De persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder

Vergelijkbare documenten
Schenking van certificaten van aandelen in de estate planning

De zorgplicht van scholen voor leerlingen: de praktijk

Opstal en erfpacht als juridische instrumenten voor meervoudig grondgebruik

Praktische toelichting op de UAV 2012

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

Praktische toelichting op de UAV 2012 (2 e druk)

Praktijkboek verjarings- en vervaltermijnen in de bouw

Terug naar de Collegebanken

UAV 2012 Toegelicht. Handleiding voor de praktijk. prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis. Eerste druk

Het begrip hoofdzaak bij conservatoir beslag

Naar een andere verdeling van verantwoordelijkheid in de bouw

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

De hybride vraag van de opdrachtgever

De rechtspositie van de. verenigingsbestuurder-werknemer

Model Inkoopbeleid voor de (semi)overheid

Privaatrechtelijke Bouwregelgeving Editie 2013

Grondexploitatiewet. vraag & antwoord

Beschouwingen naar aanleiding van het wetsvoorstel Aanbestedingswet

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

Particulier onderzoeker Wettelijke kaders

Het dilemma van de notaris

Prof. mr. drs. F.C.M.A. Michiels Mr. A.G.A. Nijmeijer Mr. J.A.M. van der Velden. Het wetsvoorstel Wabo

Criminele burgerinfiltratie

Gebruik ruimte. Over het herverdelen van gebruiksruimte in het omgevingsplan en de verbinding met het beleidsconcept gebruiksruimte

Juridische handreiking relatie BIM-protocol en de DNR 2011 (voor adviseurs en opdrachtgevers) prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis

Aansprakelijkheid van leidinggevenden

Leidraad inbrengwaarde

Bemiddelingskosten: twee heren dienen, een onredelijk voordeel bedingen. Hoe zit het nu precies?

Leidraad inbrengwaarde (2 e druk) drs. ing. F.H. de Bruijne MRICS RTsv ir. ing. T.A. te Winkel MRICS RTsv RMT

Handreiking bestuurlijke aansprakelijkheid. Vereniging van toezichthouders in onderwijs en kinderopvang

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN

Preadviezen Content.indd :55:32

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Bijzonder geschikt voor het werk

Toezicht en aansprakelijkheid

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren

Omgangsrecht voor grootouders en kleinkinderen

Appartementsrecht en aanverwante rechtsfiguren voor de privaatrechtelijke vormgeving van bouwwerken

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

GRONDSLAGEN BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

Dit boek is een uitgave van Celsus juridische uitgeverij Weert

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, Print uitspraak

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar.

Belastingwetgeving 2015

ABC voor Raadsleden INKIJKEXEMPLAAR

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40

Onteigeningsrecht in de praktijk

Cultureel erfgoed en ruimte

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Projectontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet Een praktische handleiding

Frank en Vrij. Thunnissen-bundel. onder redactie van. mr. J.F. de Groot / mr. H.M. Slaghekke

Handleiding . Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding

Nieuwe onteigeningswetgeving. en Vlaanderen

Praktisch Verbintenissenrecht

Onderzoek als project

Persoonsbeveiliger Basis- en wetskennis

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders

Het bouwteam model. Een studie naar de juridische vormgeving en het functioneren in de praktijk

Zakelijke correspondentie Nederlands les- en werkboek

3 Onrechtmatige overheidsdaad

Inleiding. 1 Strafrecht

Juridisch Document ZORG

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Gezondheidsstrafrecht

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Handleiding Programmeren en bewerken CAM (graveermachine) Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Programmeren en bewerken CAM (graveermachine)

Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders. Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013

Particulier onderzoeker Wettelijke kaders

Handleiding Homeplanner

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN EFFECTIVITEIT EN AANSPRAKELIJKHEID IN HET ECONOMISCH ORDENINGSRECHT PROEFSCHRIFT

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Auteur boek: Vera Lukassen Titel boek: Word Gevorderd , Serasta Uitgegeven in eigen beheer Eerste druk: augustus 2012

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

Externe veiligheid en Ruimte

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Serie: Elementaire theorie accountantscontrole. Auditing & Assurance: Bijzondere opdrachten. Hoofdredactie Prof. dr. G.C.M.

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Handleiding Menukeuze

Belastingwetgeving 2015

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Rekenen Groep 6-2e helft schooljaar.

