Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording. dr. R. Hoevenagel

Vergelijkbare documenten
MKB-index april 2017

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het MKB. drs. A. Bruins T. Span MSc drs. P. Gibcus

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Topsectoren in beeld Ontwikkelingen van de innovativiteit van de topsectoren

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

De stand van Mediation in Nederland

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Topsectoren in beeld. De innovativiteit van de topsectoren in dr. Y.M. Prince

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

De Watersector Exportindex (WEX)

BNA Conjunctuurmeting

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Stemming onder ondernemers in het MKB

Bouwers en hun gemeente

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Financieringsproblemen in de binnenvaart

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Topsectoren in beeld Ontwikkeling van de innovativiteit van de topsectoren in najaar 2012-voorjaar 2013

Innovatie in het MKB in Noord-Nederland

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Exportontwikkeling van het industriële MKB

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Samenwerken bij vernieuwing in de topsectoren

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Mondriaan

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Midden Nederland Participatieopleidingen

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

MKB Rating: smaakt naar meer Onderzoek naar bekendheid en gebruik van ratings door MKB-bedrijven

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Kengetallen ondernemerschap

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Vertrouwen in eigen bedrijf keldert Ondernemersvertrouwen door de jaren heen

Cliëntenaudit Bureau ABC

Topsectoren in beeld. Bekendheid met het topsectorenbeleid en beleving van het ondernemingsklimaat. drs. W.D.M. van der Valk

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Benchmark klanten Qredits

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Profunda Loopbaancoaching

Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren. drs. Bram van der Linden drs. Nicolette Tiggeloove drs. Paul van der Zeijden

Administratieve lasten Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten Nulmeting 2002

De oudere starter in Nederland Quick Service

Tevredenheidsonderzoek. Succes2gether.B.V meetperiode: 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek BHP Groep Loopbaanadvisering

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Tevredenheidsonderzoek Lest Best

Tevredenheidsonderzoek Stichting ActiefTalent

Tevredenheidsonderzoek Voorzet Arbeid B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / P&M arbeidsreintegratie

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Plan B Loopbaanbegeleiding en re-integratie

Tevredenheidsonderzoek. Re-integratie Zeeland meetperiode: 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 Definitief rapport

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Bijstand naar Werk

Tevredenheidsonderzoek Gezamenlijke ID Stichting (GIDS)

Tevredenheidsonderzoek Solvid Ondernemen BV

Tevredenheidsonderzoek Replooy re-integratie & coaching vof

Tevredenheidsonderzoek Nieuwe Koers BV

Transcriptie:

Topsectorenpanel Methodologische verantwoording dr. R. Hoevenagel Zoetermeer, juni 2013

ISBN : 978-90-371-1073-9 Rapportnummer : A201332 Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl) Panteia BV Panteia BV Bredewater 26 P.o. box 7001 2715 CA Zoetermeer 2701 AA Zoetermeer 079 322 22 00 The Netherlands www.panteia.nl +31 79 322 22 00 Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Inhoudsopgave 1 Samenvatting 5 2 Inleiding 7 2.1 Topsectorenbeleid 7 2.2 Topsectorenpanel: actuele informatie 8 2.3 Methodologische verantwoording 8 3 Waarde van het topsectorenpanel 9 3.1 Valide uitkomsten 9 3.2 Representatieve uitkomsten 9 3.3 Representativiteit nader bekeken 10 3.4 Nauwkeurige uitkomsten 13 3.5 Conclusies 14 4 Validiteit: nader bekeken 17 4.1 Export 17 4.2 Innovatie 19 4.3 Gebruik WBSO-regeling 21 4.4 Conclusies 23 5 Veldwerkverantwoording 25 5.1 Vragenlijst 25 5.2 Steekproefplan 25 5.3 Steekproefresultaat 26 5.4 Veldwerkverantwoording 27 5.5 Herwegingsfactoren 28 5.6 Samenstelling topsectorenpanel 29 6 Toekomst topsectorenpanel 33 BIJLAGE 1 Gebruikte vragenlijst 35 BIJLAGE 2 Herwegingsfactoren 47 BIJLAGE 3 Gedetailleerd overzicht respons topsectorenpanel 49 3

1 Samenvatting In het kader van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap heeft Panteia in 2012 een panel opgezet van ondernemers uit de negen topsectoren: het topsectorenpanel. De ondernemers zijn afkomstig uit de populatie van de topsectoren zoals die door het CBS is afgebakend 12. Het doel van het panel is om valide en actuele economische informatie op het niveau van de negen topsectoren te verschaffen. Bijvoorbeeld, hoe percipiëren ondernemers uit de negen topsectoren het huidige ondernemingsklimaat? In de zomer van 2012 heeft de eerste telefonische meting van het panel plaatsgevonden. Met 1.664 ondernemers is een gesprek gevoerd, waarvan 1.620 tot één van de negen topsectoren behoorden. 3 Dit rapport geeft een methodologische verantwoording van de eerste meting van het topsectorenpanel. Centraal staan de methodologische en statistische criteria waaraan een goed panel moet voldoen, te weten: het geven van valide, representatieve en nauwkeurige antwoorden. Valide antwoorden In dit rapport is gekeken of de paneluitkomsten op het gebied van export, innovatie en het gebruik van de WBSO-regeling overeenkomen met gegevens van het CBS (export en innovatie) en Agentschap NL (WBSO-regeling). Het blijkt dat de uitkomsten van het topsectorenpanel redelijk tot goed overeenkomen met externe gegevens wanneer het om goed vergelijkbare variabelen gaat, zoals het gebruik van de WBSO-regeling. Wanneer het om minder goede vergelijkingen gaat, zoals bij export en innovatie, laat de vergelijking verschillen zien die op zich goed verklaarbaar zijn. Zo zijn op het gebied van export en innovatie de paneluitkomsten hoger dan de CBS-gegevens. Gegeven de methodologische kanttekeningen bij de vergelijkingsbasis - zie hiervoor hoofdstuk 4 zijn de verschillen te verklaren. Representatieve antwoorden Een belangrijk methodologisch criterium betreft de representativiteit van het topsectorenpanel. Er zijn geen aanwijzingen dat de ondernemers die hebben deelgenomen aan het topsectorenpanel een selectieve groep ondernemers vormen uit de populatie van topsectoren. Er is aselect een steekproef getrokken uit de verschillende ledenlijsten (zie ook hoofdstuk 2) en uit het handelsregister van de KvK. Verder is de introductietekst neutraal gehouden. 1 CBS (2012). Monitor topsectoren: methodebeschrijving en tabellenset, Den Haag. 2 Twee van de negen topsectoren kennen een functionele definitie - Logistiek en Tuinbouw en uitgangsmaterialen die echter niet goed aansluit bij de SBI-afbakening. Voor de vergelijkbaarheid met de andere topsectoren is gekozen voor een sectorale CBS-indeling. 3 Bij nadere inspectie vielen 44 van de 1.664 gevoerde gesprekken af, omdat de betreffende ondernemers niet tot één van de negen topsectoren behoorden. Het ging bijvoorbeeld om ondernemers uit de bouw, horeca, groot- en detailhandel. 5

