Samenvatting Economie Europa en Conjunctuur

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 1: Waar produceren

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

7,9. Samenvatting door E woorden 21 april keer beoordeeld. 1.Waar produceren? Kennen:

Samenvatting Economie Lesbrief Europa Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Samenvatting Economie Internationale Handel

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

Samenvatting Economie Internationale handel

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Examen HAVO. Economie 1

5.1 Wie is er werkloos?

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Eindexamen economie vwo II

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

ALGEMENE ECONOMIE /03

5.2 Wie is er werkloos?

Economische conjunctuur

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

1.4 Andere landen kunnen ze goedkoper produceren. Andere landen kunnen ze produceren van een betere kwaliteit.

Eindexamen economie havo I

De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

Eindexamen economie 1 vwo I

H2: Economisch denken

Eindexamen economie 1-2 vwo I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Samenvatting Economie Internationale Handel

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Valutamarkt. fransetman.nl

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

UIT theorie ASAD

Ruilen over de tijd (havo)

UIT groei en conjunctuur

Arbeid = arbeiders = mensen

Eindexamen economie havo I

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Bruto binnenlands product

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

H1: Economie gaat over..

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Eindexamen economie vwo I

Vraag Antwoord Scores


Eindexamen vwo economie 2013-I

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Eindexamen economie vwo I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Eindexamen vwo economie I

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

UIT theorie Fisher

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.

Eindexamen vwo economie II

Transcriptie:

Samenvatting Economie Europa en Conjunctuur Samenvatting door K. 9041 woorden 25 maart 2014 8,1 24 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Europa hoofdstuk 1 Voordelen arbeidsmigratie van Nederlandse economie: De lonen van migranten zijn laag à loonkosten zijn laag à kostprijs lager à producten kunnen goedkoper aangeboden worden. BBP neemt toe, de migranten besteden een deel van hun inkomen in Nederland. Het tekort aan bepaalde arbeidskrachten wordt opgelost door de immigranten. Positief als ze definitief naar Nederland komen: Kennis economie heeft behoefte aan hoog opgeleide mensen. Ze brengen nieuwe vormen van ondernemerschap mee, dragen bij aan het scheppen van nieuwe banen. Oorzaken internationale handel Handel doordat je zelf iets niet hebt haal je het uit het buitenland Of het is goedkoper in een ander land. De concurrentie positie van een bedrijf geeft de mate waarin dit bedrijf in staat is om hetzelfde product beter en/of goedkoper te produceren dan andere bedrijven. De concurrentiepositie t.o.v. bedrijven in andere landen en de internationale concurrentie positie wordt bepaald door Productiekosten (= loonkosten + machine kosten) De kwaliteit van de producten die het land maakt. Internationale handel = internationale ruil. Landen importeren producten die in andere landen goedkoper gemaakt kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken. Als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten is er sprake van internationale arbeidsverdeling. (Nederland maakt machines, Indonesië kleding, Brazilië koffie etc.) Landen specialiseren zich in producten waar ze goed in zijn, door specialisatie is ruil noodzakelijk. Toenemende specialisatieàinternationale handel. Oorzaken waarom landen zich gaan specialiseren: Natuurlijke omstandigheden De loonkosten per product en de kwaliteit van producten Infrastructuur Stabiliteit https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 1 van 31

Natuurlijke omstandigheden: Het klimaat speelt een rol bij het ontstaan van internationale handel. Een ander verschil in natuurlijke omstandigheden is de aanwezigheid van grondstoffen. Loonkosten per product hangen af van de loonkosten per werknemer en de arbeidsproductiviteit. Loonkosten per product= loonkosten per werknemer: arbeidsproductiviteit. Als de loonkosten per product stijgen en deze stijging wordt doorberekend in de prijzen, dan verslechter de internationale concurrentie positie. Veel productie van internationale bedrijven vindt plaats in lage lonen landen. Toch vindt er nog veel productie in het Westen en Japan plaats, met name de hoogwaardige producten. Door de hoge scholingsgraad van de beroepsbevolking en de technische ontwikkeling door automatisering is er een hoge arbeidsproductiviteit. Ondanks de hoge lonen is het aantrekkelijk om hier te produceren om de loonkosten per product heel laag zijn. Kwaliteit is ook belangrijk van de producten. Dit wordt bereikt door innovatie. Innovatie zijn investeringen in betere en modernere kapitaalgoederen zoals machines. Ook het ontwikkelen van nieuwe productieprocessen, sterke automatisering is innovatie. Infrastructuur In sommige landen is de infrastructuur beter dan in andere: betere havens, wegen, luchthavens en telecommunicatie. Hierdoor kan de aanvoer van benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en dat leidt tot lagere productiekosten. Stabiliteit Landen met veel stakingen of maatschappelijke tegenstellingen zijn onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor internationale bedrijven. à sociale onrust en productieverlies à onzekerheid van levering grondstoffen en goederen op tijd. Vrije internationale handel zorgt ervoor dat landen produceren waar ze goed in zijn. Maar er is niet altijd sprake van vrijhandel. Soms is er sprake van protectionisme. Er is sprake van protectionisme als overheden de binnenlandse markt te weren. Enkele maatregelen zijn: Invoerheffingen: importheffingen worden belast met een heffing waardoor deze producten duurder op de binnenlandse markt verschijnen. Invoerquotum: een vastgestelde maximumhoeveelheid van een buitenlands product mag worden ingevoerd. Overheidssubsidies aan binnenlandse producenten: hierdoor kunnen ze makkelijker het hoofd boven water houden. Kwaliteitseisen: door zware kwaliteitseisen op te leggen aan buitenlandse producten kunnen sommige van deze producten makkelijker geweerd worden. Protectionisme leidt ertoe dat niet altijd de producten daar worden geproduceerd waar ze het beste geproduceerd kunnen worden. Een gevolg van heffingen op ingevoerde landsbouwproducten is dat de consument meer betaald https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 2 van 31