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Bestuurdersaansprakelijkheid: de te hanteren norm voor extreme handelingen van de bestuurder

Een eigen bedrijf beginnen

Praktische toelichting op de UAV-GC 2005

Transcriptie:

De persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder Bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht en in het ondernemingsrecht Mr. drs. M.E.N. van Haren III

Bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht en in het ondernemingsrecht Mr. drs. M.E.N. van Haren Dit boek is gebaseerd op de masterscriptie Nederlands recht (afstudeerrichtingen Ondernemingsrecht en Strafrecht) waarop de auteur in augustus 2018 afstudeerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar begeleiders waren prof. mr. C.D.J. Bulten, hoogleraar ondernemingsrecht en mr. M.J.M. Krabbe, universitair docent algemene rechtswetenschap. Dit boek is een uitgave van Celsus juridische uitgeverij Weert www.celsusboeken.nl info@celsusboeken.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel aan deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt de auteur noch Celsus juridische uitgeverij aansprakelijkheid voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolkomenheden. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission of the publisher. ISBN 978-90-8863-236-5 NUR 824/827 2018 Tekst: mr. drs. M.E.N. van Haren 2018 Vormgeving: Celsus juridische uitgeverij lay out: Bureau Lopend Vuur omslagillustratie: Gerd Altmann IV

Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen IX 1 Inleiding 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Relevantie 3 1.3 Probleemstelling 4 1.4 Onderzoeksopzet 6 1.5 Leeswijzer 7 2 De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder 9 2.1 Inleiding 9 2.2 De plaats van leidinggeven in het strafrechtelijk systeem 11 2.2.1 Afbakening van de aansprakelijkheid van de bestuurder naast die van de rechtspersoon 12 2.2.2 Afbakening van de kwalificatie leidinggeven door de bestuurder 14 2.2.3 Leidinggeven als aansprakelijkstelling of als deelnemingsvorm 16 2.3 Wie is leidinggever? 18 2.4 De norm voor strafrechtelijk leidinggeven 20 2.4.1 De Slavenburgrechtspraak 20 2.4.2 Feitelijk leidinggeven verduidelijkt in recente rechtspraak 24 2.5 Tot slot. Mismanagement en slecht leidinggeven: verlegging van de grenzen? 29 3 De civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder 33 3.1 Inleiding 33 3.2 Bestuurdersaansprakelijkheid in het civielrechtelijk systeem 34 3.3 Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad 36 V

3.3.1 De twee aansprakelijkheidsvarianten volgens het Ontvanger/Roelofsen-arrest 37 3.3.2 De vervulling van de bestuurstaak als aanknopingspunt 40 3.4 De plaats van de ernstig verwijtmaatstaf in het onrechtmatige daadrecht 44 3.4.1 Het ernstig verwijtbegrip ontleed 45 3.4.2 Plaatsing binnen de onrechtmatige daad 52 3.4.3 De rol van relativiteit 57 3.5 Wie is bestuurder? 60 3.6 Tot slot: de ondergrens van civielrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid 64 4 De vaststelling van bestuurdersaansprakelijkheid in het straf- en ondernemingsrecht 67 4.1 Inleiding 67 4.2 Een algemene vergelijking van bestuurdersaansprakelijkheid in beide rechtsgebieden 67 4.2.1 Het bestuurdersbegrip in beide rechtsgebieden 68 4.2.2 Het karakter van beide vormen van bestuurdersaansprakelijkheid 71 4.3 Normschending 75 4.3.1 De vaststelling van de normschending 76 4.3.2 Bestuurdersaansprakelijkheid voor actief handelen of passieve betrokkenheid 82 4.4 Wetenschap als centrale factor in de aansprakelijkheid 86 4.4.1 De rol van wetenschap in civielrechtelijke aansprakelijkheid 87 4.4.2 De rol van wetenschap in strafrechtelijke aansprakelijkheid 91 4.4.3 Verklaringen voor de verschillende benaderingen van wetenschap in civiele en strafrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid 95 4.5 Schuldverband 96 4.6 Tussenconclusie 104 5 Verweer tegen bestuurdersaansprakelijkheid in het straf- en ondernemingsrecht 107 5.1 Inleiding 107 5.2 Rechtvaardigingsgronden en VI