In de tweede meting van het topsectorenpanel in 2013 zal een non-respons onderzoek worden gehouden om over dit punt met meer zekerheid conclusies te kunnen trekken. Een tweede aspect van de representativiteit van het topsectorenpanel heeft te maken met de reproduceerbaarheid van de uitkomsten: vergelijkbare vragen in vergelijkbare onderzoeken dienen tot statistisch vergelijkbare uitkomsten te leiden, tenminste wanneer deze onderzoeken over dezelfde periode gaan en dezelfde onderzoeksopzet kennen. Gaat het om vergelijkbare vragen in onderzoeken die verschillende periodes beslaan, dan dienen eventuele verschillen theoretisch verklaarbaar te zijn. Op grond van deze meting is de reproduceerbaarheid van het topsectorenpanel nog niet vast te stellen. Om op dit punt meer zicht te geven, zijn in de eerste meting van het topsectorenpanel in 2013 vergelijkbare vragen gesteld als in de eerste meting van 2012. Nauwkeurige antwoorden De uitkomsten van het topsectorenpanel zijn steekproefuitkomsten. Dit houdt in dat er sprake is van onnauwkeurigheid. De onnauwkeurigheid van steekproefuitkomsten hangt in grote mate af van de omvang van de steekproef. De stelregel is: hoe groter de steekproef, hoe nauwkeuriger de uitkomsten. Ze hangt ook af van het gewenste betrouwbaarheidsniveau waarop de uitspraken worden gedaan. De stelregel is: hoe hoger het gewenste betrouwbaarheidsniveau, hoe minder nauwkeurig kan worden aangegeven binnen welke grenzen het antwoord ligt. Tot slot hangt ze ook af van de gegeven antwoorden in de steekproef. De stelregel is: hoe minder variatie in de antwoorden, hoe nauwkeuriger. De berekende maximale onnauwkeurigheid van de steekproefuitkomsten bevindt zich voor de afzonderlijke topsectoren rond de 7% bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Om de onnauwkeurigheid van de afzonderlijke topsectoren verder naar beneden bij te stellen, zal de omvang van het topsectorenpanel in 2013 toenemen tot 2.000 ondernemers. Conclusie Tabel 1 geeft een visueel overzicht gegeven van de methodologische status van het topsectorenpanel en de geplande acties. Tabel 1 Methodologische status topsectorenpanel Criteria Status Geplande acties Validiteit Voldoende/goed Geen Representativiteit Voldoende/goed Non-responsonderzoek Vergelijking 1 e meting 2012 en 2013 Nauwkeurigheid Voldoende/goed Toename panelomvang tot 2.000 ondernemers Bron: Panteia 2013 6

2 Inleiding 2.1 Topsectorenbeleid In de Kamerbrief van 4 februari 2011, getiteld: Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid heeft de (toenmalige) regering Rutte-I de contouren van het huidige topsectorenbeleid uiteengezet. Kortweg komt het erop neer dat het kabinet de sectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt nog sterker wil maken. Negen topsectoren worden onderscheiden, genaamd: Agro&Food Chemie Creatieve industrie Energie High Tech systemen en materialen Life Sciences & Health Logistiek Tuinbouw en uitgangsmaterialen Water Voor iedere topsector is een topteam samengesteld. Dit team bestaat uit een wetenschapper, een topambtenaar, een innovatieve MKB er en een boegbeeld uit de sector. De negen topteams hebben in 2011 de kansen en knelpunten van hun topsector verwerkt in een actieagenda. Vervolgens zijn deze agenda s uitgewerkt in onder andere innovatiecontracten, waarin de maatregelen, plannen en afspraken staan om de desbetreffende topsector de komende jaren te versterken. Behalve innovatiecontracten hebben de topteams ook humancapitalagenda s opgesteld en internationaliseringoffensieven. Informatie via bestaande CBS-statistieken In 2012 heeft het CBS in een methodebeschrijving de negen topsectoren sectoraal afgebakend 456. Op basis van deze afbakening heeft het CBS vervolgens door een combinatie met bestaande statistieken (bijvoorbeeld, het algemeen bedrijvenregister, statistiek internationale handel) verschillende kerngegevens van de topsectoren in 2010 in kaart gebracht. Zo behoorde in 2010 iets minder dan een kwart van alle bedrijven in Nederland tot één van de negen topsectoren. De bedrijven in de topsectoren namen een productie van 428,7 miljard euro voor hun rekening (38% van de totale productie in Nederland). De topsectoren hebben een aandeel van 27% in de toegevoegde waarde. Voor wat betreft de werkgelegenheid zijn de topsectoren goed voor 1,4 miljoen werkzame personen. De topsectoren zijn relatief sterk georiënteerd op export. Deze sectoren 4 CBS (2012). Monitor topsectoren: methodebeschrijving en tabellenset, Den Haag. 5 Twee van de negen topsectoren kennen een functionele definitie - Logistiek en Tuinbouw en uitgangsmaterialen die echter niet goed aansluit bij de SBI-afbakening. Voor de vergelijkbaarheid met de andere topsectoren is daarom gekozen voor een sectorale CBS-indeling. 6 Zie voor nadere economische kerncijfers van de topsector logistiek volgens de functionele benadering de CBS-publicatie Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset (2012) waarvoor aanvullend onderzoek is verricht door Buck Consultants International en TNO. Zie voor nadere economische kerncijfers van het totale agrocomplex de publicatie Het Nederlandse agrocomplex 2012, LEI Wageningen UR, december 2012. 7

voerden in 2010 voor een bedrag van 149,3 miljard euro aan goederen uit (40% van de totale uitvoer van goederen in Nederland). Bedrijven in de topsectoren zijn ook sterk gericht op R&D. Zo blijkt dat de topsectoren in 2010 ruim 96% van de R&D-uitgaven in Nederland verrichten. 2.2 Topsectorenpanel: actuele informatie Actuele economische informatie, zoals percepties van betrokken ondernemers, op het niveau van de topsectoren is (nog) schaars. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat de topsectoren niet eenduidig als sector te herkennen zijn in de codering van het SBI-2008, anderzijds met het gegeven dat het topsectorenbeleid nog relatief jong is. In het kader van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap heeft Panteia in 2012 een panel opgezet van ondernemers uit de negen topsectoren: het topsectorenpanel. Deze ondernemers zijn afkomstig uit de populatie van de topsectoren zoals die door het CBS is afgebakend (zie ook figuur 1 in paragraaf 3.3). Het primaire doel van het panel is om op betrouwbare wijze valide en actuele economische informatie op het niveau van de negen topsectoren te verschaffen 7. In de zomer van 2012 heeft de eerste telefonische meting van het panel plaatsgevonden. Met 1.664 ondernemers is een gesprek gevoerd, waarvan 1.620 uit de negen topsectoren 8. 2.3 Methodologische verantwoording Dit rapport geeft een uitgebreide methodologische verantwoording van de eerste meting van het topsectorenpanel. Centraal staan de methodologische en statistische criteria waaraan een goed panel moet voldoen, te weten: het geven van valide, representatieve en nauwkeurige antwoorden. Ook worden enkele resultaten van de eerste meting vergeleken met cijfers van het CBS en het Agentschap NL. In dit rapport komt vervolgens de wijze aan bod waarop het panel door Panteia is opgezet: achtereenvolgens worden de vragenlijst, het steekproefplan, het steekproefresultaat, de veldwerkverantwoording, de berekende herwegingsfactoren en enkele kernindicatoren van het panel besproken. Aan het eind van het rapport gaan we in op de toekomst van het panel. 7 Bijvoorbeeld, hoe percipiëren de ondernemers die tot de negen topsectoren behoren het huidige ondernemingsklimaat of de mogelijkheden om aan technisch geschoold personeel te komen? Wat vindt men van het vestigingsklimaat in Nederland of het gevoerde topsectorenbeleid? Met wie werkt men samen in innovatietrajecten? 8 Bij nadere inspectie vielen 44 van de 1.664 gevoerde gesprekken af, omdat de betreffende ondernemers niet tot één van de negen topsectoren behoorden. Het ging bijvoorbeeld om ondernemers uit de bouw, horeca, groot- en detailhandel. Eind 2012 heeft de tweede meting plaatsgevonden, via internet, en in april 2013 vindt de derde meting plaats, weer telefonisch. 8

