Elektrische installatie



Vergelijkbare documenten
Elektrische installatie

Chassis 36B ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING

Elektrische installatie

Elektrische installatie

Elektrische installatie

Elektrische installatie

Motor en randorganen

Chassis 38C ANTIBLOKKEERSYSTEEM VAN DE WIELEN

Elektrische installatie

Motor en randorganen

Elektrische installatie

Airconditioning GEREGELDE AIRCONDITIONING FEBRUARI 2005 EDITION NÉERLANDAISE

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

0 Algemeen GEGEVENS VAN DE AUTO - MECHANISCH MECHANISCHE INLEIDING HEFMIDDELEN SMEERMIDDELEN INGREDIËNTEN - PRODUCTEN X91 01A 01D 02A 04A 04B

Airconditioning GEREGELDE AIRCONDITIONING HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING JANUARI 2005 EDITION NEERLANDAISE

Zekeringen en Relais

6 Airconditioning AIRCONDITIONING X91 62A

Algemeen INTRODUCTIE STORING ZOEKEN BJ0F - BJ0G - BJ0J - BJ0K - BJ0V DECEMBER 2001 EDITION NEERLANDAISE RENAULT 2001

Elektrische installatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

0 Algemeen HEFMIDDELEN CARROSSERIE INNOVATIES X91 02A 02B

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

De voorkant. De zijkant. De banden

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Motor en randorganen

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

Inleiding. Inhoudsopgave: Omschrijving. 1.1 Het toetsenbord De displays Lampjes Vaste programma's Vrije programma's 3.

Zekeringen en Relais

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING STUURBEKRACHTIGING AUTOMATISCHE PARKEERREM ANTIBLOKKEERSYSTEEM VAN DE WIELEN BJ0E - BJ0J - BJ0K - BJ0M - BJ0P - BJ0V

Motor en randorganen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

0 Algemeen GEGEVENS VAN DE AUTO - MECHANISCH HEFMIDDELEN INGREDIËNTEN - PRODUCTEN OLIE VERVERSEN - BIJVULLEN X74 01A 02A 04B 05A

De voorkant. De zijkant. De banden

TOMA. De TOMA regelaar is gebouwd volgens de strenge Europese veiligheidseisen en voorzien van een CE keurmerk.

LCD scherm va LCD scherm

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

2 Aandrijving AUTOMATISCHE TRANSMISSIE AANDRIJFASSEN X91 23A 29A

************************* **************** ******** ***

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN

NL ESP-Systeem

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Motor Scooter Alarm Systeem. Installatie handleiding

ALARM. De werking van het systeem wordt door de body computer geregeld, die via de seriële verbinding commando''s verzendt/ontvangt.

NPS-16 Burenalarmeringssysteem

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

Werkplaatshandboek voor het rangeersysteem. Type Mammut AMS 1

- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 6

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Elektrische functie printen DIMLICHT

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR. Citroën Distributeur Nieuwe Auto's. - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties. Citroën Erkend Reparateur

AIRBAGS EN GORDELSPANNERS

Elektrische installatie

Praktijk Vragen over auto

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

INITIALISATIEPROCEDURE ACCUTOESTAND (i-stop-instelling) [SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5]

Airconditioning STANDKACHEL GEREGELDE AIRCONDITIONING BJ0E - BJ0J - BJ0K - BJ0P - BJ0V - BJ0M JUNI 2005 EDITION NEERLANDAISE. Renault s.a.s.

Inbouwen van de Speedohealer

Algemeen. Diagnose aansluitingen. Tekstlezer "VCC NL " Copyright 2004 Volvo Car Corporation. Alle rechten voorbehouden.

GT-912/GT-913/GT-914 Inbouwhandleiding

OVERZICHT VAN DE ORGANEN

Handleiding Motronic diagnose apparaat MDD

Inhoudsopgave. Handleiding: MC v2.0a. Pagina - 1 -

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Toonaangevend in veiligheid. Detect De juiste mensen op de juiste plek

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

LCD scherm ve LCD scherm

InteGra Gebruikershandleiding 1

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

8 Elektrische installatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

8 Elektrische installatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Het online-instructieboekje

Cruisecontrol GC90 montagevoorschrift

Setnummer: Montage voorschrift. GC90c CAN-bus

Bedradingsschema. Student booklet

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE

BEP 600-TLM2 CONTOUR MATRIX TANK MONITOR INSTALLATIE EN GEBRUIKS AANWIJZING

Vervangt hoofdstuk 29 van Service Mededelingen 2639A en 2651A

Transcriptie:

Elektrische installatie INSTRUMENTEN - DASHBOARD Diagnose - Inleiding - 1 Diagnose - Werking van het systeem - 9 Diagnose - Aansluiting rekeneenheid - 13 Diagnose - Vervangen van organen - 15 Diagnose - Klachten - 16-19 FEBRUARI 2006 EDITION NEERLANDAISE De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht. Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault s.a.s. Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault s.a.s. Renault s.a.s. 2006

INSTRUMENTEN 1 - DASHBOARD Diagnose - Inleiding 1. GELDIGHEID VAN HET DOCUMENT In dit document staat de diagnose die geldig is voor alle volgende instrumentenpanelen: Model(len): L90 Betreffende functie: Instrumentenpaneel 2. ONMISBARE ELEMENTEN VOOR DE DIAGNOSE Type documentatie Type diagnoseapparaat Methodes van de diagnose (dit document): Papier (Werkplaatshandboek of Service Mededeling), Dialogys. Elektrische schema's: Visu-Schéma (cd-rom), papier. CLIP Type onmisbaar gereedschap Onmisbaar speciaal gereedschap multimeter Elé. 1681 Universeel verlengblok 3. TER HERINNERING Werkwijze: Voor het controleren van het instrumentenpaneel, zet u het contact aan in het diagnoseprogramma (+ na contact geforceerd). Klachten - Zoekschema' Omdat het instrumentenpaneel niet kan worden gecontroleerd met het diagnoseapparaat van RENAULT, gebeurt de diagnose via de klachten en zoekschema s. Een samenvatting van de globale werkwijze ziet u in het diagram op de volgende bladzijde. -1

Diagnose - Inleiding 4. WERKWIJZE BIJ HET STORING ZOEKEN Controleer de laadtoestand van de accu en de staat van de zekeringen Druk de diagnosekaart af van het systeem (van de CLIP en in het Werkplaatshandboek of Service Mededeling) Gebruik de zoekschema's De verschijnselen blijven nee Storing opgelost neem contact op met de technische helpdesk ja -2

Diagnose - Inleiding 4. WERKWIJZE BIJ HET STORING ZOEKEN (vervolg) Controle van de kabelbundels Moeilijkheden bij de diagnose Het aansluiten van de stekkers en/of het werken aan de kabelbundel kan, tijdelijk, de oorzaak van de storing wegnemen. De elektrische metingen van de spanningen, de weerstanden en de isolaties zijn meestal correct, vooral als de storing niet aanwezig is op het moment van de analyse (storing in het geheugen). Controle op het oog Zoeken van beschadigingen, onder de motorkap en in het interieur. Voer een nauwgezette controle uit van de beschermingen, van de isolaties en van de correcte ligging van de kabelbundels. Zoek oxydatiesporen. Controle door aanraking Gebruik, tijdens de werkzaamheden aan de kabelbundels, het diagnoseapparaat op zo'n manier dat het een verandering aangeeft van de staat van de storingen van "in het geheugen" naar "aanwezig". Controleer of de stekkers correct zijn vergrendeld. Zet de stekkers lichtjes onder mechanische spanning. Verdraai de kabelbundel. Als er zich een verandering in de staat voordoet, probeer dan de oorzaak van het incident te lokaliseren. Onderzoek van elk element Maak de stekkers los en controleer het uiterlijk van de klemmetjes en van de pennetjes evenals het felsen (niet gefelst op de isolatie). Controleer of de klemmetjes en de pennetjes goed in de stekkerbehuizing vergrendeld zijn. Controleer of de klemmetjes of pennetjes tijdens het aansluiten niet worden teruggedrukt. Controleer de contactdruk van de klemmetjes met behulp van een pennetje van het juiste model. Controle van de weerstand: Controleer de geleiding van de complete lijnen, daarna sectie voor sectie. Zoek een kortsluiting aan massa, aan + 12 V of met een andere draad. Als een storing is gedetecteerd, repareer of vervang dan de kabelbundel. -3

Diagnose - Inleiding 5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Bij alle werkzaamheden moeten de veiligheidsvoorschriften worden nageleefd om materiële schade en lichamelijk letsel te voorkomen: controleer de laadtoestand van de accu om beschadiging van de rekeneenheden te voorkomen door een te geringe lading, gebruik geschikt gereedschap. 6. DE FUNCTIE ZELFDIAGNOSE Het volgende delen worden zichtbaar getest: het activeren van de wijzernaalden en van de digitale meters van het display met vloeibare kristallen. LET OP De lampjes worden aangestuurd door een draadverbinding (klassieke aansturing door een draad die het lampje verbindt met de rekeneenheid) en worden niet getest door het instrumentenpaneel. Voor de test van de lampjes, gebruikt u het diagnoseapparaat (CLIP of NXR) met het commando "test waarschuwingslampje" van de rekeneenheden die het te controleren lampje aansturen, behalve het waarschuwingslampje brandstofreserve dat wordt getest door het instrumentenpaneel. Een defect lampje betekent dat het instrumentenpaneel moet worden vervangen. -4

