Categorie-specifieke Recurring Utterances



Vergelijkbare documenten
Comprehensive Aphasia Test (CAT) CAT workshop juni Evy Visch-Brink

inhoud Voorwoord deel i: neurowetenschappen in taal en taalstoornissen Hst 1: Historisch overzicht van de afasiologie...

Kijk eens in het brein!


Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag

SMTA. Uitgangspunt SMTA. Innovaties in de Geriatrische Revalidatie Symposium UNO-VUmc Martine Verkade en Joost Hurkmans 1

Informatiebrochure Afasie

Talking Heads: De Anatomie van de Taal Rik Vandenberghe. Inleiding: Taalprocessen hebben een plaats in de hersenen

Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson

Interventies voor het verbeteren van perseveraties bij volwassen afatici in de revalidatiefase

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Psycho- en neurolinguïstiek van meertaligheid. Gastles Esli Struys EhB, opleidingsonderdeel «Psycholinguïstiek» (Dr. H. Stengers) 29 februari 2012

I Autonome verzorgingsinstelling. Informatiebrochure. Spraak-, taal- en slikproblemen

Inhoud 1 Functionele anatomie 13 2 Mentale basisfuncties 33

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

De spontane taal van patiënten met restafasie

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling

Talking Heads: De Anatomie van de Taal. Rik Vandenberghe K.U. Leuven Dienst Neurologie, UZ Gasthuisberg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

SAMENVATTING. Schiemanck_totaal_v4.indd :13:56

Heeft Transcraniële Direct Current Stimulatie (tdcs) een toegevoegd effect op de afasie behandeling in de sub-acute fase?

RECHTS TEMPORALE variant FTD

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

VUmc Basispresentatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Patiënteninformatie. Afasie. Dienst Logopedie & Afasiologie. GezondheidsZorg met een Ziel

ATP. NVLF congres 18 november R. Bastiaanse M.M.V.M. Van Groningen-Derksen S. Nijboer M. Taconis N. Verwegen M.Zwaga

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Afasie bij kinderen met epilepsie. Symposium 'Verworven kinderafasie,

Om NAH te omschrijven maken we gebruik van de definitie van Horizon:

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase. Utrecht: LOT.

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie

Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Samenvatting

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse

Behandelende logopedisten 02/

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Citation for published version (APA): Niewold, C. (2006). Spontaan herstel van afasie in en na de acute fase Utrecht: LOT

na een verworven hersenletsel

Bio (EEG) feedback. Reflecties vanuit de klinische praktijk. Kannercyclus Dr. EWM (Lisette) Verhoeven

Wat is afasie. Hans Goossens. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Nederlandse samenvatting

Wegwijs in afasie voor beginnend personeel bij neurologie Inhoudelijke aspecten van afasie

Chapter 13. Nederlandse samenvatting. A.R.E. Potgieser

Inleiding. Wat is afasie?

Taalstoornissen bij de Ziekte van Alzheimer. Eva Louwersheimer, arts-onderzoeker Alzheimer Centrum, VUmc

Typering van Ondersteunde Communicatie als onderzoeks-gebied Onderzoek voor de prakijk. Filip T. Loncke

PLS is een broertje van ALS

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het

Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving.

Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie

WIPSI III (2j 6m 3j 11m en 4j 7j 11m)

Depressie op latere leeftijd, kenmerken van de hersenen en ECT respons.

Vakgroep Spraak-, Taal- en Gehoorwetenschappen

Checklijst voor Cognitieve en Emotionele problemen na een Beroerte (CLCE-24)

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer

Marrit-10-H :05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

Summary in Dutch / Nederlandse Samenvatting

Informatiebrief voor mensen met afasie. Versie 3, 21 januari 2013

Summary in dutch / Nederlandse samenvatting

Rol in leren en geheugen en veranderingen die optreden bij de ziekte van Alzheimer

De rol van orthografisch leren en seriële orde verwerking bij dyslexie. Eva Staels

Sam envatting en conclusies T E N

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

HOOFDSTUK 3 EEN VERKORTE VERSIE VAN DE AKENSE AFASIETEST. Heesbeen, I.M.E. & Loon-Vervoorn, W.A. van (2001). Aangeboden aan Logopedie en Foniatrie

1. Overzicht neuropsychologische revalidatie. 2. Ziekte inzicht. 3. casus. 4. Specifieke cognitieve problemen. 5. Relevante informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Taal in context. Autisme. Autisme. Overzicht Neurobiological insights into language comprehension in autism: Context matters

Samenvatting g ttin a v n e m a S

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cognitieve functiestoornissen bij schizofrenie

Afasie. Logopedie. Beter voor elkaar

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

van delen tot het geheel. Hij kan bijvoorbeeld zijn kleding binnenstebuiten aantrekken, of zijn kopje naast de tafel zetten.

Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie

Samenvatting. Samenvatting

Ardi Roelofs Taalpsychologische benadering van spraaktaalstoornissen: Rol van executieve functies. TaalStaal 9 november

Taal en het brein. Neurowetenschappen en taalontwikkeling

Verbale en bucco-faciale apraxie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/hals Overige Aandoening (ICD)

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald.

Comprehension and production of verbs in aphasic speakers Jonkers, Roel

Audiologisch centrum, spraaktaalteam

Uitgangsvragen en aanbevelingen

De ziekte van Parkinson (ZvP) is een progressieve aandoening van de hersenen

Communicatiestoornissen:

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Vetverbranding in de hersenen?

Disclosure belangen sprekers. Logopedisch onderzoek naar Taalproblemen. Programma. Doel & Vraagstelling

De MMSE bij geriatrische patiënten

Welke moeilijkheden kunnen optreden bij mensen met afasie?

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie

Samenvatting. Samenvatting 135

Engelse Verpleegster Gebruikt HeartMath met Multiple Sclerose patiënten

De Afname, Indexen en Subtests

Transcriptie:

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Categorie-specifieke Recurring Utterances Marjan Megens Promotoren: Prof. Dr. Patrick Santens en Dr. Miet de Letter Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen

Inhoudsopgave 1. Literatuurstudie... 1 1.1 Inleiding... 1 1.2 Etiologie... 2 1.3 Anatomische correlaten... 7 1.3.1 Laesiestudies... 7 1.3.2 Stimulatiestudies... 8 1.4. Pathologie... 8 1.4.1. Afasie... 8 1.4.2. Andere stoornissen... 8 1.5. Prognose en therapie... 10 1.6. Categorie-specifieke RWRU s... 11 1.6.1 Cijfers... 11 1.6.2. Vloeken... 15 2. Casussen... 18 2.1. Casus 1... 18 Logopedische gegevens... 18 Besluit... 19 Evolutie... 19 2.2. Casus 2... 20 Logopedische gegevens... 20 Besluit... 20 Evolutie... 20 2.3. Casus 3... 21 Logopedische gegevens... 21 Besluit... 22 Evolutie... 22 3. Discussie... 23 4. Besluit... 25 Dankwoord... 26 Referentielijst... 26