3 Waarde van het topsectorenpanel De waarde van het topsectorenpanel hangt naast de vragen die gesteld en beantwoord worden - af van het feit hoe het panel scoort op de methodologische criteria validiteit, representativiteit en nauwkeurigheid. 3.1 Valide uitkomsten Valide steekproefuitkomsten vormen the proof of de pudding. Met andere woorden, de uitkomsten dienen een goede afspiegeling van de werkelijkheid te vormen. Om de validiteit te kunnen vaststellen, moeten externe cijfers beschikbaar zijn die zonder twijfel - deze werkelijkheid vertegenwoordigen. Om een voorbeeld te geven: in de vragenlijst wordt de vraag gesteld: exporteert uw bedrijf producten of diensten. Omdat het hier om steekproefuitkomsten gaat, zal het antwoord in de vorm van een betrouwbaarheidsinterval dienen te worden gegeven. Wanneer de validiteit van dit interval getoetst wordt, zal informatie beschikbaar moeten zijn van alle bedrijven in de negen topsectoren die producten of diensten exporteren. En wanneer de uitkomst van dit externe cijfer zich binnen het betrouwbaarheidsinterval bevindt, kan gesproken worden over valide uitkomsten. In het volgende hoofdstuk worden drie vergelijkingen gemaakt om meer zicht te krijgen op de validiteit van de uitkomsten van het topsectorenpanel. 3.2 Representatieve uitkomsten Het is belangrijk om aan te tonen dat de samenstelling van het topsectorenpanel representatief is voor de populatie. Met andere woorden, de respondenten die aan het onderzoek deelnemen, mogen geen selectief deel vormen van de populatie. Selectiviteit kan (soms onbewust) gecreëerd worden door de wijze van steekproeftrekking uit de populatie, de opgestelde introductietekst om ondernemers over te halen deel te nemen aan het onderzoek, de lengte en samenstelling van de vragenlijst en het tijdstip van bellen. Een manier om de mate van selectiviteit te onderzoeken is door de nonrespondenten (de weigeraars) twee of drie korte vragen te stellen die vergeleken kunnen worden met de uitkomsten van de panelleden. Een dergelijk nonresponsonderzoek heeft in de eerste metingen van het topsectorenpanel niet plaatsgevonden. Gezien het methodologische belang, zal dit in de tweede meting van 2013 worden uitgevoerd 9. 9 Selectiviteit is over het algemeen een minder groot probleem bij telefonisch onderzoek dan bij internetonderzoek. Immers wanneer respondenten via een e-mail of brief moeten worden overgehaald om deel te nemen, moet in de regel meer uitleg worden gegeven over het doel van het onderzoek. 9

Een tweede manier om meer grip te krijgen op de representativiteit van de uitkomsten heeft te maken met de reproduceerbaarheid van de uitkomsten: vergelijkbare vragen in vergelijkbare onderzoeken onder dezelfde doelgroep dienen tot statistisch vergelijkbare uitkomsten te leiden, tenminste wanneer deze onderzoeken over dezelfde periode gaan en dezelfde onderzoeksopzet kennen 10. Op grond van deze meting is de reproduceerbaarheid van het topsectorenpanel nog niet vast te stellen. Om op dit punt meer zicht te geven, zullen in de eerste meting van het topsectorenpanel in 2013 vergelijkbare vragen gesteld worden als in de eerste meting van 2012. 3.3 Representativiteit nader bekeken Zoals hierboven gememoreerd: selectiviteit kan (soms onbewust) gecreëerd worden door de wijze van steekproeftrekking uit de populatie, de opgestelde introductietekst om ondernemers over te halen deel te nemen aan het onderzoek, de lengte en samenstelling van de vragenlijst en het tijdstip van bellen. Alle aspecten worden in deze paragraaf nader bekeken. Populatie van topsectoren 11 De populatie van het topsectorenpanel wordt gevormd door de gehanteerde afbakening van het CBS (CBS, 2012). In figuur 1 is weergegeven uit welke SBIcodes en aanvullende ledenlijsten (roodgekleurd) de topsectoren zijn samengesteld. In figuur 1 is te zien dat vier van de negen topsectoren geheel op basis van SBI-codes zijn samengesteld. De overige topsectoren vormen een combinatie van SBI-codes, aangevuld met ledenlijsten. 12 De ledenlijsten zijn gebruikt omdat volgens deskundigen deze topsectoren niet volledig op basis van SBI-codes kunnen worden afgebakend. Er is daarom door het CBS aanvullend maatwerk op bedrijfsniveau uitgevoerd. Hierbij zijn individuele bedrijven geselecteerd op basis van aanvullende informatie over de topsector. Deze informatie is afkomstig uit secundaire bronnen, zoals ledenlijsten van brancheverenigingen. Om een voorbeeld te geven: voor de topsector Water zijn bedrijven geselecteerd op basis van de ledenlijst van Scheepsbouw NL, het Netherlands Water Partnership (NWP) en de deelnemerslijst van het (afgesloten) Innovatie Programma Watertechnologie (IPW). 10 Gaat het om vergelijkbare vragen in onderzoeken die verschillende periodes beslaan, dan dienen eventuele verschillen theoretisch verklaarbaar te zijn. Hiervoor geldt dat idealiter een theoretisch kader beschikbaar is waaruit hypotheses kunnen worden afgeleid. 11 Bij de afbakening van de topsectoren Logistiek en Tuinbouw en uitgangsmaterialen is in dit rapport gebruikgemaakt van de sectorale afbakening van het CBS. Gezien deze keuze is het beter om in plaats van de term Logistiek te spreken over Transport en Opslag. In het vervolg van dit rapport wordt dan ook Transport en Opslag gebruikt. 12 Wanneer gesproken wordt over de ledenlijst Energie dient bedacht te worden dat het hier niet om een ledenlijst gaat maar om een werkbestand van het CBS binnen het project Economische Radar Duurzame Energie. 10