Diagnose - Inleiding OPENEN VAN HET DIAGNOSEPROGRAMMA EN VERANDEREN VAN DE SCHERMEN Deze functie is zichtbaar: Uitvoering met en zonder boordcomputer Ingang: Bladeren: Uitgang: Door lang drukken op de toets "nulinstelling" van de km-teller gedurende 5 secondes bij het inschakelen van het contact. Het bladeren door de informatie van de boordcomputer gebeurt door het drukken op de toets "nulinstelling" van de km-teller. Het diagnoseprogramma sluit automatisch na 5 minuten. Het diagnoseprogramma sluit na uitzetten van het contact. Het diagnoseprogramma sluit door een lange druk op de toets "nulinstelling" van de km-teller, hierdoor worden de storingen gewist uit het geheugen. OMSCHRIJVING VAN HET VERLOOP VAN DE TEST VAN DE WIJZERNAALDEN De wijzernaalden worden tegelijk geactiveerd. De snelheidsmeter geeft gedurende 1 seconde en met stappen van 40 km/u de snelheden aan van 0 tot 170 km/u. De toerenteller geeft gedurende 1 seconde en met stappen van 1000 tr/min de waarden aan van 0 tot 7000 tr/min. -5

Diagnose - Inleiding SCHERMEN VAN DE BOORDCOMPUTER EN HET DIAGNOSEPROGRAMMA Eerste scherm: alle lampjes branden met softwareversie + klokje op het scherm van de boordcomputer. Tweede scherm: alle segmenten branden op de boordcomputer. Derde scherm: "weergave van het aantal liters" Als een storing aanwezig is type "onderbreking of kortsluiting", weergave van "- - -". Vierde scherm: "brandstofverbruik in liter/uur" info met draaiende motor. Als een storing aanwezig is type "onderbreking of kortsluiting", weergave van "- -". Vijfde scherm: "storingen opname element in geheugen" geen storing aanwezig of in geheugen weergegeven "- - - - -". De storingen in geheugen en aanwezig "koelvloeistoftemperatuur" worden weergegeven "- - -TO" voor onderbreking, "- - -TC" voor kortsluiting. De storingen "koelvloeistoftemperatuur" hebben geen betekenis, de storing "TO" mag niet worden verwerkt als de motor koud is. De storingen in geheugen en aanwezig "tankelement" worden weergegeven "-JO- -" voor onderbreking, "-JC- -" voor kortsluiting. De storingen in geheugen en aanwezig "brandstofverbruik" worden weergegeven "D- - - -" voor het ontbreken van het verbruikssignaal. De storingen "brandstofverbruik" mogen alleen worden verwerkt op de uitvoeringen met boordcomputer. Alle storingen weergegeven op het scherm "storingen opname elementen in geheugen" zijn storingen die zijn gedetecteerd, maar niet langer aanwezig zijn. Als verschillende storingen in het geheugen of aanwezig zijn, staan deze op een en dezelfde regel. Om de storingen te wissen uit het geheugen en het zelfdiagnoseprogramma te sluiten, drukt u lang op de toets "nulinstelling" van de km-teller. -6

Systeem: Instrumentenpaneel Lijst van de onderdelen onder controle: Rekeneenheid DIAGNOSEKAART Blz. 1 / 2 Administratieve identificatie Datum 2 0 Ingevuld door VIN: Motor Diagnoseapparaat CLIP Versie van de update Klacht 1188 Weergave brandstofpeil niet goed 1156 Weergave koelvloeistoftemperatuur niet goed 1187 Digitaal display: tekst / figuur niet goed 1185 Weergave van de snelheid niet goed 1157 De waarschuwingslampjes branden niet 1186 Weergave toerental niet goed 1190 Verkeerde indicaties van de boordcomputer Ander Uw toelichting Omstandigheden van de klacht 011 Bij contact aanzetten 005 rijdend 004 af en toe 009 plotselinge storing 010 Geleidelijke verslechtering Ander Uw toelichting Gebruikte documentatie voor de diagnose Gebruikte diagnosemethode Type diagnosehandboek: N diagnosehandboek: N van de Service Mededeling Elektrisch schema: Titel en / of nummer: Werkplaatshandboek Service Mededeling Ondersteunende diagnose Gebruikt elektrisch schema Andere documentatie FD 10 Diagnosekaart bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren

Systeem: Instrumentenpaneel DIAGNOSEKAART Blz. 2 / 2 Identificatie van de rekeneenheid en van de vervangen onderdelen voor het systeem Nummer onderdeel 1 Nummer onderdeel 2 Nummer onderdeel 3 Nummer onderdeel 4 Nummer onderdeel 5 Lezen met het diagnoseapparaat (Identificatiescherm): Rekeneenheid nummer Leverancier nummer Programma nummer Programmaversie Kalibratienummer: VDIAG Storingen aangegeven op het diagnoseapparaat DF nummer Aanwezig In geheugen Omschrijving van de storing Bijzonderheid Context van de storing bij zijn verschijnen Staat of parameter nummer Titel van de parameter Waarde Eenheid Specifieke informatie van het systeem Beschrijving: Aanvullende informatie Waarom heeft u de rekeneenheid vervangen? Welke andere onderdelen zijn vervangen? Andere defecte functies? Uw toelichting: FD 10 Diagnosekaart bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren - bladzijde printen of fotokopiëren

Diagnose - Werking van het systeem 1. WERKING VAN DE WIJZERNAALDEN Snelheidsmeter De informatie van de rijsnelheid wordt via een draadverbinding overgebracht naar het instrumentenpaneel. De informatie is afkomstig van een opname element op de versnellingsbak. Toerenteller De informatie motortoerental wordt via een draadverbinding overgebracht naar het instrumentenpaneel (informatie afkomstig van de rekeneenheid van het inspuitsysteem). 2. WERKING VAN DE BOORDCOMPUTER Vlakje koelvloeistoftemperatuur De informatie van de koelvloeistoftemperatuur wordt via een draadverbinding overgebracht naar het instrumentenpaneel. De informatie is afkomstig van het opname element koelvloeistoftemperatuur. Vanaf 115 C (inbegrepen), branden alle segmenten met het waarschuwingslampje. Van 105 C (inbegrepen) tot 115 C lichten negen segmenten op. Van 80 C (inbegrepen) tot 105 C lichten zes segmenten op. Van 50 C (inbegrepen) tot 80 C lichten drie segmenten op. Alle segmenten zijn gedoofd bij een temperatuur lager dan 50 C. Vlakje brandstofpeil en waarschuwingslampje minimum brandstofpeil Het aparte waarschuwingslampje "minimum brandstofpeil" brandt als de reserve is bereikt en de negen segmenten van de meter doven. De berekening van het brandstofpeil en het beheer van het lampje gebeuren door het verwerken van de informatie van het tankelement (via draadverbinding). BIJZONDERE OPMERKING OVER DE WERKING BIJ HET AANZETTEN VAN HET CONTACT Er is een zelftest van 3 secondes van het waarschuwingslampje "minimum brandstofpeil" bij het aanzetten van het contact. Geval 1: als het tankelement is aangesloten maar het brandstofpeil in de tank onder de reservedrempel is, is het blijven branden van het lampje na 3 secondes afhankelijk van de informatie brandstofpeil (afgevlakt en rekening houdend met de nieuwe instellingen). Geval 2: als het tankelement niet is aangesloten en het eerste aanzetten van het contact met de storing betreft, knippert eerst 2 secondes het waarschuwingslampje "minimum brandstofpeil" snel, na maximaal 1 minuut en 40 secondes (detectietijd van een storing), gaat de brandstofpeilmeter uit en brandt het waarschuwingslampje brandstofreserve continu. Geval 3: als het tankelement niet is aangesloten en het waarschuwingslampje al brandde voor het aanzetten van het contact, blijft het waarschuwingslampje "minimum brandstofpeil" branden en gaan na 1 minuut en 40 secondes alle segmenten van de meter uit. -9

