Talenquest Frans 2thv: Grammatica Épisode 1: Onregelmatige werkwoorden Er zijn in het Frans naast regelmatige werkwoorden ook onregelmatige werkwoorden. Het is lastig om van onregelmatige werkwoorden de vorm van het werkwoord te kennen omdat ze onvoorspelbaar zijn. Où vont-ils? Nous sommes en vacances. Waar gaan zij heen? Wij zijn op vakantie. Veelgebruikte onregelmatige werkwoorden zijn: avoir, être, faire, aller, vouloir. avoir (hebben) être (zijn) vouloir (willen) j ai je suis je veux tu as tu es tu veux il/elle a il/elle est il/elle veut nous avons nous sommes nous voulons vous avez vous êtes vous voulez ils/elles ont ils/elles sont ils/elles veulent faire (doen, maken) je fais tu fais il/elle fait nous faisons vous faites ils/elles font aller (gaan) je vais tu vas il/elle va nous allons vous allez ils/elles vont Typ de juiste vorm van het onregelmatige werkwoord in. 1 Tara est dans un taxi. (zijn) 2 Qu est-ce que vous faites ici? (doen) 3 On va faire un tour ensemble. (gaan) 4 Je suis enfermé! (zijn) 5 Avez-vous un euro pour moi? (hebben) 6 Mais comment veux-tu partir? (willen) 7 Ça fait trois euros, Mademoiselle. (maken, bedragen) 8 Qu est-ce que tu veux avoir? (hebben) 9 J ai un grand problème! (hebben) 10 Qui es-tu? (zijn)
Épisode 2: Vraagwoorden Een vraag kun je beginnen met een vraagwoord. C est quand, le Tour de France Quel garçon? Qui est-ce? Wanneer is de Tour de France? Welke jongen? Wie is dat? Na het vraagwoord gebruik je soms est-ce que. Est-ce que betekent niets, maar maakt de zin vragend. Qu est-ce que vous faites? Comment est-ce que tu vas au collège? Wat doen jullie? Hoe ga je naar school? Sleep het juiste vraagwoord naar de juiste plek. Kijk goed naar de rest van de zin. 1 À quelle heure tu viens chez nous? 2 Comment tu t appelles? 3 Mais, qu est-ce que c est? 4 Pourquoi tu ne veux pas de glace? 5 Ça fait combien, madame? 6 Où est-ce que tu es né? 7 C est quand, le tour de France? 8 Qui est ce clochard?
Épisode 3: Bijvoeglijk naamwoord De vorm van het bijvoeglijk naamwoord is veranderlijk. mannelijk enkelvoud - un grand sac vrouwelijk enkelvoud +e une grande valise mannelijk meervoud +s les grands appartements vrouwelijk meervoud +es les grandes maisons Sommige bijvoeglijke naamwoorden volgen deze regel niet helemaal. un bon pain au chocolat un beau garçon les premiers problèmes une bonne boisson une belle fille les premières voitures Kies bij iedere zin de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord. 1 J ai une valise. [petite* / petits / petit / petites] 2 Ce croissant n est pas. [mauvaise / mauvais* / mauvaises] 3 C est mon pull noir. [nouveau* / nouveaux / nouvelles / nouvelle] 4 Tu vois les... bâtiments? [grand / grande / grands* / grandes] 5 Tara est. [amoureux / amoureuses / amoureuse*] 6 Paris est une ville. [beau / belle* / beaux / belles] 7 Mais c est une idée. [bonne* / bon / bonnes / bons] 8 Nous sommes. [fatigué / fatiguée / fatigués*] Feedback 1 petite Inderdaad met e, want valise is vrouwelijk! petits Jammer! Het woord valise is vrouwelijk enkelvoud, dus is het petite. petit Jammer! Het woord valise is vrouwelijk dus is het petite. petites Jammer! Het woord valise staat in het enkelvoud. Het is dus petite, zonder s. 2 mauvais Prima! mauvaise Nee, het woord croissant is mannelijk. Er komt dus geen e achter! mauvaises Nee, het woord croissant is mannelijk enkelvoud. Je hoeft dus geen letters aan het bijvoeglijk naamwoord mauvais toe te voegen! 3 nouveau Goed! nouveaux Deze vorm gebruik je als het zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud is, en het woord pull is hier enkelvoud. Nouveau is dus zonder x. nouvelle Je vergist je, want pull is mannelijk. Het goede bijvoeglijke naamwoord is nouveau. nouvelles Het woord pull is mannelijk enkelvoud. Je moet hier dus kiezen voor nouveau. 4 grands Juist! Met s want jardins is mannelijk meervoud. grande Helaas! Jardins is mannelijk meervoud. Grands is daarom zonder e en met een s! grand Helaas! Jardins is mannelijk meervoud. Grands is daarom met een s! grandes Helaas! Jardins is niet vrouwelijk maar mannelijk meervoud. Grands is daarom zonder e en met een s! 5 amoureuse Prima, dit is de vorm voor vrouwelijk enkelvoud. amoureux Tara is toch vrouwelijk? Daarom is het amoureuse! amoureuses Tara is enkelvoud, daarom hoeft er achter amoureuse geen s! 6 belle Goed zo! beau ville is vrouwelijk, daarom moet je kiezen voor belle. belles ville is enkelvoud, daarom moet je kiezen voor belle zonder s. beaux ville is vrouwelijk enkelvoud, daarom moet je kiezen voor belle. 7 bonne Inderdaad! bon idée is vrouwelijk, daarom moet je kiezen voor bonne. bonnes idée is enkelvoud, daarom moet je kiezen voor bonne zonder s. bons idée is vrouwelijk enkelvoud, daarom moet je kiezen voor bonne. 8 fatigués Uitstekend, met s voor meervoud natuurlijk! fatigué Oeps! Je vergeet de s voor meervoud! fatiguée Oeps! Je vergeet de s voor meervoud!
