Samenvatting Hoofdstuk 1 Samenvatting door C. 685 woorden 24 juni 2016 7,8 1 keer beoordeeld Vak Methode New interface H1 Lesson 1 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 1 van 6
Nederlands 1 to step out of ergens uit stappen 2 wet nat 3 to swim / swam / swum zwemmen / zwom / gezwommen 4 pool zwembad 5 to wake up / woke / woken wakker maken / maakte / gemaakt 6 energetic energiek, vol energie 7 exercise lichaamsbeweging 8 break pauze 9 unbelievable ongelofelijk 10 sheet laken 11 shock schok 12 road accident verkeersongeluk 13 far veel 14 to hit / hit / hit raken / raakte(n) / geraakt 15 awful verschrikkelijk 16 crash botsing 17 injured gewond 18 to run into / ran / run tegenaan botsen, aanrijden 19 to knock stoten 20 damage schade, letsel 21 mountain bike mountainbike 22 hurt gewond 23 to repeat herhalen 24 information informatie 25 detail detail 26 nightmare nachtmerrie 27 to take place / took / taken plaatsvinden / vond plaats / plaatsgevonden 28 to cycle fietsen 29 off road off road 30 bone bot 31 conscious bij bewustzijn 32 to live leven 33 to die sterven, doodgaan 34 refreshing verfrissend 35 to dash zich haasten 36 to tremble beven 37 to skid slippen 38 to head back teruggaan 39 stretch of road stuk weg https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 2 van 6
Lesson 2 Nederlands 1 motorist automobilist 2 to accuse of beschuldigen van 3 to shock laten schrikken, schokken 4 country road landweg 5 to return teruggaan 6 pavement stoep 7 cycle lane fietspad 8 bend bocht 9 oil olie 10 to drive / drove / driven rijden, besturen / reed / gereden 11 ditch sloot, greppel 12 builder bouwvakker 13 unhurt ongedeerd 14 ambulance ambulance, ziekenwagen 15 to rush snel brengen, met spoed brengen 16 Accident and Emergency Unit afdeling spoedeisende hulp 17 Royal koninklijk 18 spokesperson woordvoerder 19 to break / broke / broken breken / brak / gebroken 20 injury verwonding 21 general algemeen, gewoon 22 ward afdeling 23 serious ernstig 24 pub café 25 officer politieagent 26 drunk dronken 27 therefore dus, daarom 28 illegal illegaal 29 as terwijl 30 condition toestand 31 alcohol alcohol 32 acceptable acceptabel, aanvaardbaar 33 to improve verbeteren 34 situation situatie 35 infirmary ziekenhuis 36 breath test ademtest https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 3 van 6
Lesson 3 Nederlands 1 doctor dokter 2 floor verdieping, etage 3 down aan het eind van, verderop in 4 corridor gang 5 to smell / smelt / smelt ruiken / rook / geroken 6 to rub inwrijven 7 sterilizing stuff ontsmettingsspul 8 nurse verpleger, verpleegster 9 worried bezorgd, ongerust 10 to hug knuffelen 11 bruise kneuzing 12 cast gips 13 cast gipsverband 14 cartoon cartoon, spotprent 15 reading iets om te lezen 16 mountain biking mountainbiken 17 mags tijdschriften 18 lucky one geluksvogel 19 to be into / was, were / been erg mee bezig zijn 20 extreme sports extreme sporten 21 crash ongeluk 22 physiotherapy fysiotherapie 23 operation operatie 24 X-ray röntgenfoto 25 consultant behandelend arts 26 optimistic optimistisch 27 encouraging bemoedigend 28 scary eng 29 wheelchair rolstoel 30 a while een poosje 31 to mend herstellen 32 to cheer up opbeuren, opvrolijken 33 packet pakje 34 artistic artistiek 35 genius genie, genialiteit 36 yours truly ondergetekende 37 toe teen 38 germ ziektekiem, bacil 39 to be a write-off afgeschreven zijn https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 4 van 6
Grammatica Present simple (tegenwoordige tijd) çè present continuous Je gebruikt de present simple als iets vaak, regelmatig, altijd gebeurt. Meestal staat er een woord als always, usually, often in de zin. Je gebruikt de present continuous wanneer iets nu bezig of aan de gang is. Vaak staat er een woord als now of at the moment in de zin. Past simple (verleden tijd) Vorm: Bij regelmatige werkwoorden eindigt de past simple op -ed. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm voor de past simple. In vragende en ontkennende zinnen gebruik je did of didn t + hele werkwoord. Gebruik: Je gebruikt de past simple als iets in het verleden gebeurd is en het is wel belangrijk wanneer. Vaak staat er een tijdsbepaling in de zin. Past continuous Vorm: Gebruik: Past continuous: verleden tijd van to be (was / were) + werkwoorden + -ing Je gebruikt de past continuous als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden bezig was, of als je zegt wat je toen aan het doen was. Wat er gebeurde staat vaak in een bijzin die met when begint. Much / many little / few a little / a few Much: Many: Little: Few: A little: A few: Veel + enkelvoud Veel + meervoud Weinig + enkelvoud Weinig + meervoud Een beetje + enkelvoud Een paar + meervoud Past simple (verleden tijd) çè past continuous Je gebruikt de past simple wanneer je wilt zeggen wanneer iets gebeurde. Meestal staat er een tijdsbepaling in de zin. Je gebruikt de past continuous wanneer je wilt zeggen wat er aan de gang was toen iets gebeurde. Wat er gebeurde staat vaak in een bijzin die met when begint. My mine of mine My (mijn) Mine (die van mij) Of mine (van mij) Your (jouw) Yours (die van jou) Of yours (van jou) His (zijn) His (die van hem) Of his (van hem) Her (haar) Hers (die van haar) Of hers (van haar) Our (onze) Ours (die van ons) Of ours (van ons) Their (hun) Theirs (die van hen) Of theirs (van hen) https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 5 van 6
Als het niet om personen gaat, gebruik je its: The stream at the bottom of the garden has just burst its banks. Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs) Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm voor de verleden tijd (past simple) en het voltooid deelwoord (part participle). Moeten (verplicht zijn) Moeten (verplicht) è have to + hele werkwoord Hey, we have to stay positive, Josie. She has to come to another meeting. The people of Tolchester have to decide what they can do. I ll have to be in a wheelchair for a while. Niet hoeven è don t / doesn t have to + hele werkwoord You don t have to look so worried! He won t have to be in a wheelchair at all. She doesn t have to invite them, does she? Lidwoorden (articles) Soms gebruik je in het lidwoorden terwijl wij dat in het Nederlands niet zouden doen. En soms is het net andersom. Het bepaalde lidwoord: the. Je gebruikt het niet (Ø): Bij publieke gebouwen (als het gaat om de functie ervan); Voor de namen van jaargetijden. Maar wel: Als je het gebouw zelf bedoelt; Als je een bepaald seizoen bedoelt. Het onbepaalde lidwoord: a / an. Je gebruikt het wel: Bij beroepen. Maar niet: Als dit beroep maar door 1 persoon kan worden uitgeoefend. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-hoofdstuk-1-96509 Pagina 6 van 6