schulduitsluitingsgronden 107 5.2.1 De werking van rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden in de civiele en strafrechtelijke aansprakelijkheid 107 5.2.2 Welke rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden bestaan bij civiele en strafrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid? 111 5.3 Nadere invulling van de verweren van de bestuurder 118 5.3.1 Bijzonder rechtvaardigend verweer van de bestuurder: inlichten en waarschuwen 119 5.3.2 Rechtsdwaling als verontschuldigend verweer van de bestuurder in het civiele en strafrecht 121 5.3.3 Bijzondere verontschuldigende verweren in het civiele recht en strafrecht 129 5.3.3.1 De interne taakverdeling als mogelijk verontschuldigend verweer tegen bestuurdersaansprakelijkheid in het civiele recht en in het strafrecht 129 5.3.3.2 Schulduitsluiting en de afwezigheid van alle schuld: een nadere beschouwing 134 5.4 Processuele kenmerken van bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsen strafrecht 141 5.4.1 Procesrechtelijke aspecten van civiele bestuurdersaansprakelijkheid 142 5.4.2 Procesrechtelijke aspecten van bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht 146 5.4.3 De vergelijking van de bewijspositie van de bestuurder in het civiele en strafrecht 147 5.5 Tot slot 149 6 Conclusies 151 6.1 Inleiding 151 6.2 De verschillen en overeenkomsten tussen bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht en ondernemingsrecht en hoe deze te verklaren zijn 151 6.3 De oplossingen voor knelpunten die beide rechtsgebieden elkaar over en weer kunnen aanreiken 156 VII

Lijst van aangehaalde literatuur 159 Geraadpleegde jurisprudentie 179 Dankwoord 185 VIII

HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Inleiding Tim is al enige jaren bestuurder van Asis NV, een concern dat een groot aantal werkmaatschappijen in de agrarische industrie in geheel Europa exploiteert. Tot zijn schrik moet Tim terecht staan voor de strafrechter. De officier van justitie beschuldigt Tim ervan dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrifte en oplichting, begaan door de rechtspersoon Asis NV. Volgens de officier van justitie heeft de rechtspersoon valsheid in geschrifte gepleegd en de externe accountant opgelicht. Door het verstrekken van valse control letters en het achterhouden van side letters zijn naar de accountant onjuiste suggesties gewekt en is voor de accountant wezenlijke informatie achtergehouden. De accountant is daartoe bewogen goedkeuring van de jaarrekening te geven, welke goedkeuring hij anders zou hebben geweigerd. De officier van justitie acht Tim daarvoor aansprakelijk. Tim heeft verklaard dat hij niet meer wist of hij het rapport van de accountant wel geheel had gelezen, en als hij het wel zou hebben gelezen, dan weet hij niet meer of hij daaraan voldoende aandacht had besteed. Ook, zo stelt Tim, miste hij de inhoudelijke kennis om te doorgronden wat hij nu daadwerkelijk had ondertekend. De rechtbank overweegt dat voor bewezenverklaring van het hem ten laste gelegde feit vereist is dat Tim wist of welbewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat de valse geschriften aan de accountant werden overhandigd en dat de accountant daardoor werd bewogen tot afgifte van een goedkeurende verklaring over de jaarrekening. Volgens de rechtbank kan dat niet voldoende wettig en overtuigend worden bewezen. Het is volgens de rechtbank onbegrijpelijk dat een bestuurder in de positie van Tim de voor het besturen vereiste informatie niet deugdelijk tot zich heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestuderen van de stukken namelijk een wezenlijk onderdeel van zijn taak, en het handelen van de bestuurder getuigt dan ook van een onbehoorlijke taakuitoefening, aldus de rechtbank. Nu er echter geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat die verklaring van verdachte ongeloofwaardig is en er ook overigens geen bewijs van wetenschap is, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de oplichting van de accountant. Hoewel voor civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder voldoende 1

