Ons kenmerk WS-0006

Vergelijkbare documenten
Effecten van klimaatscenario s 2014 op de zoetwatervoorziening van Nederland Resultaten NWM basisprognoseberekeningen in 2016

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte?

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Deltascenario s. Deltaprogramma

Nationaal Water Model Wat is dat en waarom willen we het? Jeroen Ligtenberg en Edwin Snippen

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman

Grondwaterstanden juni 2016

Waterbeheer en landbouw

Effect van hydrologische maatregelen op maaivelddaling

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie:

Analyse van de 100-jarige reeks ten behoeve van de Knelpuntenanalyse Zoetwater 2017

Basisprognoses Zoetwater. Controle NWM-instrumentarium in het licht van de Knelpuntenanalyse Zoetwater

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Basisprognoses Zoetwater. Controle NWM-instrumentarium in het licht van de Knelpuntenanalyse Zoetwater

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

Effectiviteit. Lars Hein

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Bodemberging en waterbeschikbaarheid in kaart. Satellietdata als nieuwe schakel in het slim waterbeheer

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Figuur 1: Plangebied Integrale gebiedsontwikkeling (variant 18 woningen)

Oplegmemo bij hydrologisch onderzoek Appelscha Hoog d.d

Grondwaterstudie Fryslân

HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING

Deltaprogramma. Deltamodel. Het waterstaatkundig modelinstrumentarium voor het Deltaprogramma

Ruimtelijke Adaptatie en Zoetwater Voor watertekort kennisvragen te over? Kennisdag Zoetwater, Utrecht 15mei 2018

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Mogelijkheden en beperkingen van (Samengestelde) Peilgestuurde Drainage voor sturing grondwaterstanden en zoetwatervoorraad.

Deelexpeditie onderwaterdrainage

Zeespiegelmonitor 2018

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal

Onderzoek naar de grondwaterstandsdynamiek In NHI v2.1

Integrale Gebiedsontwikkeling Wijnaerden. Hydrologie VKA. Voorkeursalternatief (VKA)

19. Verzilting: (Paragraaf 5.3/5.4 + achtergronddocument)

Stand van zaken onderzoek WP 2.2

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Bijlage VII - Wateroverlast Provincie Noord-Brabant

Richtlijn versus maatwerkberekening

Berekening van effecten voor WKO systemen tot 50 m³/uur. Begeleidingscommissie BUM Bodemenergie provincies 17 Januari 2012

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

RISICOSIGNALERING Droogte


Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Adapting to drought and salinisation in the coupled groundwater surface water system. Joost Delsman

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

Modelrapportage berekeningen KNMI'14 scenario's met het NHI

3 november Inleiding

Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019

ACTUALISERING Deltascenario s. V OOR DE 21 e EEUW. Hoofdrapport

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Kansrijke maatregelen

Op basis van bovenstaande figuur zou de kwel circa 1 à 2 mm/dag bedragen bij een hoogwatergolf in de rivier die één keer per jaar voorkomt.

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

Analyse NHI 1.2 rond Mijdrecht

NHI 3.0 een terugblik Inbreng regio en wat heeft het opgeleverd. Jacco Hoogewoud, namens Projectteam NHI 25 april 2013

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage

Memo Amsterdam, 20 juni 2016

KNMI 06 klimaatscenario s

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

VERSNELD VERNATTEN VEENWEIDE, 0,2 MTON

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN

Sociaaleconomische Toekomstscenario s

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Peilvarianten IJsselmeer berekend met aangepast NHI 2.0.

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Klimaatverandering & schadelast. April 2015

Positieve en negatieve effecten van drainage: Een analyse in het kader van het Eindadvies Berging en Afvoer voor Wetterskip Fryslân

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Bodemdaling in veengebieden Pompen of verzuipen?

Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven

Klimaatverandering, toenemende verzilting en landbouw

Samenvatting. Analyses. Kostendekkende premie

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Deltamodel / NHI Het instrumentarium voor de analyse van zoetwater

Studie naar de huidige en toekomstige waterbehoefte van stedelijke gebieden

Effecten van maatregelen voor de zoetwatervoorziening in Nederland in de 21e eeuw

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

Zoetwatervoorziening. 1. Inleiding

Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Deltascenario s voor 2050 en 2100

Verzilting in Laag Nederland Themabijeenkomst Verzilting en Waterkwaliteit. Joost Delsman, Deltares

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Actuele vullingsgraad bodem. Kennisdag Zoetwater 15 mei 2018

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Hydrologische mogelijkheden voor opzet van het zomerpeil op het IJsselmeer

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

Effecten van onderwaterdrainage op de regionale watervraag. Berekeningen met het Landelijk Hydrologisch Model

Transcriptie:

Memo Aan Deltaprogramma Zoetwater, Nationaal Water model Contactpersoon Joachim Hunink 112224-9-WS-6 Aantal pagina's 7 E-mail Joachim.Hunink @deltares.nl Onderwerp Uitgangspunten variant Parijs en zichtjaar 21 Deze memo beschrijft de uitgangspunten voor het met Nationaal Water Model doorrekenen van: 1 de variant Parijs voor het zichtjaar 25; en 2 zichtjaar 21 voor de 4 Deltascenario s (Rust, Druk, Warm en Stoom) 1 Rekenperiode We kiezen voor een modelperiode van van 1972-3 (32 jaar), waarbij de eerste 2 jaar worden gezien als inspeeltijd. De eerste twee jaar worden in de analyse niet gebruikt. De onderbouwing voor deze keuze is als volgt (zie ook Bijlage A): Het doorrekenen van de 1 jaar modelperiode geeft lange doorlooptijden. Omdat de resultaten op korte termijn beschikbaar moeten zijn is gekozen om door te rekenen modelperiode in te korten naar circa 3 jaar. De reductie naar 3 jaar komt voort uit de wens om rekentijd te besparen. Bij voorkeur is de 3-jarige periode een continue reeks, omdat anders het overjarige effect van vooral grondwater gemist wordt. In eerste instantie is gekozen voor een 3 jaar periode waar zowel het jaar 1976 als 3 zit. Vervolgens is gekeken of deze periode representatief is voor de 1 jaar (zie bijlage A). Hierbij is gekeken naar de volgende variabelen: watertekort (%) voor de 5 knelpuntenregio s, scheepvaartkosten en welvaartskosten scheepvaart, en landbouwschade (euro s) voor de 5 knelpuntenregio s. Voor deze variabelen is een frequentieverdeling gemaakt op basis van zowel de 1-jarige periode als de 3-jarige periode voor het scenario Warm25. Hiervoor zijn resultaten van BP218 gebruikt. De conclusie was dat de frequentieverdeling en de gemiddelde waardes van deze variabelen over de periode 1974-3 goed overeenkomen met die over de periode 1911-211. Door het niet meenemen van 1921, het meeste extreme jaar voor scheepvaart, worden deze waarden iets minder goed benaderd. Het was echter niet mogelijk om een reeks te vinden die het beste scoort op alle criteria. Op basis van de analyse in bijlage A is gekozen voor een analyseperiode 1974-3. Om iets meer inspeeltijd te hebben wordt er voor de modelperiode nog 2 jaar inspeeltijd genomen. Dit geeft een modelperiode van 1972-3 (32 jaar).

2 Variant Parijs 112224-9-ZWS-6 2 van 7 De uitgangspunten van de schematisatie van de variant Parijs zijn beschreven in bijlage B. In onderstaande tabel zijn de modeluitgangspunten opgenomen voor het doorrekenen van de variant Parijs Tabel 2.1 Uitganspunten doorrekenen variant Parijs. Modelrun Parijs-GL Randvoorwaarde NDB Druk25 Parijs- WH KNMI 14 GL 25 KNMI 14 WH 25 o.b.v DrukParijs o.b.v DrukParijs Modelperiode Zichtjaar Warm state LHM 1972-3 25 1-1-1972 DrukParijs25 BP18 1972-3 25 1-1-1972 DrukParijs25 BP18 Klimaatscenario Socioeconomisch scenario Stoom25 Het is niet mogelijk om voor Parijs GL of voor Parijs-WH de warm state van Druk25 of Warm25 te nemen omdat de modelschematisatie van MetaSWAP niet gelijk is tussen de scenario s. Hierom is gekozen om als warm state de bestanden van DrukParijs te gebruiken. Voor de variant Parijs wordt de volgende modellentrein van het NWM doorlopen:

3 Zichtjaar 21 112224-9-ZWS-6 3 van 7 Het doel van de berekeningen voor het zichtjaar 21 is om inzicht te krijgen in hydrologische en economische effecten van klimaatverandering op zoetwatervoorziening in zichtjaar 21. Hiervoor worden de Deltascenario s 217 doorgetrokken naar het jaar 21. Omdat er geen socio-economische scenario s voor het zichtjaar 21 beschikbaar zijn is gekozen om voor de socio-economische ontwikkeling over te nemen van de scenario s voor het zichtjaar 25. We passen zodoende alleen de randvoorwaarden als gevolg van de klimaatscenario s voor 21 aan. Tabel 3.1 Uitganspunten modelinvoer Rust 21 Druk 21 Warm 21 Stoom 21 KNMI 14 klimaatscenario GL 285 GL 285 WH 285 WH 285 Zeespiegelstijging t.o.v +.25 +.25 +.8 +.8 Referentie Afvoeren Lobith/Monsin GL 21 GL 21 WHdry 21 WHdry 21 Kleine rivieren Op basis van factoren Lobith/Monsin Hoofdwatersysteempeilen MODFLOW Op basis van Lobith/Monsin Op basis van Lobith/Monsin Op basis van Lobith/Monsin Op basis van Lobith/Monsin LTM meteo invoer (globale straling, relatieve luchtvochtigheid, luchttemperatuur, bewolkingsgraad, luchtdruk) Opendap KNMI (globale straling, luchttemperat uur) KNMI veranderingsv ectoren* (relatieve luchtvochtighe id, bewolkingsgra ad, luchtdruk) Opendap KNMI (globale straling, luchttemperat uur) KNMI veranderingsv ectoren* (relatieve luchtvochtighe id, bewolkingsgra ad, luchtdruk) Opendap KNMI (globale straling, luchttemperat uur) KNMI veranderingsv ectoren* (relatieve luchtvochtighe id, bewolkingsgra ad, luchtdruk) Opendap KNMI (globale straling, luchttemperat uur) KNMI veranderingsv ectoren* (relatieve luchtvochtighe id, bewolkingsgra ad, luchtdruk) Socio-economisch scenario Rust25 Druk25 Warm25 Stoom25 * J. Hunink, M. Hegnauer. Update Deltascenario's Nationaal Water Model. Deltares rapport 1256--ZWS-15, jul. 216. In opdracht van Rijkswaterstaat. (https://publicwiki.deltares.nl/download/attachments/11951127/1256--zws-15-v4-r- Update%2Deltascenario%27s%2Nationaal%2Water%2Model%2definitief_def.pdf?api=v2) In onderstaande tabel zijn de gewijzigde modelinvoerbestanden opgenomen ten behoeve van het doorrekenen van de Deltascenario s zichtjaar 21.