Diagnose - Werking van het systeem Waarschuwingslampje oliedruk Bij het aanzetten van het contact, brandt het waarschuwingslampje oliedruk. Als de motor draait en de oliedruk voldoende is, dooft het lampje. De informatie van de oliedruk wordt via een draadverbinding overgebracht naar het instrumentenpaneel. De informatie is afkomstig van het oliedrukcontact. 3. AFSTANDSMETER Totaalteller De kilometer totaalteller wordt aangegeven vanaf het aanzetten van het contact. Met een impuls op de toetsen van functiekeuze van de "boordcomputer" of de "nulinstelling" gaat u naar het volgende scherm. Dagteller De dagteller verschijnt in plaats van de totaalteller na een korte druk op de toetsen "boordcomputer" of "nulinstelling". Behalve in de volgende gevallen: de nulinstelling is gebeurd door een lange druk op de toets "nulinstelling" van het instrumentenpaneel, de nulinstelling van de dagteller is niet dezelfde als de nulinstelling van de boordcomputer (afgelegde afstand). De boordcomputer De opeenvolgende gegevens van de boordcomputer verschijnen in plaats van de km-tellers door een druk op de toets op het einde van de ruitenwisserschakelaar (functiekeuzetoets "boordcomputer". De nulinstelling gebeurt door een lange druk op de toets "nulinstelling" van het instrumentenpaneel. De informaties van de boordcomputer verschijnen als volgt na elkaar na de dagteller op het display: Verbruikte brandstof (in liters/100 km) sinds de laatste nulinstelling. Gemiddeld verbruik (in liters/100 km) sinds de laatste nulinstelling. Deze verschijnt nadat 400 m is afgelegd. Hierbij wordt gerekend met de afgelegde afstand en de hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling. Actueel verbruik (in liters/100 km). Hiervoor moet de auto sneller rijden dan ongeveer 30 km/u. Bij gas los, met een snelheid boven 30 km/u, is het actuele verbruik 0. -10

Diagnose - Werking van het systeem Voorziene actieradius met de resterende brandstof (in km). Deze verschijnt nadat ongeveer 400 m is afgelegd. Bij het berekenen van de actieradius wordt uitgegaan van de afgelegde afstand, de hoeveelheid in de tank aanwezige brandstof en de verbruikte brandstof. Opmerking: De actieradius wordt 3 minuten na het oplichten van het waarschuwingslampje brandstofreserve niet langer getoond. Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling. Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling. Deze verschijnt nadat 400 m is afgelegd. Deze waarde wordt berekend door de afgelegde afstand te delen door de tijd die is verstreken sinds de laatste nulinstelling. De tijdbasis is ingebouwd in de boordcomputer. HET LAMPJE HANDREM VASTGEZET EN DETECTIE STORING REMCIRCUIT Handremcontact. Schakelaar minimum remvloeistofpeil Storing in de elektronische remkrachtverdeler (ALLEEN MET ABS). -11

Diagnose - Werking van het systeem Waarschuwingslampje Commando Getest Zender van de informatie 1 Portieren - kleppen Massa NEE Huis met hulporganen interieur (UCH) 2 Dimlichten + 12 V NEE Lichtschakelaar 3 Grootlichten + 12 V NEE Lichtschakelaar 4 Mistachterlichten + 12 V NEE Lichtschakelaar 5 Mistlichten voor + 12 V NEE Lichtschakelaar 6 Richtingaanwijzers links en rechts + 12 V NEE Huis met hulporganen interieur (UCH) 7 Defect laadtoestand van de accu Massa NEE (maar licht op bij stilstaande motor) Dynamo 8 Storing inspuitsysteem prioriteit 2 Koelvloeistoftemperatuur Massa 3 s door inspuitsysteem Rekeneenheid Inspuitsysteem 9 Waarschuwing oliedruk Massa NEE (maar licht op bij stilstaande motor) Opname element oliedruk 10 Vastzetten handrem + mini remvloeistof (zonder ABS) Vastzetten handrem + mini remvloeistof + elektronische remkrachtverdeler (met ABS) Massa NEE 3 s door ABS Handremcontact Schakelaar minimum remvloeistofpeil Handremcontact + Schakelaar mini remvloeistof + ABS-rekeneenheid 12 ABS (actief) Massa 3 s door ABS Rekeneenheid ABS 13 Airbag Massa 3 s door airbag REKENEENHEID AIRBAG 14 Airbag off Massa 3 s door airbag Rekeneenheid airbag 15 Achterruitverwarming Massa NEE (brandt bij inschakelen van de functie) Plaat met hulporganen relais 16 waarschuwing brandstofreserve Massa 3 s Instrumentenpaneel Beheer instrumentenpaneel (informatie peilen) 18 OBD Massa 19 Autogordel vergeten Massa 3 s door inspuitsysteem NEE (brandt bij inschakelen van de functie) rekeneenheid inspuitsysteem Schakelaar van de gordel -12

Diagnose - Aansluiting rekeneenheid STEKKER (24-polig grijs) De grijze 24-polige stekker is alleen gemonteerd op de uitvoeringen MG en HG. Aansl. 1 Niet in gebruik 2 Niet in gebruik Omschrijving 3 Controlelampje uitschakelen passagiersairbag 4 Niet in gebruik 5 Niet in gebruik 6 Niet in gebruik 7 Niet in gebruik 8 Niet in gebruik 9 Niet in gebruik 10 Niet in gebruik 11 Niet in gebruik 12 Controlelampje portier open 13 Massa (zonder ABS) Waarschuwingslampje elektronische remkrachtverdeler (met ABS) 14 Niet in gebruik 15 Niet in gebruik 16 Massa (zonder ABS) Waarschuwingslampje ABS (met ABS) 17 Niet in gebruik 18 Niet in gebruik 19 Signaal brandstofverbruik 20 Niet in gebruik 21 Niet in gebruik 22 Niet in gebruik 23 Niet in gebruik 24 Niet in gebruik -13