dan nodig is. Europa Hoofdstuk 2 De belangrijkste redenen voor het samenwerken tussen landen is het bevorderen van de internationale handel binnen Europa. Maar ook dat het beleid van het ene land ook invloed heeft op een ander land. Voorbeelden van beleid van een land dat invloed heeft op een ander land: Milieubeleid Asielbeleid Om te zorgen dat iedereen meedoet aan het beleid is er collectieve dwang nodig. Er moet een instelling zijn die zorgt dat de afspraken worden nagekomen en er anders een straf volgt. Als Nederland een milieubeleid voert, heeft dat positieve externe effecten voor Duitsland en België. Zij krijgen schonere lucht zonder er voor te betalen. Nederland draait voor de kosten op. Het gevaar bestaat dat Nederland dan ook niets onderneemt tegen de milieuproblemen, met als gevolg dat geen van de landen iets doet. Andersom is er ook het gevaar dat België en Duitsland wel milieu maatregelen nemen en dat Nederland gratis profiteert. Het milieu verslechtert terwijl de landen wel schone lucht willen. Dit is een gevangenendilemma: als iedereen uit eigenbelang een voor zichzelf logische en dus de voordeligste keuze maakt, krijg je een uitkomst die niet optimaal is. Het dilemma: Nederland en België, wel of geen milieubeleid? Milieubeleid door Nederland: kost Nederland 10, levert Nederland 8 op en België 6. Milieubeleid door België: kost België 10, levert België 8 op en Nederland 6. Beide landen milieubeleid: kost beide landen 10, levert 14 op. Nederland België Wel milieubeleid Niet milieubeleid Wel milieubeleid 4;4-2;6 Niet milieubeleid 6;-2 0;0 Beide landen zullen de voordeligste strategie kiezen en dus kiezen voor geen milieubeleid. Deze strategie wordt ook wel de dominante strategie genoemd. Ieder kiest voor zijn eigenbelang. Collectieve dwang kan er voor zorgen dat niet ieder voor het individueel belang kiest. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 3 van 31

Europa Hoofdstuk 3 Norm van de staatsschuld= 60% van het BBP (Bruto Binnenlands Product) Norm van overheidstekort= 3% van het BBP Norm van inflatie = 2% per jaar Een overheidstekort ontstaat als de uitgaven van de overheid groter zijn als de inkomsten. Inkomsten= belastingen en sociale premies Uitgave = onderwijs, sociale zaken, volksgezondheid, volkshuisvesting en dfensie. Als de overheid een tekort heeft moet zij geld lenen, door geld te lenen stijgt de staatsschuld. De overheid leent op de vermogen markt, op deze markt wordt spaargeld aangeboden(uitgeleend) door pensioenfondsen, banken, andere bedrijven en particulieren. De aanbieders die geld lenen aan de overheid krijgen een staatsobligatie. Een obligatie is een schuldbewijs. Waarom is in het stabiliteitspact afgesproken dat het overheidstekort niet groter mag zijn dan 3% van het BBP, en wat zijn de nadelen van hoge overheidstekorten? Hoge overheidstekorten kunnen inflatie veroorzaken Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven Hoge overheidstekorten kunnen overheidstaken in gevaar brengen Inflatie: Inflatie is een algehele stijging van het algemeen prijspeil. Het gevolg van inflatie is dat je voor hetzelfde geld minder kunt kopen (dalen van de koopkracht) De vraag naar producten neemt toe, maar de productiecapaciteit kan deze vraag niet meer aan. Hoge overheidstekorten kunnen leiden tot inflatie Overheden kunnen inflatie veroorzaken als ze meer uitgeven dan zij ontvangen. Hierdoor stijgt ook de vraag naar producten. Door het beperken van overheidstekorten wordt de kans op inflatie kleiner. Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven Bij hoog overheidstekort moet de overheid geld lenen. Als de vraag naar leningen toeneemt zal de rente ook toenemen. Het gevolg daarvan is dat minder mensen geld gaan lenen, en de bestedingen en investeringen afnemen. De overheid kan in een vicieuze cirkel terecht komen: Hogere tekorten leiden tot een hogere rentstand à de overheid moet meer rente betalen à tekort neemt weer toe à meer lenen tegen een hogere rente. Hoge overheidstekorten kunnen overheidstaken in gevaar brengen https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 4 van 31

De staatsschuld neemt toe en brengt hoge rentelasten met zich mee, het gevolg is dat de overheid moet bezuinigen op bijvoorbeeld onderwijs, veiligheid, zorg en milieu om het tekort niet nog verder te doen oplopen. Als de overheid in de toekomst de overheidsuitgaven zeker wil stellen, is het van belang dat de staatschuld niet te hoog is. De vergrijzing leidt tot hogere publieke uitgaven aan sociale zekerheid en zorg. Deze overheidstaken komen in gevaar indien de overheid veel rentebetalingen moet doen. Om de staatsschuld van andere landen te vergelijken wordt er gekeken naar de staatsschuldquote. Dat wil zeggen de staatsschuld uitgedrukt in procenten van het BBP. staatsschuldquote= staatsschuld : BBP x 100% Als de staatschuld gelijk blijft, kan de staatschuldquote afnemen. Dit is het geval als het BBP toeneemt. Als de staatschuld gelijk blijft en het rentepercentage ook, dan blijven de jaarlijkse rentelasten even groot. Als het BBP dan stijgt en de overheidsuitgaven even sterk meegroeien ontstaat er meer ruimte voor andere uitgaven zoals zorguitgaven en uitkeringen. Conjunctuurbeleid. De economie kent goede en slechte tijden. De afwisseling hierin noemen we de conjunctuurcyclus of conjunctuur. In goede tijden groeit de economie sterker dan gemiddeld en is er hoogconjunctuur (overbesteding). In slechte tijden groeit de economie minder dan gemiddeld en is er laagconjunctuur (onderbesteding). De gemiddelde groei over een langere periode heet de trendmatige groei. Laag conjunctuur: De belastingontvangsten van de overheid vallen tegen omdat de lonen en winsten laag zijn. Als de overheid het overheidstekort niet wil laten toenemen moet zij bezuinigen. Bezuinigingen bij een laag conjunctuur versterken echter de laagconjunctuur: lagere overheidsuitgaven à minder productie à minder werkgelegenheid à minder inkomen. Hoog conjunctuur: De belastingontvangsten vallen mee en de inkomens nemen toe. Er is meer ruimte voor de overheidsuitgaven. Als de overheidsuitgaven stijgen, versterkt dat de hoog conjunctuur. Het beleid van de overheid waarbij ze bezuinigen bij laag conjunctuur en meer besteden bij hoog conjunctuur noemen we een procyclisch conjunctuurbeleid. Een anticyclisch conjunctuurbeleid is een beleid van de overheid die tegen de conjunctuurgolf ingaat met als doel https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 5 van 31

