administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Twee nieuwe productie-installaties (waterstofperoxide en propyleenoxide) op de site van BASF Antwerpen N.V. Initiatiefnemer: BASF Antwerpen N.V. Solvay N.V. Haven 725 Scheldelaan 600 B-2040 Antwerpen 29 november 2005 PRMER-120-GK
1. Inleiding BASF Antwerpen N.V., DOW N.V. en Solvay N.V. hebben het voornemen om op de blokvelden H600 en J600 van de site van Antwerpen volgende projecten te realiseren: nieuwe productie-eenheid voor de aanmaak van 280000 ton waterstofperoxide nieuwe productie-eenheid voor de aanmaak van 350000 ton propyleenoxideequivalenten per jaar. Op basis van rubriek 6a van de bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage zijn Chemische installaties voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100000 ton per jaar of meer EN chemische installaties voor de productie van anorganische chemicaliën met een productiecapaciteit van 250000 ton per jaar of meer MER-plichtig. Volgens de Cel Mer is ook rubriek 6 van bijlage I van voormeld Besluit van toepassing betreffende de geïntegreerde chemische installaties. Dit standpunt deelt de initiatiefnemer evenwel momenteel niet omdat het overleg hieromtrent met alle betrokken partijen nog niet is afgerond. De initiatiefnemer is BASF Antwerpen NV - Solvay N.V., Haven 725 Scheldelaan 600, 2040 ANTWERPEN. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 1 april 2005. De terinzagelegging liep van 19 april tot 19 mei 2005 in de stad Antwerpen. Parallel hieraan werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De richtlijnen werden betekend op 30 juni 2005. Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd: een eerste vergadering op 7 juni 2005 voor de vastlegging van de richtlijnen en een tweede als ontwerptekstbespreking op 12 september 2005. Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar de verschillende administraties en openbare besturen Cel Mer 29/11/05 2
rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Een eerste versie van het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 6 oktober 2005 en de afkeuring ervan werd met een afkeuringsverslag betekend op 7 november 2005. Een tweede versie van het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 18 november en de goedkeuring ervan wordt uiterlijk betekend op 28 december 2005 Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2. Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar presentatie en lay-out een verzorgd document geworden en is in het algemeen zeer vlot leesbaar. Het rapport bevat een duidelijke inhoudsopgave, lijsten met figuren en tabellen, een verklarende woordenlijst en een literatuurlijst. De figuren en het kaartmateriaal zijn van matige tot goede kwaliteit De bijgevoegde processchema s zijn van zeer goede kwaliteit en begrijpelijk losstaand van het leesbare gedeelte van het document. Alle relevante kaarten zijn aanwezig in het rapport of in bijlage opgenomen. Het grondplan van het bedrijf geeft aan waar de twee nieuwe proceseenheden zullen ingeplant worden. Meer gedetailleerde plannen aangaande de inplanting bevinden zich bij de projectbeschrijving. Het rapport geeft op een heldere manier het concrete doel van dit milieueffectrapport aan. Een goed overzicht van de te volgen mer-procedure wordt weergegeven. Er wordt duidelijk ingegaan op de taak van de coördinator en hoe hij deze vervult/waarneemt. Cel Mer 29/11/05 3
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b In dit hoofdstuk van de projectbeschrijving wordt kort de verantwoording van voorliggend project beschreven. In het rapport wordt de uitbreiding overwegend economisch verantwoord. 4. Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het HPPO-project bestaat uit het volgende: Een nieuwe productie-eenheid voor de aanmaak van 280.000 ton waterstofperoxide per jaar onder de vorm van 40%-oplossing waarvan maximaal 70.000 ton/jaar wordt gedestilleerd tot 70%-oplossing (HP-installatie). Een nieuwe productie-eenheid voor de aanmaak van 350.000 ton propyleenoxideequivalenten per jaar(po-installatie). De initiatiefnemer (BASF Antwerpen NV, DOW NV en Solvay NV) plant deze productieeenheden op de site van BASF Antwerpen NV. Deze installaties zullen worden ingeplant op de blokvelden H600 en G600. Propyleenoxide zal worden opgeslagen in het Centraal Tankpark. Elk productieproces wordt technisch voldoende beschreven met de nodige aandacht voor productiecapaciteiten, reactievergelijkingen en productieschema s. De productieschema s (fig. 4.1 en 5.1) zijn duidelijk opgesteld waarbij ook aangegeven wordt waar in het proces emissies ontstaan. In