Abstract Recurring utterances (RU s) have been defined as recurring, stereotyped utterances that consist of neologistic sequences, words or phrases that neither lexically nor syntactically fit into context and are produced against the presumed intention of the patient. The article starts off with an examination of the literature concerning RU s. A closer look is taken at the origin of the RU s, the anatomic localizations, the type of aphasia that is most common with RU s and the prognosis and therapy. The second part of the article discusses the possible existence of category-specific RU s. The existing literature is examined, specifically for the case of the semantic categories numbers and curses. Three cases are reported of patients with numbers as RU. The data from the cases is compared to the data found in the literature. Similarities as well as contradictions between the datasets are found. Aside from this, possible explanations are given for the RU s from the cases. Key words: recurring utterances, aphasia, numbers, semantic categories Recurring utterances worden gedefinieerd als terugkerende, stereotype uitingen die bestaan uit neologistische sequenties, woorden of zinsdelen die noch lexicaal, noch syntactisch in de context passen en die tegen de vooropgestelde bedoeling van de patiënt ingaan. De literatuur rond recurring utterances wordt besproken. Zowel de etiologie van de RU, de anatomische correlaten, het type afasie dat het meest voorkomt in combinatie met RU s, de prognose als de therapie komen aan bod. Het bestaan van categorie-specifieke recurring utterances wordt onderzocht. Er zijn twee semantische categorieën die in de literatuur aan bod komen als recurring utterances, dit zijn vloeken en cijfers. Drie casussen worden besproken met cijfers als RU. De gegevens van deze patiënten worden vergeleken met de bevindingen uit de literatuur. Er worden zowel gelijkenissen als verschillen gevonden. Dan worden er enkele mogelijke verklaringen gegeven voor de cijfers als RU bij deze casussen. Sleutelwoorden: recurring utterances, afasie, semantische categorieën, cijfers

Categorie-specifieke Recurring Utterances 1 1. Literatuurstudie 1.1 Inleiding Recurring utterances zijn een fenomeen dat voor het eerst beschreven werd in de tweede helft van de 19 e eeuw. In 1861 stelde Aubertin een patiënt voor aan de Franse Antropologische Gemeenschap die, ongeacht wat hij bedoelde te zeggen, steeds een neologisme van 6 syllaben uitte, gevolgd door sacré nom de Dieu. Ongeveer een week later, aan diezelfde gemeenschap, liet Broca het brein zien van mr. Leborgne, die enkel de syllabe Tan nog kon uiten. Als hij heel kwaad was echter riep hij diezelfde vloek sacré nom de Dieu. Deze twee onderzoekers zouden de eersten zijn die een recurring utterance beschreven. Jackson schreef in 1879 over de speechless man, die ofwel geen enkele spraakproductie meer had, ofwel enkel sprak via recurring utterances. Recurring utterances of kortweg RU s worden ook wel spraakautomatismen of permanente verbale stereotypieën genoemd. Net zoals er verschillende termen bestaan voor dit fenomeen, bestaan er ook verschillende definities. Een definitie die in de literatuur vaak wordt aangehaald is de volgende (Huber, Poeck, Weniger en Willmes, 1983): Een recurring utterance bestaat uit terugkerende, stereotype uitingen die opgebouwd zijn uit neologistische sequenties, syllaben, woorden of zinnen die noch lexicaal, noch syntactisch in de context passen en die tegen de vooropgestelde bedoeling van de patiënt ingaan. De RU kan dus zowel een syllabe, een woord of woordgroep als een zin als of neologisme zijn. De uiting hoeft niet steeds hetzelfde te blijven, er kunnen fonologische en prosodische variaties optreden. Het is niet duidelijk of prosodische variaties dan een communicatieve waarde hebben, zoals bijvoorbeeld het uiten van een gevoel. De utterance domineert de gesproken taal of vormt de enige vorm van spraakoutput. Toch komt het voor dat patiënten met RU s plots een adequate verbale uiting doen. Meestal gebeurt dit in een specifieke sociale situatie of wanneer de patiënt een sterke emotie voelt.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 2 Deze uitingen worden door Jackson occasional utterances genoemd. Jackson beschrijft bijvoorbeeld een vrouw met als enige verbale output de RU yes, but you know die, wanneer ze een kind in gevaar zag, plots take care! riep. Verschillende onderzoekers hanteren verschillende classificaties van RU s. Jackson (1874) maakte een opdeling in onbegrijpelijke jargon utterances, echte woorden, zinsdelen en ja of nee. Code (1982) deelt de RU s dan weer op in twee groepen: real word recurring utterances (RWRU s) en nonmeaningful recurring utterances (NMRU s). RWRU s bestaan uit een woord of woordgroep. NMRU s bestaan meestal uit syllaben van de VC of CV-structuur, bijvoorbeeld /ta:/. De literatuur rond RU s is uitgebreid. De etiologie, de anatomische correlaten, de pathologie en de prognose en therapie worden besproken. Verder worden drie casussen beschreven en worden deze gegevens vergeleken met de literatuur. Deze drie casussen hebben telkens een RU van dezelfde semantische categorie. Ook op dit categorie-specifieke aspect wordt dieper ingegaan in de literatuurstudie. De vraag is of er zoiets bestaat als categorie-specifieke recurring utterances. 1.2 Etiologie Verschillende onderzoekers hebben verschillende theorieën over het ontstaan van RU s. Hughling Jackson was in 1880 de eerste om een antwoord te geven op de vraag waar de RU vandaan komt. De RU zou het eerste woord of de eerste woorden zijn die een patiënt aan het zeggen was of wou zeggen wanneer hij het letsel opliep. De schade aan het brein zou de spraakmechanismen blokkeren zodat de RU niet meer weg kan of kan wijzigen. We kunnen dit natuurlijk weerleggen door erop te wijzen dat de RU ook een sequentie van syllaben of een neologisme kan zijn. Jackson verklaart dit door te stellen dat, naast de blokkade van de spraakmechanismen, er ook een verstoring van de fonologische mechanismen is opgetreden. Soms echter verandert de RU gedurende de tijd of zijn er personen met meerdere RU s. Dit is niet te verklaren vanuit Jacksons theorie. Andere onderzoekers stellen dat de RU de eerste uiting van de patiënt na de opgelopen hersenschade zou zijn. Uit de neurolinguïstische analyse van Code (1982) bleek dat bij 32 van de 61 onderzochte patiënten in zijn studie de RU de eerste gekende uiting van de patiënt post