de conjunctuur te dempen. Bij laag conjunctuur zal de overheid de economie stimuleren door haar eigen uitgaven te verhogen of de belastingen te verlagen. Door de eigenuitgaven te verhogen bijvoorbeeld door het aanleggen van wegenà stijgt de productieà stijgt de werkgelegenheid à stijgt het inkomen. Dit gebeurt ook als de belastingen worden verlaagd à gezinnen houden netto meer geld over à stijging van de consumptie. De overheid en de centrale bank kunnen ingrijpen om heftige schommelingen in de conjunctuur af te zwakken. Maar er zijn ook mechanismen die vanzelf zorgen voor een vlakker verloop. Dit zijn automatische conjunctuurstabilisatoren. Voorbeeld: Goede sociale uitkeringen in een periode van laagconjunctuur raken mensen hun baan kwijt à minder besteden à nog meer verslechtering van de conjunctuur. Door een behoorlijke uitkering kunnen deze bestedingen op peil blijven en zakt de conjunctuur niet verder in. Progressief belastingsysteem in een periode van laagconjunctuur dalen de inkomens, als mensen dan door het progressieve belastingsysteem minder gemiddeld een lager belastingpercentage hoeven te betalen, waardoor het netto inkomen minder sterk daalt dan het bruto loon. Dit voorkomt een verdere daling van de bestedingen. Er is economische convergentie als landen op economisch gebied naar elkaar toegroeien. Convergentie is nodig om de eenheid in het eurogebied te handhaven. Als er sprake is van divergentie en de verschillen tussen landen groter worden kunnen er spanningen ontstaan tussen de lidstaten. Als er 1 land is die zijn tekort laat oplopen krijgen ook de andere landen te maken met negatieve gevolgen. Geld lenen voor overheidstekorten is ruilen over tijd. Door te lenen kan het geld nu uitgegeven worden. De terugbetaling vindt later in de tijd plaats. Zodoende betaalt niet de huidige maar de volgende generatie via belastingen de extra uitgaven van de overheid. De rente- en aflossingsverplichtingen van het lenen betaalt de overheid met belastingheffing in de toekomst. Europa Hoofdstuk 4 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 6 van 31

Wisselkoers = ruilverhouding tussen 2 valuta s. Daling van de wisselkoers noemen we een depreciatie en een stijging van de wisselkoers noemen we een appreciatie. De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. Net als bij goederen wordt de prijs van een munt bepaald door vraag en aanbod op een markt. De markt waar munten worden omgewisseld noemen we de valuta markt. Als de vraag naar de euro of het aanbod van de euro op de valutamarkt verandert, dan verandert de wisselkoers van de euro. Aanbod en vraag van dollars Vragers naar Dollars Nederlandse toeristen naar de VS. Importeurs van producten (dollars) Nederlandse beleggers in Amerikaanse aandelen Nederlandse bedrijven die investeren in de VS Aanbieders van Dollars Toerist uit VS naar Nederland Importeurs van producten (euro s) VS beleggers in Nederlandse aandelen VS bedrijven die investeren in Nederland. Als gevolg van internationale transacties gaan er ieder jaar grote bedragen over de landsgrenzen. Het gaat hierbij om: De inkomsten en de uitgaven als gevolg van de invoer en uitvoer van goederen. De geldstromen die voortvloeien uit internationale dienstverlening zoals vervoer en toerisme. Het overmaken van inkomens van en naar het buitenland, zoals rente en dividend. Investeringen, leningen en beleggingen in het buitenland. Dit wordt weergegeven in de betalingsbalans. Betalingsbalans: een systematisch overzicht van een land van de ontvangsten van het buitenland en de uitgaven uit het buitenland. De betalingsbalans wordt verdeeld in de lopende rekening en de kapitaal rekening. Lopende rekening: geldstromen die van invloed zijn op het nationaal inkomen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 7 van 31

Kapitaal rekening: kapitaalimport en kapitaal export. Betalingsbalans (Nederland) Lopende rekening Inkomende geldstromen Export goederen Export van diensten (Toerisme, verzekeren) Rente, dividend, winst (inkomens) Uitgaande geldstromen Import goederen Import van diensten Rente, dividend, winst Kapitaal rekening Investering + beleggingen van buitenlanders in Nederland. Investeren + beleggingen van Nederland in het buitenland. Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten is er een tekort. Als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven is er een overschot. Het verband tussen lopende rekening en kapitaalrekening Een overschot op lopende rekening à export groter dan import. Dat kun je vergelijken met iemand die minder uitgeeft dan zijn inkomen à sparen/beleggen. Een land met een tekort op de lopende rekening kun je vergelijken met iemand die meer uitgeeft dan zijn inkomen à lenen à schulden. Het saldo van de totale betalingsbalans is het materieel saldo. De voorraad internationale betaalmiddelen wordt ook wel valutareserve of deviezenreserve genoemd. Alle ontvangsten op de betalingsbalans leiden tot vraag naar de munt op de valutamarkt en de uitgaven leiden tot aanbod van de munt op de valutamarkt. Als landen een materieel overschot hebben op de betalingsbalans, zal de koers van hun mint stijgen omdat de vraag naar de munt op de valutamarkt groter is dan het aanbod. Bij landen met een materieeltekort zal de koers van hun munt dalen omdat de vraag naar hun munt op de valutamarkt kleiner is dan het aanbod. Europa Hoofdstuk 5 De valutamarkt is een schakel tussen binnenland en buitenland. Euro s moeten eerst door Europeanen op de valutamarkt worden omgewisseld in dollars, zodat ze bijvoorbeeld Amerikaanse goederen en diensten kunnen kopen of in de VS kunnen beleggen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 8 van 31

Via de valutamarkt is er ook een samenhang tussen de markten in het eurogebied en de markten in het buitenland. Dit onderlinge verband wordt steeds belangrijker door het toenemende vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid. Wisselkoersen en prijzen hebben wederzijds invloed op elkaar. Wanneer de inflatie in eurolanden hoog is t.o.v. andere landen dan verslechtert de internationale concurrentiepositie. Er zal minder vraag zijn naar exportproducten uit de eurolanden à vraag naar euro s op de valutamarkt daalt à de wisselkoers zal dalen. Landen met een lage inflatie t.o.v. het buitenland hebben een sterke internationale concurrentiepositie. Producten zijn goedkoop à zijn in trek in het buitenland à export hoog à veel vraag naar de munt op de valutamarkt. Via de export kan de inflatie eveneens verminderen als de wisselkoers stijgt. Door appreciatie wordt de concurrentiepositie t.o.v. het buitenland slechter en zal de export en dus de productie dalen. Hierdoor daalt de bezettingsgraad en zal de kans op inflatie afnemen. Inflatie en wisselkoers Bestedingsinflatie: (vraagkant) Prijzen stijgen als gevolg van hoog conjunctuur. Bestedingen > productiecapaciteit Wisselkoers is laag à meer vraag uit het buitenland (export) à bestedingen stijgen à prijzen stijgen à internationale concurrentiepositie daalt. Kosteninflatie: (aanbodkant) Producenten hebben hogere productie kosten à door berekend in de prijzen Wisselkoers is laag à dure import voor grondstoffen à door berekenen in de prijzen De Europese Centrale Bank (ECB) is de centrale bank van de economische en monetaire unie (EMU). De ECB vindt prijzen stabiel als de inflatie in het eurogebied niet hoger dan 2% per jaar is. De ECB houdt de inflatie laag met het rente beleid. Via het rentebeleid gebruikt de ECB de rentestand als instrument om de bestedingen te beïnvloeden. ECB verhoogt https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 9 van 31