De volgende ledenlijsten zijn bij de steekproeftrekking gebruikt: Creatieve industrie: ledenlijst van de Nederlandse Vereniging van Producten en Importeurs van beeld- en geluiddragers (NVPI). Creatieve industrie: ledenlijst van de Dutch Gaming Association (DGA). Creatieve industrie: ledenlijst van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO). Energie: CBS werkbestand binnen het project Economische Radar Duurzame Energie. Transport en Opslag: leverancierslijst van de website Logisitek.nl. Tuinbouw: ledenlijst van Plantum (branchevereniging voor bedrijven uit de sector plantaardig uitgangmateriaal) Tuinbouw: ledenlijst AVAG (brancheorganisatie van de Nederlandse kassenbouw- en installatiesector). Water: ledenlijst van Scheepsbouw Nederland. Water: ledenlijst van het Netherlands Water Partnership (NWP). Water: deelnemerslijst van het (afgesloten) Innovatie Programma Watertechnologie (IPW). Figuur 1 Samenstelling 9 topsectoren (cijfers zijn SBI-codes) 0,1% ledenlijsten 50% ledenlijsten 2% ledenlijsten 1% ledenlijsten 11% ledenlijsten Agro&Food Chemie Creatieve ind. Energie High Tech Life sciences Transport en Opslag Tuinbouw Water Primaire productie Aardolieverwerking Kunst Aardgas Metaalindustrie Farmacie Transport en overslag Primaire productie Maritieme maakind. 1,11 19,10 90,011 6,20 24,00 21,10 49,1 1,11 (Mw) 30,11 1,13 (TB) 19,201 90,012 9,10 25,20 21,20 49,2 1,13 (AF) 30,12 1,40 19,202 90,02 35,11 25,30 49,4 1,19 33,15 1,50 90,03 35,20 25,40 Medische instr. 49,5 1,21 9,1 (Mw) 1,61 Chemische ind. 25,50 26,60 50,2 1,24 LL Scheepsbouw 1,62 20,11 Cultureel erfgoed Ledenlijsten 25,60 32,5 (HT) 50,4 1,25 1,63 20,12 91,019 Radar 25,73 51,2 1,28 Watertechnologie 1,70 20,13 91,021 25,91 Onderzoek 53 1,29 36 3,00 20,141 91,03 Gerelateerde act. 25,93 72,112 1,3 37 20,149 35,12 25,94 72,193 Opslag en support 1,50 (Mw) 38,21 Voedingsmiddelen 20,15 Media/entertainment 35,13 25,99 52,1 LL Plantum Deelnemerslijst IPW 10,00 20,16 58,00 35,14 33,11 52,21 11,00 20,17 59,00 35,30 52,22 Overig Deltatechnologie 20,20 74,201 27,20 Machines/apparaten 52,23 1,61 (Mw) 42,21 20,30 26,00 52,24 1,63 (Mw) 42,91 20,41 Ledenlijsten Maatwerk 27,00 52,29 1,64 42,13 20,42 NVPI 72,113 (Mw) 28,00 LL Plantum 20,51 DGA 72,192 (Mw) 32,5 (LS) Ledenlijsten 46,212 Kennis en advies 20,52 BNO 72,199 (Mw) 33,12 Logistiek.nl 46,218 (Mw) 71,12 (Mw) 20,53 33,13 46,219 (Mw) 72,113 (Mw) 20,59 Creatieve dienstverl. 33,14 46,22 72,192 (Mw) 20,60 70,21 33,19 46,311 72,199 (Mw) 71,11 33,20 LL AVAG LL NWP Rubber- en kunstof 73,11 82,991 (Mw) 22.11 (HT) 74,10 Transportmiddelen 72,111 (Mw) 22,19 22,11 (C) 72,113 (Mw) 22,21 22,29 (C) 72,191 (Mw) 22,22 29,10 72,192 (Mw) 22,23 29.201 72,199 (Mw) 22,29 (HT) 29,31 29,32 30,20 30,30 30,40 30,90 33,16 33,17 Overige 62,01 71,12 71,202 72,192 *) Sommige SBI-codes zijn groengekleurd. Deze SBI-codes komen in verschillende topsectoren voor. **) Achter sommige SBI-codes in figuur 1 staat: Mw (maatwerk). Hiermee wordt bedoeld dat uit die SBI-codes bedrijven geselecteerd moeten worden die tot een bepaalde topsector behoren. Bijvoorbeeld, bij de topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen moeten van SBI-code 72,111 alleen die bedrijven geselecteerd worden die tot de tuinbouw behoren. Bron: Panteia, 2013 De ledenlijsten bestonden uit namen van bedrijven met een telefoonnummer, en soms ook de naam van een contactpersoon of adresgegevens. In figuur 1 is ook aangegeven hoe groot het aandeel van de ledenlijsten per topsector is. Bij twee topsectoren maken de ledenlijsten een substantieel deel uit van de om- 11

vang van die topsector, te weten: energie (50%) en water (11%). Bij de andere drie topsectoren gaat het om 2% of minder. De populatie van de topsectoren bestaat dus uit Nederlandse bedrijven die tot de SBI-codes in figuur 1 behoren, aangevuld met de bedrijven die op de verschillende ledenlijsten voorkomen. In tabel 2 is een overzicht gegeven van het aantal bedrijven waaruit de negen topsectoren bestaan 13, en de ondernemers die aan de eerste meting van het topsectorenpanel hebben deelgenomen. Tabel 2 Topsectoren: populatie en steekproefresultaat Topsectoren Populatie (2011) Steekproefresultaat Agro&Food 57.310 226 Chemie 2.120 182 Creatieve industrie 106.820 180 Energie 1.220* 151 High Tech systemen en materialen 66.850 320 Life Sciences & Health 2.280 163 Transport en opslag 24.150 213 Tuinbouw en uitgangsmaterialen 19.210 206 Water 2.920 169 Totaal 282.880** 1.810*** *) De gegevens van de subsector duurzame energie uit 2010 zijn gebruikt om het totaal in 2011 te krijgen. **) Het CBS hanteert in tabel 5 als totaal 275.280 bedrijven. Hierbij is gecorrigeerd voor dubbeltellingen. In tabel 1 is niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen. ***) Er zijn 1.620 gesprekken gevoerd met ondernemers uit de negen topsectoren, het aantal van 1.810 heeft te maken met het feit dat sommige SBI-codes twee keer voorkomen (groengekleurd in figuur 1). Bron: Panteia 2013 Uit de populatie is met 1.620 ondernemers uit de negen topsectoren een gesprek gevoerd. Tabel 2 laat de verdeling zien. Afgeleid kan worden dat in de topsectoren Energie, Chemie, Life Sciences & Health en Water meer dan 5% van de populatie in de steekproef vertegenwoordigd is. Bij de andere topsectoren gaat het om 1% of minder. In totaal is minder dan 1% van de populatie van topsectoren in de eerste meting van het topsectorenpanel vertegenwoordigd. Wijze van steekproeftrekking Het uitgangspunt voor de steekproeftrekking vormde de afbakening van de topsectoren in figuur 1. Een optimale steekproeftrekking zorgt ervoor dat elke respondent die tot de populatie behoort een gelijke kans heeft om deel te nemen. Voor het topsectorenpanel is gebruikgemaakt van het zogenaamde DM- 13 De aantallen zijn afkomstig uit CBS (2012). Monitor topsectoren. Methodebeschrijving en tabellenset: tabel 5 Bedrijven naar topsector, 2010-2011. 12

