RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

Vergelijkbare documenten
RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

RAPPORTAGE SPECIFIEK ONDERZOEK WNT BIJ STICHTING OSG HENGELO

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

bedragen x 1 [NAAM 1] [NAAM 2] [NAAM ]

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR DIVERSE RECHTMATIGHEIDSASPECTEN. bij Stichting OSG Hengelo

De WNT Het antwoord op veel gestelde vragen

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Rapport van bevindingen WNT RTV NH

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT

RAPPORT. SPECIFIEK ONDERZOEK VERKLARING OMTRENT GEDRAG BOEKJAAR 2013 bij ROC TOP

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Rapport van bevindingen WNT Stichting Regionale Omroep West

RAPPORT TOEKENNING BELONING AAN DE HEER WIGMANS IN 2011 DOOR BESTUUR SCOPE (40530) TE ALPHEN AAN DEN RIJN

Met vriendelijke groet, Directeur Rekenschap & Juridische Zaken

Woningcorporaties en de WNT in 2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wet normering topinkomens Geldend van t/m heden

Conceptvoorstel consultatie

College van Bestuur n.v.t. (voorbeeld) Arbeidsovereenkomst Voorzitter/Lid College van Bestuur

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

College van Bestuur n.v.t.

Rapport van bevindingen WNT RTV Rijnmond

NVTZ Handreiking afbouw bezoldiging bestuurder (overgangsrecht WNT)

Bezoldiging directeur/bestuurder en raad van toezicht bij Tiwos.

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje, enz. enz. enz.

Datum: 11 februari Algemene bepalingen. Artikel 1.1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: "werknemer";

Rapport van bevindingen WNT Omroepbedrijf Limburg (L1)

Bezoldigingsbeleid statutaire directie 2017 GVB Holding NV. Vastgesteld door de AvA op 13 oktober 2017

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

Remuneratierapport Raad van Commissarissen GVB Holding NV

Reglement Versleepregeling

H o o f d k a n t o o r

REMUNERATIERAPPORT over het verslagjaar 2014 Woningbouwvereniging Bergopwaarts te Deurne

Jaarverslag Samen omschakelen krijgt vorm

Wet normering topinkomens Eendaagse arbeidszaken CVA

wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet normering bezoldiging topfunctionar... pagina 1 van 18

VERENIGING VAN TOEZICHTHOUDERS IN ONDERWIJSINSTELLINGEN ~ VTOI & ONDERWIJSBESTUURDERSVERENIGING ~ OBV. CAO bestuurders VO

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport van bevindingen WNT Omroep Flevoland

Collectieve arbeidsovereenkomst Albron CP Nederland B.V.

Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Gist-Brocades. VUT Reglement

0) Gaat het om het opzeggen, ontbinden of niet voortzetten** (na een einde van rechtswege)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

3F UITTREKSEL. Samen Sterker Verder

raad Verordening vergoeding voorzitter SER 2012

Hoofdlijnen van het remuneratierapport over 2015

Gelet op artikel C.22 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

ECWGO/U Lbr. 16/014 CvA/Loga 16/06

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

CAO bestuurders VO Algemene Bepalingen. 2. Dienstverband. 1.1 Begripsbepalingen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

REMUNERATIE RAPPORT RAAD VAN TOEZICHT HU. Auteur REMUNERATIECOMMISSIE RAAD VAN TOEZICHT HU. Inlichtingen E

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

B&W. Agendapunt, dinsdag 9 december Wijziging diverse artikelen in de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA)

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

Leidinggevende topfunctionarissen, gewezen topfunctionarissen met dienstbetrekking. Mw. drs. M.P.I. ten Kroode MCM MIM

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Openbaar. Eenmalige uitkeringen. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Bestuur & Middelen.

Gelet op artikel 673, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

INVALIDITEITSPENSIOENREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HOUTHANDEL

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK. Onderzoek naar de uitgaven aan huisvesting in 2013 en 2014 door de stichting KBA Nw West

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK. Onderzoek naar de kwijtschelding van een vordering door de Stichting De Blauwe Loper

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR FINANCIËLE ASPECTEN BIJ STICHTING MEERWERF BASISSCHOLEN TE DEN HELDER (41858)

44. Doel 2. Contributie beroepsorganisaties

Vragen en antwoorden over de gevolgen per voor uw arbeidsvoorwaarden op basis van de Cao umc

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

SAMENVATTING U I T S P R A AK

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

Addendum op de collectieve arbeidsovereenkomst UWV. Looptijd 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2018

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

Remuneratierapport 2015 / 2016

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

ECWGO/U Lbr. 15/057 CVA/ LOGA 15/11

Voorwaarden: Arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd > 24 maanden Geëindigd of niet voortgezet :

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Arbeidsvoorwaardenbeleid College van Bestuur

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

ASSURANCERAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK

Commissie van Beroep PO

Transcriptie:

RAPPORT ONDERZOEK NALEVING WNT Datum vaststelling: 5 juni 2019

Voorwoord De Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) heeft in het najaar van 2017 en in 2018 onderzoek verricht naar de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector en de daarop berustende bepalingen (hierna: WNT) in 2016 en 2017 in verband met betalingen aan de voormalig voorzitter College van Bestuur (hierna: voormalig voorzitter) en het voormalig lid van het College van Bestuur (hierna: voormalig bestuurslid) van Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Noord- Kennemerland/West-Friesland (hierna: de stichting). Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek. Bestuur: Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Noord- Kennemerland/West- Friesland (Horizon College) Bestuursnummer: 40877 De inspectie heeft het eerste conceptrapport op 8 oktober 2018 en het tweede conceptrapport op 11 februari 2019 verzonden naar voormalig voorzitter, voormalig bestuurslid en de stichting voor hoor en wederhoor. In oktober, november en december 2018 heeft de inspectie van de voormalige bestuurders en de stichting reacties ontvangen op het eerste conceptrapport en in februari en maart 2019 op het tweede conceptrapport. Deze reacties zijn, voor zover relevant, verwerkt in het definitieve rapport. Het definitieve rapport met nummer 5369371 is vastgesteld door mevrouw I.C.M. Berkhout-Paape MA, afdelingshoofd Rekenschap PO / VO / SO directie Rekenschap en Juridische Zaken, te Utrecht op 5 juni 2019. ONDERZOEK NALEVING WNT Op grond van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren is de inspectie belast met het toezicht op de naleving van de WNT op het terrein van het onderwijs. Voor een onderzoek naleving WNT worden steeds een of meer onderzoeksvragen geformuleerd afhankelijk van de aard en onderwerp van het onderzoek. Ook de onderzoeksopzet en uitvoering zijn maatwerk. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 2/21

Inhoudsopgave 1. Opdracht en werkwijze 4 1.1. Aanleiding 4 1.1.1. Onderzoeksaanpak 4 1.2. Onderzoeksvragen en toetsingskader 4 1.3. Opbouw rapport 5 2. Bevindingen en conclusie(s) 6 2.1. Bevindingen 6 2.1.1. Onderzoeksvraag 1: 8 2.1.2. Onderzoeksvraag 2: 8 2.1.3. Onderzoeksvraag 3: 8 2.1.4. Onderzoeksvraag 4: 11 2.1.5. Onderzoeksvraag 5: 12 2.2. Conclusie(s) 14 Bijlage 1 Bijlage 2 16 17 INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 3/21

1. Opdracht en werkwijze 1.1. Aanleiding De inspectie heeft in het najaar van 2017 en in 2018 onderzoek verricht naar de naleving van de WNT in het jaar 2016 en 2017 door de stichting naar aanleiding van een signaal afkomstig van de media inzake een (mogelijke) overschrijding en overtreding van de WNT. 1.1.1. Onderzoeksaanpak Het onderzoek bestond uit een analyse van relevante gegevens zoals overeenkomsten en de jaarstukken 2016 en 2017. 1.2. Onderzoeksvragen en toetsingskader De onderzoeksvraag voor dit onderzoek was: "Voldoen de betalingen van de stichting aan voormalig voorzitter in 2016 en 2017 en het voormalig bestuurslid in 2016 aan de vereisten van de WNT?" 1 Om bovenstaande onderzoeksvraag te beantwoorden is deze nader gespecificeerd in de volgende deelvragen: 1 De WNT zoals deze gold van 1 januari 2016 t/m 31 december 2016. Gelet op het feit dat beide bestuurders feitelijk de werkzaamheden hebben neergelegd in 2016, is de WNT zoals deze gold in 2016 van toepassing. Onderzoeksvraag 1: Valt de stichting onder de werkingssfeer van de WNT? Onderzoeksvraag 2: Kunnen voormalig voorzitter en voormalig bestuurslid worden aangemerkt als topfunctionaris zoals omschreven in artikel 1.1, onderdeel b van de WNT? Onderzoeksvraag 3: Is de uitbetaling door de stichting van 161.549,- ( 142.635,- in 2016 en 18.914,- in 2017) aan voormalig voorzitter en de uitbetaling van 126.229,- aan voormalig bestuurslid te beschouwen als bezoldiging of als uitkering bij einde dienstverband in de zin van de WNT? Onderzoeksvraag 4: Is met de uitbetaling door de stichting van het bedrag van 161.549,- aan voormalig voorzitter en de uitbetaling van 126.229,- door de stichting aan voormalig bestuurslid de maximale ontslagvergoeding volgens artikel 2.10, eerste lid, van de WNT overschreden? Onderzoeksvraag 5: a) Indien de maximum ontslagvergoeding is overschreden, is deze overschrijding ten aanzien van voormalig voorzitter toegestaan op grond van het overgangsrecht van de WNT, gelet op 7.3, zesde lid, van de WNT? b) Indien de maximum ontslagvergoeding is overschreden, is deze overschrijding ten aanzien van voormalig bestuurslid toegestaan op grond van het overgangsrecht van de WNT, gelet op 7.3, zesde lid, van de WNT? INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 4/21

1.3. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staan de bevindingen en de conclusie uit het onderzoek. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 5/21

