken te verlopen. In de klassieke natuurkunde betekent dit dat een identieke oorzaak leidt tot een identiek gevolg; in de quantummechanica betekent causaliteit dat een identieke oorzaak leidt tot een identiek stel van mogelijke gevolgen, waarbij ieder mogelijk gevolg gekoppeld is aan een welbepaalde probabiliteit. Het feit dat de materie zich wetmatig gedraagt, dat er met andere woorden een Logos de natuurverschijnselen verbindt, is allerminst vanzelfsprekend en vele fysici hebben hierover hun verbazing uitgedrukt (4). (4)Zie bv. van Nobelprijswinnaar Eugène Wigner The Unreasonable Effectiveness of Mathematics in the Natural Sciences, in Communications in Pure and Applied Mathematics, vol. 13, nr. I (Feb. 1960). Of: R.W.Hamming, The Unreasonable Effectiveness of Mathematics, in The American Mathematical Monthly, vol. 87, nr. 2 (Feb. 1980). Deze teksten kunnen op het internet gelezen worden: http://www.dartmouth.edu/~matc/mathdrama/reading/hamming.html In de menswetenschappen ligt dit anders. Hier zijn het de menselijke handelingen die het verloop der gebeurtenissen bepalen. Natuurkundige behandeling is hier in principe uitgesloten, omdat menselijke handelingen vanuit fysisch oogpunt niet reproduceerbaar zijn. Bepalend voor het menszijn en het menselijk handelen is de mogelijkheid tot vrije keuze. In de menselijke handeling schuilt een scheppend en eenmalig element dat niet herleid-

baar is tot een voorafgaandelijk stoffelijk uitgangspunt. Door dit eenmalig karakter kan de specifiek menselijke component in het menselijk handelen zelfs in probabilistische wetten niet worden gevat (5). (5)Indien menselijke keuzes, zelfs van een banaal type, principieel voorspelbaar zouden zijn, dan kan het denken niet contradictievrij zijn. Dit wordt aangetoond door de zogenaamde paradox van Newcomb. Beschouw het volgende scenario. Voor mij worden twee dozen (doos 1 en doos 2) geplaatst. Ik mag kiezen tussen twee mogelijkheden: (a) beide dozen nemen, en (b) enkel doos 1 nemen. Een Grote Voorspeller heeft mijn keuzes voorspeld en in functie daarvan de dozen gevuld. Doos 2 bevat altijd 10 euro. Ik ken de voorspelling van de Grote Voorspeller niet, maar ik weet wel volgens welke regels hij de dozen vult. Indien de Grote Voorspeller voorzag dat iemand beide dozen zal nemen, laat hij doos 1 leeg. Voorziet hij dat de betrokkene enkel doos 1 zal nemen, dan vult hij die doos met 10.000 euro. Op het ogenblik dat ik voor de keuze sta, kan aan de inhoud van de dozen niets meer worden veranderd. Er is nu een onweerlegbaar correct argument om beide dozen te nemen. Indien ik beide dozen neem, bekom ik immers altijd 10 euro extra. Wat ook de inhoud van doos 1 weze, verwerf ik altijd meer geld wanneer ik beide dozen neem. Maar in de mate dat de Grote Voorspeller effectief mijn kiesgedrag kan voorspellen, ontstaat ook een onweerlegbaar correct argument om enkel doos 1 te nemen. Indien ik enkel doos 1 neemt, heeft de Grote Voorspeller dit voorzien en de doos gevuld met 10.000 euro. Indien ik beide dozen neem, werd dit eveneens voorzien, zodat doos 1 leeg blijft en ik slechts 10 euro bekom. Beide argumenten zijn correct maar spreken elkaar tegen. Indien het denken niet contradictorisch is, moet er een onmogelijkheid schuilen in mijn uitgangspunt. Die onmogelijkheid kan alleen maar de bestaansmogelijkheid betreffen van de Grote Voorspeller. Indien de Grote Voorspeller in principe zou kunnen bestaan, kunnen situaties ontstaan waarbij het denken tot twee tegenstrijdige besluiten leidt. Omgekeerd: indien het denken, toegepast op de werkelijkheid, niet tot tegenstrijdige besluiten kan leiden, kan de Grote Voorspeller principieel niet bestaan. Toch is ook op het domein van de menselijke handelingen een wetenschappelijke benaderingswijze mogelijk. We