112224-9-ZWS-6 4 van 7 Tabel 3.2 Aanpassingen in modelinvoer ten behoeve van zichtjaar 21 LSM-LT NDB LTM LHM Beschikbaarh eid (stava 28-1- 219) KNMI 14 klimaatscenario Opendap KNMI Opendap KNMI Zeespiegelstijgng Via waarde in NWM Via waarde in NWM Afvoeren Lobith/Monsin Kleine rivieren Hoofdwatersystee mpeilen MODFLOW N_RT_1.csv N_MS_1.csv 777_Tongelreep.csv N_Vecht_1.csv 776_Dommel.csv 774_Swalm.csv 775_Bovenmark.csv 773_Niers.csv 221_Roer.csv Zie LSM- LT Zie LSM- LT Nvt (gebruikt resultaten LSM-LT) nvt (gebruikt resultaten LSM-LT) Opendap KNMI GHB*.idf peilh_*.idf Dmdecadeafvoer en.txt Dmdecadeafvoer en.txt Data beschikbaar, verbinding met NWM server SCC wordt gerealiseerd half februari. Wordt afgeleid 2 e week februari Is aangemaakt, moet nog worden getest. Is aangemaakt, moet nog worden getest. nvt nvt peilh_*.idf Wordt afgeleid 2 e week februari. In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten opgenomen voor het doorrekenen van zichtjaar 21. Tabel 3.3 NWM-uitgangspunten doorrekenen Deltascenario s zichtjaar 21. Modelrun Klimaatscenario Socioeconomisch scenario Rust21 Druk21 Warm21 KNMI 14 GL 285 KNMI 14 GL 285 KNMI 14 WH 285 Modelperiode 1 Zichtjaar Warm state Rust25 1972-3 21 1-1-1972 Rust25 BP18 Druk25 1972-3 21 1-1-1972 Druk25 BP18 Warm25 1972-3 21 1-1-1972 Warm25 BP18 1 Indien rekencapaciteit het toelaat kunnen de berekeningen door lopen tot het eind van de modelperiode van het NWM (het jaar 211)

112224-9-ZWS-6 5 van 7 Stoom21 KNMI 14 WH 285 Stoom25 1972-3 21 1-1-1972 Stoom25 BP18 Voor zichtjaar 21 wordt de volgende modellentrein van het NWM doorlopen:

112224-9-ZWS-6 6 van 7 A Memo onderbouwing keuze 3 jaar reeks

Memo Aan NWM Contactpersoon Ferdinand Diermanse Doorkiesnummer +31()88 335 8148 Aantal pagina's 21 E-mail Ferdinand.Diermanse @deltares.nl Onderwerp Keuze 3 jaar periode Parijs en zichtjaar 21 1 Doel Het doel van dit memo is om een keuze voor te stellen voor de 3-jarige periode waarvoor nieuwe berekeningen uitgevoerd gaan worden met het landelijke model. De 3-jarige periode is een proxy van de volledige periode van ongeveer 1 jaar waarvoor klimatologische data beschikbaar is. De reductie naar 3 jaar komt voort uit de wens om rekentijd te besparen. Bij voorkeur is de 3-jarige periode een continue reeks, omdat anders het overjarige effect van vooral grondwater gemist wordt. 2 Aanpak Er ligt al een initieel voorstel klaar: de periode 1974-3. De gedachte achter dit voorstel is dat deze periode de droge jaren 1976 en 3 bevat, waarbij voor 1976 twee inspeeljaren zijn betrokken. In de recente geschiedenis (voorafgaand aan 218) zijn 1976 en 3 de meest relevante jaren voor waterbeschikbaarheid. In de analyse wordt eerst gekeken in hoeverre deze reeks voldoende representatief is voor de volledige periode van 1 jaar. Vervolgens worden mogelijke alternatieven beschouwd. In de analyses worden meerdere indicatoren en meerdere regio s betrokken. 3 Data Modeluitvoer is beschikbaar voor vier variabelen (Tabel 1). Opmerking: de termen schade landbouw en vaarkosten dekken eigenlijk niet de lading, want het is niet daadwerkelijk schade voor de boer of schipper. Het is feitelijk meer een negatieve economische impact op de landbouw/scheepvaart. Voor het gemak houden we in dit memo toch de termen kosten en schade aan. Tabel 1 Overzicht variabelen Variabele eenheid resolutie Periode Vaarkosten euro's landelijk 1911-21 Welvaartskosten euro's landelijk 1911-21 Schade landbouw euro's 17 regio's 1911-211 Watertekort % 5 regio's 1911-211

