Nieuw ondernemerschap in herstel



Vergelijkbare documenten
M Omvang, kenmerken en belang van informele investeerders in Nederland

Global Entrepreneurship Monitor 2002

MKB-index april 2017

Kengetallen ondernemerschap

Global Entrepreneurship Monitor 2005 Nederland

De oudere starter in Nederland Quick Service

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Global Entrepeneurship Monitor Nederland. K. Suddle S.J.A. Hessels

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

BNA Conjunctuurmeting

De Watersector Exportindex (WEX)

Press release Statistics Netherlands

De Watersector Exportindex (WEX)

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

De stand van Mediation in Nederland

Ondernemerschap in Zuidoost-Brabant in perspectief

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt The role of mobility in higher education for future employability

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Zoetermeer, 28 februari 2018

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Cliëntenaudit Bureau ABC

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Europese feestdagen 2017

Europese feestdagen 2019

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Europese feestdagen 2018

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Bouwers en hun gemeente

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

ONDERNEMERSCHAPSCULTUUR EN ONDERNEMEND GEDRAG IN VLAANDEREN: SITUATIE 2016

Stemming onder ondernemers in het MKB

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Benchmark klanten Qredits

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

Global TV Canada s Pulse 2011

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het MKB. drs. A. Bruins T. Span MSc drs. P. Gibcus

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Mondriaan

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Midden Nederland Participatieopleidingen

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

Gebruik van datasets programmaonderzoek in 2012

Tevredenheidsonderzoek Stichting ActiefTalent

Global Entrepreneurship Monitor 2014 Samenvatting voor Vlaanderen

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

Transcriptie:

Nieuw ondernemerschap in herstel Global Entrepreneurship Monitor 2004 Nederland Jolanda Hessels Niels Bosma Sander Wennekers Zoetermeer, mei 2005

ISBN: 90-371-0949-7 Bestelnummer: A200502 Prijs: 40,- Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

Inhoudsopgave Samenvatting 5 Summary 9 1 Inleiding 13 1.1 Deelnemende landen 14 1.2 Methode 14 1.3 Leeswijzer 15 2 Niveau en ontwikkeling van nieuw ondernemerschap in Nederland in 2004 in internationaal perspectief 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Index voor de mate van nieuw ondernemerschap 17 2.3 Attitudes, percepties en intenties 22 2.4 'Nascent' ondernemerschap en ondernemers in jonge bedrijven 25 2.5 Bedrijfsbeëindiging en bedrijfsopvolging 29 2.6 Samenvatting 30 3 Structuurkenmerken van nieuw ondernemerschap in Nederland, 2001-2004 31 3.1 Inleiding 31 3.2 Economische kenmerken van nieuw ondernemerschap in Nederland, 2001-2004 31 3.3 Regionaal patroon van nieuw ondernemerschap in Nederland, 2001-2004 34 3.4 Demografische kenmerken van nieuw ondernemerschap in Nederland, 2001-2004 41 3.5 Samenvatting 51 4 Motieven en ervaringen van 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven 53 4.1 Motieven voor nieuw ondernemerschap 53 4.2 Ervaringen van 'nascents' en starters 55 4.3 Samenvatting 58 Literatuurlijst 59 Bijlage I Methodologie 61 3