beschikken inzake het menselijk handelen immers over een gegeven waarvan we verstoken blijven bij onze studie van de natuur. De natuurwetenschapper heeft geen toegang tot enige hypothetische innerlijkheid van de stof. Hij beschrijft de fenomenen zelf en hij kan dit doen omdat de fenomenen van de dode stof wetmatig blijken te verlopen. De menswetenschapper heeft, door introspectie, wel degelijk toegang tot de innerlijkheid van het menselijk handelen. Wij hebben directe kennis betreffende het feit dat de mens handelt met het oog op een toekomstig doel en dat rede en geweten daarbij een rol kunnen spelen. De vaststelling dat de mens doelgerichte daden stelt en daarbij keuzes maakt, is even reproduceerbaar en algemeen toegankelijk als gelijk welke zintuiglijke observatie (zoals bijvoorbeeld de waarneming van een valbeweging of van een lichtbreking) die het uitgangspunt kan vormen voor natuurwetenschappelijke theorievorming. Dit type innerlijke waarneming, waarbij ons denkvermogen als waarnemingsorgaan fungeert, verschilt niet wezenlijk van de activiteit die wiskundige inzichten produceert. Het menselijk gedrag vertoont op bepaalde domeinen wel degelijk reproduceerbare en statistisch analyseerbare patronen. Op die gebieden kan de natuurwetenschappelijke methode ook worden toegepast. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de experimentele psychologie. Maar dit soort onderzoekingen paalt in wezen alleen maar de grenzen af waarbinnen de individuele vrije daad zich afspeelt. Het eigene van het menselijk handelen schuilt precies in het niet-reproduceerbare en scheppende element ervan, dat leidt tot maatschappelijke verandering. Dit scheppend aspect van het menselijk handelen dient onderzocht te worden door in te gaan op de exacte inzichten die we kunnen verwerven door de conceptuele analyse van die aspecten van het menselijk handelen die elke mens door introspectie direct gegeven zijn. De methode, ondermeer toegepast door de zogenaamde Oostenrijkse

school in de economie (met libertarische denkers als Ludwig von Mises of Murray Rothbard), wordt praxeologie genoemd. Het resultaat van het praxeologisch onderzoek is niet een theorie die het menselijk handelen éénduidig of probabilistisch voorspelt. Praxeologische analyse laat daarentegen wel zien welke maatschappelijke gevolgen voortvloeien uit een gegeven handelswijze. Of deze handelswijze al dan niet wordt gevolgd, is een principieel onvoorspelbare menselijke keuze. Ieder praxeologisch betoog dient te vertrekken van één of ander axiomatisch uitgangspunt. Binnen de context van een politiek betoog kunnen we als uitgangspunt nemen dat politiek streven überhaupt een zinnige onderneming is. Mensen die zich politiek of maatschappelijk in enig opzicht engageren, gaan impliciet uit van de veronderstelling, dat relevante vrije keuzes mogelijk zijn tussen diverse alternatieven. Zonder de mogelijkheid tot vrije keuze is ieder politiek streven en ieder debat immers zinloos. In dit vrijheidsidee liggen weer andere concepten impliciet besloten. De mogelijkheid tot vrije keuze impliceert niet alleen dat er geen determinisme voorhanden is. Vrijheid impliceert ook, dat de mens de mogelijkheid heeft om tot op zekere hoogte rationeel te kiezen. Hij moet in staat zijn om de gevolgen van zijn keuze te overzien en op basis daarvan een besluit te nemen. Willekeurige en ongegronde keuze is geen vrije keuze. Het vrijheidsidee impliceert nog meer. Van vrijheid is enkel sprake indien de keuzes relevant zijn. De vrijheid om te kiezen tussen volstrekt irrelevante alternatieven is een lege vrijheid, een nulvrijheid. De keuzes zijn maar relevant indien in de werkelijkheid een intrinsieke, niet subjectieve bron van morele waarde voorhanden is die maakt dat we op betekenisvolle wijze