Épisode 5: Gebiedende wijs Met een gebiedende wijs kun je iemand een opdracht geven of een voorstel doen. Als je 'U' zegt (tegen onbekenden of meerdere mensen) Prenez la ligne 4, madame! Ne téléphonez pas à la police!! Ale je 'jij' mag zeggen (tegen vrienden, bekenden) Viens ici, s il te plaît! Ne fais pas ça! Oproep of voorstel (Laten we ) Allons au cybercafé! Jouons au basket! Kies in iedere zin de meest passende gebiedende wijs. 1 Donnez-moi 500 euros, monsieur. 2 Prends le premier métro! 3 Écoutez, Mademoiselle, ça ne va pas! 4 Regarde le plan du métro! 5 Change à la station Nation! 6 Descends, et tu me vois! 7 Demande à quelqu un de t aider! 8 Continue sur la ligne 2!
Épisode 6: Bezittelijk voornaamwoord Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is. De vorm van het bezittelijk voornaamwoord is afhankelijk van het woord dat erachter komt. Kijk goed of dit woord enkelvoud of meervoud, en mannelijk of vrouwelijk. C est mon frère. Voici sa soeur. Voilà mes parents. Ce sont nos copains. Dat is mijn broer. Hier heb je zijn/haar zus. Daar heb je mijn ouders. Dat zijn onze vrienden. mannelijk vrouwelijk meervoud mijn mon frère ma soeur mes parents jouw ton frère ta soeur tes parents zijn son frère sa soeur ses parents haar son frère sa soeur ses parents onze notre frère notre soeur nos parents jullie, uw votre frère votre soeur vos parents hun leur frère leur soeur leurs parents Kies bij iedere zin het juiste bezittelijk voornaamwoord. 1 Voici photos de vacances. [notre / nos*] 2 Ce sont frères et sœurs. [mon / ma / mes*] 3 Ce grand garçon-là. c'est frère! [son* / sa / ses] 4 Pardon, c est chien, madame? [votre* / vos] 5 Ce sont chansons. [leur / leurs*] 6 Sors d ici, c est chambre à moi! [mon / ma* / mes] 7 Jamil et Romain, ce sont amis? [ton / ta / tes*] 8 Ici c est donc quartier? [ton* / ta / tes] Fout-feedback 1 notre photos is meervoud. Je kiest dus voor nos. 2 mon / ma frères et soeurs zijn samen meervoud. Je kiest dus voor mes. 3 sa frère is mannelijk. Je kiest dus voor son. ses frère is mannelijk enkelvoud. Je kiest dus voor son. 4 vos chien is enkelvoud. Je kiest dus voor votre. 5 leur 'chansons' is meervoud. Je kiest dus voor leurs 6 mon chambre is vrouwelijk. Je kiest dus voor ma. mes chambre is vrouwelijk enkelvoud. Je kiest dus voor ma. 7 ton / ta amis is meervoud. Je kiest dus voor tes. 8 ta quartier is mannelijk. Je kiest dus voor ton. tes quartier is mannelijk enkelvoud. Je kiest dus voor ton.
Épisode 7: Lidwoord Aan de lidwoorden kun je in het Frans zien of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is. le chaufeur la station mannelijk vrouwelijk Voor een klinker of stomme h gebruik je l. l affiche l ordinateur Voor meervoud gebruik je les. les enfants les clochards Na werkwoorden die een bepaald gevoel uitdrukken (aimer, adorer, préférer, détester) gebruik je een bepaald lidwoord, ook al doe je dat in het Nederlands niet. Ik heb liever cola. Hij heeft een hekel aan school. Je préfère le coca. Il déteste l école. Kies bij iedere zin het juiste bepaald lidwoord. 1 J aime beaucoup la viande. 2 Yacine regarde la télé. 3 Ilian adore le basket. 4 Tu préfères les films d aventure? 5 Je déteste les vacances en famille. 6 J adore les animaux! 7 J'écoute le disque de Faudel. 8 Nous aimons les chansons anglaises.