officiële rente à banken volgen à de rente op de vermogensmarkt stijgt. De ECB verhoogt de rente als het eurogebied in een situatie van overbesteding (hoogconjunctuur) zit. Overbesteding en hoge inflatie à ECB zal rente verhogen à besparingen nemen toe en lenen neemt af à bestedingen nemen af à bezettingsgraad neemt af à inflatie neemt af. De ECB verlaagt de rente als het eurogebied in een situatie van onderbesteding (laagconjunctuur) zit. Onderbesteding en werkloosheid à ECB zal rente verlagen à besparingen nemen af en lenen neemt toe à bestedingen nemen toe à productie neemt toe à werkloosheid neemt af. Verschillen in rentestand tussen landen hebben gevolgen voor de wisselkoers. Als de rentestand in het eurogebied omhoog gaat, trekt dat beleggers aan. Die kunnen meer rente over hun geld krijgen dan in hun eigen land. Door de relatief hoge rente komt er een kapitaalstroom op gang naar het eurogebied. De vraag naar euro s zal stijgen en dus ook de koers van de euro. Oorzaak Gevolg Redenering 1. Wisselkoers daalt Export stijgt Producten worden voor het buitenland goedkoper. 1. Export stijgt Wisselkoers stijgt Vraag munt op de valutamarkt stijgt. 1. Rentestand stijgt Wisselkoers stijgt 1. Buitenlandse beleggingen dalen Wisselkoers daalt 1. Wisselkoers stijgt Inflatie daalt Buitenlandse beleggers komenà vraag munt op de valutamarkt stijgt. Vraag naar munt op de valutamarkt daalt. Buitenlandse producten worden goedkoper. 1. Wisselkoers daalt Werkgelegenheid stijgt Export stijgt à productie stijgtà 1. Inflatie stijgt Wisselkoers daalt 1. Rentestand daalt Werkgelegenheid stijgt 1. Tekort lopende rekening stijgt Wisselkoers daalt 1. Inflatie groter dan in het buitenland Import stijgt Concurrentiepositie verslechterdà export daaltà vraag naar munt daalt. Minder sparen, meer lenen à bestedingen stijgenà productie stijgt. Export < import à vraag munt < aanbod munt. Producten uit het buitenland goedkoper. Meer redeneringen: Hoge koers duur voor Buitenland slechte concurrentiepositie Hoge rente sparen is voordelig lenen niet mensen geven minder uit en sparen meer minder productie nodig minder werkgelegenheid https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 10 van 31

Hoge rente aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers om hier te beleggen veel vraag naar euro hogere wisselkoers Hoge inflatie prijzen zijn hoog duur voor het Buitenland export daalt minder vraag naar euro lagere wisselkoers euro Lage wisselkoers euro goedkoop voor het buitenland om bij ons te kopen betere concurrentiepositie export stijgt meer ontvangsten dan uitgaven overschot op de betalingsbalans Tekort betalingsbalans meer uitkomsten dan ontvangsten wij meer bij buitenland gekocht dan zij bij ons meer aanbod euro dan vraag euro koers omlaag Lage rente niet aantrekkelijk om te sparen wel om te lenen mensen gaan meer besteden Hoge binnenlandse bestedingen alles wat Nederlanders kopen gaat omhoog meer import Hoge werkloosheid Veel aanbod van arbeid, weinig vraag naar arbeid lonen gaan omlaag loonkosten van bedrijven omlaag (-- prijzen van bedrijven worden lager want er worden minder loonkosten gemaakt jij wordt goedkoper voor het BL betere concurrentiepositie meer vraag naar jouw producten veel export veel vraag euro koers omhoog) Veel vraag naar producten prijzen omhoog = inflatie Hoge inflatie prijzen zijn hoog minder vraag naar producten minder productie minder werk minder werkgelegenheid Lage inflatie prijzen laag goedkoop voor buitenland goede concurrentiepositie Goede concurrentiepositie buitenland koopt veel bij jou meer ontvangsten dan uitgaven overschot op betalingsbalans Hoge wisselkoers duur voor buitenland slechte concurrentiepositie Hoge export veel vraag naar producten vanuit het BL prijzen omhoog = hoge inflatie Hoog binnenlands prijspeil onze prijzen zijn hoog slechte concurrentiepositie Veel vraag naar producten veel productie veel werkgelegenheid weinig werkloosheid Lage rente aantrekkelijk om te lenen niet om te sparen veel vraag naar producten Lage rente niet aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers om hier te beleggen weinig kapitaalimport voor NL minder ontvangsten dan uitgaven tekort betalingsbalans Tekort betalingsbalans meer uitgaven dan ontvangsten meer import dan export meer aanbod dan vraag euro s wisselkoers omlaag jij wordt goedkoper voor het buitenland betere concurrentiepositie Hoge wisselkoers jij bent duur voor het BL minder vraag naar jouw producten minder economische groei Hoge inflatie prijzen zijn hoog jij bent duur voor het buitenland minder export Hoge inflatie in het buitenland buitenland is duur om bij te kopen die prijzen worden doorberekend in de prijzen in NL inflatie NL omhoog Lage wisselkoers jij bent goedkoop voor het buitenland betere internationale concurrentiepositie Lage wisselkoers jij bent goedkoop voor het buitenland buitenland koopt veel bij jou productie omhoog werkgelegenheid omhoog Conjunctuur hoofdstuk 1 De bestedingen die gedaan worden bij bedrijven zijn afkomstig van gezinnen, van andere bedrijven, van de overheid en van het buitenland. De totale bestedingen noemen we ook wel de effectieve vraag. (EV) Als de totale bestedingen kleiner zijn dan de productiecapaciteit is er sprake van onderbesteding. (EV < productiecapaciteit) Bij onderbesteding oftewel laagconjunctuur: geven de gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland minder geld uit dan normaal (onder de trend)àwaardoor er werkloosheid ontstaat terwijl er genoeg arbeidsaanbod is. Door de onderbesteding ontstaat conjuncturele werkloosheid en die ontstaat weer door het teruglopen van de vraag naar goederen of diensten. Maar als de bestedingen toenemen zullen de bedrijven meer producten verkopen en meer mensen in dienst nemen, hierdoor zal de conjuncturele werkloosheid afnemen. Dus EV < productiecapaciteit = er is sprake van onderbesteding. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 11 van 31