2. Bevindingen en conclusie(s) 2.1. Bevindingen De voormalig voorzitter van het bestuur van de stichting is per 1 juni 2001 in dienst getreden voor onbepaalde tijd bij de stichting en bij besluit van gelijke datum door de RvT benoemd in de functie van voorzitter van het CvB. De vigerende collectieve arbeidsovereenkomst BVE is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Het voormalig bestuurslid is per 10 oktober 2000 in dienst getreden bij de stichting en bij besluit van de RvT op 10 oktober 2000 benoemd tot lid van het CvB. De vigerende collectieve arbeidsovereenkomst BVE is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Bij brief van de RvT van 4 december 2006 zijn aan zowel voormalig voorzitter als voormalig bestuurslid de afspraken bevestigd dat beide heren afzien van hun reguliere BAPO aanspraken en dat het gecumuleerde bedrag dat de stichting hierdoor bespaart als loon wordt uitgekeerd bij einde dienstverband, dan wel kan worden aangewend om een jaar voor voorgenomen uittreden een periode van betaald verlof te bekostigen dan wel een jaar voor de huidige ABP spilleeftijd uit te treden. Overeengekomen is dat beiden bereid zijn een jaar voor de spilleeftijd het betaalde verlof op te nemen indien de RvT van mening is dat, op dat moment, terugtreden uit hun functie in het belang van de organisatie is. Mutatis Mutandis geldt dit ook voor de jaren na de spilleeftijd. Bij arbeidsovereenkomst van 20 december 2007 is de arbeidsovereenkomst van voormalig voorzitter en voormalig bestuurslid opnieuw vastgesteld, omdat vanwege de code Governance bestuurders geen werknemer in de zin van de CAO- BVE meer zijn. In beide arbeidsovereenkomsten is opgenomen dat het arbeidscontract in ieder geval van rechtswege eindigt op de laatste dag voorafgaande aan de datum van pensionering overeenkomstig het terzake bepaalde in het pensioenreglement van het pensioenfonds ABP, maar uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Daarnaast is in deze nieuwe arbeidsovereenkomsten opgenomen dat bij beëindiging van het dienstverband met beide heren het besluit van de RvT van 4 december 2006 van toepassing is, waarmee de BAPO-regeling uit de cao BVE niet meer van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten. Bij brief van 9 juli 2015 heeft de voormalig voorzitter te kennen gegeven per 1 februari 2016 materieel te stoppen met zijn werkzaamheden en gelet op de afspraken zoals vastgelegd in de brief van 4 december 2006 formeel per 1 februari 2017 met pensioen te gaan. De waarde van het gecumuleerde bedrag betrof 130.105,- blijkens de door de stichting overgelegde INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 6/21

stukken. Bij brief van 11 augustus 2015 is de RvT akkoord gegaan met een einde van het dienstverband van de voormalig voorzitter per 1 februari 2017. Bij brief van 25 augustus 2016 heeft het voormalig bestuurslid te kennen gegeven het dienstverband te beëindigen per 1 januari 2017 waarbij hij verzocht de afspraken zoals vastgelegd in de brief van 4 december 2006 uit te keren als loon bij einde dienstverband. Dit betrof een uitbetaling van 126.229,-. Dit komt overeen met de waarde van het gecumuleerde bedrag van deze afspraken blijkens de door de stichting overgelegde stukken. Bij brief van 6 oktober 2016 heeft de RvT het einde van de arbeidsovereenkomst van het voormalig bestuurslid per 1 januari 2017 bevestigd. In de jaren 2015 en 2016 heeft de stichting meerdere keren de positie van beide bestuurders en de uitwerking van het besluit van de RvT van 4 december 2006 in verband met de WNT voorgelegd ter beoordeling aan de belastingadviseur en aan een advocatenkantoor. In de jaarrekening 2016 is ten onrechte opgenomen dat voor beide bestuurders een maximum bezoldigingsnorm geldt van 179.000,-. De geldende maximale WNT bezoldigingsnorm voor 2016 is 164.000,-. Dit maximum is vastgesteld op basis van instellingskenmerken op basis van 17 punten (categorie F). Dit is behoudens eventueel overgangsrecht. Op 8 oktober 2018 is aan voormalig voorzitter, voormalig bestuurslid en de stichting het conceptrapport van bevindingen toegezonden. Op 20 oktober 2018 heeft de inspectie een reactie van voormalig bestuurslid ontvangen. Op 23 november 2018 heeft de stichting een conceptreactie toegezonden. Op 3 december 2018 heeft de inspectie een reactie met bijlagen ontvangen van de voormalig voorzitter. Op 5 december 2018 heeft een gesprek in het kader van hoor en wederhoor plaatsgevonden met de stichting ten kantore van de inspectie, naar aanleiding van het conceptrapport. Op 18 december 2018 heeft de stichting een definitieve reactie gegeven op het conceptrapport en op de vragen, gesteld door de inspectie op 5 december 2018. Bij de reactie zijn enkele bijlagen overgelegd. Op 11 februari 2019 is aan alle partijen een tweede conceptrapport gezonden. Hierin zijn de ontvangen reacties, voor zover relevant, verwerkt. Op 14 februari 2019, 5 maart 2019 en 25 maart 2019 heeft de inspectie reacties ontvangen op het tweede conceptrapport van respectievelijk voormalig bestuurslid, voormalig voorzitter en de stichting. De reacties zijn, voor zover relevant, verwerkt in het definitieve rapport. De inspectie heeft uitvoerig kennisgenomen van de zienswijzen en reacties op de conceptrapporten. Voor zover de inspectie INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 7/21

zienswijzen niet heeft overgenomen, deelt de inspectie de standpunten niet. De standpunten van de inspectie zijn hieronder uiteengezet. 2.1.1. Onderzoeksvraag 1: Valt de stichting onder de werkingssfeer van de WNT? De stichting is een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1.1.1 onderdeel b, onder 1 jo. artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Door opname van bedoelde rechtspersonen in bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de WNT (onder het kopje Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ) is die wet van toepassing op deze instellingen. De stichting valt daarmee onder de werking van de WNT. 2.1.2. Onderzoeksvraag 2: Kunnen de voormalig voorzitter en het voormalig bestuurslid worden aangemerkt als topfunctionaris zoals omschreven in artikel 1.1, onderdeel b, van de WNT? De stichting hanteert het bestuursmodel met een RvT en CvB. De leden van het CvB en dus ook de voorzitter behoren tot het hoogste uitvoerende orgaan van de stichting. De voormalig voorzitter en het voormalig bestuurslid vallen derhalve onder de definitie van topfunctionaris, opgenomen in artikel 1.1, onderdeel b, onder 5, van de WNT. 2.1.3. Onderzoeksvraag 3: Is de uitbetaling door de stichting van 161.549,- ( 142.635,- in 2016 en 18.914,- in 2017) aan voormalig voorzitter en de uitbetaling van 126.229,- aan voormalig bestuurslid te beschouwen als bezoldiging of als uitkering bij einde dienstverband in de zin van de WNT? Juridisch kader Blijkens artikel 1.1, onderdeel e, van de WNT wordt onder bezoldiging het volgende verstaan: de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting, dan wel, indien een functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie, met uitzondering van de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn, en met uitzondering van de omzetbelasting. Het bezoldigingsbegrip in artikel 1.1 van de WNT sluit aan bij het ruime INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 8/21