Samenvatting Inleiding De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) maakt jaarlijks een vergelijking van de mate van zogenoemd 'nieuw ondernemerschap' en de institutionele voorwaarden daarvoor in een groot aantal landen. Om de mate van nieuw ondernemerschap te meten is er in het kader van GEM een TEA (Total early-stage Entrepreneurial Activity) index ontwikkeld. Deze index is een combinatie van 'nascent' ondernemers (mensen die momenteel actief bezig zijn met het opzetten van een eigen onderneming) en ondernemers in jonge bedrijven (mensen die momenteel een eigen bedrijf hebben dat minder dan 42 maanden oud is). Nederland heeft in 2004 voor de vierde keer deelgenomen aan GEM. Daarbij is een telefonische survey gehouden onder 3.500 personen. Dit rapport geeft een beschrijving van diverse aspecten van nieuw ondernemerschap in Nederland. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: 1 Het niveau en de ontwikkelingen van de mate van nieuw ondernemerschap in Nederland, mede bezien in internationaal perspectief. 2 Structuurkenmerken van nieuw ondernemerschap in Nederland. 3 Motieven en ervaringen van 'nascent' ondernemers en ondernemers in jonge bedrijven. 1 Niveau en ontwikkeling nieuw ondernemerschap Stijging nieuw ondernemerschap in Nederland in 2004 Na een daling in twee achtereenvolgende jaren is de mate van nieuw ondernemerschap in Nederland in 2004 voor het eerst sinds 2001 gestegen. In 2004 bedraagt de TEAindex voor Nederland 5,1, terwijl deze 3,6 bedroeg in 2003. De stijging van de TEAindex is met name het gevolg van een toename van het aandeel 'nascents'. Het aandeel 'nascent' ondernemers is gestegen van 1,7 in 2003 tot 3,0 in 2004. Nieuw ondernemerschap in Nederland nu op EU-gemiddelde In internationaal perspectief is de mate van nieuw ondernemerschap in Nederland laag. Ter vergelijking: de gemiddelde TEA-index voor alle landen die deelnemen aan GEM bedraagt 9,4 en het gemiddelde voor OESO-landen is 6,8. Van de OESO-landen hebben Nieuw-Zeeland, Australië, IJsland en de Verenigde Staten de hoogste TEA-indices. Het gemiddelde voor de EU-landen bedraagt 5,1. Qua niveau van nieuw ondernemerschap bezet Nederland een middenpositie in de Europese Unie. Zowel het aandeel 'nascent' ondernemers als het aandeel ondernemers in jonge bedrijven ligt op het EUgemiddelde. Attitudes en percepties ten aanzien van ondernemerschap bieden goede uitgangspositie In Nederland beschouwt een naar verhouding hoog aandeel mensen de stap naar nieuw ondernemerschap als positief. In internationaal perspectief scoort Nederland op dit punt het hoogst van alle OESO- en EU-landen. De kansen om een nieuwe onderneming te starten worden in 2004 positiever ingeschat dan in 2003. Ook het aandeel personen dat aangeeft de komende jaren een bedrijf te willen starten is in 2004 gestegen. Het aandeel Nederlanders dat aangeeft dat angst voor mislukking hen ervan weerhoudt om een nieuw bedrijf op te richten laat een stijgende tendens zien sinds 2001, maar is wel lager dan het gemiddelde voor de OESO- en EU-landen. 5

Weinig stoppers Bedrijven in Nederland hebben goede kansen om te overleven. In Nederland heeft 1,2% van de steekproef in 2004 aangegeven de afgelopen 12 maanden gestopt te zijn met het eigen bedrijf. In 2003 bedroeg dit aandeel 1,6%. In vergelijking tot het gemiddelde voor OESO- en EU-landen is het aandeel stoppers in Nederland laag. 2 Structuurkenmerken nieuwe ondernemers Ondernemerschap naar economische kenmerken, regio en demografische kenmerken In dit rapport zijn de data zoals verzameld voor Nederland in de periode 2001-2004 'gepoold' om een uitsplitsing te kunnen maken naar economische, regionale en demografische kenmerken van nieuw ondernemerschap. Het blijkt dat 11% van de nieuwe ondernemers actief is in de primaire sector, 26% in de distributie en nijverheid, 31% in de zakelijke dienstverlening en 32% in consumentgerichte sectoren. In vergelijking met andere landen met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking zijn nieuwe ondernemers in Nederland minder actief in consumentgerichte sectoren. Met name mannen, jongeren en hoger opgeleiden verwachten groei van het aantal meewerkende personen in de onderneming Ongeveer een derde van de nieuwe ondernemers heeft geen meewerkende personen in de onderneming. Bijna 80% verwacht over vijf jaar meewerkende personen in het eigen bedrijf te hebben. Het zijn naar verhouding vaker mannen dan vrouwen die verwachten meewerkende personen te hebben. Ook jongeren hebben positievere verwachtingen ten aanzien van de groei van het aantal meewerkende personen dan ouderen, en hetzelfde geldt voor hoger opgeleiden in vergelijking met lager opgeleiden. 'Nascent' ondernemers, nieuwe ondernemers in stedelijke gebieden en hoger opgeleiden introduceren het vaakst een nieuwe productmarktcombinatie Gemiddeld introduceert 13% van de nieuwe ondernemers een nieuwe productmarktcombinatie. Het zijn vooral 'nascents' die aangeven zichzelf op dit punt als innovatief te zien. Ook nieuwe ondernemers in stedelijke gebieden en hoger opgeleiden geven naar verhouding vaak aan een nieuwe product-marktcombinatie te introduceren. Vooral hoger opgeleiden zeggen gebruik te maken van een nieuwe technologie Gemiddeld maakt 7% van de nieuwe ondernemers gebruik van een nieuwe technologie. Er zijn vrijwel geen verschillen tussen 'nascent' ondernemers en ondernemers in jonge bedrijven wat betreft het gebruik van een nieuwe technologie. Het zijn vooral hoger opgeleiden die aangeven gebruik te maken van een nieuwe technologie. Nieuwe ondernemers met name in het westen van het land Nieuwe ondernemers in Nederland zijn met name te vinden in het westen van het land en deze ondernemers beginnen het bedrijf naar verhouding vaak in de zakelijke dienstverlening. Zowel het aandeel 'nascents' als het aandeel ondernemers in jonge bedrijven ligt in deze regio boven het Nederlandse gemiddelde. Ondernemers in het westen van Nederland verwachten ook vaker een groei van het aantal meewerkende personen in de onderneming dan in de rest van Nederland. De mate van innovativiteit verschilt vrijwel niet tussen nieuwe ondernemers in het westen en in de rest van Nederland. Daarnaast lijken nieuwe ondernemers vooral geconcentreerd te zijn in gebieden die óf in zeer hoge mate verstedelijkt óf juist zeer landelijk zijn. Nieuwe ondernemers in verstedelijkte 6