Categorie-specifieke Recurring Utterances 3 onset was. Ajanounine (1966) en Critchley (1970) beschreven beiden een patiënt bij wie de RU de eerste uiting was van de patiënt na het oplopen van het letsel. Een andere theorie die de oorsprong van de RU s probeert te verklaren, is de tweebronnentheorie. De theorie zegt dat RWRU s en NMRU s elk een aparte bron hebben: 1. Lexicale RU s of RWRU s zouden afkomstig zijn van de, meestal intacte, rechterhemisfeer. Deze uitingen zijn vaak vormen van automatische taal, eigennamen, hoogfrequente woorden of uitingen waar een sterke emotie aan verbonden is. In de database van Code (1982) vinden we zo bijvoorbeeld vloeken terug en uitingen die beginnen met I en gevolgd worden door een modaal werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn I can t en I want to. Dit zouden uitingen kunnen zijn van frustratie, wat vaak een sterke emotie is bij afatici. Ook namen van personen met wie de patiënt een sterke emotionele band heeft zijn gevonden in de database, net als enkele hoogfrequente woorden. Vormen van automatische taal die voorkomen zijn groeten, dankbetuigingen of cijfers. Recentere literatuur vermeldt dat ook het limbisch systeem hier een rol zou spelen. 2. De NMRU s zouden echter niet van de rechterhemisfeer afkomstig zijn, maar van de sterk verstoorde linkerhemisfeer. Zo komt het dat de NMRU s neologismen zijn of syllaben zonder betekenis. Er zijn echter enkele argumenten tegen de twee-bronnentheorie. Ten eerste zijn er patiënten met zowel NMRU s als RWRU s. Soms zijn deze 2 fonologisch verwant bvb. mama en anana, dit wijst erop dat beide RU s uit dezelfde bron zouden ontstaan. Ten tweede komen er ook RWRU s voor die laagfrequent zijn of zonder emotionele lading. Deze RWRU s zouden dus weinig waarschijnlijk hun oorsprong vinden in de intacte rechterhemisfeer, ze zouden uit een andere bron komen. Ten derde kunnen we ons afvragen waarom, als de rechterhemisfeer intact is en in staat is tot het genereren van verschillende hoogfrequente woorden en automatische taal, de RWRU s dan toch beperkt zijn tot één of enkele woorden. De utterances zouden evengoed kunnen variëren. Alle RU s hebben bovendien ook iets gemeenschappelijk: ze herhalen zich, veranderen niet en zijn de enige vorm van expressieve taal in verschillende situaties. Dit wijst er eerder op dat RU s uit één bron komen in plaats van uit twee verschillende. Een punt van kritiek is ook dat de twee-bronnentheorie het onstaan van de RU verklaart, maar niet het repetitieve karakter.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 4 Kurthen, Linke, Elger & Schramm (1998) deden een studie waarbij 148 proefpersonen een aantal seriële benoemtaken (bv. tellen) moesten uitvoeren en waarbij er een linkshemisferische injectie met amobarbital gebeurde. Bij alle patiënten was de linkerhemisfeer taaldominant. Bij elf patiënten traden er verbale perseveraties op na de injectie. De auteurs vermoedden dat deze ontstaan doordat de rechterhemisfeer het spraakprogramma geïniteerd door de linkerhemisfeer verderzet. RU s zouden kunnen ontstaan door een gelijkaardig mechanisme. Het onderliggende mechanisme van recurring utterances zou gelijkaardig kunnen zijn aan het onderliggende mechanisme van perseveraties. Moses, Nickels en Sheard (2007) bespreken perseveraties bij normale, onaangetaste individuen. Perseveraties kunnen voorkomen bij benoemtaken waarbij eerst een semantisch gerelateerde prime gegeven wordt, hier wordt de oorzaak van perseveraties gelegd in een concurrerende semantische activatie. Perseveraties kunnen ook voorkomen wanneer er een tijdslimiet opgelegd wordt voor de responsen. Perseveraties worden dan gezien als resultaat van een gestoorde efficiëntie van taalprocessen. Moses et al. (2007) bespreken ook perseveraties bij individuen met afasie. In vroegere studies (Allison, 1967 ; Hudson, 1969; Papagno en Basso, 1996; Sandson & Albert, 1984; Santo- Pietro & Rigrodsky, 1986; Yamadori, 1981) werd aangenomen dat perseveraties een gevolg waren van het falen van het inhibitiesysteem dat eerdere activatie uit het kortetermijngeheugen moet onderdrukken. Perseveraties zijn irrelevante dwalingen in het kortetermijngeheugen. Perseveratieve fouten worden dus veroorzaakt door het falen van het inhibitiesysteem. Tegelijk wordt dus gesuggereerd dat perseveraties een oorzaak hebben verschillend van andere taalstoornissen bij de afaticus. Toch komen perseveraties en taalstoornissen bij afasie heel vaak samen voor en suggereren verschillende auteurs (Albert en Sandson, 1986 ; Sandson en Albert, 1987) een link tussen de ernst van de afasie en het voorkomen van perseveraties. Daarnaast zou er een negatieve correlatie zijn tussen de score op een benoemtaak en het aantal perseveratieve fouten. Er zou dus een andere oorzaak aan de basis kunnen liggen van de perseveraties. Martin en Dell (2007) stellen dat perseveratieve en non-perseveratieve fouten een gedeelde oorsprong hebben bij afatici. Ze stellen een serieel model voor woordvinding voor. Eerst wordt een concept gevormd, daarna worden semantische kenmerken geactiveerd die aan een bepaald woord gekoppeld zijn en worden door het fonologisch systeem fonemen geactiveerd die aan dit woordbeeld gekoppeld zijn. De spreiding is bidirectioneel: van het semantisch systeem via het lexicon naar het fonologisch systeem en in de omgekeerde richting. Het

Categorie-specifieke Recurring Utterances 5 semantisch systeem activeert dus semantische kenmerken en het fonologisch systeem fonemen. De intentie om een bepaald woord te produceren leidt dan tot activatie van zowel het doelwoord en de doelfonemen als tot een, normaal gezien lichtere, activatie van woorden die bepaalde semantische en/of fonologische kenmerken delen. Door bidirectioneel verspreide activatie worden dus woorden geactiveerd die semantisch of fonologisch verwant zijn aan het doelwoord. Woordfrequentie, de leeftijd waarop het woord verworven werd en voorstelbaarheid vergroten de kans op activatie van een bepaald woord. Woorden die voor een patiënt hoogfrequent zijn, woorden die hoog voorstelbaar zijn en woorden die vroeg verworven werden hebben dus een hogere kans op activatie. De activatie van het doelwoord kan bij afatici verstoord zijn door de aanwezige hersenschade. Het doelwoord kent dan een pathologisch lage of geen activatie. Als een van de concurrerende woorden dan een sterkere activatie kent dan het doelwoord door gedeelde semantische of fonologische kenmerken, wordt een fout woord geselecteerd in plaats van het doelwoord. Zowel perseveratieve fouten als woordsubstitutiefouten zouden door deze verstoorde activatie worden veroorzaakt. Perseveratieve fouten zouden echter nog een andere, niet-gedeelde, specifieke oorzaak hebben volgens Martin en Dell. Dell stelt in 1997 een model voor dat bestaat uit drie seriële componenten in spraakproductie: het deactiveren van vorige uitingen, het activeren van de huidige uitingen en het primen van komende uitingen. De twee componenten die het meest gelinkt zijn aan perseveraties zijn het deactiveren van vorige uitingen en het activeren van de huidige uitingen. Sommige modellen (Arbuthnott, 1996 en Yamadori, 1981) stellen dat er sprake is van een tijdelijk disinhibitieprobleem bij perseveraties en dat het deactiveren van vorige uitingen daardoor verstoord is. Deze modellen vereisen dan echter een andere verstoring die de andere niet-perseveratieve taalproblemen veroorzaakt bij afatici. Deze modellen bieden ook geen verklaring voor het feit dat op sommige woorden gepersevereerd wordt en op andere niet. Bovendien kan er ook een bepaalde tijdspanne zitten tussen de perseveratie en het moment dat het woord waarop gepersevereerd werd uitgesproken werd. Een tijdelijk disinhibitieprobleem zou hier geen verklaring voor kunnen bieden. Daarom stelt Dell een ander model voor de perseveraties voor dat gebaseerd is op bovenstaand concept van een te lage activatie van het doelwoord en een te hoge activatie van een ander woord. De kans op sterkere activatie van een eerder uitgesproken woord is groot omdat de semantische, lexicale en fonologische kenmerken recent geactiveerd werden. Deze eerdere activatie verdwijnt niet meteen compleet maar vermindert geleidelijk aan zodat er nog een tijdje een restactivatie blijft. Het activeren van het doelwoord kan bij afatici verstoord zijn door de