bezoldigingsbegrip van artikel 2.383c van het Burgerlijks wetboek (hierna: BW). Blijkens artikel 1.1, onderdeel h, van de WNT wordt onder beloningen betaalbaar op termijn het volgende verstaan: het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn met uitzondering van het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband; Op grond van artikel, 1.1 onderdeel i, van de WNT wordt onder uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstaan: de som van uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift. Concluderend ten aanzien van beide bestuurders Ten aanzien van beide bestuurders wordt geconcludeerd dat de betalingen van 161.549,- en 126.229,- aan voormalig voorzitter respectievelijk voormalig bestuurslid worden aangemerkt als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. Uit de afspraken met de stichting die zijn neergelegd in de brief van 4 december 2006 blijkt dat de (uitbetaling van de) afgesproken bedragen betrekking hebben op beëindiging van het dienstverband. Daarin is onder meer bepaald dat het gecumuleerde bedrag als loon zal worden uitgekeerd bij het einde van uw dienstverband. In goed overleg kan het bedrag ook worden aangewend om een jaar voor voorgenomen uittreden een periode betaald verlof te bekostigen. Ook daaruit kan worden afgeleid dat de betaling van het bedrag samenhangt met het einde van het dienstverband of in ieder geval de wijze waarop het dienstverband wordt beëindigd. Meer specifiek ten aanzien van voormalig voorzitter De uitbetaling van 161.549,- aan voormalig voorzitter kwalificeert de inspectie als een uitkering wegens einde dienstverband. Hiertoe wordt in het bijzonder het volgende overwogen. Volgens de WNT is een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband de som van uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband. Op 11 augustus 2015 is de RvT ermee akkoord gegaan dat de voormalig voorzitter op zijn eigen verzoek per 1 februari 2017 formeel met (ABP) pensioen zal gaan en, conform de afspraken van 4 december 2006, vanaf 1 februari 2016 zijn werkzaamheden als voorzitter zou neerleggen en geen andere werkzaamheden meer zal verrichten voor de stichting. Formeel gezien is het dienstverband geëindigd op 1 februari 2017 en was de voormalig voorzitter nog in dienst tot INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 9/21

1 februari 2017. Echter, artikel 2.10, derde lid, van de WNT luidt: Voor de toepassing van deze wet wordt bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en wordt de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband beëindigt. In deze situatie betreft de datum einde dienstverband 1 februari 2016 omdat op deze datum de voormalig voorzitter de werkzaamheden feitelijk heeft neergelegd. Dit heeft tot gevolg dat betalingen na deze datum worden aangemerkt wegens uitkering wegens einde dienstverband. Op het moment dat de voormalig voorzitter de werkzaamheden heeft neergelegd, op 1 februari 2016, had voormalig voorzitter recht op het gecumuleerde bedrag dat voortvloeide uit een afspraak van 4 februari 2006 blijkens de door de stichting overgelegde stukken. Op basis van deze afspraak uit 2006 zijn door de stichting maandelijks bedragen uitbetaald over een periode van februari 2016 tot februari 2017. Naast deze maandelijks uitbetaalde bedragen zijn ook vakantietoeslag (over de periode februari-mei 2016 en de periode juni 2016-januari 2017), een eindejaarsuitkering (over de periode februari-december 2016 en januari 2017) en de werkgeversafdracht pensioenpremies uitgekeerd. Het extra uitgekeerde bedrag bestaande uit vakantiegeld, eindejaarsuitkering en de werkgeversafdracht pensioenpremies wordt door de inspectie eveneens aangemerkt als uitkering wegens einde dienstverband, omdat deze bedragen zijn berekend over de maandelijks uitbetaalde bedragen. Het feit dat het bedrag van in totaal 161.549,- door de stichting maandelijks is uitgekeerd als brutoloon inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies, doet niets af aan het feit dat de betalingen zijn aan te merken als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. De betaling van het bedrag van 161.549,- heeft immers betrekking op en is gedaan bij het einde van het dienstverband. De samenhang tussen de uitbetaling van het gecumuleerde bedrag tezamen met de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies én het einde van het dienstverband blijkt in het geval van het voormalig voorzitter ook uit het feit dat het bedrag wordt uitgekeerd bij het neerleggen van de werkzaamheden. Meer specifiek ten aanzien van voormalig bestuurslid De uitbetaling van 126.229,- aan voormalig bestuurslid wordt, zoals reeds geconcludeerd, gekwalificeerd als een uitkering wegens einde dienstverband. Dit blijkt verder ook uit het feit dat aan hem een bedrag van 126.229,- is betaald bij het einde van zijn dienstverband. De samenhang tussen de uitbetaling van het gecumuleerde bedrag en het einde van het dienstverband blijkt in het geval van het voormalig bestuurslid ook uit het feit dat op het moment dat voormalig bestuurslid eerder uit dienst gaat, het bedrag wordt uitbetaald. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 10/21