gebieden starten het bedrijf relatief vaak in de zakelijke dienstverlening en consumentgerichte sectoren. Naarmate gebieden meer landelijk zijn stijgt de participatie van nieuwe ondernemers in de primaire sector. De verwachte groei van het aantal meewerkende personen in de onderneming is het grootst voor nieuwe ondernemers in verstedelijkte gebieden. Mannen twee keer zo vaak betrokken bij nieuw ondernemerschap als vrouwen Er zijn twee keer zoveel mannelijke als vrouwelijke nieuwe ondernemers in Nederland, een patroon dat ook in de meeste andere landen zichtbaar is. Dit geldt zowel voor 'nascent' ondernemers als voor ondernemers in jonge bedrijven. Mannen hebben ook positievere percepties dan vrouwen ten aanzien van het starten van een eigen bedrijf. Ze schatten bijvoorbeeld de eigen kennis en vaardigheden om een bedrijf te starten positiever in dan vrouwen. Mannen richten vaker een nieuwe onderneming op in de zakelijke dienstverlening en in de nijverheid en distributie, terwijl vrouwen naar verhouding vaak een bedrijf beginnen in consumentgerichte sectoren. Aantal nieuwe ondernemers bovengemiddeld in de categorie 25-44 jaar De nieuwe ondernemers bevinden zich vooral in de leeftijdscategorie 25-44 jaar en zijn ondervertegenwoordigd in de categorieën 18-24 jaar en in de categorie 55+. In vergelijking met andere landen met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking valt voor Nederland het relatief hoge aandeel nieuwe ondernemers in de leeftijd 35-44 jaar op. Voor de verschillende leeftijdsgroepen bestaan er weinig verschillen wat betreft de sectoren waarin ze actief zijn. Jongeren kennen vaker persoonlijk iemand die recent een bedrijf is gestart en zijn optimistischer over de perspectieven om een nieuw bedrijf op te richten dan ouderen. Hoger opgeleiden vaakst betrokken bij nieuw ondernemerschap Het zijn vooral hoger opgeleiden die betrokken zijn bij nieuwe ondernemerschapsactiviteiten in Nederland. Hoger opgeleiden hebben naar verhouding ook positievere percepties ten aanzien van het starten van een eigen bedrijf dan lager opgeleiden, en ze zijn naar verhouding vaak actief in de zakelijke dienstverlening en in consumentgerichte sectoren. 3 Motieven en ervaringen van 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven Wens om 'eigen' baas te zijn en uitdaging belangrijkste motieven voor nieuw ondernemerschap De belangrijkste motieven om een bedrijf op te zetten zijn de wens om 'eigen' baas te zijn en de uitdaging die het eigen bedrijf biedt. Nieuwe ondernemers in Nederland starten vooral een bedrijf omdat dit hun kansen biedt, ook wel aangeduid als 'opportunitybased' ondernemerschap, en niet zozeer uit noodzaak of gebrek aan alternatief. Ondernemers vinden het vooral van belang om een bedrijf alleen te kunnen runnen Degenen die geïdentificeerd zijn als 'nascent' ondernemer en ondernemer in een jong bedrijf in de GEM-enquête in 2002, 2003 en 2004 zijn opnieuw benaderd in een follow-up onderzoek. Voor degenen die hieraan meededen blijkt dat meer dan de helft van de 'nascents' al gestart is met het bedrijf en dat 15% nog steeds bezig is met de oprichting van de onderneming. Vrijwel alle jonge bedrijven (90%) in de follow-up geven aan nog actief te zijn met de onderneming. 7