2 van 21 Voor het doeleinde van dit memo is de schade voor de landbouw omgerekend naar dezelfde vijf regio s als die waarvoor het watertekort is berekend. Dit zijn de regio s IJsselmeer, West- Nederland (WestNL), Rivierengebied, Zuidwestelijke delta (ZWD) en Hoge Zandgronden. Voor elke variabele zijn rekenresultaten beschikbaar voor twee scenario s (referentie 217 en WARM 25) voor een periode van ongeveer 1 jaar. 4 Analyses voor de deelreeks 1974-3 Voor elke combinatie van variabele en regio (12 combinaties totaal) zijn drie frequentie-curven afgeleid en in één figuur weergegeven: 1 Frequentiecurve gebaseerd op ~1 jaar data van het referentie-scenario; 2 Frequentiecurve gebaseerd op ~1 jaar data van het scenario WARM 25; 3 Frequentiecurve gebaseerd op ~3 jaar data van het scenario WARM 25; Voor de 3-jaar periode is in eerste instantie gekozen voor 1974-3. Figuur 1 geeft een voorbeeld van de frequentiecurven voor de totale schade voor de regio IJsselmeer. De Figuur geeft ook voor elk van de drie reeksen aan wat de gemiddelde waarde per jaar is en in welke drie jaartallen de hoogste waarde is berekend in de 1-jarige reeks van WARM 25. Bijlage A toont vergelijkbare figuren voor alle combinaties van variabelen en regio s. Uit Figuur 1 blijkt dat de verschillen tussen de 3-jarige reeks en de 1-jarige reeks van scenario WARM 25 relatief klein zijn. De gemiddelde jaarlijkse schade is 272,1 en 273,6 voor respectievelijk de 1-jarige en 3-jarige periode. Dit is een klein verschil in vergelijking met het verschil met het referentiescenario (143,2 /jaar). Dat betekent dat met de 3-jarige reeks ook een goed beeld wordt verkregen van de toename van de jaargemiddelde schade als gevolg van klimaatverandering. Ook in het extreme bereik liggen de grafiek relatief dicht bij elkaar, wat vooral komt doordat 1976 met afstand de grootste schade veroorzaakt, en dit jaar maakt onderdeel uit van de geselecteerde 3-jarige reeks.

3 van 21 1 1 LB - schade; IJsselmeer Ref217: 143.2 /jaar Warm25: 272.1 /jaar Warm25, 1974-3: 273.6 /jaar 8 top 3 jaren: 1976 1921 1959 6 4.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 Figuur 1 Frequentiecurven voor de totale schade voor de regio IJsselmeer Uit de figuren van bijlage A blijkt dat voor 6 van de 12 combinaties van variabelen en regio s het jaar 1976 tot de hoogste score leidt. Voor de overige 6 combinaties resulteert het jaar 1921 in de hoogste score. Het jaar 1976 scoort vooral hoog bij de landbouwschade, 1921 juist meer bij de andere drie variabelen (welvaartskosten, vaarkosten en watertekort). Om de extremen goed te representeren maken deze beide jaren idealiter onderdeel uit van de geselecteerde reeks van 3 jaar. Echter, in dat geval is er geen sprake meer van een continue reeks van 3 jaar, en dat is niet gewenst. Figuur 2 toont de jaargemiddelde waarden voor de 12 combinaties van variabelen en regio s en voor de drie verschillende reeksen. Daaruit blijkt dat de verschillen tussen de 3-jarige en 1-jarige reeks van WARM25 voor alle combinaties klein zijn in vergelijking met de verschillen met de referentie-situatie. Voor de volledigheid laat Figuur 3 vergelijkbare grafieken zien voor de 3-jarige reeks voor het scenario Ref217. Wederom blijkt dat de verschillen tussen de 3-jarige en 1-jarige reeks klein zijn. Ten aanzien van jaargemiddelde waarden lijkt de periode 1974-3 dus representatief voor de hele periode van 1 jaar. Figuur 4 toont vergelijkbare plots voor de maximale waarden (maximaal over de jaren). Daaruit blijkt dat vooral voor de vaarkosten en welvaartskosten de verschillen tussen de 3-jarige reeks en de 1-jarige reeks groot zijn. Hier laat zich het gemis gelden van het jaar 1921 in de 3-jarige reeks.

percentage 4 van 21 3 25 LB - schade Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 18 16 SV-vaarkosten 14 12 15 1 5 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden 1 8 6 4 2 Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 25 SV-welvaartskosten 8 7 6 watertekort Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 15 5 4 1 3 5 Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 2 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Figuur 2 Gemiddelde schades en watertekorten. Deelperiode: 1974 3. De 3-jarige periode is geselecteerd voor het scenario WARM25

percentage 5 van 21 3 25 LB - schade Ref217 Warm25 Ref217, 1974-3 18 16 SV-vaarkosten 14 12 15 1 5 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden 1 8 6 4 2 Ref217 Warm25 Ref217, 1974-3 25 SV-welvaartskosten 8 7 6 Ref217 Warm25 Ref217, 1974-3 watertekort 15 5 4 1 3 5 Ref217 Warm25 Ref217, 1974-3 2 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Figuur 3 Gemiddelde schades en watertekorten. Deelperiode: 1974 3. De 3-jarige periode is geselecteerd voor het scenario Ref217