Volledigheidshalve wordt het volgende opgemerkt ten aanzien van beide voormalig bestuurders. De uitbetalingen van 161.549,- en 126.229,- worden niet aangemerkt als uitbetalingen dan wel opname van opgespaard BAPOverlof en daarmee niet als bezoldiging. In de brief van de stichting van 4 december 2006 wordt bevestigd dat beide bestuurders afstand hebben gedaan van hun recht op BAPO. In de plaats van de aanspraak op BAPO is een andere regeling met de bestuurders overeenkomen, namelijk dat de RvT jaarlijks een bedrag van 12.000,- (geïndexeerd met de cao-loonstijging) opzij zet en dat de bestuurders het gecumuleerde bedrag aan het einde van het dienstverband op verschillende manieren konden inzetten. Derhalve is sprake van een individuele afspraak tussen de bestuurders en de RvT en valt deze afspraak niet aan te merken als een BAPO voorziening dan wel uitkering van de reservering voor een BAPO voorziening die het bevoegd gezag deed. Partijen kwamen overeen dat een bedrag zou worden uitgekeerd bij einde dienstverband. Het feit dat de bedragen zijn uitgekeerd door de werkgever en door hem zijn beschreven en behandeld als loon, maakt niet dat de bedragen zijn aan te merken als bezoldiging in de zin van de WNT. Gelet op het bovenstaande is dan ook bij beide voormalig bestuurders sprake van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband onder artikel 1.1, onderdeel i, van de WNT. Het afgesproken bedrag in de individuele afspraak betreft geen uitkering die voortvloeit uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift. De bedragen van 161.549,- en 126.229,- vallen dan ook onder de normering van de WNT. 2.1.4. Onderzoeksvraag 4: Is met de uitbetaling door de stichting van het bedrag van 161.549,- aan voormalig voorzitter en met de uitbetaling van 126.229,- door de stichting aan voormalig bestuurslid de maximale ontslagvergoeding volgens artikel 2.10, eerste lid, van de WNT overschreden? Juridisch kader Artikel 2.10, eerste lid, van de WNT luidt: Partijen komen geen uitkeringen overeen wegens beëindiging van het dienstverband, die gezamenlijk meer bedragen dan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, tot ten hoogste 75.000,-. In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijk voltijdse dienstverband bedragen de uitkeringen ten hoogste 75.000,- vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 11/21

aantal uren van een voltijds dienstverband. Concluderend Voor beide bestuurders geldt dat maximaal een uitkering wegens beëindiging dienstverband mag worden uitgekeerd van 75.000,-. Voormalig voorzitter heeft gedurende de periode van 1 februari 2016 tot 1 februari 2017 de uitkering wegens beëindiging dienstverband ontvangen á 161.549,-. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de WNT is sprake van een overschrijding ten bedrage van 86.549,-. Niet is gebleken dat de uitkering voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. Voormalig bestuurslid heeft bij de laatste salarisbetaling, in december 2016, het bedrag aan uitkering wegens beëindiging dienstverband ontvangen van 126.229,-. Gelet op artikel 2.10, eerste lid en artikel 3.7, eerste lid van de WNT is sprake van een overschrijding ten bedrage van 51.229,-. Niet is gebleken dat de uitkering voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. 2.1.5. Onderzoeksvraag 5: a.) Indien de maximum ontslagvergoeding is overschreden, is deze overschrijding ten aanzien van voormalig voorzitter toegestaan op grond van het overgangsrecht van de WNT, gelet op 7.3, zesde lid, van de WNT? Blijkens artikel 7.3, zesde lid, van de WNT is een beding in afwijking van artikel 2.10, eerste lid, van de WNT, indien het beding is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, [ ] toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet dan wel de wijziging van de bijlage dan wel de bekendmaking van de subsidiebeschikking. Op basis van de vastgestelde jaarrekeningen 2016 en 2017 en de toegezonden documentatie waaronder de overeenkomsten tussen voormalig voorzitter en de stichting is geconstateerd dat de overschrijding deels beschermd wordt door het overgangsrecht. In totaal wordt het bedrag van 126.676,- aan uitkering wegens einde dienstverband beschermd door het overgangsrecht. Het resterende bedrag aan uitkering wegens einde dienstverband van 34.873,- bestaande uit vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremie, uitbetaald in 2016 en 2017 wordt niet beschermd door het overgangsrecht en is derhalve onverschuldigd betaald. Tot deze conclusie is gekomen als volgt. De eerste arbeidsovereenkomst is op 1 juni 2001 ingegaan voor onbepaalde tijd. Op 20 december 2007 is de arbeidsovereenkomst opnieuw vastgesteld. De afspraken ten aanzien van het afzien van de BAPO-regeling zijn reeds gemaakt op 4 december 2006. Dit is ruim INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 12/21