de projectbeschrijving wordt ook aandacht besteed aan de link die er bestaat tussen beide processen. Tabel 4.2 geeft aan dat 75% van de geproduceerde hoeveelheid waterstofperoxide 40% zal gebruikt worden uit de HP-installatie voor de PO-installatie. De helft van het geproduceerd PO is bestemd voor BASF waarvan de installatie voor de productie van polyetherolen de enige verbruiker is. Het rapport geeft niet aan welke grondstoffen aangeleverd worden door installaties van BASF. Locatiealternatieven zijn geen alternatieven waarmee rekening wordt gehouden in de effectenanalyse. Het rapport geeft aan dat de HP- en PO-installatie best ingeplant worden op het blokveld H600 en G500 omwille van een gunstige ligging ten opzichte van de leveranciers Cel Mer 29/11/05 4
van grondstoffen en energie. Het is echter niet aangegeven in het rapport of er interne leveranciers betrokken zijn en zo ja hoe deze hebben meegespeeld tot het bepalen van deze locatie. Bij de uitvoeringsalternatieven wordt voor de PO-eenheid verschillende processen opgelijst waarbij kort maar goed aangegeven wordt om welke redenen de initiatiefnemer geopteerd heeft voor het HPPO-proces. In dit hoofdstuk wordt ook getoetst aan de BBT, met name aan het BREF Large Volume Organic Chemicals. Gezien deze BREF geen specifieke info bevat over de productieprocessen wordt getoetst aan de generieke technieken die als BBT bestempeld kunnen worden voor de productie van organische stoffen. Uit de toetsing blijkt dat de door BASF NV gebruikte technologieën tot de BBT behoren. 5. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden duidelijk uitgewerkt in een matrix waarbij een volledig overzicht gegeven wordt van de relevante en nuttige niet-relevante wetgeving en beleidsplannen. Deze matrix wordt begeleid door enkele woorden van uitleg bij de wetgeving en beleidsplannen. De wetgeving en beleidsplannen, relevant voor het project, worden in het betreffende hoofdstuk verder uitgewerkt. Op het einde van dit hoofdstuk worden de administratieve voorgeschiedenis en de vergunningstoestand kort weergegeven. 6. Algemene methodologische aspecten Het ingreep-effectenschema is een overzichtelijk schema waarbij de impact van de verschillende ingrepen binnen de te behandelen disciplines wordt aangegeven. Elke discipline bestaat uit een gelijkaardige opbouw. De methodologische aspecten worden heel duidelijk en grondig per discipline uiteengezet in een apart deel (deel 2). Cel Mer 29/11/05 5
7. Bestaande toestand en milieueffecten 7.1. Bestaande toestand, geplande toestand en ontwikkelingsscenario s art.4.3.7. 1,1, g In de discipline lucht wordt de beschrijving van de emissies van de twee geplande installaties opgenomen in de projectbeschrijving. Hier worden eerst de emissiebronnen geïdentificeerd om vervolgens op basis van ontwerpgegevens een inschatting te maken van de emissies. Bij de waterstofperoxide-eenheid betreffen het de volgende emissiebronnen: Solvent-recuperatie-eenheid: hier bestaan de belangrijkste organische componenten uit trimethylbenzeen, cumeen en xyleen. Hier gaat men uit van de veronderstelling dat met de actief koolfiter een restconcentratie van 40 mg C/Nm³ kan gehaald worden. Volgens de berekeningen in het hoofdstuk Alternatieven bereikt deze een efficiëntie van 98.3% en voldoet dus aan het BBT-principe. Scrubber op de opslagtank voor waterstofperoxide: deze diffuse emissies worden verder in het MER niet beschouwd wegens niet relevant. Het MER geeft kwantitatief aan waarom deze bron niet moet besproken worden. Bij de PO-eenheid betreffen het de volgende bronnen: ERI Fakkel Opslagtank Ook hier wordt aangegeven dat een bespreking van de diffuse emissies niet vereist is wegens zeer klein. Op basis van een theoretische afschatting van de EPA-methode en ervaringsgegevens worden de fugitieve emissies ingeschat op 50 kg/j. In de discipline oppervlaktewater wordt het watergebruik van totaal BASF weergegeven evenals van de geplande installatie. Daarna bespreekt men de restwaterstromen van de respectievelijke productie-eenheden. Tabellen 4.8 en 5.8 geven een beeld op de samenstelling van het restwater dat na de restwaterbehandeling in de centrale waterzuivering behandeld wordt. Het blijft echter onduidelijk of het restwater nog andere parameters dan deze opgelijst in de tabellen 4.8 en 5.8 zou kunnen bevatten. Dit is nochtans essentiële informatie op basis van dewelke al dan niet kan geconcludeerd worden of de effecten analyse/beoordeling verder in het MER correct is. De discipline bodem en grondwater bevat geen beschrijving van de geomorfologie, geologie, bodemsamenstelling en gebruik. Er wordt wel duidelijk aangegeven dat in de grondwaterstalen Cel Mer 29/11/05 6