betere keuzes van slechtere kunnen onderscheiden. We kunnen het morele definiëren als het aspect van de werkelijkheid dat betekenis en gewicht geeft aan ons handelen. Indien er geen goed of kwaad voorhanden zou zijn, dan wordt onze keuzevrijheid in wezen herleid tot een keuze zoals die tussen min nul en plus nul: helemaal geen keuze dus. Het vrijheidsidee impliceert verder dat de vrije keuze tot op zekere hoogte een scheppende daad is. Wat goed of slecht is, is niet eenduidig afleidbaar van het verleden en het heden. Ons rationeel inzicht in de bestaande toestand leert ons wat de randvoorwaarden zijn waarbinnen onze keuze zich moet afspelen. Maar binnen deze grenzen is onze vrije keuze een scheppend element. Wanneer we de vrije keuze opvatten als een daad van morele schepping, stuiten we op een schijnbare contradictie. Mijn goede daad kan uiteraard maar goed zijn, in de mate dat het mijn vrije daad is. In de mate dat mijn daad bepaald wordt door een of andere vorm van dwang, is de morele categorie goed/kwaad op de daad niet van toepassing. Maar anderzijds is de morele categorie goed/kwaad ook niet van toepassing op een zuiver subjectieve daad. Ik kan niet willekeurig decreteren of een bepaalde keuze moreel goed dan wel slecht is. Moraliteit impliceert door zijn aard zelf bovensubjectiviteit. Ik kan bijvoorbeeld niet zomaar decreteren dat moord goed is. Deze contradictie wordt opgelost door het inzicht dat de individuele mens, in zijn diepste kern, zelf de verschijningsvorm is van het objectief morele. Het objectief morele in de wereld verschijnt niet onder de vorm van een soort natuurwet die boven de mensen zweeft, maar verschijnt als de scheppende morele kern van de mens. Omdat de mens niet enkel over bewustzijn, maar over reflexief zelfbewustzijn beschikt, kan hij zich als subject tegenover de morele scheppingskracht plaatsen die zijn eigenlijk wezen uitmaakt, wat hem toelaat om vrij te bepalen in welke mate hij ingaat op wat zijn eigen wezen hem voorstelt. Dit vermogen om zich als subject tegenover zichzelf te plaatsen is uiteraard een noodzakelijke voorwaarde om tot vrijheid en dus tot moraliteit te komen. Maar dit volstaat nog niet om tot vrijheid te komen. Niet enkel moet de mens op nietstoffelijk vlak twee wezensdelen omvatten waarvan het ene zich als subject tegenover het andere kan plaatsen zodat vrije keuze mogelijk wordt. De vrije keuze moet, om tot verwerkelijking te komen, kunnen leiden tot een lichamelijke daad. Via zijn lichaam grijpt de mens in binnen de stoffelijke wereld; via zijn lichaam stelt hij daden. Langs deze weg zijn we tot het inzicht gekomen dat de mens als een driedelig wezen kan

opgevat worden. Indien we aanvaarden dat het onderscheid tussen goed en kwaad, tussen beter en slechter inderdaad zin heeft, dan dienen we de mens op te vatten als een drie-eenheid bestaande uit een stoffelijk lichaam, uit een eerste niet-stoffelijk deel dat we gekarakteriseerd hebben als de morele wezenskern van de mens, en uit een tweede niet- stoffelijk deel dat zich als subject tegenover het vorige kan plaatsen. We kunnen deze drie wezensdelen, in overeenstemming met de traditionele trichotomische leer, respectievelijk lichaam, geest en ziel noemen (zoals expliciet uitgesproken door Paulus op het einde van de eerste brief aan de Tessalonicenzen 5:23: De God van de vrede, Hij moge u heiligen, geheel en al. Heel uw wezen, geest, ziel en lichaam, moge ongerept bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus ). De ziel medieert tussen geest en lichaam. Het is de ziel die vrij ingaat, of niet ingaat, op wat als geest aan moreel inzicht oplicht en dit in lichamelijke handelingen overdraagt (6). (6) Het drieledig karakter van de mens werd zeer expliciet verdedigd door de kerkvader Origenes. De