Categorie-specifieke Recurring Utterances 6 opgelopen hersenschade. Als de resterende activatie van een recent geuit woord groter is dan de activatie van het doelwoord, persevereert de afaticus. De recurring utterances zouden op eenzelfde manier verklaard kunnen worden. Het doelwoord heeft een te lage activatie door de opgelopen hersenschade, waardoor een ander woord met een hogere activatie geselecteerd wordt. Deze hogere activatie komt voort uit semantische en/of fonologische verwantschap met het doelwoord,uit het feit dat het woord hoogfrequent of hoog voorstelbaar is voor de patiënt, uit een residuele activatie van een voorgaande uiting van het woord of uit een combinatie van deze. Ackermann en Ellis (2007) uiten kritiek op deze verklaring van Martin en Dell. Ze halen hierbij 2 argumenten aan: ten eerste zijn perseveratieve fouten meestal niet semantisch of fonologisch gerelateerd aan het doelwoord. Ten tweede stellen Martin en Dell dat de frequentie van het woord ook een rol speelt bij de kans op foutieve activatie. Ackermann en Ellis constateren in hun gevallenstudie echter geen merkbare invloed van woordfrequentie. Ackermann en Ellis sluiten zich aan bij het verklaringsmodel van Cohen en Dehaene (1998) voor perseveraties. Zij stellen dat perseveraties voorkomen wanneer een stimulus geen enkele activiteit in de taalsystemen van de patiënt genereert. De semantische en fonologische systemen ontvangen geen enkele input door de opgelopen hersenschade. Dan zou het kunnen dat de patiënt geen enkele vorm van output genereert en dus niet reageert op de stimulus. Het is ook mogelijk dat er een endogeen gedreven reactivatie tot stand komt van bepaalde semantische of fonologische kenmerken die in het recente verleden geactiveerd werden. De resulterende perseveratie vangt dan het gebrek aan effectieve input op. De aldus bekomen perseveraties hebben logischerwijze geen enkel verband met het doelwoord. RU s werden ook onderzocht vanuit neurolinguïstisch standpunt. Blanken (1991) stelt dat de oorzaak van het repetitieve karakter van de recurring utterance ligt in de articulatorische buffer. Hierin wordt een fonetisch plan voor een uiting tijdelijk opgeslagen. Neurale schade zou de buffer aantasten zodat het fonetisch plan niet meer kan gewijzigd worden. Code en Ball (1994) onderzochten de syllabestructuur van NMRU s in het Engels. De verhouding tussen vocalen en consonanten is anders dan in normaal Engels, er komen namelijk meer consonanten voor bij RU s. RU s die enkel uit een vocaal bestaan komen amper voor, terwijl deze in normaal Engels wel veelvuldig voorkomen.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 7 De initiële productie van dit type RU zou voortkomen uit een sterk aangetast linkerhemisferisch fonologisch systeem, dat geen toegang heeft tot limbischrechterhemisferische input. Code schrijft in 1994 dat NMRU s het product zijn van een ernstig verstoord taalsysteem in de linkerhemisfeer. De fonologie is zo gestoord dat enkel syllaben voorkomen van het meest primitieve type : het CV-type. Buckingham en Christham (2004) onderzochten de NMRU s. Ze ontdekten dat die vaak bestaan uit een deel dat gepersevereerd wordt en andere lexicale of fonologische delen. 1.3 Anatomische correlaten 1.3.1 Laesiestudies Recurring Utterances komen bijna altijd voor na een beschadiging van de linkerhemisfeer. Code (1982) vond in een studie van 75 patiënten met monofasie slechts één patiënt met een unilateraal letsel van de rechterhemisfeer. Het voorkomen van RU s wordt echter niet verbonden aan een specifieke locatie in de linkerhemisfeer. Poeck, Debleser & Vonkeyserlingk (1984) vonden met CT-scans van acht patiënten dat het letsel frontaal of temporaal kan liggen. Het letsel bleek cortico-subcorticaal bij zeven onder hen en enkel subcorticaal bij één van hen. De subcorticale structuren zouden dus wellicht een rol spelen. Het letsel zou gelimiteerd kunnen zijn. Jackson (1880) beweerde daarentegen dat het letsel uitgebreid moet zijn. Naeser (1992) vond geen verschil in de letsels weergegeven door CT-scans van mutistische patiënten, niet-vloeiende NMRU s en stereotiepe RWRU s. De letsels van deze patiënten verschilden van de letsels van patiënten met afasie van Broca door aantasting van de witte stof in de linkerhemisfeer. Deze letsels zouden volgens Naeser resulteren in een onderbreking van de verbinding tussen de cingulaire en supplementaire motorische cortex en de basale ganglia. Brunner, Kornhuber, Seemuller, Suger & Wallesch (1982) deden een studie naar de rol van de basale ganglia bij RU s. Zij vonden dat RU s noch voorkwamen na letsels die uitsluitend corticaal waren, noch na uitsluitend subcorticale letsels. RU s kwamen voor na letsels die zowel subcorticaal als retrorolandisch waren, en na letsels die zowel subcorticaal, retro- als prerolandisch waren. De subcorticale structuren spelen dus een rol bij RU s. Het feit dat RU s niet voorkwamen na letsels uitsluitend in de basale ganglia zou kunnen verklaard worden door

