Startrekenen 1F. Leerwerkboek rekenen deel B SANDER HEEBELS IRENE LUGTEN JELTE FOLKERTSMA JASPER VAN ABSWOUDE



Vergelijkbare documenten
Startrekenen 2F vo. Leerwerkboek rekenen deel B SARI WOLTERS IRENE LUGTEN CYRIEL KLUITERS MARLOES KRAMER PASCAL DE WIT

Startrekenen 1F. Leerwerkboek rekenen deel A SANDER HEEBELS IRENE LUGTEN JELTE FOLKERTSMA JASPER VAN ABSWOUDE

Startrekenen 2F vo. Leerwerkboek rekenen deel A SARI WOLTERS IRENE LUGTEN CYRIEL KLUITERS MARLOES KRAMER PASCAL DE WIT

Startrekenen 3F. Leerwerkboek rekenen deel B ROB LAGENDIJK KRISTEL SCHAAP PASCAL DE WIT MARLOES KRAMER IRENE LUGTEN

Startrekenen Vooraf. Leerwerkboek rekenen deel B. Op weg naar 1F

Leerwerkboek rekenen. Rekenen tot 100. Startrekenen Instap

Leerwerkboek rekenen deel A. Op weg naar 1F. Startrekenen Vooraf

STUDIEHANDLEDIG REKENEN

Startrekenen 2F mbo. Leerwerkboek rekenen deel A

Startrekenen 3F. Leerwerkboek rekenen deel A ROB LAGENDIJK KRISTEL SCHAAP PASCAL DE WIT MARLOES KRAMER IRENE LUGTEN

Startrekenen 2F mbo. Leerwerkboek rekenen deel A

STUDIEHANDLEDIG REKENEN

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 3

Leerlijnen groep 6 Wereld in Getallen

Werkblad 20A. tijd. kwart over 12. half 6 10 over 9 10 voor 7 5 over

Curriculum Leerroute 4 Rekenen, meten, tijd en geld

Leerlijnen groep 5 Wereld in Getallen

Scoreblad bewis 01. naam cursist: naam afnemer: werkpunt. niet goed. tellen. getalbegrip. algemeen bewerking en. optellen en.

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Stenvertblok Rekenen 4 Antwoorden

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5

rekenboek 6a taken

Hieronder ziet u per 2 blokken wat er getoetst wordt in groep 4

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

INSIGHT Rekentoets. Spoorboekje. Tijd voor rekenen!

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 6 AFRONDEN Inleiding Cijfers Verstandig afronden 48 BLZ

Toetswijzer examen Cool 2.1

Examen VMBO-BB. wiskunde CSE BB. tijdvak 1 vrijdag 24 mei uur

Groei gewicht. gemiddeld gewicht. 3 jaar leeftijd (maanden/jaren) 1 jaar. 2 jaar

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Hoeveel keer moet ik 15 gooien? 60 punten Matz wil 60 punten halen met blikgooien. Maak sommen.

Aanvulling hoofdstuk 1

handleiding pagina s 964 tot Handleiding 1.1 Kopieerbladen pagina 915: km Huistaken huistaak 27: bladzijde Werkboek 3 Posters

Groep 3. Getalbegrip hele getallen. Optellen en aftrekken. Geld

Onthoudboekje rekenen

Overstapprogramma 6-7

Inhoud kaartenbak groep 8

Cursus rekendidactiek. Bijeenkomst 5 29 januari 2013 monica wijers, vincent jonker Freudenthal Instituut

Inleiding tot de natuurkunde

Inhoudsopgave. Inleiding 4. De digitale klok 6. Hele uren 8. Halve uren 14. Kwartieren en 10 minuten 24. Minuten 29. Klokkijken gemengd 33

Er is 3 deel van de punten. gehaald. Dat zijn 60 punten. Hoeveel punten kun je in totaal verdienen? 400 cm. som: 200 cm. som:

Leerjaar 3: Doelenlijst Rekenen/Wiskunde voor leerroute A, B en C

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben.

Voorbeeldtoets 2F vmbo, voor veldraadpleging

Welkom op de informatieavond. Groep 5 en 6 Dinsdag 22 september 2015

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12

Netwerkdiagram voor een project. AOA: Activities On Arrows - activiteiten op de pijlen.