zou zijn dat, hoewel de bestuurder niet concreet wist van de verweten gedraging van de rechtspersoon, hij hiervan op de hoogte had moeten zijn, kan dit voor strafrechtelijke aansprakelijkheid niet voldoende zijn, aldus de strafrechter. De rechtbank spreekt Tim uiteindelijk vrij van feitelijk leidinggeven. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van deze bestuurder kon niet worden gevestigd, maar de weg naar civiele aansprakelijkheid ligt volgens de rechter nog open. 1 Strafrecht In het strafrecht kunnen bestuurders van rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor strafbare feiten die zijn gepleegd door de rechtspersoon die zij besturen, en wel als feitelijk leidinggever. Deze grondslag wordt gevormd door artikel 51 Sr. Het tweede lid van artikel 51 Sr bepaalt dat de strafvervolging kan worden ingesteld tegen (onder meer) hen die tot het feit opdracht hebben gegeven alsook tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, indien een strafbaar feit begaan is door een rechtspersoon. In de rechtspraak is in dat kader bijvoorbeeld overwogen dat van feitelijk leiding geven (al) sprake kan zijn indien de verdachte bestuurder maatregelen ter voorkoming van de verboden gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat deze zich zullen voordoen, terwijl hij wel bevoegd en redelijkerwijs gehouden was die maatregelen te nemen. 2 Later heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat deze maatstaf tevens gelding heeft bij culpoze delicten, waarbij die bewuste aanvaarding eveneens kan worden vastgesteld. 3 De aansprakelijkstelling kan dan ook zowel op actief handelen, alsook op nalatigheid van de bestuurder betrekking hebben. 4 Bij de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder als feitelijk leidinggever spelen ook wetenschap van de gedragingen, de vereiste gradatie van opzet of aanvaarding, het nemen van maatregelen en mogelijke strafuitsluitingsgronden een rol. 5 Civiele recht Ook het civiele recht kent mogelijkheden om de bestuurders van rechtspersonen (extern) aansprakelijk te stellen. De rechtspraak onderscheidt allereerst een aantal wijzen waarop bestuurdersaansprakelijkheid berus- 1 Deze casus is vrij geïnspireerd op Hof Amsterdam 28 januari 2009, NS 2009/102, NBSTRAF 2009/102. 2 HR 19 november 1985, NJ 1986, 125 (Slavenburg I) en HR 16 december 1986, NJ 1987, 321 (Slavenburg II). 3 HR 1 februari 2005, NJ 2006, 421 en HR 12 november 2002, NS 2002, 336. 4 HR 26 april 2016, NJ 2016, 375. 5 Doorenbos 2015, p. 455-461. 2

INLEIDING tende op artikel 6:162 BW kan worden gevestigd. Zo valt te denken aan civielrechtelijke aansprakelijkheid voor de bestuurder die namens de vennootschap verplichtingen is aangegaan terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de vennootschap die verplichting niet zou kunnen nakomen, 6 en aan aansprakelijkheid ten gevolge van het door de bestuurder bewerkstelligen of toelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden. 7 Bepalend voor voornoemde civielrechtelijke vormen van aansprakelijkheid is telkens of de bestuurder in zijn hoedanigheid zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld, dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hieraan moet worden toegevoegd dat dit de gevallen betreft waarin de bestuurder handelt in zijn hoedanigheid, ofwel ter vervulling van zijn bestuurstaak. Daarnaast moet worden aangenomen dat wanneer de bestuurder niet handelt ter vervulling van zijn bestuurstaak, aansprakelijkheid kan worden gevestigd op grond van een gewone zorgvuldigheidsnorm, zonder de aanwezigheid van een persoonlijk ernstig verwijt. 8 Bij de civiele bestuurdersaansprakelijkheid zijn de wetenschap en de mate waarin voor de bestuurder voorzienbaar was dat de vennootschapsschuldeiser schade zou lijden, belangrijke elementen. Ook spelen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden een rol bij deze aansprakelijkheid. 1.2 Relevantie Uit het voorgaande blijkt dat bestuurders van rechtspersonen in voorkomend geval zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. De constructie van de civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid kent overeenkomsten, maar ook verschillen. Elementen die daarbij van belang zijn, zijn onder meer de (benodigde) mate van verwijtbaarheid of opzettelijkheid, wetenschap van de door de rechtspersoon gepleegde onrechtmatigheden of strafbare feiten, alsook aspecten omtrent bewijslevering, de rol van de taakverdeling tussen de verschillende bestuurders, het al dan niet de positie hebben van statutair bestuurder, en het bestaan van rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden. In de literatuur is reeds geschreven over de gezamenlijke roots van het strafrecht en het privaat- en ondernemingsrecht 9 en over de grenzen 6 HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 (Beklamel). 7 HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen). Zie ook Assink e.a 2011, p. 15 e.v. 8 HR 23 november 2012, NJ 2013, 302 (Spaanse Villa s) en HR 5 september 2014, NJ 2015, 21 (Tulip Air). 9 Ahsmann 2005, p. 11-22. 3