percentage 6 van 21 1 1 LB - schade Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 7 6 SV-vaarkosten 8 5 6 4 4 3 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 1 9 8 SV-welvaartskosten 1 9 8 watertekort Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 7 7 6 6 5 4 3 1 Ref217 Warm25 Warm25, 1974-3 5 4 3 2 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Figuur 4 Maximale schades en watertekorten. Deelperiode: 1974 3. De 3-jarige periode is geselecteerd voor het scenario WARM25 5 Analyses voor alternatieve deelreeksen De periode waarvoor modelresultaten beschikbaar is 1911-211. Bij het kiezen van een aaneengesloten deelperiode van 3 jaar kunnen alle jaren van 1911-1982 als startjaar gekozen worden. Voor elk van deze 72 opties zijn jaargemiddelden berekend, vergelijkbaar met Figuur 2. Figuur 5 toont het verloop van deze waarden als functie van het startjaar. De horizontale stippellijnen in deze figuur geven het gemiddelde aan over de hele periode 1911-211. Uit deze figuren blijkt dat perioden met startjaren tussen 191 en 194 relatief hoog scoren voor landbouwschade en watertekorten, en dat perioden met startjaren tussen 192 en 195 relatief hoog scoren voor vaarkosten en welvaartskosten. Kortom, in de eerste helft van de 2 eeuw lijken er meer significante droge jaren te zijn. Dat zou een argument kunnen zijn om juist een startjaar in die periode te kiezen, als alternatief voor het eerder onderzochte startjaar 1974. We hebben daarom de periode 1919 1948 aan een vergelijkbare analyse onderwerpen als de periode 1974-3. Het startjaar 1919 is gekozen om twee jaar inspeeltijd te hebben voorafgaand aan het droge jaar 1921. Figuur 6 en Figuur 7 tonen de gemiddelde en maximale waarden, vergelijkbaar met Figuur 4 en Figuur 5; bijlage B toont alle frequentiecurven. Uit de figuren blijkt:

percentage 7 van 21 de gemiddelden van de 3-jarige periode zijn voor diverse combinaties van variabelen en regio s substantieel hoger dan voor de 1-jarige reeks; voor de landbouwschade zijn de maximale waarden juist substantieel lager dan voor de 1-jarige reeks, vanwege het ontbreken van het jaar 1976; voor de overige variabelen zijn de maxima (nagenoeg) gelijk. 35 LB - schade SV-vaarkosten 3 25 15 1 5 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden 191 192 193 194 195 196 197 198 199 startjaar 3-jarige periode 15 1 5 RegioNL gemiddeld 191 192 193 194 195 196 197 198 199 startjaar 3-jarige periode 3 SV-welvaartskosten 8 watertekort 25 15 1 5 RegioNL gemiddeld 191 192 193 194 195 196 197 198 199 startjaar 3-jarige periode 7 6 5 4 3 2 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden 191 192 193 194 195 196 197 198 199 startjaar 3-jarige periode Figuur 5 Gemiddelde schades en watertekorten voor 3-jarige perioden met verschillende startwaarden (scenario WARM25).

percentage 8 van 21 35 3 LB - schade Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 25 SV-vaarkosten 25 15 15 1 1 5 5 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 25 SV-welvaartskosten 8 7 6 watertekort Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 15 5 4 1 3 5 Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 2 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Figuur 6 Gemiddelde schades en watertekorten. Deelperiode: 1919 1948.

percentage 9 van 21 1 1 LB - schade Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 7 6 SV-vaarkosten 8 5 6 4 4 3 1 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 1 9 8 SV-welvaartskosten 1 9 8 watertekort Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 7 7 6 6 5 5 4 4 3 3 2 1 1 Ref217 Warm25 Warm25, 1919-1948 IJsselmeer WestNL Rivierengebied ZWD HogeZandgronden Figuur 7 Maximale schades en watertekorten. Deelperiode: 1919 1948. 5.1 Conclusies en voorstel Bij het maken van een keuze voor een periode van 3 jaar uit een periode van 1 jaar moeten altijd concessies gedaan worden. Er is niet één deelperiode te bedenken die op alle criteria het beste scoort. Met dit in gedachte is het voorstel om de periode 1974-3 te kiezen, om de volgende redenen: De gemiddelden over de periode 1974-3 komen, voor het scenario 1974-3, goed overeen met de gemiddelden over de periode 1911-211. Dit geldt voor alle combinaties van variabelen en regio s. Deze periode is relatief recent, wat betekent dat de berekeningen zijn gebaseerd op relatief betrouwbare en meer complete meteorologische invoer.

1 van 21 Bijlage A frequentie-curves; sub-periode 1974-3 1 1 LB - schade; HogeZandgronden Ref217: 157.9 /jaar Warm25: 24.3 /jaar Warm25, 1974-3: 228.4 /jaar 8 top 3 jaren: 1976 1921 1959 6 4.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 1 1 LB - schade; IJsselmeer Ref217: 143.2 /jaar Warm25: 272.1 /jaar Warm25, 1974-3: 273.6 /jaar 8 top 3 jaren: 1976 1921 1959 6 4.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

11 van 21 25 LB - schade; Rivierengebied Ref217: 32.7 /jaar Warm25: 61 /jaar Warm25, 1974-3: 6.7 /jaar top 3 jaren: 1976 1959 1921 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 25 LB - schade; WestNL Ref217: 32.7 /jaar Warm25: 53.8 /jaar Warm25, 1974-3: 56 /jaar top 3 jaren: 1976 1921 1959 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