stellingen van Origenes werden in 543 weliswaar veroordeeld door de keizer Justinianus, maar werden nooit als ketters verklaard door een concilie. De Romeinse Catechismus van 1992 (nr.365-367) bevestigt dat de mens een tweeledig wezen is, bestaande uit lichaam en ziel. Deze catechismus verwerpt in artikel 367 het drieledig mensbeeld en verwijst daarbij naar het concilie van 869-870. De besluiten van dit laatste concilie werden echter in hun totaliteit ongeldig verklaard door een ander concilie, dat tien jaar later plaatsvond. Belangwekkend is ook dat de Romeinse Catechismus in artikel 365 de theorie bevestigt, volgens dewelke de ziel de vorm is van het lichaam. Deze theorie heeft geen Bijbelse grondslag, maar is ontleend aan Aristoteles. Hetzelfde geldt voor de opvatting volgens dewelke de ziel van de individuele mens geschapen wordt kort na de conceptie. Origenes verdedigde tegenover deze aan Aristoteles ontleende opvatting de theorie van de wedergeboorte. Voor de tekst van de catechismus, zie de website van het Vaticaan: http://www.vatican.va/archive/fra0013/ P1C.HTM Voor de gedachtenstrijd die rond deze thema s in het vroege christendom plaatsvond, zie: Jean-Marie Détré, La réincarnation et l occident. Tome I. De Platon à Origène, Parijs: Triades, 2003. Ook het werk van Michel Fromaget, L Homme tridimensionnel: Corpsâme-esprit, Albin Michel, 1996, is zeer belangwekkend. Wie gelooft dat dit soort antropologische disputen geen politieke relevantie hebben, vergist zich. De stelling dat de mens geen geest heeft doch enkel een ziel, leidt uiteindelijk tot een principiële gelijkschakeling van mens en dier, en tot de reductie van het menselijk individu tot een wezen dat enkel bestaat bij gratie van de groep of groepen waartoe het behoort. De waardigheid van het menselijk individu wortelt in het feit dat dit individu een verschijningsvorm is van het morele in de wereld. Het abstracte feit dat de menselijke individuen een verschijningsvorm zijn van het morele in de wereld hebben alle mensen gemeen. In dit abstracte opzicht zijn ze ook onderling volstrekt gelijk. Wat de concrete inhoud van de morele intuïties betreft die bij de verschillende individuen oplichten, zijn mensen daarentegen volstrekt incommensurabel. We kunnen dit vergelijken met de relaties die bestaan tussen grondkleuren als blauw, geel of rood. Deze kleuren zijn op volstrekt gelijke wijze kleur en enkel kleur. Maar de specifieke tint die ze vertegenwoordigen, is volledig onherleidbaar tot, en incommensurabel met die van de andere tinten. Democratie is een systeem waarin de menselijke individuen zich in hun hoedanigheid van moreel scheppende wezens kunnen uitleven. Dit betekent dat het gelijkheidsbeginsel enkel kan spelen op de formele domeinen waarop mensen effectief als gelijk beschouwd kunnen worden. Het gelijkheidsbeginsel mag niet binnendringen in de gebieden waar mensen individueel verschillend en incommensurabel zijn. Simpel gesteld: langs democratische weg kan wel een verkeersreglement worden opgesteld, dat bepaalt op welke wijze ik mij van het ene punt naar het andere kan begeven. Maar de democratie is onbevoegd om te bepalen naar wélke bijeenkomst ik mij dien te begeven. Welke vergadering, eredienst of meeting ik wens te bezoeken, behoort tot het domein van mijn individuele