voor de inwerkingtreding van de WNT. Ten aanzien van de uitbetalingen gedaan in 2016 en 2017 wordt het volgende gesteld. Uit de afspraak van 4 december 2006 blijkt dat voormalig voorzitter recht heeft op betalingen gedurende een jaar voorafgaand aan een voorgenomen uittreden. Deze afspraak is gemaakt ruim voor de inwerkingtreding van de WNT. In het jaar 2016 is voortvloeiend uit deze afspraak in totaal 116.355,- uitbetaald. Dit bedrag wordt dan ook beschermd door het overgangsrecht krachtens artikel 7.3, zesde lid, van de WNT. In de afspraak van 4 december 2006 is niet opgenomen dat over de maandelijks uitbetaalde bedragen ook nog vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies wordt berekend. De bedragen van vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies zijn niet terug te vinden in afspraken gemaakt voor de inwerkingtreding van de WNT. Dit betekent dat de uitbetalingen van vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies á 26.280,- in 2016 niet beschermd worden door het overgangsrecht. Ten aanzien van het bedrag dat is uitbetaald in 2017 á 18.914,- het volgende. Het bedrag 18.914,- bestaat uit een gedeelte dat voortvloeit uit de afspraak van 4 december 2006 ter waarde van 10.321,- welke gedeelte overgangsrechtelijk is beschermd. Het gedeelte vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies ter waarde van 8.593,- is niet overgangsrechtelijk beschermd, gelet op de voorgaande motivering. Gelet op artikel 7.3, zesde lid, van de WNT is een uitkering wegens einde dienstverband hoger dan 75.000,- toegestaan voor de duur van vier jaren na inwerkingtreding van de WNT (1 januari 2013). Gelet op het feit dat reeds een bedrag van 126.676,- onder uitkering wegens einde dienstverband valt, onder de normering van de WNT valt en overgangsrechtelijk is beschermd, is het maximumbedrag voor een uitkering wegens einde dienstverband van 75.000,- reeds bereikt. Dit betekent dat het bedrag á 8.593,- uitgekeerd in januari 2017 onverschuldigd is betaald. Gelet op het bovenstaande is van de overschrijding ter hoogte van 86.549,- het bedrag van 51.676,- toegestaan wegens bescherming door overgangsrecht. Het resterende bedrag van de overschrijding á 34.873,- is niet beschermd door overgangsrecht en derhalve niet toegestaan. Er is sprake van een onverschuldigde betaling van het meerdere als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, van de WNT ten bedrage van 34.873,-. Niet is gebleken dat de betaling voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 13/21

Opgemerkt wordt dat het feit dat de AOW-leeftijd van voormalig voorzitter ten tijde van de arbeidsovereenkomst van 20 december 2007 vastgesteld was op 65 jaar en in de tussentijd verhoogd is naar 65 jaar en zes maanden, de situatie niet anders maakt. b.) Indien de maximum ontslagvergoeding is overschreden, is deze overschrijding ten aanzien van voormalig bestuurslid toegestaan op grond van het overgangsrecht van de WNT, gelet op 7.3, zesde lid, van de WNT? Op basis van bovenstaande is vastgesteld dat de maximum ontslagvergoeding is overschreden ten aanzien van het voormalig bestuurslid. Deze overschrijding kan echter beschermd worden indien sprake is van het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 7.3 zesde lid, van de WNT. Op basis van de financiële verslaglegging 2016 en de door de stichting toegezonden documentatie waaronder de overeenkomst tussen het voormalig bestuurslid en de stichting is, vastgesteld dat de in de overeenkomst neergelegde afspraken met het voormalig bestuurslid onder het overgangsrecht vallen. De overeenkomst is op 10 oktober 2000 ingegaan voor onbepaalde tijd, dus voor de inwerkingtreding van de WNT. Op 20 december 2007 is de arbeidsovereenkomst opnieuw vastgesteld. Sindsdien en dus ook na de inwerkingtreding van de WNT, hebben geen wijzigingen van de arbeidsovereenkomst plaatsgevonden. De afspraken ten aanzien van het afzien van de BAPO-regeling zijn reeds gemaakt op 4 december 2006 en vallen dus onder het overgangsrecht. Derhalve is de overschrijding ter hoogte van 51.229,- toegestaan en is geen sprake van een onverschuldigde betaling van het meerdere als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, van de WNT. 2.2. Conclusie(s) Concluderend stelt de inspectie vast dat de uitbetalingen aan voormalig voorzitter zijn aan te merken als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Er is sprake van een overschrijding van de maximale ontslagvergoeding van 75.000,- met 86.549,-. Deze overschrijding wordt deels, ten bedrage van 51.676,-, beschermd door het overgangsrecht. De uitbetalingen ten bedrage van 34.873,- worden niet beschermd door het overgangsrecht. Er is sprake van een overtreding van artikel 1.6, tweede lid, van de WNT (2016). Derhalve is sprake van een onverschuldigde betaling van 34.873,-. Wij hebben vastgesteld dat deze onverschuldigde betaling op 28 juni 2019 is hersteld door middel van een terugstorting van dit bedrag door de topfunctionaris aan de instelling. Ten aanzien van voormalig bestuurslid stelt de inspectie vast dat de INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 14/21

uitbetaling bij einde dienstverband aan voormalig bestuurslid van de stichting is aan te merken als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Er is sprake van een overschrijding van de maximale ontslagvergoeding van 75.000,- met 51.229,-. Er is derhalve geen sprake van een onverschuldigde betaling van het meerdere in de zin van artikel 1.6, tweede lid, van de WNT, omdat de overschrijding van de maximale ontslagvergoeding is toegestaan op grond van het overgangsrecht. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 15/21