Diagnose - Aansluiting rekeneenheid STEKKER (24-polig zwart) Aansl. Omschrijving 1 Commando controlelampje startvergrendeling 2 Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur 3 Niet in gebruik 4 Waarschuwingslampje luchtverontreiniging 5 Controlelampje mistachterlicht 6 controlelampje mistlichten voor 7 Massa 8 Signaal - tankelement 9 Voeding + voor contact 10 Voeding na contact 11 Voeding + markeringslichten 12 Signaal + koelvloeistoftemperatuur 13 Waarschuwingslampje laadstroom accu 14 Waarschuwingslampje oliedruk 15 Controlelampje richtingaanwijzers 16 Waarschuwingslampje handrem + remvloeistofpeil 17 Controlelampje achterruitverwarming 18 Controlelampje grootlicht 19 Controlelampje dimlichten 20 Waarschuwingslampje airbag 21 Signaal toerenteller 22 Signaal rijsnelheid 23 Commando functiekeuze (boordcomputer) 24 Signaal + tankelement -14

Diagnose - Vervangen van organen Vervangen Voor het vervangen van het instrumentenpaneel, voert u een diagnose uit. Voor het uit- en inbouwen van het instrumentenpaneel: zie MR mechanisch. Voor het vervangen van het instrumentenpaneel is een akkoord van de technische helpdesk nodig. -15

Diagnose - Klachten MOTORTOERENTAL METER OP NUL OF VERKEERDE INFORMATIE ZOEKSCHEMA 1 KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR GEEN OF VERKEERDE INFORMATIE ZOEKSCHEMA 2 BRANDSTOFPEIL GEEN PEIL OF VERKEERDE INFORMATIE ZOEKSCHEMA 3 HET WAARSCHUWINGSLAMPJE BRANDSTOFRESERVE BLIJFT BRANDEN ZOEKSCHEMA 4 STORING INSPUITSYSTEEM PRIORITEIT 2 / KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR HET LAMPJE BLIJFT BRANDEN ZOEKSCHEMA 5 STORING INSPUITSYSTEEM PRIORITEIT 1 HET LAMPJE BLIJFT BRANDEN ZOEKSCHEMA 6 RIJSNELHEID METER OP NUL OF VERKEERDE INFORMATIE (Informatie afkomstig van versnellingsbak) ZOEKSCHEMA 7 STORING AIRBAG HET LAMPJE BLIJFT BRANDEN ZOEKSCHEMA 8 WAARSCHUWING OLIEDRUK HET LAMPJE BLIJFT BRANDEN ZOEKSCHEMA 9-16

Diagnose - Klachten DIMLICHTEN HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 10 GROOTLICHTEN HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 11 MISTACHTERLICHT HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 12 MISTLICHTEN VOOR HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 13 STORING ABS HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 14 RICHTINGAANWIJZERS HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND ZOEKSCHEMA 15 STARTVERGRENDELING HET WAARSCHUWINGSLAMPJE STARTVERGRENDELING BLIJFT BRANDEN OF KNIPPERT TIJDENS HET RIJDEN ZOEKSCHEMA 16 HET LAMPJE BLIJFT UIT ZONDER APC ZOEKSCHEMA 17 STORING LAADSTROOM HET LAMPJE BLIJFT BRANDEN (draaiende motor) ZOEKSCHEMA 18-17

Diagnose - Klachten VASTZETTEN HANDREM EN DETECTIE STORING REMCIRCUIT HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND (ZONDER ABS) HET LAMPJE WERKT ONSAMENHANGEND (MET ABS) ZOEKSCHEMA 19 ZOEKSCHEMA 20 ACHTERRUITVERWARMING. HET LAMPJE GAAT NIET BRANDEN ZOEKSCHEMA 21 INSTRUMENTENPANEEL GEEN WEERGAVE BIJ AANZETTEN VAN HET CONTACT ZOEKSCHEMA 22 BOORDCOMPUTER OF DAGTELLER OF KLOKJE GAAN TERUG NAAR NUL BIJ IEDER UITZETTEN VAN HET CONTACT ZOEKSCHEMA 23 CONTROLELAMPJE PORTIEREN HET LAMPJE GAAT NIET BRANDEN ZOEKSCHEMA 24-18