vrijheid. Democratische besluitvorming is op haar plaats op die domeinen waar afspraken nodig zijn om het bereiken van de individuele doelstellingen te bereiken. Democratie treedt buiten haar oevers vanaf het ogenblik dat zij voorkeuren of morele doelstellingen aan de individuen gaat opleggen. Dit alles betekent niet dat democratie leidt tot geestelijke versnippering of atomisering van de mensheid. Integendeel: juist doordat de individuen geestelijke ruimte en vrijheid krijgen, kunnen zij elkaar vinden. Een staat die bijvoorbeeld eist dat de burgers elkaar respecteren, maakt daardoor juist dit respect onmogelijk, omdat authentiek respect enkel in vrijheid kan opgebracht worden. Een staat die solidariteit oplegt aan de burgers, verhindert daardoor juist de ware solidariteit, die enkel in vrijheid kan opbloeien. De staat kan met andere woorden slechts democratisch zijn in de mate dat hij van het geestesleven is gescheiden. De staat moet geen opvattingen onder de burgers verspreiden, maar dient af te wachten welke ideeën vanuit de individuen toestromen ter regeling van datgene wat door zijn aard zelf gemeenschappelijk moet worden geregeld. Anderzijds dient iemand die met geestelijke zaken, met ideeënontwikkeling of debat bezig is, zich ook afzijdig te houden van de staat, in de zin dat hij niet moet proberen om de staat op één of andere manier in te schakelen voor de oplegging of de verspreiding van zijn ideeën. In de tweede brief van Paulus aan Timotheus 2,4 wordt dit idee verwoord als: Nemo militans Deo implicat se negotiis saecularibus ( een soldaat van God laat zich niet in met de zaken van het burgerlijk leven ) (7). (7) Deze passage was in de Middeleeuwen aanleiding voor het aanstellen van de zogenaamde advocati, buitenkerkelijke personen die de wereldse belangen van de kerkelijke instellingen moesten waarnemen. Bedienaars van de kerk mochten dit niet zelf doen (zie hierover: Jean Lecomte, L Eveil de la démocratie à Fosses-la-Ville aux XIIIe et XIVe siècles, 2003, p.7 Uit het voorgaande volgt dat enkel opvattingen die daadwerkelijk het individu zijn geestelijke vrijheid gunnen, compatibel zijn met een democratische staat. Het genie van het christendom is precies hierin gelegen, dat het individu zowel in negatieve als in positieve zin deze vrijheid krijgt toebedeeld. In negatieve zin kent het christendom aan het individu zijn geestelijke vrijheid toe door zijn principiële geweldloosheid. Het evangelie predikt volstrekte geweldloosheid. Er is nergens enige passage in het Nieuw Testament te vinden waarin wordt opgeroepen tot geweld tegen de aanhangers van deze of gene mening, of tegen deze of gene groep. Integendeel, men treft in het evangelie oproepen aan tot geweldloosheid die onze kracht te boven lijken te gaan. De geschiedenis van de mensheid is grotendeels een geschiedenis van geweldspiralen. Heel wat heilsleren en godsdiensten prediken geweld tegen andersdenkenden. De evangelies gaan hier tegenin. Maar het christendom predikt ook geestelijke vrijheid in de positieve zin. Christus spreekt zijn vertrouwen uit in het vermogen van de feilbare mensen, om in vrije gemeenschap van gelijkgezinden het hemelse, dit wil zeggen de waarheid te vinden. De sleutelpassage (in letterlijke zin!) is te vinden in Mattheus, waar Christus aan Petrus zegt: Gij zijt steenrots, en op deze steenrots zal ik mijn gemeenschap bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels van het Rijk der hemelen geven en wat gij op aarde zult binden, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn (Matt.16, 18-19). (8). (8) Deze passage wordt traditioneel in de omgekeerde, hiërarchische zin geïnterpreteerd: Christus zou Petrus vast benoemd hebben tot leider van de christelijke gemeenschap, die dan door andere vast benoemde leiders zou moeten opgevolgd worden. Met deze opvatting werd eigenlijk een soort Romeins-keizerlijk principe in de christelijke kerk binnengevoerd. Ook in vele andere opzichten hebben zich vele niet-evangelische principes geënt op het institutionele christendom. Zo werden in naam van een tekst die alle geweld tegen anderen afwijst, steeds opnieuw gewelddadige vervolging georganiseerd (waardoor ondermeer de Zuidelijke Nederlanden onherstelbare historische schade heeft). opgelo-