Voor de 'nascents' is het opzetten van de eigen onderneming en voor de ondernemers in jonge bedrijven is het runnen van het bedrijf veelal meegevallen of zoals verwacht. Zowel 'nascents' als ondernemers in jonge bedrijven streven niet zozeer naar een zo groot mogelijk bedrijf, maar vinden het vooral van belang om een bedrijf in hun eentje te kunnen runnen. 8

Summary Introduction The Global Entrepreneurship Monitor (GEM) presents an annual assessment of the national level of so called early-stage entrepreneurial activity and the institutional conditions that it is subjected to in a large number of countries. A TEA (Total early-stage Entrepreneurial Activity) index was developed within the GEM framework to measure early-stage entrepreneurial acitivity. This index is a combination of nascent entrepreneurs (people that are currently involved in concrete activities to start up a new business) and owners of young businesses (people currently owning a business that is less than 42 months old). The Netherlands participated in the Global Entrepreneurship Monitor for the fourth time in 2004 and for that purpose 3.500 people took part in a telephone survey. This report provides a description of various aspects of early-stage entrepreneurship in the Netherlands. The following issues are addressed: 1 The level and development of early-stage entrepreneurship in the Netherlands, also viewed from an international perspective. 2 Structural characteristics of early-stage entrepreneurial activity in the Netherlands. 3 Motives and experience of nascent entrepreneurs and owners of young businesses. 1 Level and development of early-stage entrepreneurship Increase in early-stage entrepreneurship in the Netherlands in 2004 In 2004, after a decline in two successive years, the level of entrepreneurial activity in the Netherlands increased for the first time since 2001. In 2004 the TEA index for the Netherlands was 5.1 while the index had been 3.6 in 2003. The increase in the TEA index is mainly a consequence of the increase in the share of nascents. The rate of nascent entrepreneurs increased from 1.7 in 2003 to 3.0 in 2004. Early-stage entrepreneurship in the Netherlands now at EU-average From an international perspective the level of early-stage entrepreneurial activity in the Netherlands is low. As a comparison, the average TEA index for all countries that participate in GEM is 9.4 and the average for the OECD-countries is 6.8. New-Zealand, Australia, Iceland and the United States have the highest TEA rates of the OECDcountries. The average for the EU-countries is 5.1. The Netherlands now takes a position in the middle of the European Union as regards the level of early-stage entrepreneurship. Both the share of nascent entrepreneurs and the share of owners of young businesses are at EU-average. Attitudes to and perceptions of entrepreneurship provide a good base In the Netherlands a comparatively large number of people consider the step to set up a new enterprise to be positive. From an international perspective the Netherlands scores highest of all OECD- and all EU-countries. The opportunities to set up a new enterprise are regarded as more positive in 2004 compared to 2003. Also the number of people that indicate their intention to start their own enterprise increased in 2004. The number of Dutch people that state that fear of failure would prevent them from setting up a new business has increased constantly since 2001, but is lower than the average for the OECD- and EU-countries. 9

Few people shut down a business Businesses in the Netherlands have a good chance of survival. In 2004, 1.2% of the sample in the Netherlands indicated having shut down a business they had owned in the previous twelve months. In 2003 this share was 1.6%. The share of entrepreneurs that shuts down a business is low in comparison to the average for OECD- and EUcountries. 2 Structural characteristics of early-stage entrepreneurs Entrepreneurship divided into economic, regional and demographic characteristics In this report, the data as collected for the Netherlands in the period 2001-2004 are pooled in order to be able to make a division of early-stage entrepreneurship into economic, regional and demographic characteristics. It appears that 11% of the early-stage entrepreneurs are active in the extractive sector (agriculture, forestry, fishing, and mining), 26% in the transformation sector (construction, manufacturing, transportation, and wholesale distribution), 31% in business services and 32% in consumer oriented sectors. Early-stage entrepreneurs in the Netherlands are less active in consumer oriented sectors compared to other high income countries. Men, young people and more highly educated people in particular expect an increase in the number of assistant persons in the enterprise About one third of the early-stage entrepreneurs do not have any assistance but almost 80% expects to have assistant persons in their own enterprise five years from now. Proportionally, men more often expect to have assistant persons than women do. Also younger people have more positive expectations with respect to the growth of the number of assistant persons than older people and the same applies to more highly educated people than to those with a lower education. Nascent entrepreneurs, early-stage entrepreneurs in urban areas and more highly educated people most often introduce new productmarket combinations On average 13% of the early-stage entrepreneurs introduce new product-market combinations. Nascents, in particular, view themselves as innovative in this respect. In addition, early-stage entrepreneurs in urban areas and more highly educated people relatively often introduce new product-market combinations. More highly educated people, in particular say they are making use of new technologies On average 7% of the early-stage entrepreneurs have adopted new technologies. There are few differences between nascent entrepreneurs and owners of young businesses concerning the use of new technologies. The more highly educated entrepreneurs in particular indicate the use of new technologies. Early-stage entrepreneurs are especially active in the west of the Netherlands Early-stage entrepreneurs in the Netherlands are to be found mainly in the west of the country and these entrepreneurs start the enterprise comparatively often in the business services sector. Both the share of nascents as well as the share of owners of young businesses in this region is above the average for the Netherlands. Entrepreneurs in the west of the Netherlands also more often expect a growth in the number of assistant persons in the enterprise than is the case in the rest of the Netherlands. The level of in- 10