Categorie-specifieke Recurring Utterances 8 het feit dat deze letsels steeds klein waren. Bij Gilles de la Tourette, waar uitsluitend de basale ganglia aangetast zijn, wordt immers een gelijkaardig fenomeen met automatismen waargenomen. Maindreville, Pieton, Labbey, Bakchine en Ehrlé (nog niet gepubliceerd) deden een studie naar de rol van basale ganglia bij het genereren van automatische taal. Ze vonden dat patiënten met Parkinson niet significant lager scoorden op het aanvullen van zinnen die tot de automatische taal behoren. Ze besluiten dat de basale ganglia niet tussenkomen bij het genereren van verbale automatismen. Haas, Blanken Mezger & Wallesch (1988) onderzochten de lokalisatie van het letsel bij verschillende patiënten met afasie. De 18 patiënten met RU s toonden een maximale overlap qua letsel in de diepe fronto-patiëtale witte stof regio s. Patiënten met globale afasie zonder RU s toonden een maximale overlap in de anterieure en middenste insulaire regio. Een letsel in de diepe fronto-pariëtale witte stof zou volgens hen noodzakelijk kunnen zijn voor het ontstaan van RU s, maar niet als enige aan de basis liggen. 1.3.2 Stimulatiestudies Adler et al. (2000) bestudeerden acht patiënten die een behandeling met elektroconvulsieve therapie kregen voor hun depressie. De patiënten moesten kleuren en figuren benoemen. Zeven van de acht patiënten gaven op zijn minst één keer persevererende antwoorden. De ECT werd unilateraal rechts op de frontotemporale kwab toegepast. De auteurs besluiten dat perseveraties kunnen uitgelokt worden door ECT, en wijten dit aan een dysfunctie van de frontale kwab. 1.4 Pathologie 1.4.1. Afasie RU s kunnen voorkomen bij verschillende afasietypes. Verschillende onderzoekers zijn het niet eens over het type afasie dat het meest voorkomt in combinatie met RU s. Jackson (1874) en Broca (1861) beweren dat het taalbegrip intact is bij RU s.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 9 In een studie van Ajanounine (1956) werden elf patiënten beschreven met spraakautomatismen, acht daarvan hadden een volledig gestoord taalbegrip en de andere drie een partiëel gestoord taalbegrip. Verder verduidelijkt hij deze resultaten niet. Volgens Code (1982) komen RU s het meest voor bij Broca s afasie, gevolgd door globale afasie. Deze beide afasiën zouden goed zijn voor 94 % van alle gevallen. Poeck et al. (1984) onderzochten acht patiënten met NMRU s bestaande uit CV of VC syllaben. De helft van hen werden als vloeiende afatici beschouwd, de andere helft non-fluent, maar deze leden allemaal aan een ernstige vorm van dysarthrie. Alle onderzochte patiënten scoorden zeer slecht op alle subtesten van de Akense Afasie Test. Alle patiënten werden door de onderzoekers en de ALLOC ingedeeld bij de globale afatici. De auteurs suggereren twee vormen van globale afasie: de standaard non-fluente vorm en een niet-standaard fluente vorm. In een studie van Blanken, Wallesch & Papagno (1990) werd bij 26 patiënten met RU de AAT afgenomen, 24 onder hen hadden een globale afasie, één had afasie van Broca en één afasie van Wernicke. Een RU zorgt natuurlijk wel voor lage scores op verschillende subtesten van de AAT, wat dan weer automatisch zal leiden tot een diagnose van een ernstige afasie. Basso (2004) stelt dat RU s met een gelijke frequentie bij alle klinische vormen van afasie voorkomen. Wat we zeker kunnen besluiten is dat de groep van patiënten met RU s geen homogene groep is, wat ze echter gemeenschappelijk hebben is dat de afasie ernstig is. 1.4.2. Andere stoornissen Naast afasie kunnen ook andere stoornissen voorkomen bij patiënten met RU s. In de studie van Wallesch, Haas en Blanken (1989) werden 40 afatici onderzocht en werd de correlatie bekeken tussen het optreden van RU s en de score op de Token Test, de correlatie tussen het optreden van RU s en de aanwezigheid van buccofaciale apraxie en hemiparese en ten slotte de correlatie tussen het optreden van RU s en de score op de Progressive Matrices Test (PMT). De PMT meet het logisch redeneervermogen en het leereffect. De sterkste correlaties werden gevonden tussen het optreden van RU s en de aanwezigheid van buccofaciale apraxie en hemiparese en tussen het optreden van RU s en de score op de PMT.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 10 Stoornissen die vaak voorkomen in combinatie met een afasie met RU s zijn agrafie, alexie en anosognosie. De patiënten die aan agrafie lijden schrijven onleesbaar door paralyse of parese of schrijven zodanig veel perseveraties dat de boodschap niet overkomt. Veel patiënten met RU s lijden aan anosognosie, dit maakt de therapie en het herstel niet eenvoudig. 1.5 Prognose en therapie Over de prognose bij patiënten met een RU zijn de meningen verdeeld. De RU van Broca s patiënt mr. Leborgne (1861) verbeterde niet gedurende twintig jaar. Poeck et al (1984) zijn pessimistisch over de kans op herstel bij RU s. Zelfs met intensieve logopedische therapie zou het herstel traag en onvolledig zijn. Patiënten met RU s zouden korte zinnen kunnen aanleren maar deze niet adequaat kunnen gebruiken. Telkens wanneer ze zich verbaal willen uitdrukken zal de RU weer de kop opsteken. Ajanounine (1956) was iets minder pessimistisch. In een studie van hem latern 19/30 patiënten een spontaan herstel van de RU zien. Dit gebeurt in vier stadia: 1) Er komt prosodische variatie voor, bijvoorbeeld veranderingen in intonatie of spreeksnelheid. Het is niet duidelijk of deze prosodische variaties dan een uiting zijn van een gevoel. 2) De patiënt wordt zich bewust van de RU en probeert deze te controleren of in te houden. 3) Er treedt fonologische variatie op. 4) Het automatisme verdwijnt en wordt vervangen door spraak die meestal traag is en met fonologische distorsies. Bij 6 van deze 19 patiënten verliep dit herstel over minder dan één maand, bij de rest over minder dan twee jaar. In een studie van Blanken et al. (1988) werden 14 afatici onderzocht met NMRU s. Vijf werden onderzocht in de acute fase. Drie van de vijf patiënten genazen. Negen ervan werden onderzocht in de chronische fase: hier werden enkel trage verbeteringen gevonden bij twee van hen. De kans op herstel is dus groter en sneller in de acute fase. Het oorzakelijk letsel kan het herstel niet voorspellen. Zo beschreven Lebrun en Leleux (1982) en Lerhmitte (1956) twee patiënten met hetzelfde letsel, de ene herstelde volledig, de andere leed 15 jaar later nog aan monofasie.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 11 Code (1982) beweert dat het belangrijkste teken voor een gunstige prognose het ziekte-inzicht is. Ook nieuwe uitingen zijn een gunstig teken voor de kans op herstel. Hoe ziet de logopedische therapie er nu uit bij een patiënt met RU s? Aangezien het ziekte-inzicht een belangrijke factor bij het genezen is, zal de therapie er in bestaan dit ziekte-inzicht te verhogen. Dit kan door audio-opnames of audiovisuele opnames te maken en deze aan de patiënt te laten horen. Ook nieuwe uitingen uitlokken kan deel uitmaken van de therapie. Dit kan aan de hand van onvolledige automatische reeksen of aanvulzinnen met semi-automatische taal zoals uitdrukkingen en tegengestelden die de logopediste aanbiedt en de patiënt dan moet aanvullen. Corbett, Jefferies en Lambon Ralph (2008) onderzochten het nut van cues bij een patiënt die een transcorticaal sensorische afasie had met terugkerende perseveraties. Zowel fonologische als semantische cues bleken het aantal perseveraties te verminderen bij het benoemen van prenten en bij het lezen van woorden. De cues zorgen voor een grotere fonologische en/of semantische activatie van het doelwoord. Zo verhoogt de kans dat het doelwoord geselecteerd wordt in plaats van andere, concurrerende woorden. Fonologische en semantische cues kunnen dus gebruikt worden om het aantal RU s van een patiënt te verminderen. 1.6 Categorie-specifieke RWRU s Bestaat er zoiets al categorie-specifieke RWRU s? Zijn er patiënten die verschillende RU s hebben uit een bepaalde semantische categorie? Uit de literatuur weerhouden we dat de semantische categorieën cijfers en vloeken kunnen voorkomen als RU. Andere semantische categorieën werden in de literatuur niet beschreven. 1.6.1 Cijfers Cijfers zouden een aparte semantische categorie vormen. Code (1982) stelt dat cijfers een vaak voorkomende RWRU zijn door therapeutische interventie of door verwanten die meestal proberen te oefenen met het opzeggen van cijferreeksen (bvb. tellen tot 10). De RU is dan de eerste uiting die de patiënt doet of wilt doen na het CVA. Thioux, Pesenti, Costes, De Volder & Seron (2005) onderzochten de PET-activatie bij verschillende taken voor 2 semantische categorieën: dieren en cijfers. Voor cijfers werd,