van de omliggende blokvelden geen overschrijdingen van de bodemsaneringsnorm werd vastgesteld behalve voor de parameter As op het blokveld J500. De blokvelden H600 en G500 werden niet opgenomen in het oriënterende bodemonderzoek. In de discipline geluid worden eerst de potentiële geluidsbronnen afgebakend. Voor de waterstofperoxide-eenheid betreffen het vooral de luchtcompressoren, hydrogenatie en reiniging van de werkoplossing. Op basis van een gelijkaardige installatie in Duitsland en een aantal geplande milderende maatregelen stelt de deskundige dat het geluidsvermogenniveau voor deze installatie 109 db(a) zal bedragen. Dit geluidsvermogenniveau zal voor de immissieberekeningen over drie deelbronnen verdeeld worden. De belangrijkste geluidsbronnen binnen de PO-installatie zijn de pompen, compressoren, blower en leidingen. De fakkel wordt wegens zeer beperkt gebruik niet in rekening genomen. Het geluidsvermogenniveau van de PO-installatie, rekening houdend met een aantal milderende maatregelen, wordt geschat op 104 db(a). In de discipline mens hanteert de deskundige de methodologie van de Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg, doch beschrijft de referentiesituatie zeer summier. 7.2. Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7. 1,2, a, b, c Voor de discipline lucht wordt eerst op basis van een significantie-analyse bepaald welke parameters relevant zijn. Vervolgens wordt de bijdrage van de relevante parameters (NO x en VOS) aan de immissiekwaliteit van de omgevingslucht bepaald. Deze bijdrage wordt enkel in de geplande situatie bepaald. Het rapport geeft niet aan wat de bijdrage is van BASF (voor de relevante parameters) ten opzichte van de huidige omgevingskwaliteit in de referentiesituatie. Uit de effectberekening kan besloten worden dat de geplande productie-eenheden voor de parameter NO x zorgen voor een verhoging van de bijdrage van max. 5.9% (voor de piekemmissies) ten opzichte van de weerhouden toetsingswaarden. Voor de parameter VOS bedraagt deze bijdrage max. 1%. De deskundige beoordeelt deze bijdrage als aanvaardbaar. De bijdrage wordt enkel beoordeeld ten opzichte van de kwaliteitsdoelstellingen. Het is echter gangbaar binnen de milieueffectrapportage om de bijdrage eveneens te toetsen aan de huidige kwaliteit en niet enkel aan de geldende milieukwaliteitsdoelstellingen. Er worden geen extra milderende maatregelen voorgesteld. Cel Mer 29/11/05 7
De discipline oppervlaktewater geeft het aandeel van de referentiesituatie enerzijds en de geplande situatie anderzijds in de totale door de Schelde afgevoerde vuilvracht weer. Ook hier moet benadrukt worden dat de procentueel bijdrage enkel afgetoetst wordt ten opzichte van de basiskwaliteitsnormen en helaas niet ten opzichte van de huidige kwaliteit. Deze laatste beoordeling is vooral doorslaggevend voor de parameter totaal stikstof. Net als in de discipline lucht moet ook hier opgemerkt worden dat het binnen de milieueffectrapportage gangbaar is om de bijdrage eveneens te toetsen aan de huidige kwaliteit en niet enkel aan de geldende milieukwaliteitsdoelstellingen. De berekeningen en beoordelingen worden grondige uitgevoerd voor de parameters CZV, totaal fenolen en N tot. Aangezien uit de referentiesituatie niet met zekerheid blijkt dat het afvalwater niet zal belast zijn met andere parameters, is de effectenanalyse/beoordeling mogelijks onvolledig. Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. Voor de discipline bodem en grondwater geeft men aan dat de risico s bestaan in Incidentele lekken Daling van de infiltratie door bijkomende bebouwing Gezien zowel de bestaande als de nieuwe installaties voorzien worden van bodembeschermende maatregelen volgens de huidige stand van de techniek schat de deskundige het risico op nieuwe bodemverontreiniging beperkt in. Gezien op de aanpalende blokvelden geen bodem en of grondwaterverontreiniging werd vastgesteld zullen de bemalingswerken niet leiden tot migratie van grondwaterverontreinigingen. De watertoets wordt volledig uitgevoerd. De informatie is echter wel verspreid over de discipline oppervlaktewater, bodem en grondwater en het hoofdstuk Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen. Er worden geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld. In de discipline geluid en trillingen worden voor de effectenanalyse naar de omgeving eerst het huidige omgevingsgeluid besproken op basis van metingen ten westen, ten noorden en ten oosten (op 200 m van het BASF terrein). Vervolgens bespreekt de deskundige het omgevingsgeluid op 200 m van de blokveldgrenzen. Op basis van de ingeschatte geluidsvermogenniveaus van de nieuwe installaties werden immissieberekeningen uitgevoerd op 200 m van de grens van het industrieterrein. De resultaten zijn opgenomen in tabel 9.23. De Vlarem-normen worden gerespecteerd. Tevens wordt geen Cel Mer 29/11/05 8