novation differs only slightly between early-stage entrepreneurs in the west and earlystage entrepreneurs in the rest of the Netherlands. Early-stage entrepreneurs are also particularly concentrated in areas that are, to a high extent, urban or on the contrary in areas that are very rural. Early-stage entrepreneurs in urban areas relatively often start their enterprise in business services or consumer oriented sectors. As areas become more rural, the participation of early-stage entrepreneurs in the extractive sector increases. The expected growth in the number of assistant persons in the enterprise is highest for early-stage entrepreneurs in urban areas. Men are twice as often involved in early-stage entrepreneurship than women There are twice as many male as female early-stage entrepreneurs in the Netherlands, a pattern that is also visible in most other countries. This holds for nascent entrepreneurs as well as for owners of young businesses. Men also have more positive perceptions about setting up their own enterprise than women. For example, they assess their own know-how and skills required to set up a business more positively than women do. Men more often start a new enterprise in the business services sector or in the transformation sector, while women relatively often set up an enterprise in consumer oriented sectors. Number of early-stage entrepreneurs is above average in the age group 25-44 years old Early-stage entrepreneurs are to be found mainly in the age bracket 25-44 and are underrepresented in the 18-24 years and 55+ age groups. In comparison to other high income countries the high share of early-stage entrepreneurs in the age group of 35-44 years old is striking for the Netherlands. There are almost no differences between the various age groups with respect to the sectors in which they are involved. Young people are more often personally acquainted with someone that recently started an enterprise and are more optimistic about the opportunities for setting up an enterprise than older people. More highly educated persons are most often involved in early-stage entrepreneurship More highly educated people form a majority of those involved in early-stage entrepreneurial activity in the Netherlands. They also have a more positive perception of setting up their own firm compared to people with a more limited education and are comparatively often active in business services and consumer oriented sectors. 3 Motives and experience of nascents and owners of young businesses Desire to be their own boss and meeting a challenge are the dominant motives for early-stage entrepreneurship The most important motives for setting up a firm are the desire to be your own boss and to meet the challenge that owning your own firm offers. Early-stage entrepreneurs in the Netherlands start their own firms mainly because this provides them with opportunities, also defined as opportunity-based entrepreneurship, and not so much out of necessity or the lack of an alternative. 11

Entrepreneurs find it especially important to be able to run a business themselves Those persons identified as nascent entrepreneurs or as owners of a young firm in the GEM-survey of 2002, 2003 and 2004 were once more approached in a follow-up survey. For those that participated in this survey it appears that more than half of the nascent entrepreneurs had already started their enterprise and that 15% is still actively involved in setting up the enterprise. Almost all the owners of young firms (90%) indicate in the follow-up that their business is still running. For the nascents the setting up of the enterprise and for the owners of young businesses the running of the enterprise has mostly turned out better than expected or as expected. Both nascents and owners of young businesses do not so much aspire to have an enterprise that is as large as possible, but find the fact that they run their business alone of great importance. 12