CD-bestand: dit is een compleet adressenbestand van bedrijven in Nederland dat vanuit het handelsregister van de KvK is samengesteld. Uit dit bestand zijn aselect 1.664 bedrijven uit de verschillende SBI-codes en ledenlijsten benaderd, waarvan 1.620 uit de negen topsectoren. Neutrale introductietekst Voor het topsectorenpanel is een neutrale introductietekst gebruikt om selectiviteit te voorkomen, te weten: Goedemorgen/-middag/-avond U spreekt met. van EIM, het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. Wij doen onderzoek naar de ontwikkeling in het ondernemingsklimaat in Nederland. Zou ik u in verband met dit onderzoek een aantal vragen mogen stellen? Er wordt in de introductie niet gerefereerd aan een topsectorenbeleid of topsectorenpanel. Door de geringe lengte van de vragenlijst (circa 15 minuten), de relatief gemakkelijk te beantwoorden gesloten vragen en de ervaren interviewers van Panteia hebben er geen weigeringen tijdens de vragenlijst plaatsgevonden 14. Aan het einde van de vragenlijst is aan de respondenten gevraagd of Panteia de betreffende respondent nogmaals mocht benaderen; 86% gaf hierop een bevestigend beantwoord. Tijdstip van bellen Naast de lengte van de vragenlijst en de neutrale introductie is elke potentiële respondent door de interviewers van Panteia bij geen gehoor - 5 keer gebeld, op verschillende tijdstippen van de dag. 3.4 Nauwkeurige uitkomsten De uitkomsten van het topsectorenpanel zijn steekproefuitkomsten. Dit houdt in dat er sprake is van onnauwkeurigheid. De onnauwkeurigheid van steekproefuitkomsten hangt in grote mate af van de omvang van de steekproef. De stelregel is: hoe groter de steekproef, hoe nauwkeuriger de uitkomsten. Ze hangt ook af van het gewenste betrouwbaarheidsniveau waarop de uitspraken worden gedaan. De stelregel is: hoe hoger het gewenste betrouwbaarheidsniveau, hoe minder nauwkeurig kan worden aangegeven binnen welke grenzen het antwoord ligt. Tot slot hangt ze ook af van de gegeven antwoorden in de steekproef. De stelregel is: hoe minder variatie in de antwoorden, hoe nauwkeuriger. De omvang van de variatie heeft bij dichotome variabelen (ja/nee) te maken met het percentage voor- en tegenstanders. Wanneer 50% voor is en 50% tegen, is de maximale variatie bereikt en is de onnauwkeurigheid het grootst. Bij continue variabelen (omzet, winst) heeft de variatie te maken met de afwijkin- 14 Het interviewercorps van Panteia bestaat overwegend uit vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. Het corps is zeer ervaren in business-to-businessonderzoek. De medewerkers zijn gemiddeld zes jaar in dienst en hebben in de loop der jaren ruime ervaring opgebouwd. De ervaring heeft geleerd dat het bij business-to-businessonderzoek belangrijk is dat de respondenten een gesprekspartner treffen die gemiddeld genomen een vergelijkbare leeftijd heeft als de respondent. 13

gen van het gemiddelde (standaarddeviatie). Hoe groter de afwijkingen, hoe minder nauwkeurig het berekende gemiddelde. In tabel 3 is op basis van de steekproefaantallen in tabel 1 de maximale onnauwkeurigheid (foutenmarge) berekend voor dichotome vragen, bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% 15. Te zien is dat de foutenmarges voor de afzonderlijke topsectoren samenhangt met de omvang van het steekproefresultaat. Tabel 3 Maximale foutenmarges topsectorenpanel Topsectoren Betrouwbaarheidsniveau 95% Agro&Food (n=226) ± 6,5% Chemie (n=182) ± 6,9%* Creatieve industrie (n=180) ± 7,3% Energie (n=151) ± 7,5%* High Tech systemen en materialen (n=320) ± 5,5% Life Sciences & Health (n=163) ± 7,4%* Transport en opslag (n=213) ± 6,7% Tuinbouw en uitgangsmaterialen (n=206) ± 6,8% Water (n=169) ± 7,3%* Totaal (n=1.810) ± 2,1% *) Voor de topsectoren Chemie, Energie, Life Sciences & Health en Water is gewerkt met de zogenaamde eindigheidscorrectie. Deze maakt het betrouwbaarheidsinterval kleiner, omdat de steekproef meer dan 5% van de populatie uitmaakt. Bron: Panteia, 2013 In de verschillende figuren kan eenvoudig zelf een foutenmarge worden berekend. Hiervoor is nodig: het aantal bedrijven per topsector (zie tabel 3), het vermelde percentage in de figuur en het gekozen betrouwbaarheidsniveau. Om een voorbeeld te geven: in figuur 2 is vermeld dat 26% van de 226 ondervraagde bedrijven uit de topsector Agro&food exporteren. De formule voor de foutmargeberekening is dan als volgt: 1,96 (=factor 95% betrouwbaarheid)* ((26*74)/226)) = 5,7%. 3.5 Conclusies Er zijn geen aanwijzingen dat de ondernemers die hebben deelgenomen aan het topsectorenpanel een selectieve groep ondernemers vormen uit de populatie van topsectoren. Zo is aselect een steekproef getrokken uit een betrouwbaar en veel gebruikt steekproefkader (het handelsregister van de KvK) en is de introductietekst neutraal gehouden. 15 Wanneer we spreken over een betrouwbaarheidsniveau van 95% betekent dit niet dat er 95% kans is dat het populatiegemiddelde in het interval ligt. Immers: dit gemiddelde ligt erin of ligt er niet in, een van beide. De juiste betekenis is dat we bij veelvuldige herhaling van het onderzoek, met steeds nieuwe steekproeven uit dezelfde populatie in 95% van de berekende betrouwbaarheidsintervallen het populatiegemiddelde zit. 14

In de tweede meting van het topsectorenpanel in 2013 zal een nonresponsonderzoek worden gehouden om over dit punt met meer zekerheid conclusies te kunnen trekken. Verder zal, om de reproduceerbaarheid van de paneluitkomsten statistisch vast te stellen, in de eerste meting van het topsectorenpanel in 2013 vergelijkbare vragen worden gesteld als in de eerste meting van 2012. De maximale onnauwkeurigheid van de steekproefuitkomsten bevindt zich voor de afzonderlijke topsectoren rond de 7% bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Om de onnauwkeurigheid te verminderen, zal de omvang van het topsectorenpanel in 2013 toenemen tot 2.000 ondernemers. 15

16

4 Validiteit: nader bekeken In dit hoofdstuk worden drie uitkomsten van het topsectorenpanel vergeleken met gegevens van het CBS en Agentschap NL. De volgende vragen komen in aanmerking komen voor een externe toetsing (zie ook bijlage 1): vraag PROFIEL03 (over export); vraag INNOVATIE01 (over innovaties); vraag INNOVATIE11 (over het gebruik van de WBSO-regeling). 4.1 Export Vergelijkingsbasis De vraag in het topsectorenpanel was: Exporteert uw bedrijf goederen of diensten? De uitkomsten van deze vraag zijn vergeleken met gegevens van het CBS. Het betreft tabel 4 (Exporteurs van goederen naar topsector, 2010 en 2011) van de methodebeschrijving van het CBS 16, waarin voor de negen topsectoren gegevens uit de Statistiek Internationale Handel (SIH) in goederen zijn gecombineerd met de sectorale afbakening van de topsectoren 17. De vergelijkingsbasis is niet optimaal. Allereerst verschilt de periode waarop de vergelijking betrekking heeft. Het jaar waarover het CBS rapporteert is 2010 en 2011, terwijl de meting van het topsectorenpanel het jaar 2012 betreft. Ten tweede gaan de CBS-gegevens alleen over de export van goederen, terwijl de vraag in het topsectorenpanel ook over diensten gaat. Ten derde gaat het bij de beantwoording van de vraag in het topsectorenpanel om de perceptie van de ondernemer, terwijl de SIH betrekking heeft op de gefactureerde finale export (het deel van de omzet dat een bedrijf aan buitenlandse bedrijven factureert). Ten vierde zijn alleen bedrijven met handel binnen de EU boven de vrijstellingsdrempel opgaveplichtig voor SIH 18. In het topsectorenpanel is de exportvraag aan iedereen gesteld. Tot slot hebben de CBS-gegevens niet betrekking op de subsector Duurzame energie van de topsector Energie, en geeft het CBS in een toelichting op de tabel aan dat het aantal berekende exporteurs in de topsectoren waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijkheid vormt. Gegeven deze kanttekeningen mag verwacht worden dat de paneluitkomsten boven het CBS liggen. 16 CBS (2012) Monitor topsectoren. Methodebeschrijving en tabellenset. Den Haag. 17 Naast de Statistiek Internationale Handel in goederen onderhoudt het CBS ook een Statistiek Internationale Handel in diensten. Hiervan zijn nog geen cijfers beschikbaar voor de topsectoren. 18 Bedrijven die buiten de EU goederen exporteren worden met behulp van douanegegevens door het CBS geregistreerd. 17