Effectieve vraag verdeeld in 4 sectoren: Consumenten à Consumptie = C Bedrijven à Investeringen = I Overheid à Overheidsuitgave = O Buitenland à Export = E Productiecapaciteit per land: de maximale productie die een land met zijn beschikbare kapitaalgoederenvoorraad kan maken in een jaar. EV > productiecapaciteit = er is sprake van overbesteding De besteders willen meer kopen dan de bedrijven kunnen produceren. à er ontstaat een tekort à prijzen stijgen. Overbesteding leidt tot inflatie Bij overbesteding proberen bedrijven hun productiecapaciteit uit te breiden à meer werknemers in dienst à vraag naar personeel neemt toe à lonen stijgen. EV = productie capaciteit, heet ook wel bestedingsevenwicht. Conclusie: We onderscheiden drie conjuncturele situaties: 1. 2. 3. Onderbesteding: de bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit toelaat. Er wordt minder gevraagd dan er geproduceerd kan worden. (EV < productiecapaciteit) Bestedingsevenwicht: de bestedingen zijn even hoog als de productiecapaciteit. (EV = productiecapaciteit) Overbesteding: de bestedingen overtreffen de productiecapaciteit. De productie kan niet aan de vraag voldoen. (EV > productiecapaciteit) Onderbesteding leidt tot (conjuncturele) werkeloosheid, overbesteding tot inflatie. Conjunctuur: Onder conjunctuur verstaan we de schommelingen in de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit. Periodes van overbesteding en onderbesteding wisselen elkaar af in de productie in de loop van de tijd. Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat door schommelingen in de economische conjunctuur. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 12 van 31

De economie krimpt in en de productiecapaciteit is niet volledig bezet. Er worden dus minder werknemers aangenomen, contracten worden niet verlengd en mensen worden ontslagen. De oorzaak van de werkloosheid ligt aan de vraagzijde van de economie. Er is dus weinig vraag van gezinnen, bedrijven, de overheid en het buitenland naar goederen en diensten. Kapitaalgoederenvoorraad: De goederen die nodig zijn om andere producten te kunnen maken en/of produceren, de totale waarde van de vaste activa. Trendmatige groei en/of trend: De gemiddelde de groei van de economie over een langere periode berekend. Een trendmatige groei betekent in feite de groei van de productiecapaciteit, omdat de economie groeit wordt er meer geproduceerd waardoor de productiecapaciteit groeit. Economisch herstel: Als er in een periode de bestedingen omhoog gaan. Er is dan ook sprake van een conjunctuur. Nationaal product of nationaal inkomen: Alle toegevoegde waardes van de productiefactoren bij elkaar opgeteld van een land in een bepaalde tijd. Onder alle toegevoegde waardes wordt verstaan: rente, huur, loon, pacht en winst. Recessie: Conjunctuurfase die wordt gekenmerkt door een teruglopende groei van de economische activiteiten. Er is een 'kleine' economische terugval. Conjunctuur Hoofdstuk 2 De minister van Economische Zaken heeft als verantwoording om maatregelen te treffen, zodat de werkloosheid daalt. 1. Economische theorieën worden bestudeerd. 2. Mogelijkheden voor het verbeteren van de economie. er zijn 2 economische theorieën 1. 2. Klassieken Keynes Klassieken: loon = kosten - Werkloosheid kan bestreden worden door de loonkosten te verlagen. 1. Lagere loonkosten à bedrijven goedkoper produceren àproduct prijs verlagen. 2. De concurrentiepositie t.o.v. het buitenland verbeterd àverkoop producten stijgt. 3. Stijgende afzetàbedrijven meer werknemers nodig. De klassieke econoom Adam Smith legt uit dat de economie als gevolg van het prijs- of markt mechanisme steeds automatisch in evenwicht zal komen. Als ondernemers met voorraden blijven zitten à prijzen omlaag à wordt er meer verkocht. Als de vraag grote is dan de productieà prijzen omhoog à daling van de vraag. Steeds zorgt het marktmechanisme weer voor evenwicht. Marktmechanisme: Mechanisme waarin vraag en aanbod bepalen welke producten worden geproduceerd. De theorie van de klassieke economen kan erg effectief zijn als er in een land onderbesteding is en in het buitenland niet. Als een verlaging van de loonkosten geen concurrentievoordeel oplevert, kan de economie erg schaden. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 13 van 31

Keynesianen: loon = koopkracht Werkeloosheid kan bestreden worden door de loonkosten te verhogen. Hogere loonkosten à bestedingen stijgen à productie stijgt à werkgelegenheid stijgt. Keynes zegt dat door verlaging van de lonen (klassieke theorie)à daling van de effectieve vraag à daling productieà stijging werkeloosheid. Volgens Keynes werkt de klassieke theorie niet en het verergerd de werkeloosheid! Volgens Keynes moet de overheid ingrijpen om de negatieve spiraal te doorbreken, de bestedingen moeten door de overheid beïnvloed worden en dat kan op twee manieren: 1. Door de bestedingen van de overheid zelf te veranderen; 2. Door ervoor te zorgen dat particulieren meer of minder gaan besteden. (veranderingen in de belasting, sociale premies en overdrachten). Ook de centrale bank van een land kan de economie stimuleren. Wanneer bij laagconjunctuur de rente verlaagd wordt, zullen de mensen minder gaan sparen en meer gaan lenen. Bij onderbesteding gaan mensen hun aankopen uitstellen. Er ontstaat een vraagtekort, de overheid moet dit tekort bestrijden door zelf meer te besteden en/of door te zorgen voor meer koopkracht voor de burgers, bijvoorbeeld door belastingverlaging. Dit beleid noemt men stimulerend. Een Keynesiaans beleid kan een sneeuwbaleffect hebben. Het leidt tot een toename van de vraag à stijging van de productie à een grotere werkgelegenheid à hoger nationaal inkomen. Bij een hoger nationaal inkomen gaan gezinnen meer consumeren en de bedrijven meer investeren. Ook stijgt hierdoor de productie en daarmee de werkgelegenheid en het inkomen. Het levert een kettingreactie op. = multipliereffect Omgekeerd kan de overheid in een situatie van overbesteding de economie afremmen door zelf minder te gaan uitgeven en/of door de belastingen te verhogen. Dit leidt tot afname van de effectieve vraag,à waardoor de productie daalt à de werkgelegenheid afneemt àhet nationaal inkomen zal dalen à de gezinnen zowel als de bedrijven minder zullen besteden. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 14 van 31