ZOEKSCHEMA 1 Toerenteller op nul of verkeerde informatie Zender van het bericht: Rekeneenheid van het inspuitsysteem Open de communicatie met de rekeneenheid van het inspuitsysteem. Controleer of de informatie van het toerental goed is. Als er geen of verkeerde informatie van het motortoerental is, voer een diagnose uit van het inspuitsysteem. Behandel de eventueel aanwezige storing(en). Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen: Instrumentenpaneel zwarte stekker aansl. 21 Aansl. 70 van de 90-polige stekker rekeneenheid inspuitsysteem Als het probleem aanhoudt, activeer de zelfdiagnose van het instrumentenpaneel. Als de zelfdiagnose niet correct is, neem contact op met de technische helpdesk. -19

ZOEKSCHEMA 2 Geen of verkeerde informatie van de koelvloeistoftemperatuur Informatie afkomstig van koelvloeistoftemperatuurzender Controleer de aansluiting en de staat van de 3-polige stekker van de koelvloeistoftemperatuurzender. Herstel de stekker indien nodig. Meet de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur tussen aansl. 12 en de massa. Vervang het opname element koelvloeistoftemperatuur als de weerstand niet: 50 tot 80 C = 927 Ω tot 825 Ω 80 tot 105 C = 300 Ω tot 273 Ω 105 tot 115 C = 136 Ω tot 124 Ω Waarschuwingstemperatuur + 115 C = 103 Ω Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden tussen: Instrumentenpaneel zwarte stekker aansl. 12 Aansl. A van de 3-polige stekker koelvloeistoftemperatuurzender -20

ZOEKSCHEMA 3 Geen of verkeerde informatie van het brandstofpeil Informatie afkomstig van tankelement Activeer de zelfdiagnose van het instrumentenpaneel. Als de zelfdiagnose niet correct is, neem contact op met de technische helpdesk. Als de zelfdiagnose correct verloopt, beweeg dan de kabelbundel tussen het tankelement en het instrumentenpaneel heen en weer om een samenhangende informatie te krijgen. Zoek eventuele beschadigingen van de kabelbundel, controleer de aansluiting, de reinheid en de staat van stekkers. Controleer of de tank niet vervormd is. Vervang de tank indien nodig. Controleer de montage van het tankelement. Maak de stekker los van het tankelement; meet de weerstand tussen de.aansluitingen B1 en A1 van het tankelement. Tank vol = 33 Ω ± 10 Ω (tank 50 l) Tank drie kwart = 110 Ω ± 10 Ω Tank halfvol = 166 Ω ± 10 Ω Tank een kwart = 232 Ω ± 10 Ω Tank leeg = 313 Ω ± 10 Ω Vervang het tankelement als u andere waarden meet. Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbindingen: Tankelement aansl. A1 Aansl. 8 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel Tankelement aansl. B1 Aansl. 24 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -21

ZOEKSCHEMA 4 Het waarschuwingslampje brandstofreserve blijft branden Activeer de zelfdiagnose van het instrumentenpaneel. Als de zelfdiagnose niet correct is, neem contact op met de technische helpdesk. Als de zelfdiagnose correct is, controleer de montage van het tankelement. Maak de stekker los van het tankelement; meet de weerstand tussen de.aansluitingen B1 en A1 van het tankelement. Tank vol = 33 Ω ± 10 Ω (tank 50 l) Tank drie kwart = 110 Ω ± 10 Ω Tank halfvol = 166 Ω ± 10 Ω Tank een kwart = 232 Ω ± 10 Ω Tank leeg = 313 Ω ± 10 Ω Vervang het tankelement als u andere waarden meet. Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbindingen: Tankelement aansl. A1 Aansl. 8 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel Tankelement aansl. B1 Aansl. 24 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -22

ZOEKSCHEMA 5 Het waarschuwingslampje inspuitsysteem prioriteit 2 / koelvloeistoftemperatuur blijft branden Zender van het bericht: rekeneenheid van het inspuitsysteem Voer een diagnose uit van het inspuitsysteem. Behandel de eventueel aanwezige storing(en). Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbindingen: Rekeneenheid inspuitsysteem aansl. 9 Aansl. 2 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -23

ZOEKSCHEMA 6 Het waarschuwingslampje inspuitsysteem prioriteit 1 blijft branden Zender van het bericht: rekeneenheid van het inspuitsysteem Voer een diagnose uit van het inspuitsysteem. Behandel de eventueel aanwezige storing(en). Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbindingen: Rekeneenheid inspuitsysteem aansl. 34 Aansl. 4 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -24