verhoging van het omgevingsgeluid verwacht. Tabel 9.24 geeft het berekende geluidsimmisseiniveau van de nieuwe installaties op 200 m van de blokveldgrenzen. Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. Het is wel aangewezen dat na ingebruikname van beide productie-eenheden het geluidsvermogenniveau wordt getoetst aan de gemaakte veronderstellingen. De methodologie gehanteerd binnen de discipline mens volgt de methode van APSG. Voor de parameters NO x, xyleen, cumeen en trimethylbenzeen wordt de blootstelling aan de bijdrage van de nieuwe productie-eenheden alsook de globale imissieconcentratie beoordeeld. Zoals reeds eerder gesteld moet NO x als kritische parameter beschouwd worden. Effecten ten gevolge van de andere chemische agentia worden als verwaarloosbaar geacht. Met betrekking tot het verkeer veronderstelt de deskundige dat de werknemers/contractors en het goederentransport per weg allemaal op hetzelfde moment op de Scheldelaan aanwezig zijn. Hierdoor krijgt men een worst-case benadering van de effecten. In het deel fauna en flora beschrijft de deskundige eerst de faunistische en floristische waarde van de beschermde gebieden die gelegen zijn binnen het invloedsgebied van BASF. Het betreffen hier in de eerste plaats het Groot Buitenschoor en het Galgenschoor. Deze beschrijving is helder en volledig. De kwaliteit van de bijgevoegde kaarten is evenwel niet steeds even goed. Bij de effectenanalyse spitst de deskundige zich vooral toe op de ecotoxicologische aspecten van atmosferische emissies en effluentlozingen enerzijds en de verstoringseffecten ten gevolge van geluidsemissies en verlichting. Bij de bespreking van de ecotoxicologische aspecten door atmosferische emissies wijst het MER er op dat de jaargemiddelde concentratie van 30 µg/m³ NO x niet mag overschreden worden om directe effecten op gevoelige planten te vermijden. Tabel 9.39 geeft aan dat deze norm duidelijk overschreden is doch de deskundige stelt dat er geen directe effecten te verwachten zijn ten gevolge van de bijdrage van de beschouwde productie-eenheden. Het is wel niet helemaal duidelijk welke effecten er nu te verwachten zijn, of er gevoelige planten in de omgeving aanwezig zijn en of de draagkracht van omgeving nog volstaat voor de bijkomende emissies van de nieuwe productie-eenheden. Het hoofdstuk fauna en flora bevat eveneens een passende beoordeling. Gezien het project mogelijks grensoverschrijdende effecten veroorzaakt, wordt in het MER aan de respectievelijke wetgeving getoetst. Deze informatie is echter versnipperd aanwezig wat de leesbaarheid niet bevorderd. Cel Mer 29/11/05 9
7.3. Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Een vergelijking van alternatieven wordt niet gedaan in een apart hoofdstuk van het rapport. 8. Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet bondig opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten worden niet opgedeeld naar de leemten m.b.t. project, aangaande methode en inzicht. Er wordt wel duidelijk aangegeven hoe met de leemte werd omgegaan. 9. Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d Het rapport bevat een apart hoofdstuk monitoring en evaluatie. De belangrijkste opvolgmaatregel bestaat er in het ingeschatte geluidsvermogenniveau te toetsen aan de werkelijkheid na ingebruikname. 10. Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Dit hoofdstuk geeft per discipline een beknopte leesbare samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Dit hoofdstuk bevat eveneens een discipline-overschrijdende besluitvorming. 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 Cel Mer 29/11/05 10
In dit hoofdstuk wordt aangegeven dat het aantal werknemers zal toenemen van 3500 naar 3590 waarvan 10 contractors. Aangaande de investeringen wordt enkel meegedeeld dat deze aanzienlijk zijn. Op de gebruikte materialen wordt niet ingegaan. 12. Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat hier de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen worden deels in de samenvatting opgenomen. Cel Mer 29/11/05 11
13. Besluit Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend door BASF Antwerpen NV.-Solvay NV, op 18 november 2005 goedgekeurd.. 29 november 2005, Voor het afdelingshoofd, afwezig Ir. L. Janssens Celverantwoordelijke NTMB Cel Mer 29/11/05 12