12 van 21 25 LB - schade; ZWD Ref217: 25.6 /jaar Warm25: 48.5 /jaar Warm25, 1974-3: 52.8 /jaar top 3 jaren: 1976 1921 1947 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 7 6 SV-vaarkosten; RegioNL Ref217: 15.2 /jaar Warm25: 192.9 /jaar Warm25, 1974-3: 184.1 /jaar 5 top 3 jaren: 1921 1976 1934 4 3 1-1.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage 13 van 21 1 8 SV-welvaartskosten; RegioNL Ref217: 19.8 /jaar Warm25: 229 /jaar Warm25, 1974-3: 213.2 /jaar 6 top 3 jaren: 1921 1949 1947 4 -.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 45 4 35 watertekort; HogeZandgronden Ref217: 13.6 %/jaar Warm25: 18 %/jaar Warm25, 1974-3: 16.2 %/jaar 3 top 3 jaren: 1921 1976 1934 25 2 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage percentage 14 van 21 35 3 watertekort; IJsselmeer Ref217: 1.2 %/jaar Warm25: 3.5 %/jaar Warm25, 1974-3: 3.6 %/jaar 25 top 3 jaren: 1921 1976 1949 2 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 14 12 watertekort; Rivierengebied Ref217:.4 %/jaar Warm25: 1.5 %/jaar Warm25, 1974-3: 1.4 %/jaar 1 top 3 jaren: 1921 1976 1949 8 6 4 2.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage percentage 15 van 21 14 12 watertekort; WestNL Ref217: 4.3 %/jaar Warm25: 5.1 %/jaar Warm25, 1974-3: 5.2 %/jaar 1 top 3 jaren: 1976 1921 1949 8 6 4 2.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 1 9 8 watertekort; ZWD Ref217: 55.1 %/jaar Warm25: 72.4 %/jaar Warm25, 1974-3: 72.9 %/jaar 7 top 3 jaren: 1921 1976 1959 6 5 4 3 2 1.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

16 van 21 Bijlage B frequentie-curves; sub-periode 1919-1948 1 1 LB - schade; HogeZandgronden Ref217: 157.9 /jaar Warm25: 24.3 /jaar Warm25, 1919-1948: 296.1 /jaar 8 top 3 jaren: 1976 1921 1959 6 4.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 1 1 LB - schade; IJsselmeer Ref217: 143.2 /jaar Warm25: 272.1 /jaar Warm25, 1919-1948: 327.2 /jaar 8 top 3 jaren: 1976 1921 1959 6 4.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

17 van 21 25 LB - schade; Rivierengebied Ref217: 32.7 /jaar Warm25: 61 /jaar Warm25, 1919-1948: 7 /jaar top 3 jaren: 1976 1959 1921 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 25 LB - schade; WestNL Ref217: 32.7 /jaar Warm25: 53.8 /jaar Warm25, 1919-1948: 61.9 /jaar top 3 jaren: 1976 1921 1959 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

18 van 21 25 LB - schade; ZWD Ref217: 25.6 /jaar Warm25: 48.5 /jaar Warm25, 1919-1948: 55.2 /jaar top 3 jaren: 1976 1921 1947 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 7 6 SV-vaarkosten; RegioNL Ref217: 15.2 /jaar Warm25: 192.9 /jaar Warm25, 1919-1948: 25.5 /jaar 5 top 3 jaren: 1921 1976 1934 4 3 1-1.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage 19 van 21 1 8 SV-welvaartskosten; RegioNL Ref217: 19.8 /jaar Warm25: 229 /jaar Warm25, 1919-1948: 242.7 /jaar 6 top 3 jaren: 1921 1949 1947 4 -.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 45 4 35 watertekort; HogeZandgronden Ref217: 13.6 %/jaar Warm25: 18 %/jaar Warm25, 1919-1948: 22.5 %/jaar 3 top 3 jaren: 1921 1976 1934 25 2 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage percentage 2 van 21 35 3 watertekort; IJsselmeer Ref217: 1.2 %/jaar Warm25: 3.5 %/jaar Warm25, 1919-1948: 4.1 %/jaar 25 top 3 jaren: 1921 1976 1949 2 15 1 5.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 14 12 watertekort; Rivierengebied Ref217:.4 %/jaar Warm25: 1.5 %/jaar Warm25, 1919-1948: 1.9 %/jaar 1 top 3 jaren: 1921 1976 1949 8 6 4 2.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

percentage percentage 21 van 21 14 12 watertekort; WestNL Ref217: 4.3 %/jaar Warm25: 5.1 %/jaar Warm25, 1919-1948: 5.4 %/jaar 1 top 3 jaren: 1976 1921 1949 8 6 4 2.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1 1 9 8 watertekort; ZWD Ref217: 55.1 %/jaar Warm25: 72.4 %/jaar Warm25, 1919-1948: 78.7 %/jaar 7 top 3 jaren: 1921 1976 1959 6 5 4 3 2 1.1.2.3.4.5.6.7.8.9 1