Uitkomsten In figuur 2 staan zowel de uitkomsten vermeld van de panelvraag Exporteert uw bedrijf goederen of diensten (exclusief foutenmarges), als het (berekende) percentage bedrijven uit de negen topsectoren dat op basis van gegevens uit de SIH in goederen volgens het CBS exporteren 19. Figuur 2 Uitkomsten topsectorenpanel en het CBS op het gebied van de export: onderscheiden naar 9 topsectoren (in %; paneluitkomsten herwogen). 100% 80% 60% 40% 20% 0% 26% 8% 64% 65% 22% 8% 46% 30% 23% 20% 24% 22% 37% 20% 54% 26% 41% 21% 27% 14% Agro&food Chemie Creatieve Ind. Energie High Tech Life sciences Transport en opslag Tuinbouw Water Totaal Paneluitkomsten CBS (op basis van SIH in goederen) Bron: Panteia, 2013. Uit figuur 2 blijkt dat 26% van de ondernemers in de topsector Agro&Food zegt goederen en diensten te exporteren. De foutenmarge - bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% - die hierbij hoort is ± 6%. Met andere woorden, het is beter te vermelden dat het 95%-betrouwbaarheidsinterval ligt tussen de 20% en 32%. Uit figuur 2 blijkt ook dat volgens gegevens van het CBS 8% van de ondernemers in de topsector Agro&Food in 2011 goederen naar het buitenland exporteert. Dit verschil is (statistisch te) groot. Ook bij de topsectoren Creatieve Industrie, Energie, Transport en Opslag, Tuinbouw en uitgangsmaterialen en Water zijn grote verschillen te zien. Wat verder opvalt, is dat de paneluitkomsten structureel boven die van het CBS liggen 20. Als gevolg hiervan komt het totaalpercentage van het panel ook veel hoger uit dan die van het CBS (27% versus 14%). Conclusie De vergelijkingsbasis van de twee uitkomsten is te gering. Zo wordt in het panel gesproken over producten of diensten terwijl de CBS-gegevens alleen betrekking hebben op goederen. De hogere paneluitkomsten van de Creatieve Industrie kunnen hiermee verklaard worden. Verder heeft de SIH betrekking op de gefactureerde finale export, terwijl het in het panel gaat om de perceptie 19 Bij de berekening zijn de aantallen in tabel 4 gedeeld op de aantallen in tabel 5 uit CBS (2012) Monitor topsectoren. Methodebeschrijving en tabellenset. Den Haag 20 Een uitzondering vormt de topsector Chemie. 18

van de ondernemer. De hogere paneluitkomsten van de Agro&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen kunnen hiermee verklaard worden. Immers in de CBS-cijfers wordt de agrarische export bijvoorbeeld toegekend aan de veiling en/of de groothandel en niet aan de afzonderlijke agrarische bedrijven. Dit terwijl de ondernemer die bloem(bollen) teelt en deze aan de veiling verkoopt zichzelf wel als een exporteur ziet. De verschillen bij de topsector Energie kunnen liggen aan het feit dat in het panel de subsector Duurzame energie wel is meegerekend. Ook de verschillen bij de topsectoren Transport en Opslag en Water kunnen liggen aan de perceptie of aan het meenemen van het onderdeel diensten. Gegeven deze verschillen mag verwacht worden dat de paneluitkomsten boven die van het CBS liggen. Wat verder positief is in de bovenstaande vergelijking, is dat het patroon qua topsectoren van de paneluitkomsten die van het CBS volgt. De topsector die in de SIH er duidelijk uitspringt, Chemie, doet dit bijvoorbeeld ook in het topsectorenpanel. 4.2 Innovatie Vergelijkingsbasis De innovatievraag in het topsectorenpanel ging als volgt: Heeft uw bedrijf de afgelopen 3 jaar: nieuwe producten of diensten geïntroduceerd? het productieproces vernieuwd? aanpassingen gedaan in de organisatie van bedrijfsprocessen?" De uitkomsten van deze vraag zijn vergeleken met gegevens van het CBS. Het betreft tabel 16 (Innoverende bedrijven naar topsector, 2010) in de methodebeschrijving van het CBS 21, waarin voor de negen topsectoren gegevens uit de CIS-enquête zijn gecombineerd met de afbakening van de topsectoren. Ook nu is de vergelijkingsbasis niet optimaal. Zoals Prince (2013) 22 terecht opmerkt, hebben de gegevens van het topsectorenpanel betrekking op bedrijven vanaf 1 of meer werkzame personen, terwijl de CIS-enquête betrekking heeft op bedrijven vanaf 10 werkzame personen of meer. Verder zijn de gegevens van het topsectorenpanel verzameld in 2012, terwijl de innovatiegegevens van het CBS ontleend zijn aan de CIS-enquête 2010, die betrekking heeft op de periode 2008-2010. Beide enquêtes maken gebruik van een andere methode van gegevensverzameling. De CIS-enquête is schriftelijk/internet en het topsectorenpanel is telefonisch. 21 CBS (2012) Monitor topsectoren. Methodebeschrijving en tabellenset. Den Haag. 22 Y.M. Prince (2013). Topsectoren in beeld: de innovativiteit van de topsectoren in 2012. Panteia, Zoetermeer. 19

Ook is de aard van de vraagstelling 23 verschillend. Zo worden in de CISenquête, voorafgaande aan de centrale innovatievragen, deze begrippen duidelijk afgebakend. Bijvoorbeeld, een productinnovatie is de marktintroductie van nieuwe of sterk verbeterde goederen of diensten wat betreft de toepassingsmogelijkheden. In het topsectorenpanel zijn de begrippen niet afgebakend en wordt de invulling overgelaten aan de interpretatie van de respondent. Organisatorische vernieuwingen worden ook tot het begrip innovatie gerekend. Tot slot hebben de CBS-gegevens betrekking op een deel van de topsector Creatieve Industrie en Life Sciences & Health. Gegeven deze kanttekeningen mag verwacht worden dat de paneluitkomsten boven het CBS liggen. Uitkomsten In figuur 3 staan de uitkomsten vermeld van het percentage bedrijven in het topsectorenpanel dat één of meerdere positieve antwoorden gaf op de vraag of men in de afgelopen drie jaar: nieuwe producten of diensten had geïntroduceerd; het productieproces had vernieuwd; aanpassingen had gedaan in de organisatie van bedrijfsprocessen. Figuur 3 Uitkomsten topsectorenpanel en het CBS op het gebied van de innovatie: onderscheiden naar 9 topsectoren (in %; paneluitkomsten herwogen). 100% 80% 60% 40% 20% 0% 58% 45% 83% 73% 68% 62% 75% 49% 67% 64% 69% 52% 51% 35% 60% 50% 77% 46% 64% 54% Agro&food Chemie Creatieve Ind. Energie High Tech Life sciences Transport en opslag Tuinbouw Water Totaal Paneluitkomsten CBS (op basis van de CIS-enquête) Bron: Panteia, 2013. 23 De vraagstelling was: Heeft uw onderneming in de drie jaar tussen begin 2008 en eind 2010 voor uw onderneming nieuwe of duidelijk verbeterde producten (goederen of diensten) op de markt gebracht? en, Heeft uw onderneming tussen begin 2008 en eind 2010 nieuwe of duidelijk verbeterde productieprocessen tot stand gebracht met inbegrip van methoden en manieren om diensten en producten te leveren? 20