Categorie-specifieke Recurring Utterances 12 ongeacht de aard van de taak, activatie gevonden in de linker en rechter intrapariëtale sulcus. Voor dieren was er activatie in de linker inferieure temporaalgyrus. De auteurs vragen zich af of ook andere semantische categorieën met een sterke spatiële of seriële component in de intrapariëtale gyri zouden gerepresenteerd zijn, bijvoorbeeld dagen van de week, maanden van het jaar of letters van het alfabet. In de meta-analyse van Arsalidou en Taylor (2011) zoeken de auteurs naar de hersenregio s die actief zijn bij het genereren van cijfers en het uitvoeren van bewerkingen met cijfers. De meest voorkomende breinregio s die geassocieerd worden met cijfers zijn de inferieure en superieure pariëtaalkwabben. Bij bewerkingen met cijfers wordt vooral een frontale activatie waargenomen. Uit een studie van Jefferies, Patterson, Jones, Bateman en Lambon (2004) bleek dat personen met semantische dementie veel gemakkelijker rijtjes met cijfers kunnen opzeggen dan rijtjes met woorden. Er is dus een categorie-specifiek voordeel voor cijfers. Dit voordeel geldt ook voor getallen die uit meerdere cijfers bestaan, en het bleef ook wanneer de cijfers en de woorden gematcht werden qua voorstelbaarheid, frequentie en woordlengte. Een verklaring hiervoor is dat bij semantische dementie vooral de temporaalkwab aangetast is terwijl de pariëtaalkwab, die belangrijk is voor de numerieke congnitie, gespaard blijft. Jefferies, Bateman, Matthew en Lambon (2005) beschreven echter een patiënt met semantische dementie waarbij de mogelijkheden om cijfers te benoemen en te transcoderen bewaard waren 1 jaar post onset, maar vrijwel volledig verloren waren 4 jaar post onset. Het besef van grootte dat gelinkt was aan de cijfers bleef echter bewaard. Sommige aspecten van de semantische categorie cijfers, zoals de link tussen het cijferwoord en het Arabische symbool, zouden volgens de auteurs dus tussenkomst van de temporaalkwab vereisen. Andere aspecten zoals het besef van grootte zouden louter in de pariëtaalkwab gelokaliseerd zijn. Rossor, Warrington en Cipolotti (1995) beschreven een patiënt met de ziekte van Pick, die een ernstige non-fluente afasie ontwikkelde als gevolg van een linker temporale atrofie. De taal van de patiënt was gestoord bij alle linguïstische taken en in alle semantische categorieën, behalve cijfers. Hij kon nog bewerkingen uitvoeren met Arabische cijfers en had nog resterende linguïstische mogelijkheden voor cijfers. Hij kon echter minder goed cijfers benoemen en begrijpen wanneer deze verbaal aangeboden werden. De auteurs speculeren dat de rekenvaardigheden gespaard bleven doordat vooral de temporaalkwab aangetast was door atrofie en de pariëtaalkwab niet. Cipolotti et al. (1991) beschreven een patiënt die enkel semantisch uitviel bij taken waarbij cijfers aan te pas kwamen. Ook de dagen van de week, de maanden van het jaar en het alfabet

Categorie-specifieke Recurring Utterances 13 kon zij niet opnoemen. Verder was zowel het taalbegrip als de taalproductie bewaard gebleven. Cipolotti et al. besloten dat de patiënt een categorie-specifieke stoornis had voor de categorie cijfers. Thioux et al (1998) beschreven een patiënt met de omgekeerde dissociatie. N.M. is een 60- jarige rechtshandige man die van een paard viel en in comateuze toestand gehospitaliseerd werd. De CT-scan liet een aantasting zien van de linker temporaalkwab, de linker en de rechter frontaalkwab. De patiënt leed aan een ernstige anomische afasie. De spontane spraak was vloeiend, zonder articulatorische problemen of fonematische parafasieën. De uitingen waren echter niet informatief en bestonden uit een beperkt aantal hoogfrequente woorden. Op een plaatjesbenoemtest met 90 zwart-wit prenten scoorde NM 0/90. Een jaar later bleef deze score ongewijzigd. Hij had wel toegang tot fonologische (woordlengte en eerste letter) en grammaticale (het geslacht) informatie van de afgebeelde woorden. Ongeacht zijn ernstige anomie, kon NM de dagen van de week en de maanden van het jaar opzeggen en moeiteloos luidop tellen. Deze dissociatie gold niet enkel voor de gesproken taal, maar ook voor de geschreven taal. De productie van cijfers werd vergeleken met de productie van andere hoogfrequente woorden. NM kon een correcte respons geven voor 6 van de 9 letters, 5 van de 8 kleuren en 82 van de 84 cijfers. Op het benoemen van prenten uit andere hoogfrequente semantische categorieën scoort NM 0/67. De dissociatie is dus niet te verklaren vanuit de hypothese dat cijfers gespaard blijven omdat ze hoogfrequent zijn. Een hypothese was dat cijfers, maanden en dagen gespaard bleven omdat ze een beperkte semantische categorie zijn. Testen werden echter uitgevoerd met andere beperkte semantische categorieën, bijvoorbeeld seizoenen, en hier viel de patiënt ook op uit. Deze hypothese kan dus weerlegd worden. De auteurs stellen wel dat het feit dat de semantische categorie beperkt is één van de interagerende factoren zou kunnen zijn voor het verklaren van het gespaard blijven van de cijfers, maanden en dagen. De auteurs besluiten dat deze casus, in combinatie met de casus van Cipolotti, een indicatie is voor een aparte semantische categorie van cijfers. Cijfers zouden een onafhankelijke semantische categorie kunnen zijn door de specifieke eigenschap dat ze in een bepaalde volgorde georganiseerd zijn waarbij ieder cijfer semantisch gelinkt is aan een volgend en een vorig cijfer. Dit zou ook verklaren waarom eveneens dagen van de week en maanden van het jaar gespaard bleven. Cijfers zouden ook een specifiek semantisch subsysteem kunnen vormen doordat ze in een andere hersenregio gerepresenteerd zijn dan andere semantische categorieën. Het zou kunnen dat ze in een aparte hersenregio zitten doordat ze gelinkt worden aan hoeveelheden en

Categorie-specifieke Recurring Utterances 14 mathemathische bewerkingen. Wat deze theorie zou kunnen bevestigen is dat bij preverbale kinderen al mogelijkheden om luidop te tellen werden beschreven. Cohen, Verstichel en Dehaene (1997) beschrijven een patiënt met een ernstige neologistische jargonafasie. Het letsel bevindt zich in de rechterhemisfeer tempero-frontaal en, na een 2 e infarct, in de linkerhemisfeer ter hoogte van de superieure en middenste temporaalkwab. Hij maakt verschillende foneemsubstituties bij het produceren van verbale output, zijn spraak bestaat uit neologismen. Bij cijfers treden er echter geen foneemsubstituties op, er is dus een categorie-specifiek voordeel. De patiënt benoemt echter soms wel het verkeerde cijfer. Dit voordeel zou ook voorkomen bij het benoemen van geïsoleerde letters, al werd dit niet uitgebreid bestudeerd. Bij andere woordcategorieën dan cijfers werd geen significante correlatie gevonden tussen de frequentie van het woord en het aantal fouten dat de patiënt maakt. Het feit dat cijfers hoogfrequent zijn is dus geen verklaring voor het categorie-specifiek voordeel bij deze patiënt. De auteurs hebben zelf 3 hypothesen voor het gespaard blijven van cijfers: 1. Het categorie-specifiek semantisch domein van cijfers is gespaard gebleven door het hersenletsel. Net zoals actiewoorden, gereedschappen en dieren in een andere regio van het brein gerepresenteerd zouden zijn, zou er een aparte hersenregio voor de semantische categorie van cijfers bestaan. Thioux et al. schreven in 2005 dat cijfers in de intrapariëtale gyri zouden gerepresenteerd zijn, en vroegen zich af of letters van het alfabet in dezelfde regio gesitueerd zijn. Het zijn namelijk beide seriële categorieën. Dit zou verklaren waarom deze beide categorieën gespaard blijven. De pariëtaalkwab is bij deze patiënt immers niet aangetast. 2. Cijfers worden gespaard omdat ze overleerd zijn, een onderdeel van de automatische taal. Er werden eerder al gevallen beschreven van afasiepatiënten bij wie de automatische taal nog geheel intact is gebleven. Deze hypothese verklaart dan ook meteen waarom ook het benoemen van letters gespaard bleef. Jammer genoeg werd andere automatische taal als de dagen van de week en de maanden van het jaar bij deze patiënt niet onderzocht. 3. Cijfers (net als letters) zijn bouwstenen in onze taal. Letters worden dan gezien als aparte eenheden in de spraakproductie. Cijfers zouden op dezelfde manier eenheden zijn. Bij woorden wordt dan een foneem vervangen door een ander, cijfers worden in zijn geheel vervangen door een ander cijfer. Deze hypothese zou dus meteen beide stoornissen verklaren : de foneemsubstitutie in woorden en de volledige substitutie van