112224-9-ZWS-6 7 van 7 B Memo achtergronden variant Parijs

Memo Aan Neeltje Kielen Contactpersoon Joachim Hunink 112224-9-ZWS-4 Doorkiesnummer +31()88 335 7848 Aantal pagina's 7 E-mail Joachim.Hunink @deltares.nl Onderwerp Variant Parijs 1 Inleiding 1.1 Variant Druk-Parijs In de geactualiseerde Deltascenario s (217) is een variant Druk-Parijs uitgewerkt. Het uitgangspunt bij deze variant is als volgt (Wolters, 217): De DRUK-Parijs variant is een onzekerheidsvariant van het DRUK 217 scenario, maar dan met als uitgangspunt dat er uitwerking wordt gegeven aan de gevolgen van het ondertekenen van het Akkoord van Parijs. Kort samengevat betekent dit dat de emissiereductieopgaven daarin zijn uitgewerkt. Maar het betekent ook dat de klimaatverandering gematigd zal zijn en gevolgen van klimaatverandering voor de samenleving minder omvangrijk. [ ] De effecten van de variant DRUK-Parijs zijn in de meeste opzichten goed vergelijkbaar met die van scenario DRUK. De verschillen hangen samen met de verschillen in landgebruik en beheerpraktijken. Die zijn in variant Parijs mede gericht op het vastleggen van koolstof in landbouw- en natuurgebieden. De verschillen tussen DRUK en DRUK-Parijs zijn daardoor vooral terug te zien in de opgave voor zoetwatervoorziening. De opgaven voor wateroverlast en waterveiligheid zijn gelijk aan die in scenario DRUK. In het model betekent dat Druk en de variant Druk-Parijs verschillen voor: Landgebruik (o.a. meer natuur in Druk-Parijs) Minder bodemdaling in Druk-Parijs als gevolg van o.a. onderwaterdrainge in Druk-Parijs Onderwaterdrainge is een drainage systeem waardoor ook infiltratie kan plaatsvinden. Hierdoor kunnen de grondwaterstanden in de zomer stijgen. Dit systeem kan worden toegepast om de veengebieden nat te houden waardoor de CO2 uitstoot als gevolg van veenoxidatie beperkt kan worden. Er worden op dit moment meerdere proeven gedaan over de effectiviteit van de onderwaterdrainge. In de variant Parijs draagt deze maatregel dus bij aan het halen van de doelstellingen van Parijs. De andere modeluitgangspunten, zoals verandering van watergebruik voor doorspoeling en industrie, zijn tussen het scenario Druk en de variant Druk-Parijs gelijk.

112224-9-ZWS-4 2 van 7 Dit memo gaat in op de vertaling van de de verhaallijn Druk-Parijs naar uitgangspunten voor schematisatie in het Nationaal Water Model (deelmodel LHM). 1.2 Wat vooraf ging In de eerste versie van de berekeningen van Druk-Parijs met het Nationaal Water Model was de het nathouden van de veengronden doorgerekend als een verhoging van de drooglegging. Dit gaf echter niet de verwachte effecten zoals die passen bij onderwaterdrainage: er bleek amper toename in de watervraag voor peilbeheer berekend. De gekozen weerstanden van de infiltratie bleken te hoog te zijn om een significant effect op de grondwaterstand te bereiken. Om de berekening van de variant Druk-Parijs in het NWM te verbeteren, is de schematisatie aangepast en is een testberekening gedaan. Deze schematisatie gaat uit dat de onderwaterdrains als van een extra draingage/infiltratie systeem worden gemodelleerd met een hoge doorlatendheid. Dit kan gezien worden als worst-case (i.e. grootst mogelijke effectiviteit en grootste watervraag). Tijdens de Zoetwatertweedaagse van 2-3 oktober 218 zijn de resultaten hiervan gepresenteerd. Hoewel de schatting van toename van de watervraag realistischer lijkt (1-3 % watervraagtoename afhankelijk van het gebied), kwam vanuit sommige regio scommentaar dat de ligging van de onderwaterdrains niet worst-case was omdat sommige gebieden in Friesland en Flevoland niet zijn meegenomen, terwijl de regio daar wel potentie ziet voor onderwaterdrainage. In reactie hierop is een uitvraag gedaan naar de betreffende regio s om aan te geven of de gehanteerde uitgangspunten en de resulterende kaart waar onderwaterdrainge mogelijk overeen komt met de ervaring in de regio. Dit leidde echter wel tot nieuwe discussiepunten over het bijbehorende peilbeheer in veengebieden. Op dit moment wordt er een regionale studie naar de hydrologische effecten van onderwaterdrainge uitgevoerd door Deltares voor de provincie Zuid-Holland. De voorlopige conclusies is dat er op basis van de huidige kennis niet 1 schematisatie te maken valt voor het onderzoeken van de effecten van onderwaterdrainage op de watervraag. De uitkomsten van deze studie geven dus een bandbreedte met welke parameters de onderwaterdrainge het beste meegenomen kan worden in het model. 2 Overwegingen uitgangspunten Parijs Naar aanleiding van de eerste resultaten is een besproken dat de variant Parijs meer zou moeten zijn dan alleen onderwaterdrainage maar ook het uitgangspunt dat de drooglegging bij bodemdaling gelijk blijft niet gehandhaafd wordt. Naar aanleiding van de vragen tijdens de zoetwater 2 daagse van begin oktober 218 is contact gezocht met de contactpersonen van Flevoland, Friesland en Groningen. Flevoland, Frederik Stoppelenburg In Flevoland is weinig veen aanwezig, wel een beetje in de Noordoostpolder. De laatste kaarten van WenR laten wel wat meer veen zien dan de bodemkaart. De standaard onderwaterdrainge is geen optie in Flevoland maar wel kan in veengebieden peilgestuurde drainage plaatsvinden waardoor ook infiltratie mogelijk is. In deze systemen wordt dan lokaal het peil opgezet zodat de drainage buizen kunnen infiltreren.