Multipliereffect: De benaming die Keynes deze kettingreactie geeft. Overheid geeft meer uit (O stijgt) à bedrijven gaan meer produceren à inkomen van de gezinnen stijgt (Y) à extra consumptie, meer bestedingen (C) à wat uiteindelijk weer extra inkomen oplevert etc. Voordeel voor de overheid: inkomen van gezinnen stijgt, dus de belastingopbrengst neemt toe. De overheid verdient dus een deel van de extra overheidsuitgaven terug omdat de belastingontvangsten stijgen. De overheid stimuleert de economie à Bij onderbesteding wordt het overheidstekort nog groter. De overheid financiert het tekort door geld te lenen. Het geld dat de particulieren sparen. Zo blijft het geld circuleren in de kringloop. Als het beleid succes heeft, zal de productie op den duur weer stijgen, het inkomen neemt weer toe en daarmee de belastingopbrengst. De overheid remt de economie af àwanneer er overbesteding is, wordt er veel besteed. De effectieve vraag overtreft de productiecapaciteit. De overheid kan dit bestrijden door de belastingen te verhogen en de overheidsuitgaven te verlagen. Zo wordt het overheidstekort kleiner. Zolang de economie niet in bestedingsevenwicht is zal de overheid de economie moeten bijsturen. Of terwijl de conjunctuur politiek. Conjunctuurpolitiek: Het afwisselend stimuleren en afremmen door de overheid. Het doel is de bestedingen gelijk te laten lopen met de productiecapaciteit. (door middel van anticyclisch of procyclisch conjunctuurbeleid) 2 soorten werkeloosheid: Conjuncturele werkeloosheid (=economische crisis) Werkeloosheid als gevolg van te weinig bestedingen door consumenten, bedrijven etc. Productie daaltà werkgelegenheid daalt Structurele werkeloosheid (= opbouw economie veranderd) Bedrijven verdwijnen Nieuwe bedrijven à bieden veel minder werk (internet, nieuwe producten) Automatisering Bedrijven naar lage lonen landen Europa hoofdstuk 1 Voordelen arbeidsmigratie van Nederlandse economie: Economie samenvatting https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 15 van 31

De lonen van migranten zijn laag à loonkosten zijn laag à kostprijs lager à producten kunnen goedkoper aangeboden worden. BBP neemt toe, de migranten besteden een deel van hun inkomen in Nederland. Het tekort aan bepaalde arbeidskrachten wordt opgelost door de immigranten. Positief als ze definitief naar Nederland komen: Kennis economie heeft behoefte aan hoog opgeleide mensen. Ze brengen nieuwe vormen van ondernemerschap mee, dragen bij aan het scheppen van nieuwe banen. Oorzaken internationale handel Handel doordat je zelf iets niet hebt haal je het uit het buitenland Of het is goedkoper in een ander land. De concurrentie positie van een bedrijf geeft de mate waarin dit bedrijf in staat is om hetzelfde product beter en/of goedkoper te produceren dan andere bedrijven. De concurrentiepositie t.o.v. bedrijven in andere landen en de internationale concurrentie positie wordt bepaald door Productiekosten (= loonkosten + machine kosten) De kwaliteit van de producten die het land maakt. Internationale handel = internationale ruil. Landen importeren producten die in andere landen goedkoper gemaakt kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken. Als verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten is er sprake van internationale arbeidsverdeling. (Nederland maakt machines, Indonesië kleding, Brazilië koffie etc.) Landen specialiseren zich in producten waar ze goed in zijn, door specialisatie is ruil noodzakelijk. Toenemende specialisatieàinternationale handel. Oorzaken waarom landen zich gaan specialiseren: Natuurlijke omstandigheden De loonkosten per product en de kwaliteit van producten Infrastructuur Stabiliteit Natuurlijke omstandigheden: Het klimaat speelt een rol bij het ontstaan van internationale handel. Een ander verschil in natuurlijke omstandigheden is de aanwezigheid van grondstoffen. Loonkosten per product hangen af van de loonkosten per werknemer en de arbeidsproductiviteit. Loonkosten per https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 16 van 31

product= loonkosten per werknemer: arbeidsproductiviteit. Als de loonkosten per product stijgen en deze stijging wordt doorberekend in de prijzen, dan verslechter de internationale concurrentie positie. Veel productie van internationale bedrijven vindt plaats in lage lonen landen. Toch vindt er nog veel productie in het Westen en Japan plaats, met name de hoogwaardige producten. Door de hoge scholingsgraad van de beroepsbevolking en de technische ontwikkeling door automatisering is er een hoge arbeidsproductiviteit. Ondanks de hoge lonen is het aantrekkelijk om hier te produceren om de loonkosten per product heel laag zijn. Kwaliteit is ook belangrijk van de producten. Dit wordt bereikt door innovatie. Innovatie zijn investeringen in betere en modernere kapitaalgoederen zoals machines. Ook het ontwikkelen van nieuwe productieprocessen, sterke automatisering is innovatie. Infrastructuur In sommige landen is de infrastructuur beter dan in andere: betere havens, wegen, luchthavens en telecommunicatie. Hierdoor kan de aanvoer van benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en dat leidt tot lagere productiekosten. Stabiliteit Landen met veel stakingen of maatschappelijke tegenstellingen zijn onaantrekkelijk als vestigingsplaats voor internationale bedrijven. à sociale onrust en productieverlies à onzekerheid van levering grondstoffen en goederen op tijd. Vrije internationale handel zorgt ervoor dat landen produceren waar ze goed in zijn. Maar er is niet altijd sprake van vrijhandel. Soms is er sprake van protectionisme. Er is sprake van protectionisme als overheden de binnenlandse markt te weren. Enkele maatregelen zijn: Invoerheffingen: importheffingen worden belast met een heffing waardoor deze producten duurder op de binnenlandse markt verschijnen. Invoerquotum: een vastgestelde maximumhoeveelheid van een buitenlands product mag worden ingevoerd. Overheidssubsidies aan binnenlandse producenten: hierdoor kunnen ze makkelijker het hoofd boven water houden. Kwaliteitseisen: door zware kwaliteitseisen op te leggen aan buitenlandse producten kunnen sommige van deze producten makkelijker geweerd worden. Protectionisme leidt ertoe dat niet altijd de producten daar worden geproduceerd waar ze het beste geproduceerd kunnen worden. Een gevolg van heffingen op ingevoerde landsbouwproducten is dat de consument meer betaald dan nodig is. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 17 van 31