ZOEKSCHEMA 7 Snelheidsmeter op nul of verkeerde informatie Informatie afkomstig van versnellingsbak Activeer de zelfdiagnose van het instrumentenpaneel. Controleer de goede werking van de wijzernaald op alle snelheden. Als de zelfdiagnose niet correct is, neem contact op met de technische helpdesk. Controleer met het diagnoseapparaat of de UCH de informatie rijsnelheid correct ontvangt tijdens een proefrit. Indien geen informatie, "rijsnelheid" op de UCH. Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers. Maak de stekker los van het opname element snelheid; controleer de + 12 V op aansl. A van het opname element, en de massa op aansl. B2 van het opname element. Indien geen + 12 V: controleer de staat van de zekering van het opname element snelheid. Controleer de goede werking van het relais inspuiting (1047). Vervang dit indien nodig. Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Relais inspuiting (1047) Aansl. A5 Aansl. A van het opname element snelheid Indien geen massa: controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Massa Aansl. B2 van het opname element snelheid Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Opname element snelheid aansl. B1 Aansl. 22 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel Opname element snelheid aansl. B1 Aansl. 6 van de zwarte stekker EH1 UCH Instrumentenpaneel zwarte stekker aansl. 22 Aansl. 6 van de zwarte stekker EH1 UCH Als de storing aanhoudt, vervang het opname element snelheid. Indien informatie "rijsnelheid" aanwezig op de UCH. Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Opname element snelheid aansl. B1 Aansl. 22 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel Instrumentenpaneel zwarte stekker aansl. 22 Aansl. 6 van de zwarte stekker EH1 UCH -25

ZOEKSCHEMA 8 Het waarschuwingslampje airbag blijft branden Informatie afkomstig van airbagrekeneenheid Voer een diagnose uit van de functie "airbags gordelspanners". Behandel de eventueel aanwezige storing(en). Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Airbagrekeneenheid aansl. 7 Aansl. 20 zwarte stekker instrumentenpaneel -26

ZOEKSCHEMA 9 Het waarschuwingslampje oliedruk blijft branden Informatie afkomstig van oliedrukzender Controleer de algehele staat van slijtage van de motor (oliepeil, oliedruk, smeercircuit...). Controleer of er geen olie naar buiten lekt. Beweeg, bij draaiende motor, de kabelbundel tussen de oliedrukzender en het instrumentenpaneel heen en weer om het lampje te laten doven. Zoek eventuele beschadigingen van de kabelbundel, controleer de aansluiting, de reinheid en de staat van stekkers. Controleer, bij draaiende motor, de isolatie ten opzichte van de massa op aansl. 1 van de oliedrukzender. Indien er massa is, vervang de oliedrukzender. Controleer de isolatie, de geleiding en het ontbreken van overgangsweerstanden van de verbinding: Oliedrukzender aansl. 1 Aansl. 14 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -27

ZOEKSCHEMA 10 Het controlelampje dimlichten werkt onsamenhangend Voer deze diagnose alleen uit als: de dimlichten branden en het controlelampje uit blijft, de dimlichten niet branden en het controlelampje blijft branden. De dimlichten branden maar het controlelampje blijft uit. Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers. Lichtschakelaar in de stand dimlichten aan. Controleer de + 12 V op aansl. 19 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel. Als er + 12 V is, vervang het instrumentenpaneel. Als er geen + 12 V is, controleer dan de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de verbinding: Zekeringplaat interieur aansl. S9 Aansl. 19 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel De dimlichten branden niet maar het controlelampje blijft branden. Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers. Lichtschakelaar in ruststand. Controleer de + 12 V op aansl. 19 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel. Als er geen +12 V is, vervang het instrumentenpaneel. Als er + 12 V is, controleer dan de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de verbinding: Zekeringplaat interieur aansl. S9 Aansl. 19 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -28

ZOEKSCHEMA 11 Het controlelampje grootlichten werkt onsamenhangend Voer deze diagnose alleen uit als: de grootlichten branden en het controlelampje uit blijft, de grootlichten niet branden en het controlelampje blijft branden. De grootlichten branden maar het controlelampje blijft uit. Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers. Lichtschakelaar in de stand grootlichten aan. Controleer de + 12 V op aansl. 18 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel. Als er + 12 V is, vervang het instrumentenpaneel. Als er geen + 12 V is, controleer dan de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de verbinding: Zekeringplaat interieur aansl. S11 Aansl. 18 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel De grootlichten branden niet maar het controlelampje blijft branden. Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers. Lichtschakelaar in ruststand. Controleer de + 12 V op aansl. 18 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel. Als er geen +12 V is, vervang het instrumentenpaneel. Als er + 12 V is, controleer dan de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de verbinding: Zekeringplaat interieur aansl. S11 Aansl. 18 van de zwarte stekker van het instrumentenpaneel -29