112224-9-ZWS-4 3 van 7 Friesland, Wiebe Terwisscha, Bert Piekstra Onderwaterdrainage ter voorkoming van bodemdaling is in onderzoek. Er plannen om in de veenweidegebieden de droogleggingen terug te brengen door middel van peilverhoging en door het niet meer me laten zakken van het peil met bodemdaling. Figuur 2.1 Links: gebieden met geplande peilverhoginge (groen is de ligging van veen in de bodemkaart). Rechts: actieve (roze) en passieve (oranje) peilverhoging Wetterskip Fryslan. Groningen, Peter de Vries, Egon Dumon (Waterschap Noorderzijlvest), Jan den Besten (Waterschap Hunze en Aa s) Onderwaterdrainage is momenteel geen maatregel die besproken wordt. De huidige veenkaart laat meer veen zien dan aanwezig is in de laatste veenkartering van de WenR. De locaties waar vernatting van onderwaterdrainage in het model was opgenomen is gebaseerd op een kaart van het PBL waar onderwaterdrainage in Nederland mogelijk is (Born et al, 216). Deze kaart is gebaseerd op kosteneffectiviteit. Bij diepe ontwatering zijn de kosten van aanleg hoor met weinig effect op de bodemdaling. Bij een ondiepe ontwatering zijn de kosten van aanleg wellicht niet hoog, maar het effect op de bodemdaling is door hoge grondwaterstanden in de situatie voor de aanleg beperkt. Hierom bij de selectie van de locaties geselecteerd de gebieden met een ontwatering tussen de 3 en 6 cm. In de eerste berekeningen is de onderwaterdrainage geschematiseerd wanneer er sprake is van: 1) Mogelijke onderwaterdrainage volgens de basiskaart van PBL 2) Er treedt bodemdaling op voor het zichtjaar 25 3) Het aaneengesloten oppervlak is groter dan 1 hectare.

112224-9-ZWS-4 4 van 7 Figuur 2.2 Locaties waar onderwaterdrainage mogelijk is (links) (naar Born et al, 216) en waar onderwaterdrainage in het model is mogelijk is (rechts). Figuur 2.3 Ligging van bodems met veen binnen 1.2m. Binnen de regionale studie voor de provincie Zuid-Holland zijn vergelijkbare uitgangspunten toegepast, met als extra randvoorwaarde dat de kwel kleiner dan 1 mm/jaar is. De volgende criteria zijn hier toegepast: Kwel <1 mm/jaar Landgebruik is agrarisch Drooglegging tussen.35 en.6 meter

112224-9-ZWS-4 5 van 7 Veen bevindt zich binnen 1,2 meter diepte 3 Voorstel schematisatie Parijs De schematisatie van Parijs lijkt grotendeels op Druk. De verschillen zitten in: Landgebruik (meer natuur in Parijs t.o.v. Druk) Drooglegging Onderwaterdrainge 3.1 Drooglegging Er is besloten om in alle gebieden waar veen aanwezig is met agrarisch landgebruik passieve peilverhoging door te voeren. Dit betekent dat de peilen niet meer mee zakken met de bodemdaling maar gelijk blijven. Dit betekent dat in de veengebieden met bodemdaling de drooglegging kleiner word. Daarnaast wordt de actieve peilverhoging zoals gepland in het beheersgebied van het Wetterskip Fryslan ook meegenomen. 3.2 Onderwaterdrainage 3.2.1 Locaties De potentiele locaties van de onderwaterdrainage worden afgeleid op basis van de volgende basisgegevens: Veen in de ondergrond (bodemcode 11 t/m 15), zie Landgebruik is agrarisch Drooglegging tussen.35 en.6 meter op basis van de nieuwe peilen inclusief passieve en actieve drooglegging. Figuur 3.1 Legenda veengronden bodemkaart (BOFEK 212) Het criterium dat kwel minder moet zijn dan 1mm/jaar wordt niet toegepast. Hierdoor zal er in sommige plekken onderwaterdrainage worden gemodelleerd waar deze waarschijnlijk niet toegepast zal worden. Deze berekeningen zijn echter om een beeld te krijgen van de worst-

112224-9-ZWS-4 6 van 7 case situatie voor de watervraag en hierom worden deze gebieden in de modellering wel meegenomen. De ligging waar onderwaterdrainge in de variant Parijs in het LHM wordt geïmplementeerd is weergeven in onderstaand figuur. Figuur 3.2 Ligging locaties onderwaterdrainage zoals opgenomen in variant Parijs. 3.2.2 Schematisatie De worst case (voor watervraag) schematisatie van de onderwaterdrainge overnemen zoals bepaald in de studie voor provincie Zuid-Holland. Dit is de schematisatie met de hoge doorlatenheid van de onderwaterdrains met dus veel effect op het grondwater en watervraag (conductance waarde modflow drain 125 m2/dag).

112224-9-ZWS-4 7 van 7 Kopie aan Marjolein Mens