Categorie-specifieke Recurring Utterances 15 cijfers. Bij de andere theorieën zouden er 2 aparte onafhankelijke stoornissen zijn waarbij de ene stoornis net de semantische categorie spaart die de andere stoornis affecteert. Dit lijkt de auteurs een onwaarschijnlijk toeval. Een van de theorieën is dat cijfers een aparte semantische categorie vormen en in een ander deel van onze hersenen gerepresenteerd zouden zijn omdat zij een geordende sequentie vormen, die bovendien sterk geautomatiseerd is. Cijfers zijn niet de enige ordinale sequentie: ook letters van het alfabet, dagen van de week en maanden van het jaar zijn voorbeelden van sterk geautomatiseerde geordende sequenties. Eagleman (2009) ging op zoek naar de neurale correlaten van deze geordende sequenties. In eerder uitgevoerde studies zoals onder andere die van Fias, Jammertyn, Caessens en Orban (2007) werden deze ordinale reeksen gelinkt aan de intrapariëtale sulcus. Eagleman (2009) ontdekte met functioneel magnetische resonantie dat stimuli die tot een ordinale categorie behoren, zoals letters, cijfers, dagen van de week en maanden van het jaar een activatie uitlokken ter hoogte van de middelste temporale gyrus in de rechterhemisfeer. Woorden die niet tot een ordinale categorie behoren activeren de zones die instaan voor taal in de linkerhemisfeer. De intrapariëtale sulcus zou niet instaan voor ordinale sequenties in het algemeen, maar wel voor het oordelen over aantal en grootte. Fias et al. (2007) toonden aan dat de intrapariëtale sulcus actief was bij zowel het vergelijken in grootte van cijfers als het vergelijken van letters (welke van de 2 letters komt later in het alfabet?). Eagleman wijst erop dat deze activatie niet aantoont dat de individuele letters en cijfers in de intrapariëtale sulcus gepresenteerd zijn, maar wel dat de IPS zou instaan voor het vergelijken van relatieve grootte en positie. Nieder en Dehaene (2009) schrijven dan weer dat de kennis van ordinaliteit en cardinaliteit van cijfers gelijkaardige activatie uitlokt in de parieto-frontale regio s. Bij apen zouden gelijkaardige netwerken in de frontale regio s actief zijn voor ordinale kennis. 1.6.2. Vloeken Ook vloeken komen vaak voor als RU. Vloeken komt niet enkel voor bij Gilles de la Tourette syndroom, maar ook bij ernstige (globale) afasie en na linkerhemisfeerectomie. Jackson (1878) geeft enkele voorbeelden van patiënten met een vloek als RU, maar vloeken kunnen, zoals bij mr. Leborgne, ook

Categorie-specifieke Recurring Utterances 16 voorkomen als occasional utterance. Vloeken zouden volgens Jackson afkomstig zijn van de intacte rechterhemisfeer, het vloeken is non-propositioneel en een vorm van automatische taal. Critchley (1970) beweert echter dat deze automatische taal expressief zou zijn en de vloeken vrijwillig zouden geuit worden. De vloek wordt dan, in tegenstelling tot alle andere verbale output, correct gearticuleerd met de juiste prosodie. Volgens een inventaris van RU s van Code (1982) is de meest voorkomende RU een voornaamwoord met werkwoord en komen vloeken op de tweede plaats. De basale ganglia, die o.a. bij Gilles de la Tourette aangetast zijn, ontvangen projectievezels van het limbisch systeem. De frontaal-subcorticale circuits integreren limbische input in het orbitofrontaal-subcorticaal circuit en het anterieur cingulair-subcorticaal circuit. Een stoornis in de basale ganglia zorgt dus voor een dysfunctie van het limbisch systeem en de door het limbisch systeem gemedieerde emotionele activiteiten. Personen met afasie bij wie de linkerhemisferische regio s voor propositionele spraak aangetast zijn, zouden wel nog toegang hebben tot vocalisaties vanuit het limbisch systeem, gemoduleerd door de basale ganglia en gefaciliteerd door de rechterhemisfeer. Vloeken zouden volgens de auteurs opgeslagen zitten in de rechterhemisfeer. Een vloek wordt in zijn geheel opgeslaan en is niet opgebouwd uit linguïstische bouwstenen, het is een vorm van automatische taal. Bij normale sprekers komt vloeken typisch voor bij woede, frustratie of andere intense emoties waarbij het limbisch systeem geactiveerd wordt. Zowel bij normale sprekers als bij afatici komt vloeken ook voor als vorm van overleerde automatische taal. Deze taal is nog beschikbaar voor de afaticus omdat deze gemedieerd wordt door de meestal intacte rechterhemisfeer en limbisch systeem.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 17 Tabel 1 geeft een overzicht van enkele casussen met RU s die in de literatuur aan bod komen. Tabel 1 Auteur Letsel Type afasie Type RU Haas, Blanken, Mezger, Wallesch diepe fronto-pariëtale witte stofregio s links globaal Pena-Casanova et al. voornamelijk in de eerst mutisme, na 2 linkerhemisfeer frontaal, jaar afasie temporaal, laterale ventrikels (globaal/wernicke) en cerebellum. Claus, Wallesch, Haas linkerhemisfeer ter hoogte globaal en Blanken van de area van Broca, de area van Wernicke, de insula en de basale ganglia Van Lancken, in de linkerhemisfeer frontaal, globaal Cummings temporaal en pariëtaal Geschwind linkerhemisferectomie geen gegevens bekend NMRU s en RWRU s vooral automatische taal, eigenamen, slogans, liedjesteksten vooral NMRU s vloeken, yes, no, well, yeah cijfers, vloeken, i, no place De letsels van deze casussen bevinden zich steeds in de linkerhemisfeer en zijn uitgebreid. Het type afasie dat het meest voorkomt is globale afasie. Er lijkt op het eerste zicht geen correlatie te zijn tussen de lokalisatie van het letsel en het type RU s. Het valt op dat zowel vloeken als cijfers voorkomen als RU bij deze casussen.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 18 2.1. Casus 1 2. Casussen L.W. is een 52-jarige man die een opleiding tot burgerlijk ingenieur bouwkunde genoten heeft. Hij kreeg een CVA ter hoogte van het linker arteria cerebri mediagebied. Er is sprake van een rechter hemibeeld met beperkte hemiparese en hemihypoësthesie. De nmr van de hersenen toont een recente ischemie in het linker cerebri mediagebied met betrokkenheid van corticale gebieden pariëtaal, insulair en temporaal. Er is ook lenticulostriatale aantasting met ischemie ter hoogte van de nucleus caudatus links. Logopedische gegevens -Spontane taal: De spontane taal is traag fluent, soms neologistisch. -Begrip: Het taalbegrip is gestoord als gevolg van zowel een fonologische als een semantische uitval. -Naspreken: Het naspreken is neologistisch met perseveraties. -Lezen: Lezen is onmogelijk, er is geen woordvormherkenning of semantische herkenning. -Schrijven: Het schrijven gebeurt in drukletters, met ernstige orthografische selectie- en ordeningsproblemen. -Benoemen: Er zijn zowel fonologische als semantische oproepingsproblemen. -Calculie: Deze man lijdt aan acalculie bij brugoverschrijding. -Andere stoornissen: Er is sprake van agrafie. De links-rechtsoriëntatie en vingergnosie zijn niet te beoordelen wegens begripsproblemen. In augustus 2009 werd de Akense Afasie Test (AAT) afgenomen. Dit zijn de resultaten: Testonderdeel Score Percentiel Spontane taal 18/30 / Token test 5/50 93 Naspreken 25/150 9 Schrijftaal niet volledig afgenomen /