1 Inleiding Dit rapport geeft een beeld van de mate van 'nieuw ondernemerschap' in Nederland mede bezien vanuit internationaal perspectief, zoals gemeten en geanalyseerd in het kader van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM). De Global Entrepreneurship Monitor is ontstaan als een gezamenlijk initiatief van Babson College en de London Business School. In 1999 is het project gestart met tien deelnemende landen. EIM neemt sinds 2001 het Nederlandse gedeelte voor zijn rekening. In 2004 waren 34 landen betrokken bij de Global Entrepreneurship Monitor. Nederland heeft nu voor de vierde keer geparticipeerd in de Global Entrepreneurship Monitor. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een internationaal consortium, aangestuurd door de London Business School en Babson College. Door middel van de Global Entrepreneurship Monitor is een goede internationale vergelijking mogelijk van de mate en ontwikkeling van nieuw ondernemerschap en van het ondernemersklimaat voor bedrijfsoprichtingen en jonge bedrijven. Nieuw ondernemerschap houdt in dat men, alleen of met anderen, betrokken is bij activiteiten om een eigen bedrijf op te zetten (het zogenaamde 'nascent entrepreneurship'), dan wel dat men ondernemer is in een jong bedrijf. De index voor de mate van nieuw ondernemerschap per land wordt berekend als het percentage van mensen die dergelijke activiteiten ondernemen ten opzichte van de bevolking tussen de 18 en 64 jaar. De belangrijkste doelen van de Global Entrepreneurship Monitor bestaan uit: het meten van verschillen in de mate van nieuwe-ondernemerschapsactiviteiten tussen landen; het identificeren van factoren die bijdragen aan een adequaat niveau van ondernemerschap; het doen van beleidsvoorstellen die bij kunnen dragen aan het stimuleren van ondernemerschapsactiviteiten op nationaal niveau. Elk jaar wordt er in het kader van de Global Entrepreneurship Monitor een wereldwijd rapport gepubliceerd. Ook ontwikkelen de meeste nationale teams een eigen nationaal rapport. De wereldwijde rapporten en alle nationale rapporten zijn te downloaden via de website www.gemconsortium.org. 1 Het voorliggende rapport is geschreven vanuit Nederlands perspectief en geeft een beschrijving van diverse aspecten van nieuw ondernemerschap in Nederland. Hierbij wordt ingegaan op de volgende onderwerpen: Het niveau en de ontwikkelingen van de mate van nieuw ondernemerschap in Nederland, mede bezien in internationaal perspectief. Structuurkenmerken van nieuw ondernemerschap in Nederland. Motieven en ervaringen van 'nascent' ondernemers en ondernemers in jonge bedrijven. 1 Op de website www.eim.net zijn Nederlandse nationale rapporten te vinden, evenals GEM-data. 13

1.1 Deelnemende landen In 2004 hebben 34 landen deelgenomen aan de Global Entrepreneurship Monitor. Het gaat om 22 OESO-landen, 16 EU-landen (waarvan er 15 ook OESO-lid zijn) en 11 landen die geen lid zijn van de OESO en/of de EU. OESO-landen in GEM 2004: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, IJsland, Zweden. EU-landen in GEM 2004: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Slovenië (geen OESO-lid), Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden. Overige landen in GEM 2004: Argentinië, Brazilië, Ecuador, Hong Kong, Israël, Jordanië, Kroatië, Peru, Singapore, Uganda, Zuid-Afrika. 1.2 Methode In dit rapport wordt in hoofdzaak gebruik gemaakt van de volgende data: 1 Representatieve bevolkingssurveys in de deelnemende landen 2 Gepoolde data 2001-2004 over nieuwe ondernemers in Nederland 3 Follow-up onderzoek onder 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven. Ad 1) Representatieve bevolkingssurveys in de deelnemende landen De dataverzameling voor GEM bestaat onder meer uit jaarlijkse representatieve bevolkingssurveys onder de volwassen bevolking (18-64 jaar oud) in elk van de deelnemende landen. Hiertoe worden in elk land ten minste 2.000 volwassenen telefonisch ondervraagd. De vragen die zij voorgelegd krijgen hebben deels te maken met onderwerpen die gerelateerd zijn aan deelname aan ondernemerschapsactiviteiten. Daarnaast worden er ook vragen gesteld over attitudes en percepties ten aanzien van ondernemerschap. In Nederland zijn in juni 2004 3.500 volwassenen ondervraagd in een telefonische enquête. Om een representatieve dataset te verkrijgen zijn de data herwogen op basis van de daadwerkelijke verdeling van de Nederlandse bevolking naar sekse en leeftijdscategorieën. Ad 2) Gepoolde data 2001-2004 over nieuwe ondernemers in Nederland Om meer inzicht te krijgen in structuurkenmerken van nieuwe ondernemers in Nederland zijn de data over nieuwe ondernemers voor Nederland zoals verzameld in de telefonische bevolkingssurveys van 2001, 2002, 2003 en 2004 gepoold. Deze gepoolde data zijn vervolgens herwogen naar sekse en leeftijd zodat een representatieve dataset verkregen is. Ad 3) Follow-up onderzoek onder 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven In maart 2004 is een follow-up onderzoek gehouden onder degenen die als 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven waren geïdentificeerd in de bevolkingssurveys van 2002 en 2003. Degenen die als 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven waren onderscheiden in de survey van juni 2004 zijn in november 2004 opnieuw benaderd voor een follow-up. Een nadere toelichting op de methodologie is te vinden in Bijlage I van dit rapport. 14