van beide rechtsgebieden. 10 Verscheidene leerstukken die zowel in het privaatrecht als in het strafrecht voorkomen, zoals het schuldbegrip, 11 zijn in de wetenschap reeds vergeleken. Ook is er hier en daar met betrekking tot leidinggevenden en bestuurders vergelijkend onderzoek gedaan, bijvoorbeeld tussen het strafrecht en de criminologische wetenschappen 12 en de bedrijfswetenschap. 13 Er heeft in de literatuur, voor zover mij bekend, echter nog niet of nauwelijks een vergelijking tussen het ondernemingsrecht en strafrecht plaatsgevonden betreffende de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder. Weinig tot geen literatuur is te vinden over bijvoorbeeld de vereisten voor aansprakelijkheid en de mogelijkheden voor de bestuurder om zich te disculperen (bijvoorbeeld strafuitsluitingsgronden) krachtens het strafrecht, in vergelijking met de vereisten voor aansprakelijkheid, mogelijke disculpatiegronden, en het belang van een bestuurlijke taakverdeling, van de bestuurder door middel van het civiele recht. Zelfs in een nieuw overzichtswerk dat de grenzen van het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht in vergelijking met andere rechtsgebieden onderzoekt, wordt met geen woord over het strafrecht gerept. 14 Dit onderzoek tracht in die leemte te voorzien. 1.3 Probleemstelling De zinsnede aansprakelijkheid van de bestuurder wordt in twee rechtsgebieden gebezigd. Onduidelijk en in de literatuur nauwelijks onderzocht is echter hoe het begrip bestuurdersaansprakelijkheid, zoals gebruikt in het ondernemingsrecht, zich verhoudt tot het gebruik daarvan in het strafrecht. Ook is niet helder hoe de invulling van de aansprakelijkheidconstituerende elementen in het civiele en strafrecht zich tot elkaar verhoudt. Hiertoe wil ik eerst onderzoeken welke inhoud in het strafrecht aan bestuurdersaansprakelijkheid wordt gegeven (eerste deelvraag) en welke inhoud het ondernemingsrecht aan bestuurdersaansprakelijkheid geeft (tweede deelvraag). Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan kwesties als de mate van vereiste verwijtbaarheid of opzettelijkheid in beide rechtsgebieden. Een andere belangrijke vraag is hoe in de praktijk van de verschillende rechtsgebieden die aansprakelijkheid wordt geconstrueerd. Welke mate 10 Zwalve 2005, p. 23-28. 11 Post 2016, p. 77-106. 12 De Jong e.a. 2012, p. 117 e.v. 13 Hornman 2016, p. 450. 14 Van Solinge e.a. 2017, p. 14 e.v. 4

INLEIDING van verwijtbaarheid of opzettelijkheid dient aanwezig te zijn? In hoeverre speelt de wetenschap en de taakverdeling binnen een meerkoppig bestuur een rol bij de individuele aansprakelijkheidspositie? In hoeverre is de statutaire aanstelling van de bestuurder van belang voor de beide vormen van aansprakelijkheid? Strekt de civiele en strafrechtelijke aansprakelijkheid zich in even grote mate uit tot zowel actief handelen als nalatigheid? In hoeverre kan bovendien een eerdere civielrechtelijke veroordeling van de bestuurder van invloed zijn op een latere strafrechtelijke veroordeling, en omgekeerd? Hierbij kan ook de rol van de accessoriteit worden onderzocht. In hoeverre moet voor beide aansprakelijkheden vaststaan dat naast de bestuurder ook de rechtspersoon zelf aansprakelijk kan worden gehouden op grond van onrechtmatige daad, c.q. als strafbaar (corporatief) dader? Door die elementen te onderzoeken, schets ik de bestuurdersaansprakelijkheid in beide rechtsgebieden. Daarmee kan worden beantwoord hoe de vaststelling van bestuurdersaansprakelijkheid plaatsvindt in het straf- en ondernemingsrecht, welke verschillen en overeenkomsten tussen de vaststelling van bestuurdersaansprakelijkheid in beide rechtsgebieden bestaan en hoe deze te verklaren zijn (derde deelvraag). Onderzoekwaardig is bovendien de vooronderstelling die in de literatuur veelal wordt gemaakt, namelijk of strafrechtelijke aansprakelijkheid jegens bestuurders in alle gevallen moeilijker te vestigen is dan middels een civielrechtelijke onrechtmatige daad. Het ziet ernaar uit dat zowel materiële aspecten als formele aspecten ertoe leiden dat die vooronderstelling niet in alle gevallen opgaat. Daarnaast concentreert dit onderzoek zich op verweer tegen bestuurdersaansprakelijkheid. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen het verweer tegen bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemings- en strafrecht en hoe zijn deze te verklaren (vierde deelvraag)? Hierbij zal ik onderzoeken onder welke omstandigheden de bestuurder een rechtvaardigingsgrond toekomt. Welke mogelijkheden tot disculpatie c.q. welke schulduitsluitingsgronden kunnen de bestuurder soelaas bieden? Hoe worden die verweren in het aansprakelijkheidsoordeel verdisconteerd? Bij de beantwoording van de zojuist geschetste vragen die voor dit onderzoek van belang zijn, zal ik telkens ook aandacht besteden aan de wijze waarop het ene rechtsgebied kan profiteren van kennisneming van de behandeling van bestuurdersaansprakelijkheid in het andere rechtsgebied. Daarmee wordt duidelijk in hoeverre de wijze waarop bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht wordt behandeld, kan bijdragen aan knelpunten met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid in het 5