De gegevens van het CBS hebben betrekking op het totaalpercentage innoverende bedrijven in de periode 2008-2010 (zowel de technologische en niettechnologische innovaties) 24 op basis van de CIS-enquête. Uit figuur 3 blijkt dat 58% van de ondernemers in de topsector Agro&Food aangeeft in de afgelopen drie jaar ofwel nieuwe producten of diensten te hebben geïntroduceerd, ofwel het productieproces te hebben vernieuwd, ofwel aanpassingen in de organisatie van bedrijfsprocessen te hebben gedaan. De foutenmarge - bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% - die hierbij hoort is ± 6%. Het is dus beter te vermelden dat het 95%-betrouwbaarheidsinterval ligt tussen de 52% en 64%. Uit figuur 3 blijkt dat volgens gegevens van het CBS (2012, tabel 16) 45% van de ondernemers in de topsector Agro&Food in de periode 2008-2010 innovaties heeft doorgevoerd. Dit verschil is (statistisch te) groot. Ook bij de topsectoren Chemie, Energie, Life Sciences & Health, Transport en opslag, Tuinbouw en uitgangsmaterialen en Water zijn grote verschillen. Als gevolg hiervan komt het totaalpercentage van het panel ook hoger uit dan die van het CBS (64% versus 54%). Conclusie Ook hier is de vergelijkingsbasis tussen de variabelen niet optimaal: het gaat om verschillende perioden, om een verschillende onderzoeksbasis, verschillende surveymethoden en verschillende vraagstellingen. Gegeven deze kanttekeningen mag verwacht worden dat de paneluitkomsten boven het CBS liggen. Wat verder positief is in de bovenstaande vergelijking, is dat het patroon qua topsectoren van de paneluitkomsten die van het CBS volgt. De topsector die volgens de CIS-enquête het meest innovatief is, Chemie, is dit bijvoorbeeld ook in het topsectorenpanel. 4.3 Gebruik WBSO-regeling Vergelijkingsbasis In het topsectorenpanel is gevraagd: Kent u de WBSO 25? Bij een positief antwoord werd vervolgens gevraagd: Maakt u gebruik van deze regeling? De uitkomsten van deze vraag zijn vergeleken met gegevens van het CBS en Agentschap NL over het feitelijk gebruik van de WBSO-regeling in 2011 26. 24 Bij technologische innovaties gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten of diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is sprake bij vernieuwingen in de organisatie. 25 De interviewers mochten bij onduidelijkheden aangeven dat WBSO een afkorting was voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, en dat dit een fiscale tegemoetkoming is in de loonkosten voor het technisch verbeteren van fysieke producten en programmatuur. 26 Het CBS heeft hiervoor gegevens over het WBSO-gebruik in 2011 gekregen van Agentschap NL en deze vertaald naar de negen topsectoren. 21

Uitkomsten In figuur 4 staan de uitkomsten vermeld van het percentage bedrijven in het topsectorenpanel dat in 2012 gebruik heeft gemaakt van de WBSO-regeling en de gegevens van het CBS over 2011. Uit figuur 4 blijkt dat 2% van de ondernemers in de topsector Agro&Food aangeeft gebruik te maken van de WBSO-regeling 27. De foutenmarge - bij een betrouwbaarheidsniveau van 95% - die hierbij hoort is ± 2%. Het is dus beter te vermelden dat het 95%-betrouwbaarheidsinterval ligt tussen de 0% en 4%. Uit figuur 4 blijkt dat volgens gegevens van het CBS en Agentschap NL 1% van de ondernemers in de topsector Agro&Food in 2011 gebruikmaakte van de WBSOregeling. Dit verschil is statistisch niet significant. Figuur 4 Uitkomsten topsectorenpanel en het CBS op het gebied van de WBSO-regeling: onderscheiden naar 9 topsectoren (in %; paneluitkomsten herwogen). 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2% 2% 1% 31% 22% 0% 21% 17% 18% 9% 14% 11% 4% 1% 9% 3% 11% 9% 7% 3% Agro&food Chemie Creatieve Energie High Tech Life sciences Transport en Tuinbouw Water Totaal Ind. opslag Paneluitkomsten CBS (op basis van gegevens Agentschap NL) Bron: Panteia, 2013. Wanneer de gegevens uit figuur 4 op het niveau van de afzonderlijk topsectoren worden vergeleken, dan blijken alleen de topsectoren Chemie, High Tech en Tuinbouw en uitgangsmaterialen een hogere waarde in het topsectorenpanel te hebben dan bij het CBS en Agentschap NL. Als gevolg hiervan is ook het totaal van de steekproefuitkomsten hoger dan de gegevens van het CBS. Conclusie Over het geheel genomen komen de gegevens van het topsectorenpanel redelijk tot goed overeen met die van het CBS en Agentschap NL. Alleen voor de topsectoren Chemie, High Tech en Tuinbouw en uitgangsmaterialen zijn de paneluitkomsten hoger. In hoeverre het jaar waarop de gegevens betrekking 27 Uit een e-mailwisseling tussen Agentschap NL en Panteia bleek dat het CBS de opgeleverde aantallen van Agentschap NL gekoppeld heeft aan de ABR om tot een indeling naar de topsectoren te komen. Het ABR rekent met bedrijfseconomische eenheden en Agentschap NL met administratieve eenheden. Hierdoor is het totaal aantal van 20.530 teruggebracht tot 16.510. In figuur 4 zijn de CBS-aantallen daarom met een factor 1,24 vermenigvuldigd om weer tot de aantallen van Agentschap NL te komen. 22

hebben (2011) en het jaar waarin gemeten is (2012) hieraan debet is, is nog onduidelijk. Gegevens van het CBS en Agentschap NL over het gebruik van de WBSO-regeling door bedrijven in de topsectoren in 2012 zijn nog niet beschikbaar. 4.4 Conclusies Het blijkt dat de uitkomsten van het topsectorenpanel redelijk tot goed overeenkomen met externe gegevens wanneer het om goed vergelijkbare variabelen gaat, zoals het gebruik van de WBSO-regeling. Wanneer het om minder goede vergelijkingen gaat, zoals bij export en innovatie, laat de vergelijking verschillen zien die verklaarbaar zijn. Zo zijn - op het gebied van de export en innovatie - de paneluitkomsten hoger dan de CBS-gegevens. Gegeven de methodologische kanttekeningen bij de vergelijkingsbasis zijn de verschillen te verklaren. 23