1.3 Leeswijzer De voorliggende rapportage geeft een beeld van diverse aspecten van nieuw ondernemerschap in Nederland. Hoofdstuk 2 gaat in op het niveau en de ontwikkeling van nieuw ondernemerschap in 2004 mede bezien vanuit een internationaal perspectief. Hoofdstuk 3 bevat een nadere uitsplitsing van structuurkenmerken van de mate van nieuw ondernemerschap, 'nascent entrepreneurship', en ondernemerschap in jonge bedrijven in Nederland. Hierbij komen economische kenmerken, regionale patronen en demografische kenmerken (sekse, leeftijd en opleiding) aan bod, gebaseerd op de 'gepoolde' GEM-data over de jaren 2001 tot en met 2004. In hoofdstuk 4 wordt, tot slot, nader aandacht besteed aan motieven van 'nascents' en ondernemers in jonge bedrijven voor het opstarten van een eigen bedrijf en aan hun ervaringen met het opzetten en runnen van een onderneming. 15

2 Niveau en ontwikkeling van nieuw ondernemerschap in Nederland in 2004 in internationaal perspectief 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op het niveau en de ontwikkeling van nieuw ondernemerschap in Nederland in 2004, mede bezien ten opzichte van voorgaande jaren en andere landen die deelnemen aan GEM. Hierbij komt allereerst de index voor nieuw ondernemerschap aan bod. Deze gecombineerde index is speciaal door GEM ontwikkeld om de mate van nieuw ondernemerschap in een land te meten. Vervolgens zal ingegaan worden op attitudes, percepties en intenties ten aanzien van ondernemerschap. Daarna volgt er een verdieping waarbij apart aandacht besteed zal worden aan 'nascent' ondernemerschap en aan ondernemers in jonge bedrijven. Tot slot wordt aandacht besteed aan bedrijfsbeëindiging en bedrijfsopvolging. 2.2 Index voor de mate van nieuw ondernemerschap Met behulp van de GEM-gegevens is het mogelijk om de mate van nieuw ondernemerschap in een land te meten. Dit gebeurt in alle deelnemende landen op een geharmoniseerde manier, zodat het mogelijk is om landen met elkaar te vergelijken. Voor dit doel is de zogenaamde TEA (Total early-stage Entrepreneurial Activity) index ontwikkeld. De TEA-index wordt samengesteld op basis van jaarlijkse bevolkingssurveys die in de deelnemende landen worden gehouden. De index geeft een schatting van het aandeel mensen in de volwassen bevolking dat betrokken is bij het oprichten of managen van een eigen nieuwe onderneming. Het kan daarbij ook gaan om activiteiten als freelancer of 'zelfstandige zonder personeel'. Meer specifiek bestaat de TEA-index uit een combinatie van het identificeren van: 'nascent' ondernemers: mensen die momenteel actief bezig zijn met het opzetten van een eigen onderneming ondernemers in jonge bedrijven: mensen die momenteel een eigen bedrijf hebben dat minder dan 42 maanden oud is. De TEA-index betreft het aantal individuen dat actief is in ondernemerschap in de twee hierboven genoemde categorieën, per 100 ingezetenen in de leeftijdscategorie 18-64 jaar. In figuur 1 wordt de TEA als onderdeel van de 'levenscyclus' van bedrijfsoprichtingen getoond. Van de volwassen bevolking kan slechts een deel aangemerkt worden als potentiële ondernemers. Van deze potentiële ondernemers zal weer een fractie daadwerkelijk bezig zijn met het opstarten van een bedrijf. Dit zijn de 'nascent' ondernemers. Wanneer de pogingen om een bedrijf te starten succesvol zijn, wordt men ondernemer in een jong bedrijf. In het GEM-project wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen ondernemers in jonge bedrijven (tot 42 maanden oud) en ondernemers in gevestigde bedrijven (meer dan 42 maanden oud). 17