Europa Hoofdstuk 2 De belangrijkste redenen voor het samenwerken tussen landen is het bevorderen van de internationale handel binnen Europa. Maar ook dat het beleid van het ene land ook invloed heeft op een ander land. Voorbeelden van beleid van een land dat invloed heeft op een ander land: Milieubeleid Asielbeleid Om te zorgen dat iedereen meedoet aan het beleid is er collectieve dwang nodig. Er moet een instelling zijn die zorgt dat de afspraken worden nagekomen en er anders een straf volgt. Als Nederland een milieubeleid voert, heeft dat positieve externe effecten voor Duitsland en België. Zij krijgen schonere lucht zonder er voor te betalen. Nederland draait voor de kosten op. Het gevaar bestaat dat Nederland dan ook niets onderneemt tegen de milieuproblemen, met als gevolg dat geen van de landen iets doet. Andersom is er ook het gevaar dat België en Duitsland wel milieu maatregelen nemen en dat Nederland gratis profiteert. Het milieu verslechtert terwijl de landen wel schone lucht willen. Dit is een gevangenendilemma: als iedereen uit eigenbelang een voor zichzelf logische en dus de voordeligste keuze maakt, krijg je een uitkomst die niet optimaal is. Het dilemma: Nederland en België, wel of geen milieubeleid? Milieubeleid door Nederland: kost Nederland 10, levert Nederland 8 op en België 6. Milieubeleid door België: kost België 10, levert België 8 op en Nederland 6. Beide landen milieubeleid: kost beide landen 10, levert 14 op. Nederland België Wel milieubeleid Niet milieubeleid Wel milieubeleid 4;4-2;6 Niet milieubeleid 6;-2 0;0 Beide landen zullen de voordeligste strategie kiezen en dus kiezen voor geen milieubeleid. Deze strategie wordt ook wel de dominante strategie genoemd. Ieder kiest voor zijn eigenbelang. Collectieve dwang kan er voor zorgen dat niet ieder voor het individueel belang kiest. Europa Hoofdstuk 3 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 18 van 31

Norm van de staatsschuld= 60% van het BBP (Bruto Binnenlands Product) Norm van overheidstekort= 3% van het BBP Norm van inflatie = 2% per jaar Een overheidstekort ontstaat als de uitgaven van de overheid groter zijn als de inkomsten. Inkomsten= belastingen en sociale premies Uitgave = onderwijs, sociale zaken, volksgezondheid, volkshuisvesting en defensie. Als de overheid een tekort heeft moet zij geld lenen, door geld te lenen stijgt de staatsschuld. De overheid leent op de vermogen markt, op deze markt wordt spaargeld aangeboden(uitgeleend) door pensioenfondsen, banken, andere bedrijven en particulieren. De aanbieders die geld lenen aan de overheid krijgen een staatsobligatie. Een obligatie is een schuldbewijs. Waarom is in het stabiliteitspact afgesproken dat het overheidstekort niet groter mag zijn dan 3% van het BBP, en wat zijn de nadelen van hoge overheidstekorten? Hoge overheidstekorten kunnen inflatie veroorzaken Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven Hoge overheidstekorten kunnen overheidstaken in gevaar brengen Inflatie: Inflatie is een algehele stijging van het algemeen prijspeil. Het gevolg van inflatie is dat je voor hetzelfde geld minder kunt kopen (dalen van de koopkracht) De vraag naar producten neemt toe, maar de productiecapaciteit kan deze vraag niet meer aan. Hoge overheidstekorten kunnen leiden tot inflatie Overheden kunnen inflatie veroorzaken als ze meer uitgeven dan zij ontvangen. Hierdoor stijgt ook de vraag naar producten. Door het beperken van overheidstekorten wordt de kans op inflatie kleiner. Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven Bij hoog overheidstekort moet de overheid geld lenen. Als de vraag naar leningen toeneemt zal de rente ook toenemen. Het gevolg daarvan is dat minder mensen geld gaan lenen, en de bestedingen en investeringen afnemen. De overheid kan in een vicieuze cirkel terecht komen: Hogere tekorten leiden tot een hogere rentstand à de overheid moet meer rente betalen à tekort neemt weer toe à meer lenen tegen een hogere rente. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 19 van 31

Hoge overheidstekorten kunnen overheidstaken in gevaar brengen De staatsschuld neemt toe en brengt hoge rentelasten met zich mee, het gevolg is dat de overheid moet bezuinigen op bijvoorbeeld onderwijs, veiligheid, zorg en milieu om het tekort niet nog verder te doen oplopen. Als de overheid in de toekomst de overheidsuitgaven zeker wil stellen, is het van belang dat de staatschuld niet te hoog is. De vergrijzing leidt tot hogere publieke uitgaven aan sociale zekerheid en zorg. Deze overheidstaken komen in gevaar indien de overheid veel rentebetalingen moet doen. Om de staatsschuld van andere landen te vergelijken wordt er gekeken naar de staatsschuldquote. Dat wil zeggen de staatsschuld uitgedrukt in procenten van het BBP. staatsschuldquote= staatsschuld : BBP x 100% Als de staatschuld gelijk blijft, kan de staatschuldquote afnemen. Dit is het geval als het BBP toeneemt. Als de staatschuld gelijk blijft en het rentepercentage ook, dan blijven de jaarlijkse rentelasten even groot. Als het BBP dan stijgt en de overheidsuitgaven even sterk meegroeien ontstaat er meer ruimte voor andere uitgaven zoals zorguitgaven en uitkeringen. Conjunctuurbeleid. De economie kent goede en slechte tijden. De afwisseling hierin noemen we de conjunctuurcyclus of conjunctuur. In goede tijden groeit de economie sterker dan gemiddeld en is er hoogconjunctuur (overbesteding). In slechte tijden groeit de economie minder dan gemiddeld en is er laagconjunctuur (onderbesteding). De gemiddelde groei over een langere periode heet de trendmatige groei. Laag conjunctuur: De belastingontvangsten van de overheid vallen tegen omdat de lonen en winsten laag zijn. Als de overheid het overheidstekort niet wil laten toenemen moet zij bezuinigen. Bezuinigingen bij een laag conjunctuur versterken echter de laagconjunctuur: lagere overheidsuitgaven à minder productie à minder werkgelegenheid à minder inkomen. Hoog conjunctuur: De belastingontvangsten vallen mee en de inkomens nemen toe. Er is meer ruimte voor de overheidsuitgaven. Als de overheidsuitgaven stijgen, versterkt dat de hoog conjunctuur. Het beleid van de overheid waarbij ze bezuinigen bij laag conjunctuur en meer besteden bij hoog conjunctuur noemen we een procyclisch conjunctuurbeleid. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 20 van 31