5 Veldwerkverantwoording 5.1 Vragenlijst De afgenomen vragenlijst in de eerste meting van het topsectorenpanel staat in bijlage 1 vermeld. Grofweg bestaat ze uit zes groepen vragen, te weten: vragen over het bedrijf (profiel- en basisvragen); vragen over het ondernemingsklimaat (klimaatvragen); vragen over het topsectorenbeleid (topvragen); vragen over innovatie (innovatievragen); vragen over economische prestaties (prestatievragen); afsluitende vragen (panelvragen). Alle vragen zijn gesloten en relatief gemakkelijk te beantwoorden. 5.2 Steekproefplan Het steekproefplan van het topsectorenpanel is disproportioneel opgezet. Zo is ervoor gekozen om elke topsector door 200 ondernemers te laten vertegenwoordigen, inclusief bedrijven uit de ledenlijsten 1. In het steekproefplan is ook rekening gehouden met de grootte van de bedrijven (het aantal werkzame personen dat men in dienst heeft). Vier grootteklassen zijn onderscheiden 2 : bedrijven met 1 werkzame persoon; bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen; bedrijven met 10 tot 100 werkzame personen; bedrijven met 100 of meer werkzame personen. De verdeling van de topsectoren naar de vier grootteklassen was bij de opzet van de eerste meting van het topsectorenpanel niet bekend. Daarom is hiervoor gebruikgemaakt van informatie van de Kamers van Koophandel. Ook ten aanzien van de vier grootteklassen is het steekproefplan disproportioneel opgezet 3. Verhoudingsgewijs zijn te veel grotere bedrijven en te weinig kleinere bedrijven in het steekproefplan vertegenwoordigd. Het voordeel van steekproeven die disproportioneel zijn opgezet, is dat ook kleine groepen uit de populatie goed in de steekproef (bijvoorbeeld de topsector Energie) vertegenwoordigd zijn. Hierdoor kunnen ook voor deze groepen betrouwbare en nauwkeurige uitkomsten gegenereerd worden. 1 Bij een proportionele opzet zouden de topsectoren Energie, Chemie, Life Sciences & Health en Water door minder dan 20 ondernemers vertegenwoordigd worden (uitgaande van een totale steekproefomvang van 1.800 ondernemers). 2 De eerste twee grootteklassen zijn ook in het panel meegenomen, omdat deze ontbreken in de CIS-enquête van het CBS. 3 Wanneer gekozen was voor een proportionele opzet zou ongeveer 1 procent van de steekproef bestaan uit bedrijven met 100 of meer werknemers. De steekproef zou voor meer dan 90% worden overheerst door bedrijven met minder dan 10 werkzame personen. 25

In tabel 4 staat het steekproefplan vermeld. Opgemerkt dient te worden dat de verschillende ledenlijsten geen informatie bevatten over de grootteklasse van de bedrijven. Tabel 4 Steekproefplan topsectorenpanel Topsectoren 1 wp 2-9 wp 10-99 wp 100+ wp LL* Totaal Agro&Food 40 40 70 50-200 Chemie 40 40 70 50-200 Creatieve industrie 35 35 60 45 25 200 Energie 35 35 60 45 25 200 High Tech 40 40 70 50-200 Life Sciences 40 40 70 50-200 Transport en opslag 35 35 60 45 25 200 Tuinbouw 35 35 60 45 25 200 Water 35 35 60 45 25 200 Totaal 335 335 580 425 125 1.800 *) LL= Ledenlijsten Bron: Panteia, 2012 Een gevolg van een disproportionele opzet is wel dat de steekproefuitkomsten herwogen dienen te worden wanneer uitspraken worden gedaan op het niveau van een topsector, op het niveau van een grootteklasse of op het niveau van alle bedrijven samen. 5.3 Steekproefresultaat Het uitgangspunt voor de steekproeftrekking vormde de afbakening van de topsectoren in figuur 1 en het steekproefplan in tabel 4. In de verschillende cellen van het steekproefplan (41 cellen, zie tabel 4) zijn bedrijven aselect gebeld. In totaal zijn 1.620 complete gesprekken gevoerd met ondernemers uit de negen topsectoren. Een gedetailleerd steekproefresultaat staat in bijlage 3 vermeld. Tabel 5 geeft een samenvatting. Tabel 5 Steekproefresultaat topsectorenpanel Topsectoren 1 wp 2-9 wp 10-99 wp 100+ wp Totaal Agro&Food 28 77 83 38 226 Chemie 16 43 77 46 182 Creatieve industrie 49 45 56 30 180 Energie 19 61 46 25 151 High Tech 57 86 135 42 320 Life Sciences 25 51 73 14 163 Transport en opslag 24 61 78 50 213 Tuinbouw 16 77 91 22 206 Water 19 55 73 22 169 Totaal 253 556 712 289 1.810 Bron: Panteia, 2012 Het aantal van 1.810 in tabel 4 is hoger dan de 1.620 gesprekken die zijn gevoerd. Dit heeft te maken met dubbele SBI-codes tussen de verschillende topsectoren. Zo is de gehele SBI-code 1.13 (de teelt van groenten en wortel- en 26

knolgewassen) zowel een onderdeel van de topsector Agro&Food als van de topsector Tuinbouw en uitgangsmaterialen. Met andere woorden, de 52 ondernemers die in deze SBI-code zijn gebeld (zie ook bijlage 3), zijn daarom bij beide topsectoren meegeteld. Uit figuur 1 blijkt dat ook tussen de topsectoren Chemie, High Tech en Life Sciences & Health dubbele SBI-codes voorkomen (groen gearceerd in figuur 1). In totaal zijn 190 gesprekken twee keer meegeteld. Wanneer tabel 4 wordt vergeleken met tabel 5, dan zien we dat het steekproefplan op een aantal onderdelen verschilt van het steekproefresultaat. Zo zijn er minder zzp ers en grote bedrijven benaderd en meer bedrijven met 2-99 wp. Voor een deel heeft dit te maken met het feit dat vooraf niet bekend was wat de grootteklasse was van de bedrijven uit de ledenlijsten. Ten aanzien van de topsectoren zijn minder gesprekken gevoerd in de topsectoren Chemie, Creatieve Industrie, Energie, Life Sciences & Health en Water en meer gesprekken in de Agro&Food, High Tech, Transport en Opslag en Tuinbouw en uitgangsmaterialen. Dat er minder gesprekken gevoerd zijn in de topsectoren Chemie, Energie, Life Sciences & Health en Water heeft te maken met het geringe aantal bedrijven in de populatie van deze topsectoren (zie tabel 2). Het mindere aantal gesprekken heeft overigens geen effect op de foutenmarges van de uitkomsten van deze topsectoren (betrouwbaarheidsniveau en onnauwkeurigheid), omdat gebruik mag worden gemaakt van de eindigheidscorrectie bij het berekenen van de foutenmarges. Immers de verhouding steekproef-populatie is groter dan 5%. 5.4 Veldwerkverantwoording Op donderdag 19 juli 2012 zijn 4 proefgesprekken gevoerd met ondernemers uit de doelgroep. Het doel van dit soort gesprekken is om te testen of de conceptvragenlijst niet te lang is en om te toetsen of alle vragen lopen zoals bedoeld. Zowel qua lengte van de vragenlijst als qua vraagstelling is door de proefgesprekken nauwelijks iets veranderd. Het eigenlijke veldwerk heeft plaatsgevonden tussen 23 juli 2012 en 31 augustus 2012. Omdat de respons in sommige cellen laag was, zijn nog 58 extra gesprekken gevoerd met bedrijven uit verschillende ledenlijsten. De gemiddelde gesprekstijd van de vragenlijst bedroeg 14,5 minuten. Panteia heeft ervaren interviewers ingeschakeld om de gesprekken te voeren. In tabel 6 is een verantwoording gegeven van de non-respons op het veldwerk. Te zien is dat er 3.972 adressen zijn gebruikt om 1.620 complete gesprekken met ondernemers uit de negen topsectoren te realiseren. De brutorespons is 41%. 27