Categorie-specifieke Recurring Utterances 19 Benoemen niet volledig afgenomen / Taalbegrip niet volledig afgenomen / Besluit Deze 52-jarige man heeft een afasie van Wernicke ten gevolge van een CVA in het bevloeiingsgebied van de arteria cerebri media links. De opgelopen hersenschade situeert zich in de pariëtale gyrus, de temporale gyrus en de insula. Er is sprake van een partieel Gerstmannsyndroom, bestaande uit agrafie en acalculie. Uit de score op de Token Test weerhouden we dat er spraken is van een ernstige afasie. Voor naspreken scoort deze man percentiel 9, dit is een zwakke score. Evolutie De cijferspraak klaarde op na enkele dagen. In maart 2010 is er, na intensieve logopedische revalidatie, nog een AAT afgenomen. Dit zijn de resultaten: Testonderdeel Score Percentiel Spontane taal niet afgenomen / Token Test 34/50 48 Naspreken 147 /150 97 Schrijftaal niet volledig afgenomen / Benoemen 115/120 99 Taalbegrip 118/120 99 De score op de Token Test evolueerde van percentiel 93 naar percentiel 48. Het naspreken evolueerde van percentiel 9 naar percentiel 97. Deze cijfers tonen een duidelijke verbetering aan. Deze afasie evolueerde op langere termijn naar een beperkt woordvindingsprobleem voor laagfrequente woorden. De woordvloeiendheid was nog steeds verminderd. Bij het lezen kwamen er beperkte fonematische paralexieën voor.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 20 2.2. Casus 2 I.Sp. is een, bij moment van opname, 70-jarige man die werd aangemeld met acute taalproblemen ten gevolge van een CVA in het bevloeiingsgebied van de arteria cerebri media links. Een verdere specificatie in verband met het aangetaste hersengebied was niet beschikbaar. Deze man is viertalig: hij heeft Hebreeuws als moedertaal, Frans als 2 e taal, Engels als 3 e taal en ten slotte Nederlands als 4 e taal. Hij heeft een universitaire opleiding tot ingenieur genoten. Bij moment van opname is deze man gepensioneerd. Logopedische gegevens -Spontane taal: De spontane taal is fluent met perseveraties. Hij lijdt aan logorrhee met Polyglotte Reaktion met voorkeur voor Engels en Hebreeuws. Qua begrip is Frans de voorkeurstaal. De spontane spraak is paragrammatisch met veel stereotiepe uitdrukkingen als Do you understand me? C est vrai? Deze man heeft cijfers als RU. -Begrip: ernstig gestoord, meer auditief dan leesinhoudelijk. -Naspreken: Het naspreken is onmogelijk. -Lezen: Het lezen is ernstig gestoord. De patiënt kan de woorden visueel discrimineren maar leest ze luidop voor alsof het cijfers zijn. (bv. bedden = 3,8,4,4,2,1) -Schrijven: kan kopiëren, spontaan schrijven of schrijven op dictaat zijn onmogelijk. -Benoemen: onmogelijk -Calculie: Hij kan rekensommen maken, maar ze niet opschrijven. -Andere stoornissen: Deze man heeft geen ziekte-inzicht, men kan dus spreken van een anosognosie. Ook een ideomotore apraxie is aanwezig. Besluit Deze man heeft een afasie van Wernicke die auditief dominant is. Hij heeft deze afasie opgelopen na een CVA ter hoogte van het bevloeiingsgebied van de ACM. Er is een gebrek aan ziekte-inzicht. Evolutie De cijferspraak verdween na enkele dagen. Deze patiënt deed later nog meerdere CVA s. Hij herstelde vrij goed in de moedertaal, maar niet in de andere talen. Daardoor is hij terug verhuisd naar zijn land van origine.

Categorie-specifieke Recurring Utterances 21 2.3. Casus 3 I.St. een bij aanmelding 60-jarige man. Hij wordt opgenomen na een CVA. De CT-scan toont een bloeding op vasculo-ischemische basis in het linker occipitotemporale gebied met oedeem links pariëtaal. De patiënt is viertalig: Bulgaars is zijn moedertaal, Frans de 2 e taal, Engels de 3 e taal en Nederlands de 4 e taal. Deze man was eveneens een ingenieur. Logopedische gegevens -Spontane taal: Een functioneel gesprek is mogelijk, maar wordt belemmerd door logorrhee, perseveratief gedrag en empty speech. De productie vertoont zowel fonologische als semantische parafasiën. Deze man heeft ook cijfers als recurring utterance. Er is sprake van een sterk woordvindingsprobleem voor eigennamen en hoogfrequente woorden. Er is geen uitgesproken discrepantie tussen de spontane taalproductie en de nazegtaken, wat pleit tegen de diagnose van een conductie-afasie. -Begrip: Het leesinhoudelijk begrip scoort opvallend zwakker dan het auditief begrip. Er is geen zelfcorrectie door auditieve feedback. De nonverbale semantiek is nog intact, in tegenstelling tot de verbale semantiek die matig gestoord is en het best auditief toegankelijk. -Nazeggen: Herhalen van hoogfreqente woorden resulteert in fonologische parafasieën en neologismen. -Lezen: Fonemen worden moeizaam van elkaar gediscrimineerd, de patiënt slaagt er moeilijk in bestaande en niet-bestaande woorden van elkaar te onderscheiden. -Schrijven: Er is een gestoorde woordvorm, selectie en ordening van grafemen. -Benoemen: Benoemen van enkelvoudige nomina resulteert frequent in perseveraties, semantische en fonologische parafasieën en neologismen. Het benoemen van composita, situaties en handelingen resulteert in jargontaal. -Calculie: Deze man lijdt aan acalculie. -Andere stoornissen: Er is een agrafie aanwezig en een rechter hemianopsie.