Een anticyclisch conjunctuurbeleid is een beleid van de overheid die tegen de conjunctuurgolf ingaat met als doel de conjunctuur te dempen. Bij laag conjunctuur zal de overheid de economie stimuleren door haar eigen uitgaven te verhogen of de belastingen te verlagen. Door de eigenuitgaven te verhogen bijvoorbeeld door het aanleggen van wegenà stijgt de productieà stijgt de werkgelegenheid à stijgt het inkomen. Dit gebeurt ook als de belastingen worden verlaagd à gezinnen houden netto meer geld over à stijging van de consumptie. De overheid en de centrale bank kunnen ingrijpen om heftige schommelingen in de conjunctuur af te zwakken. Maar er zijn ook mechanismen die vanzelf zorgen voor een vlakker verloop. Dit zijn automatische conjunctuurstabilisatoren. Voorbeeld: Goede sociale uitkeringen in een periode van laagconjunctuur raken mensen hun baan kwijt à minder besteden à nog meer verslechtering van de conjunctuur. Door een behoorlijke uitkering kunnen deze bestedingen op peil blijven en zakt de conjunctuur niet verder in. Progressief belastingsysteem in een periode van laagconjunctuur dalen de inkomens, als mensen dan door het progressieve belastingsysteem minder gemiddeld een lager belastingpercentage hoeven te betalen, waardoor het netto inkomen minder sterk daalt dan het bruto loon. Dit voorkomt een verdere daling van de bestedingen. Er is economische convergentie als landen op economisch gebied naar elkaar toegroeien. Convergentie is nodig om de eenheid in het eurogebied te handhaven. Als er sprake is van divergentie en de verschillen tussen landen groter worden kunnen er spanningen ontstaan tussen de lidstaten. Als er 1 land is die zijn tekort laat oplopen krijgen ook de andere landen te maken met negatieve gevolgen. Geld lenen voor overheidstekorten is ruilen over tijd. Door te lenen kan het geld nu uitgegeven worden. De terugbetaling vindt later in de tijd plaats. Zodoende betaalt niet de huidige maar de volgende generatie via belastingen de extra uitgaven van de overheid. De rente- en aflossingsverplichtingen van het lenen betaalt de overheid met belastingheffing in de toekomst. Europa Hoofdstuk 4 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 21 van 31

Wisselkoers = ruilverhouding tussen 2 valuta s. Daling van de wisselkoers noemen we een depreciatie en een stijging van de wisselkoers noemen we een appreciatie. De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. Net als bij goederen wordt de prijs van een munt bepaald door vraag en aanbod op een markt. De markt waar munten worden omgewisseld noemen we de valuta markt. Als de vraag naar de euro of het aanbod van de euro op de valutamarkt verandert, dan verandert de wisselkoers van de euro. Aanbod en vraag van dollars Vragers naar Dollars Nederlandse toeristen naar de VS. Importeurs van producten (dollars) Nederlandse beleggers in Amerikaanse aandelen Nederlandse bedrijven die investeren in de VS Aanbieders van Dollars Toerist uit VS naar Nederland Importeurs van producten (euro s) VS beleggers in Nederlandse aandelen VS bedrijven die investeren in Nederland. Als gevolg van internationale transacties gaan er ieder jaar grote bedragen over de landsgrenzen. Het gaat hierbij om: De inkomsten en de uitgaven als gevolg van de invoer en uitvoer van goederen. De geldstromen die voortvloeien uit internationale dienstverlening zoals vervoer en toerisme. Het overmaken van inkomens van en naar het buitenland, zoals rente en dividend. Investeringen, leningen en beleggingen in het buitenland. Dit wordt weergegeven in de betalingsbalans. Betalingsbalans: een systematisch overzicht van een land van de ontvangsten van het buitenland en de uitgaven uit het buitenland. De betalingsbalans wordt verdeeld in de lopende rekening en de kapitaal rekening. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 22 van 31

Lopende rekening: geldstromen die van invloed zijn op het nationaal inkomen. Kapitaal rekening: kapitaalimport en kapitaal export. Betalingsbalans (Nederland) Lopende rekening Inkomende geldstromen Export goederen Export van diensten (Toerisme, verzekeren) Rente, dividend, winst (inkomens) Uitgaande geldstromen Import goederen Import van diensten Rente, dividend, winst Kapitaal rekening Investering + beleggingen van buitenlanders in Nederland. Investeren + beleggingen van Nederland in het buitenland. Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten is er een tekort. Als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven is er een overschot. Het verband tussen lopende rekening en kapitaalrekening Een overschot op lopende rekening à export groter dan import. Dat kun je vergelijken met iemand die minder uitgeeft dan zijn inkomen à sparen/beleggen. Een land met een tekort op de lopende rekening kun je vergelijken met iemand die meer uitgeeft dan zijn inkomen à lenen à schulden. Het saldo van de totale betalingsbalans is het materieel saldo. De voorraad internationale betaalmiddelen wordt ook wel valutareserve of deviezenreserve genoemd. Alle ontvangsten op de betalingsbalans leiden tot vraag naar de munt op de valutamarkt en de uitgaven leiden tot aanbod van de munt op de valutamarkt. Als landen een materieel overschot hebben op de betalingsbalans, zal de koers van hun mint stijgen omdat de vraag naar de munt op de valutamarkt groter is dan het aanbod. Bij landen met een materieeltekort zal de koers van hun munt dalen omdat de vraag naar hun munt op de valutamarkt kleiner is dan het aanbod. Europa Hoofdstuk 5 De valutamarkt is een schakel tussen binnenland en buitenland. Euro s moeten eerst door Europeanen op de valutamarkt worden omgewisseld in dollars, zodat ze bijvoorbeeld Amerikaanse goederen en diensten kunnen kopen of in de VS kunnen beleggen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-europa-en-conjunctuur Pagina 23 van 31