strafrecht en vice versa (vijfde deelvraag). Te denken valt bijvoorbeeld aan de strafrechtelijke discussie ten aanzien van de verwijtbaarheidsgrens die moet gelden voor bestuurdersaansprakelijkheid. In dit onderzoek zal ik behandelen hoe kennis van de civielrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijke bijdrage kan leveren aan de beslechting van die discussie. Andersom zal ik aandacht besteden aan de knelpunten die in het ondernemingsrecht bestaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de verweermogelijkheden van de bestuurder ten aanzien van zijn aansprakelijkheid, en zal ik met strafrechtelijke inzichten oplossingen daarvoor trachten aan te dragen. Door aandacht te besteden aan de zojuist geschetste (rechts)vragen, kan de hoofdvraag van dit onderzoek worden beantwoord, die luidt: welke inhoud wordt aan bestuurdersaansprakelijkheid gegeven in enerzijds het strafrecht en anderzijds het ondernemingsrecht, hoe zijn verschillen en overeenkomsten in inhoud tussen beide aansprakelijkheden te verklaren en in hoeverre kan de wijze waarop bestuurdersaansprakelijkheid in het ene rechtsgebied wordt behandeld, bijdragen aan oplossingen voor knelpunten in het andere rechtsgebied? Doel van het onderzoek In dit boek zal al met al de vergelijking tussen het ondernemingsrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijk stellen van de bestuurder centraal staan. Het doel van dit onderzoek is daarmee een bijdrage te leveren aan de theoretische kennis van bestuurdersaansprakelijkheid in zowel het strafrecht als het ondernemingsrecht. Daarnaast tracht het onderzoek aan te tonen op welke aspecten beide rechtsgebieden profijt hebben van het kennisnemen van de betekenis en invulling die wordt gegeven aan de bestuurdersaansprakelijkheid in het andere rechtsgebied. Op die manier tracht dit onderzoek met ondernemingsrechtelijke inzichten het begrip van bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht te bevorderen en wil het onderzoek bijdragen aan discussies over bestuurdersaansprakelijkheid die in het strafrecht bestaan. Vice versa kan het kennisnemen van de wijze waarop wordt omgegaan met bestuurdersaansprakelijkheid in het strafrecht, het begrip van civielrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid vergroten, en kan het strafrecht oplossingen bieden voor knelpunten en discussies over bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht. 1.4 Onderzoeksopzet Dit boek heeft in hoofdzaak een dogmatisch-positivistisch karakter, met als doel het geldende Nederlandse recht met betrekking tot de aanspra- 6