Leerjaar 4: Doelenlijst Rekenen/Wiskunde voor leerroute A, B en C

Reken je wijs. De kunst van het leren rekenen. Benito Kaarsbaan. aantal x tijd in jaren ,5

handleiding pagina s 430 tot Handleiding 1.2 Huistaken nihil 2 Werkboek 5A: bladzijden 60, 61, 69, 75 en 76 5B: bladzijden 6, 15, 21, 22 en 23

1. Wat is de temperatuur vandaag? Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 1: de leerlingen leren hoeveelheidsbegrippen gebruiken en herkennen.

Methodeoverzicht rekenen vo

Niveau 2F Lesinhouden Rekenen

Inhoudsopgave. Voorwoord 1. Wet- en regelgeving 2. Studiemeter.nl 4. Rekenniveautest (RNT) 6. Startekenen Instap - Rekenen tot 100 6

blok 7 les 6 In elke zak 10 poffertjes In 1 zak 10. Lekker! Vul de open plaatsen in. borden glazen zakken dozen

De rekenlessen van het ICT College (mbo-3) Een praktijkonderzoek van Laura Martens

Instructieboek Koken. Voor de Mpower-coach

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010

Naam:... Nr... 5,20 5,21 5,24 5,27 5,28 5,30 5,270 5,271 5,274 5,278 5,280 1,555 1,505 6,250 6,025 0,07 0,007

handleiding pagina s 198 tot Handleiding

a a Hoe hoog is de kleinste toren op het plaatje? 97 m b d Hoe oud zijn de Martinitoren en de Eiffeltoren? De Martinitoren is meer dan

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen

Rekenonderwijs op SG Newton

Naam:... Nr... SPRONG 7

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

Hoe is SmartRekenen opgebouwd?

Rekenen Oefenboek (2) Geschikt voor LVS-toetsen van CITO 3.0 Groep 6

Deel C. Breuken. vermenigvuldigen en delen

7. Van huis naar school. Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 1: de leerlingen leren hoeveelheidsbegrippen gebruiken en herkennen.

Doel: Je kunt je eigen lichaamsgewicht beoordelen en diagrammen invullen en aflezen.

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend duizend Andersom ,6 duizend ,5 duizend

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

LEERWERKBOEK. 2F Meten en meetkunde. Les Schaal

Opleiding docent rekenen MBO. 18 april 2016 Achtste bijeenkomst

Examen VMBO-BB. wiskunde CSE BB. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

12 Tijd. Klokkijken. Een plank van 3 m en 20 cm wordt in 4 gelijke stukken gezaagd. Hoe lang is elk stuk? 3 m en 20 cm = 320 cm. 320 cm : 4 = 80 cm

Onthoudboekje rekenen

Een breuk is een getal dat kleiner is dan 1. Als je iets in tweeën, drieën, vieren enz. breekt, dan krijg je een breuk.

Deel A. Breuken vergelijken

Schaal. Met behulp van de werkelijke grootte en de afgebeelde grootte kun je de schaal berekenen.

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Er is 3 deel van de punten. gehaald. Dat zijn 60 punten. Hoeveel punten kun je in totaal verdienen? 400 cm. som: 200 cm. som:

Praat-plaat. de dag. aad/thema/de dag werkblad 1

Begin situatie Wiskunde/Rekenen. VMBO BB leerling

IJS FABRIEK GEITENMELK

Getal & Ruimte Junior Opstapprogramma Meten en meetkunde

Getal & Ruimte Junior Opstapprogramma Meten en meetkunde

Een les met WOW - Temperatuur

Blok 1 Herhalingstoets

Meten in de methode Rekenrijk

Rollend meetwiel. Notities voor de leerkracht. Wetenschap Afstanden meten Schaalverdelingen kalibreren Wetenschappelijk onderzoek

Opleiding docent rekenen MBO. 23 november 2018 vierde bijeenkomst Groep Nova 5

antwoorden jaargroep 4 reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs blok werkboek Bedenk zelf maar sommen met poffertjes!

REKENMODULE PROCENTEN VERHOUDINGEN

1. Hoeveel per stuk? a. Hiernaast zie je vier aanbiedingen uit de supermarkt. Hoeveel moet je per stuk ongeveer betalen?...

1.1 Wat zijn negatieve getallen? Een negatief getal is een getal dat kleiner is dan 0. Een negatief getal is kleiner dan 0.