Bijlage 1 Omschrijving betalingen aan voormalig voorzitter Totale uitbetaling in 2016 (inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies) Bedrag bruto 160.749,- Minus uitbetaling reguliere bezoldiging januari 2016 (inclusief eindejaarsuitkering en werkgeversafdracht pensioenpremies) -/- 11.846,- Minus uitbetaling vakantietoeslag juni 2015 - januari 2016 -/- 6.268,- Totaal uitbetaling in 2017 (inclusief: vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, werkgeversafdracht pensioenpremies) Totale vergoeding einde dienstverband over 2016 en 2017 (bedrag voortvloeiend uit afspraak 2006, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, werkgeversafdracht pensioenpremies en nabetaling) 18.914,- 161.549,- Bedrag toegestaan onder overgangsrecht 126.676,- Bedrag onverschuldigd betaald 34.873,- Omschrijving betalingen aan voormalig bestuurslid Bedrag bruto Totale uitbetaling in 2016 297.668,- Minus uitbetaling reguliere bezoldiging 2016 -/- 171.439,- Totale vergoeding einde dienstverband (bedrag voortvloeiend uit afspraak 2006) 126.229,- Bedrag toegestaan onder overgangsrecht 126.229,- Bedrag onverschuldigd betaald 0,- INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 16/21

Bijlage 2 Zienswijze van de stichting en voormalig bestuurder en de reactie van de inspectie hierop Zienswijze stichting van 25 maart 2019 met kenmerk 033.2019.RvT.rr 2.1 2.2 kwalificatie bezoldiging De stichting verwijst naar de wetsgeschiedenis, uitingen op www.topinkomens.nl en een casusbeoordeling door DUO waarin is aangegeven dat de opname van verlof (in dit geval spaarverlof uit hoofde van de cao Voortgezet Onderwijs) óók voor uitdiensttreding, kwalificeert als bezoldiging. De inspectie volgt dit standpunt niet. De inspectie merkt de betalingen niet aan als uitbetalingen van opname van verlof maar als uitbetalingen van een afgesproken gecumuleerd bedrag. Het verlof volgt ook niet uit de cao. De redenatie van de inspectie is uitgebreid uiteengezet onder onderzoeksvraag 3. 2.3 2.4.1 datum einde dienstverband De stelling van de inspectie dat het dienstverband van de voormalig voorzitter beëindigd zou zijn per 1 februari 2016, nu vanaf dat moment de voormalig voorzitter zijn werkzaamheden staakte, is evident onjuist. Het dienstverband werd aantoonbaar niet beëindigd, maar liep door tot 1 februari 2017. Feitelijk onjuist is dat de betalingen aan de voormalig voorzitter zouden zijn gedaan bij einde dienstverband. De betalingen zijn verricht over de periode van 1 februari 2016 tot en met 1 februari 2017. Het dienstverband eindigde per 1 februari 2017. De inspectie heeft dit punt deels aangepast en verduidelijkt in het rapport van bevindingen onder onderzoeksvraag 3. Gelet op artikel 2.10, derde lid, van de WNT wordt voor de toepassing van deze wet 1 februari 2016 aangemerkt als datum einde dienstverband, omdat per deze datum de feitelijke werkzaamheden zijn neergelegd door de voormalig voorzitter. 2.4.2 2.4.3 verlof De betalingen aan de voormalig voorzitter zijn niet toegekend wegens beëindiging van zijn dienstverband. Het betrof de opbouw van verlof, dat voorafgaand aan het einde van het dienstverband kon worden opgenomen. Partijen gaven met deze afspraak invulling aan de BAPO verlofregeling uit de cao BVE. Dat het verlof moest worden opgenomen voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, maakt niet dat sprake is van een aanspraak wegens beëindiging van het dienstverband. Nu de grond voor toekenning van de verlofaanspraken niet de beëindiging van het dienstverband zelf is, maar partijen slechts om pragmatische redenen kozen voor opname voorafgaand aan beëindiging van het dienstverband, staat (eens temeer) vast dat de betalingen aan de voormalig voorzitter kwalificeren als bezoldiging in de zin van de WNT. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 17/21

De inspectie deelt dit standpunt niet en verwijst naar hetgeen uitgebreid uiteengezet is onder onderzoeksvraag 3 in het rapport van bevindingen. De inspectie merkt op dat met de uitbetalingen geen invulling is gegeven aan de BAPO verlofregeling uit de cao BVE, maar dat voormalig bestuurders juist expliciet afstand hebben gedaan van hun rechten uit de cao BVE. Als tegemoetkoming hiervoor hebben partijen individueel een andere afspraak gemaakt. 3.1 3.3.2, 3.5 betaling gebruikelijke emolumenten De stichting stelt de redenering van de inspectie niet te volgen dat het overgangsrecht niet de betaling van de gebruikelijke emolumenten (i) vakantiegeld, (ii) eindejaarsuitkering, en (iii) werkgeversbijdragen dekt in de pensioenregeling gedurende de periode dat de voormalig voorzitter verlof genoot. De tussen partijen gemaakte afspraken van 4 december 2006 bevatten immers expliciet de volgende toezegging: "In goed overleg kan het bedrag ook worden aangewend om een jaar voor uw voorgenomen uittreden een periode van betaald verlof te bekostigen." Partijen beoogden anno 2006 dus al dat de voormalige voorzitter tijdens zijn verlof de hier aan de orde zijnde emolumenten zou blijven ontvangen. Ook is de stichting wettelijk gehouden tot deze uitbetalingen op grond van artikel 6.1 jo. 6.2 cao BVE en artikel 4 lid 5 Wet Privatisering ABP juncto de Pensioenovereenkomst ABP. De inspectie deelt dit standpunt niet en verwijst naar de uiteenzetting onder onderzoeksvragen 3, 4 en 5. Niet gebleken is dat de uitbetalingen van de gebruikelijke emolumenten voortvloeien uit de afspraken gemaakt in 2006, naast het jaarlijks gereserveerde bedrag. 3.4 3.4.1 berekeningen Ten aanzien van de verwijzing in het rapport naar de vastgestelde jaarrekeningen 2016 en 2017 verneemt u graag, voor zover de inspectie daarmee beoogt te stellen dat in die jaarrekeningen een lager bedrag zou zijn gereserveerd voor de kosten van het verlof van de voormalig voorzitter waar dit uit zou volgen. Gelet op bescherming door overgangsrecht doet een eventuele onjuiste administratieve verrekening van deze afspraken in de jaarrekening - voor zover dat al aan de orde zou zijn - niet af aan de materiele afspraak zelf en de gehoudenheid van de stichting om die afspraak na te leven. Voor de berekeningen van de bedragen verwijst de inspectie naar bijlage 1 van het rapport van bevindingen. De inspectie heeft de bedragen gebaseerd op alle onderliggende stukken die door de betrokkenen zijn verstrekt aan de inspectie. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 18/21