INLEIDING kelijkheid van bestuurders van rechtspersonen in het ondernemings- en strafrecht weer te geven en te beschrijven. Een deel van dit boek zal daarnaast bestaan uit het aandragen van oplossingen voor knelpunten en discussies met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij ondernemingsrechtelijke en strafrechtelijke inzichten hand in hand gaan. Gelet op de aard van het onderzoek, zal ik proberen de leerstukken in de onderscheidenlijke rechtsgebieden voornamelijk te vinden in de literatuur en wetsgeschiedenis met betrekking tot de aansprakelijkheidsvormen in beide rechtsgebieden. Daarnaast zal ik uiteraard onderzoeken hoe men in de praktijk van beide rechtsgebieden, of liever gezegd in de rechtspraak, omgaat met bestuurdersaansprakelijkheid. Ik verwacht dat bij uitstek in de rechtspraktijk een goed antwoord te vinden is op de vraag welke inhoud men aan het begrip geeft en wat de processuele vragen bij bestuurdersaansprakelijkheid zijn, nu zowel in het strafrecht als in het ondernemingsrecht de bestuurdersaansprakelijkheid met name in de rechtspraak tot volle ontwikkeling is gekomen. Met betrekking tot de te maken vergelijking tussen bestuurdersaansprakelijkheid in de beide rechtsgebieden is, zoals gezegd, weinig tot geen literatuur voorhanden. Voor de hoofdstukken waarin ik probeer vergelijkingen te trekken, zal ik mij moeten richten op mijn eigen analyse en inzicht. 1.5 Leeswijzer Bij de afronding van dit inleidende hoofdstuk is tot slot een plan van behandeling voor de volgende hoofdstukken op zijn plaats. In hoofdstuk 2 zal strafrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid centraal staan, waarbij het leerstuk van feitelijk leidinggeven door de bestuurder wordt behandeld (de eerste deelvraag). Hierbij komt onder andere aan de orde welke inhoud aan deze aansprakelijkheid wordt gegeven door de rechtspraktijk, op welke bestuurders deze aansprakelijkheid ziet en welke criteria als ondergrens van deze aansprakelijkheid hebben te gelden. Hoofdstuk 3 concentreert zich op bestuurdersaansprakelijkheid in het ondernemingsrecht (de tweede deelvraag), waarbij de externe bestuurdersaansprakelijkheid, zoals gestoeld op het leerstuk van de onrechtmatige daad, als uitgangspunt wordt genomen. Hierbij komen onder andere dezelfde zojuist genoemde elementen aan de orde. In hoofdstuk 4 zullen de antwoorden, gevonden in de voorgaande hoofdstukken, leiden tot een eerste vergelijking tussen de wijze waarop het strafrecht en het civiele ondernemingsrecht inhoud geven aan aansprakelijkheid van de bestuurder. Het hoofdstuk zal een analyse 7

inhouden van de verschillen en overeenkomsten tussen de vaststelling van bestuurdersaansprakelijkheid in beide rechtsgebieden en hoe deze te verklaren zijn (de derde deelvraag). Ik wil hierbij aandacht besteden aan de aansprakelijkheidsnorm en de vaststelling hiervan. Het belang van een statutaire positie van de bestuurder wordt tevens behandeld. Ook zal een vergelijking worden getrokken ten aanzien van de positie van de bestuurder die geen natuurlijk persoon, maar rechtspersoon is. In dit hoofdstuk tracht ik bovendien oplossingen voor knelpunten in beide rechtsgebieden te geven. Hoofdstuk 5 gaat over de mogelijkheid van de bestuurder om zich te verweren tegen zijn aansprakelijkheid, waarbij deze kwestie in zowel straf- als ondernemingsrecht wordt behandeld (de vierde deelvraag). Hier worden onder andere rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden behandeld. Tevens worden omstandigheden onderzocht die in het ene rechtsgebied grond voor een succesvol verweer kunnen opleveren, terwijl zij in het ander rechtsgebied geen aansprakelijkheid kunnen voorkomen. Ook in dit hoofdstuk komt aan de orde op welke wijze de beide rechtsgebieden van elkaar kunnen leren bij het behandelen van verweren van de individuele bestuurder (de vijfde deelvraag). In dit laatste inhoudelijke hoofdstuk zal tevens een processuele vergelijking van beide soorten aansprakelijkheid worden gemaakt. Daar waar de civiele rechter over het algemeen de art. 150 Rv-bewijslastverdeling hanteert bij de beoordeling van bestuurdersaansprakelijkheid, dient de strafrechter te beoordelen of het door het openbaar ministerie aangedragen bewijsmateriaal een strafrechtelijke veroordeling van de bestuurder toelaat. Daarnaast zijn de rollen die de verdachte c.q. gedaagde vervullen in een straf- respectievelijk ondernemingsrechtelijke aansprakelijkheidszaak van belang. In hoofdstuk 6, tevens het laatste hoofdstuk, trek ik eindconclusies en vloeien de lijnen uit dit onderzoek samen. 8