Leerstofoverzicht groep 3

Rekenportfolio referentieniveau 3F

Kies 2. Leerwerkboek burgerschap SANDER HEEBELS PETRI BENSCHOP MENNO BEEKHUIZEN MARK OOMEN HANNEKE SCHOTTERT

Transcriptie:

Startrekenen 1F Leerwerkboek rekenen deel B SANDER HEEBELS IRENE LUGTEN JELTE FOLKERTSMA JASPER VAN ABSWOUDE SHARON TELKAMP MARK OOMEN SARI WOLTERS ROB LAGENDIJK RIEKE WYNIA

Inhoudsopgave Startrekenen 1F deel B Verantwoording van de methode 5 Woord aan de leerling 10 Domein 3: Meten en meetkunde Hoofdstuk 12 Lijnen en figuren 12 12.1 Lijnen 13 12.2 Tweedimensionale figuren 15 12.3 Driedimensionale figuren 20 Hoofdstuk 13 Lengte en oppervlakte 26 13.1 Lengtematen 27 13.2 Lengte opmeten 36 13.3 Omtrek 41 13.4 Oppervlakte 45 Hoofdstuk 14 Inhoud en gewicht 58 14.1 Inhoud 59 14.2 Gewicht 68 14.3 Rekenen met inhoud en gewicht 75 Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur 86 15.1 Tijd 87 15.2 Tijd omrekenen 103 15.3 Temperatuur 109 15.4 Rekenen met tijd en temperatuur 115 Hoofdstuk 16 Kaarten en routes 126 16.1 Kaarten en plattegronden 127 16.2 Schaal 135 16.3 Routes 139 Eindproject Meten en meetkunde 150 3

Domein 4: Verbanden Hoofdstuk 17 Schema s 160 17.1 Schema s aflezen 161 17.2 Schema s invullen 168 Hoofdstuk 18 Tabellen 176 18.1 Tabellen aflezen 177 18.2 Tabellen invullen 183 18.3 Rekenen met tabellen 186 Hoofdstuk 19 Diagrammen 194 19.1 Staafdiagrammen 195 19.2 Cirkeldiagrammen 205 19.3 Lijndiagrammen 209 19.4 Rekenen met diagrammen 214 Hoofdstuk 20 Patronen 222 20.1 Patronen 223 20.2 Patronen in tabellen 227 20.3 Patronen in lijndiagrammen 231 Eindproject Verbanden 238 Knipbladen 249 Trefwoordenregister 267 4

Meten en meetkunde Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur Startopdracht Joost werkt als badmeester. Hij meet om half zes s middags de temperatuur van het zwembadwater. Schrijf de temperatuur op. Teken ook de tijd met wijzers in de klok. 86

Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur 15.1 Tijd Theorie Tijd geeft aan hoe laat het is, hoe lang iets duurt of wanneer iets gebeurt. Tijd wordt opgeschreven met een eenheid. Voorbeeld Keniaan loopt nieuw wereldrecord! Op 25 september 2011 heeft Patrick Makau uit Kenia een nieuw wereldrecord gelopen. Hij liep de marathon in een tijd van 2 uur, 3 minuten en 38 seconden. Theorie Belangrijke eenheden voor tijd zijn uur, minuut en seconde. Deze eenheden gebruik je om aan te geven hoe laat het is of hoe lang iets duurt. Voorbeeld De rit van Groningen naar Maastricht duurt 4 uur. De trein heeft 15 minuten vertraging. Het telefoongesprek duurde 45 seconden. Opdracht 1 Vul steeds de juiste eenheid in. Kies uit: uur, minuten of seconden. a. De vlucht van Amsterdam naar New York duurt 9 b. Van het huis naar de bushalte is het 5 lopen. c. Het koken van een ei duurt 6 d. Een atleet loopt de 100 meter in ongeveer 10 e. De jongen heeft deze week 12 gewerkt. f. Het opwarmen van een flesje melk in de magnetron duurt 40 87

Meten en meetkunde Theorie Je kunt minuten en seconden ook naar elkaar omrekenen. 1 minuut is gelijk aan 60 seconden. Als je van minuten naar seconden omrekent, vermenigvuldig je met 60. Als je van seconden naar minuten omrekent, deel je door 60. Voorbeeld Een liedje op de radio duurt 4 minuten. Hoeveel seconden zijn dat? 60 4 minuten = 240 seconden Het liedje duurt 240 seconden. Voorbeeld Frits poetst 120 seconden zijn tanden. Hoeveel minuten zijn dat? : 60 120 seconden = 2 minuten Frits poetst 2 minuten zijn tanden. Opdracht 13 Reken uit. a. Marieke belt 6 minuten. Hoeveel seconden belt Marieke? b. De blessuretijd van een voetbalwedstrijd duurt 180 seconden. Hoeveel minuten duurt de blessuretijd? c. Ahmed doucht 8 minuten. Hoeveel seconden doucht Ahmed? d. Een schaatser schaatst één ronde in 30 seconden. In hoeveel minuten schaatst de schaatser één ronde? 104

Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur Opdracht 14 Bekijk de afbeelding. Popcorn 2,5 minuten 650 Watt Hoeveel seconden moet de popcorn in de magnetron? Schrijf de berekening op. Opdracht 15 Een trein heeft 30 minuten vertraging. Hoeveel uur vertraging heeft deze trein? Schrijf de berekening op. Opdracht 16 Bekijk de afbeelding. Hoeveel minuten duurt het downloaden nog? Schrijf de berekening op. 105

Meten en meetkunde Theorie De temperatuur kan ook lager zijn dan 0 C. De temperatuur is dan onder nul. Als de temperatuur onder nul is, vriest het. Om aan te geven dat de temperatuur onder nul is, schrijf je een minteken voor de temperatuur. Voorbeeld Zaterdag wordt het niet kouder dan -4 graden Celsius. -4 C Dinsdag wordt het niet kouder dan -10 graden Celsius. -10 C Opdracht 22 Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. a. Verwarm de oven voor op 180 graden. b. Morgen vriest het 7 graden. c. De middagtemperatuur is 20 graden. d. Vannacht daalt het kwik tot 5 graden onder nul. e. Water kookt bij 100 graden. 110

Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur Opdracht 23 Bekijk de afbeelding. a. Wat is de hoogste temperatuur op de weerkaart? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. b. Wat is de laagste temperatuur op de weerkaart? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. Opdracht 24 Bekijk de afbeelding. maandag dinsdag woensdag donderdag Nacht 1 C -1 C -4 C -2 C Dag 6 C 5 C 1 C 5 C a. Wat is overdag de hoogste temperatuur? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. b. Wat is overdag de laagste temperatuur? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. c. Wat is s nachts de hoogste temperatuur? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. d. Wat is s nachts de laagste temperatuur? Schrijf de temperatuur op met de juiste eenheid. 111

Meten en meetkunde Opdracht 36 Bekijk het recept. a. De oventhermometer geeft 110 C aan. Reken uit hoeveel graden de temperatuur in de oven nog moet stijgen. b. De hartige taart gaat om kwart over zes s avonds de oven in. Reken uit hoe laat de hartige taart klaar is. Opdracht 37 Bekijk de afbeeldingen. 122

Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur a. Reken het verschil uit tussen de hoogste en de laagste temperatuur bij weermeting 1. Schrijf de berekening op. b. De twee metingen zijn van hetzelfde jaar. Vul in: weermeting 2 is maanden en dagen na weermeting 1. c. Geef op de kaartjes aan op welke plek de temperatuur het minst gedaald is tussen de twee metingen. Eindopdracht Joost is badmeester in het zwembad. Hij meet elke twee weken een aantal keer per dag de temperatuur van het zwembadwater. Jij helpt Joost bij het meten van de tijden en temperaturen. Je doet dat in een aantal stappen. Stap 1 Bekijk de volgende twee bladzijden. Stap 2 Bekijk de klokken op de bladzijde 125. De analoge klok geeft het tijdstip van meting 2 aan. De digitale klok geeft het tijdstip van meting 4 aan. Schrijf de tijdstippen in het schema op bladzijde 125. Stap 3 Meting 1 is 1 uur en 20 minuten eerder dan meting 2. Meting 3 is 1 uur en 12 minuten later dan meting 2. Meting 5 is 1 uur en 36 minuten later dan meting 4. Reken de tijdstippen van meting 1, meting 3 en meting 5 uit. Schrijf de uitkomsten in het schema op bladzijde 125. Meting 1: Meting 3: Meting 5: 123