Zienswijze voormalig voorzitter van 4 maart 2019, ontvangen door de inspectie op 5 maart 2019. 1. aanpassing datum Verzoek tot aanpassing van de datum van de schriftelijke reactie, genoemd in het voorwoord. De inspectie heeft de schriftelijke reactie van voormalig voorzitter van 30 november 2018 ontvangen op 3 december 2018. Het rapport is op dit punt aangepast. 2. zienswijzen Het merendeel van de reacties zijn vrijwel geheel buiten beschouwing gelaten. De inspectie deelt dit standpunt niet. De inspectie heeft de adviezen en zienswijzen uitvoerig bestudeerd. Deze zienswijzen hebben deels geleid tot een ander standpunt van de inspectie. Voor wat betreft de gedeelten die niet hebben geleid tot andere conclusies is in het rapport van bevindingen uitvoerig uiteengezet wat het standpunt van de inspectie is en waarom de standpunten in de zienswijzen dus niet worden gedeeld. Hierbij verwijst de inspectie met name naar onderzoeksvragen 3 tot en met 5. 3. adviezen Het verzoek aan de inspectie de namen van de kantoren bij wie advies is ingewonnen, op te nemen in het rapport. De inspectie heeft dit verzoek niet opgenomen in het rapport, omdat het een rapport betreft dat ziet op partijen die vallen onder de WNT. Adviseurs in casu zijn geen partij bij de WNT. Ook is er geen relatie tussen juridisch adviseurs en de inspectie. Het inwinnen van juridisch advies is een aangelegenheid tussen voormalig bestuurders en/of de stichting en de betreffende adviseurs. 4. BAPO-verlof In de zienswijzen is uitvoerig ingegaan op het feit dat sprake is van het opnemen van BAPO-verlof, voorafgaand aan het formele ontslag op 1 februari 2017. Opvallend en verwijtbaar is dat de onderbouwde stellingen geen enkele weerlegging krijgen in het rapport. De inspectie deelt dit standpunt niet. De inspectie heeft wel degelijk gemotiveerd waarom niet is gebleken dat de uitbetalingen kwalificeren als opname van BAPO-verlof. De inspectie verwijst naar de laatste twee alinea s onder onderzoeksvraag 3 in het rapport van bevindingen. 5. vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdrachten De voormalig voorzitter was van 1 februari 2016 tot aan 1 februari 2017 in dienst en genoot BAPO-verlof conform afspraak van 4 december INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 19/21

2006. Gedurende het BAPO-verlof werd salaris doorbetaald waarover vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdrachten van toepassing waren. De inspectie volgt dit standpunt niet. Zoals aangegeven onder het voorgaande punt, valt de uitbetaling niet te kwalificeren als BAPOverlof. De inspectie verwijst naar de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 in het rapport van bevindingen. Opgemerkt wordt dat de afspraak die werd beschermd door overgangsrecht, een specifiek bedrag betreft dat op meerdere manieren kon worden aangewend. Uit afspraken vóór de inwerkingtreding van de WNT in 2013 blijkt echter niet dat over dit bedrag vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdrachten kunnen worden uitgekeerd die dus beschermd zouden zijn door het overgangsrecht. 6. overgangsrecht Ten aanzien van het voormalig bestuurslid heeft de inspectie geconcludeerd dat de uitbetalingen in december 2016 onder overgangsrecht vallen. De uitbetalingen ten aanzien van voormalig voorzitter in 2016 zouden plotseling niet meer onder overgangsrecht vallen. De inspectie merkt op dat een gedeelte van de uitbetalingen in 2016 aan voormalig voorzitter wel degelijk onder overgangsrecht valt, evenals bij voormalig bestuurslid, omdat de betalingen voortvloeien uit een afspraak daterend voor de inwerkingtreding van de WNT. Echter, de uitbetalingen aan vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdrachten vloeien niet voort uit afspraken daterend voor inwerkingtreding van de WNT en zijn dus niet beschermd door overgangsrecht. Gelet op het feit dat de maximale ontslagvergoeding reeds is bereikt, zijn deze betalingen onverschuldigd. Wellicht ten overvloede merkt de inspectie in dit verband op dat over het bedrag, uitgekeerd aan voormalig bestuurslid en eveneens beschermd door overgangsrecht, geen vakantiegeld, eindejaarsuitkering en werkgeversafdrachten zijn uitbetaald. INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SPECIFIEK ONDERZOEK 20/21

Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730, 3500 GS Utrecht T-algemeen 088 6696000 T-loket (voor vragen) 088 6696060