Meten en meetkunde Stap 4 Bekijk de thermometers op de volgende bladzijde. De digitale thermometer geeft de temperatuur van het recreatiebad aan. De bovenste temperatuur is de temperatuur tijdens meting 1. Schrijf de temperatuur in het schema. Stap 5 De analoge thermometer geeft de temperatuur van het wedstrijdbad aan tijdens meting 1. Schrijf de temperatuur in het schema. Stap 6 De onderste temperatuur op de digitale thermometer is de ingestelde temperatuur van het recreatiebad. Tijdens meting 2, 3 en 4 heeft het recreatiebad deze temperatuur. Schrijf de temperaturen in het schema. Stap 7 De ingestelde temperatuur van het wedstrijdbad is 5 graden kouder dan de ingestelde temperatuur van het recreatiebad. Tijdens meting 2, 3 en 4 heeft het wedstrijdbad deze temperatuur. Reken de temperatuur uit. Schrijf de uitkomst in het schema. Stap 8 Na meting 4 gaat de verwarming van het zwembad uit. Bij meting 5 is de temperatuur van beide baden met 3 graden gedaald. Reken de temperaturen uit. Schrijf de uitkomsten in het schema. Stap 9 Over twee weken moet Joost de temperatuur van de zwembaden weer opmeten. Reken uit op welke datum dat is. Schrijf de juiste datum in het schema. 124

Hoofdstuk 15 Tijd en temperatuur + - Temperatuur zwembaden Datum: 15 augustus Datum volgende metingen: Meting Tijd Temperatuur recreatiebad Temperatuur wedstrijdbad 1 : 2 : 3 : 4 : 5 : 125

Meten en meetkunde Eindproject Meten en meetkunde Frits heeft een nieuwe kamer gevonden. Voordat hij gaat verhuizen, wil hij eerst schilderen. Frits heeft niet veel geld kunnen sparen. Hij vraagt zich daarom af hoeveel de verhuizing hem gaat kosten. Onderdeel 1: Schilderen Opdracht 1 Bekijk de plattegrond van de kamer. Raam 1: oppervlakte 1,6 m 2 Raam 2: oppervlakte 1,4 m 2 Meet de lengte en de breedte van de kamer op met een liniaal. Lengte: Breedte: Opdracht 2 De schaal van de plattegrond is 1 : 50. Reken de lengte en de breedte van de kamer in het echt uit. Schrijf de berekeningen op. Schrijf de uitkomsten op in meters. Lengte: Breedte: 150

Eindproject Opdracht 3 De muur is overal 3 meter hoog. Frits wil twee muren wit schilderen: de twee muren met een raam erin. Reken de totale oppervlakte van de twee muren met de ramen uit. Schrijf de berekening op. Oppervlakte muur 1: Oppervlakte muur 2: Totale oppervlakte: Opdracht 4 Frits schildert de ramen zelf natuurlijk niet. Reken de totale oppervlakte uit die hij wel moet schilderen. Schrijf de berekening op. Opdracht 5 Met 1 liter witte verf kun je 6 m 2 verven. Reken uit hoeveel liter verf Frits nodig heeft. Schrijf de berekening op. Opdracht 6 De bouwmarkt verkoopt potten witte verf in drie formaten. 40 14 2,5 L 25 5 L 10 L Hoeveel kost de witte verf die Frits moet kopen? Schrijf het antwoord in het vak. Kosten verf: 151

Twee leerwerkboeken Startrekenen 1F bestaat uit twee leerwerkboeken. In deel A oefen je met de domeinen Getallen en Verhoudingen. In deel B oefen je met de domeinen Meten & meetkunde en Verbanden. Elk domein bestaat uit een aantal hoofdstukken. Elk hoofdstuk heeft een eigen onderwerp. Opbouw van een hoofdstuk Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd: startopdracht: deze opdracht aan het begin van een hoofdstuk probeer je op je eigen manier op te lossen. theorie, voorbeelden en opdrachten: na de startopdracht lees je theorie en bekijk je voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Daarna maak je de opdrachten die bij de theorie horen. eindopdracht: aan het einde van een hoofdstuk maak je een eindopdracht waarin alles wat je in een hoofdstuk hebt geleerd opnieuw aan bod komt. Eindproject Aan het eind van elk domein, maak je een eindproject. In dit eindproject los je een lastig rekenprobleem uit de praktijk op. Extra oefenen In Startrekenen Online kun je extra oefenen met opdrachten en onderwerpen die je lastig vindt. Je kunt ook oefenen met opdrachten en onderwerpen op een hoger niveau. De extra oefeningen maak je in overleg met de docent. Voor het online oefenen heb je namelijk een inlogcode nodig. ISBN 978-9-491-69942-9 978-94-91699-429 9 789491 699429