figuur 1 Total early-stage Entrepreneurial Activity (TEA) als onderdeel van de levenscyclus van bedrijfsoprichtingen Bron: EIM/GEM. TEA-index voor Nederland dit jaar voor het eerst weer gestegen Na een daling van twee jaar is de ondernemerschapsactiviteit in Nederland, zoals uitgedrukt in de TEA-index, in 2004 voor het eerst weer gestegen. De index voor Nederland is 5,1 in 2004, hetgeen gelijk is aan de gemiddelde waarde voor de deelnemende EUlanden (zie tabel 1). tabel 1 Ontwikkeling Total early-stage Entrepreneurial Activity (TEA) index Nederland en EU, 2001-2004 Jaar Nederland EU 2001 6,4 7,9 2002 4,6 5,1 2003 3,6 5,1 2004 5,1 5,1 Bron: EIM/GEM. Nederland deed in 2001 voor het eerst mee met GEM. In 2002 en 2003 daalde de TEAindex twee jaren achtereenvolgens van 6,4 in 2001 tot 3,6 in 2003. Deze daling hangt hoogstwaarschijnlijk samen met de economische neergang in deze jaren. De conjunctuur heeft namelijk veelal direct invloed op het aantal starters (Bangma et al. 2003). In 2004 is de mate van nieuw ondernemerschap in Nederland weer toegenomen, wat een weerspiegeling vormt van het (trage) economische herstel. Dit biedt immers omzetkansen voor nieuwe ondernemers. Er zijn meer landen die na 2001 te maken hebben gehad met een daling van de TEAindex en waarbij zich nu weer een groei heeft voorgedaan, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, Italië, Nieuw-Zeeland, Singapore, Canada en Finland. Daarentegen zijn er ook landen die in 2004 kampen met een daling ten opzichte van 2003, zoals Ierland, Denemarken en Spanje. Vergeleken met andere landen is de stijging van de TEA-index in Nederland (+42%) behoorlijk te noemen. De gemiddelde TEA-index voor EU-landen is in 2004 bijvoorbeeld gelijk gebleven ten opzichte van 2003 (in beide jaren 5,1; zie tabel 1). Een aantal andere landen had te maken met een vergelijkbare stijging van de TEA-index als in Nederland, zoals Italië (+35%) en Finland (+40%). In Frankrijk (+131%) was de relatieve stijging van de TEA-index verreweg het grootst. De stijging van de TEA-index in Frankrijk is vooral het gevolg van een sterke toename van het aandeel 'nascent' ondernemers. 18

Ondernemerschapsactiviteiten in 2004 in internationaal perspectief De TEA-indices voor 2004 van alle 34 landen die aan GEM deelnemen zijn te vinden in figuur 2. De verticale balken die verbonden zijn aan de TEA-waarden per land geven aan hoe precies de schatting voor dat land is. De balken geven met 95% betrouwbaarheid weer binnen welke bandbreedte de werkelijke TEA-index (dus als de gehele bevolking van een land ondervraagd zou zijn) zich bevindt. figuur 2 Total early-stage Entrepreneurial Activity (TEA) indices per land, 2004 45,00 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 - Japan Slovenië Hong Kong België Zweden Kroatië Portugal Hongarije Italië Finland Duitsland NEDERLAND Spanje Denemarken Zuid-Afrika Singapore Griekenland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Israël Noorwegen Ierland Polen Canada Verenigde Staten Argentinië Australië Brazilië IJsland Nieuw-Zeeland Jordanië Ecuador Uganda Peru GEMIDDELDE Bron: EIM/GEM (2004). De verticale 'balken' vertegenwoordigen het 95% betrouwbaarheidsinterval. Het gemiddelde van de TEA-index voor alle landen die deelnemen aan GEM in 2004 bedraagt 9,4. Nederland scoort met 5,1 dus ruim onder dit gemiddelde. Evenals in andere jaren geldt dat de ondernemerschapsactiviteit in Nederland relatief laag is. Het blijkt dat juist de minder ontwikkelde landen hoge scores hebben, zoals Peru (40,3), Uganda (31,6) en Ecuador (27,2). Dit zijn landen met het laagste niveau van BNP per hoofd van de bevolking van de deelnemende GEM-landen. In ontwikkelingslanden is de sectorstructuur meer georiënteerd op kleinschalige landbouw, detailhandel en ambacht. Daarnaast is er in deze landen vaak eerder noodzaak tot het starten van een eigen bedrijf en zijn er vaak minder alternatieven voor zelfstandig ondernemerschap. Echter, in sommige van de meest ontwikkelde landen, zoals de VS, is de TEA-index ook aanzienlijk hoger dan in Nederland. Er lijkt sprake te zijn van een U-vormige relatie tussen de mate van (nieuw) ondernemerschap en het nationaal inkomen per hoofd (zie figuur 3) (Carree et al., 2002; Acs et al., 2005). In landen met een laag inkomensniveau zijn er vaak relatief veel ondernemers zoals hierboven toegelicht. Wanneer een land zich economisch verder ontwikkelt, 19

betekent dit vaak dat er eerst sprake is van een daling van het niveau van ondernemerschap. Hier zijn verschillende mogelijke verklaringen voor, bijvoorbeeld de overgang van een agrarische naar een meer industriële economie. Wanneer een land een nog hoger niveau van ontwikkeling doormaakt is er vaak weer sprake van een stijgend aantal ondernemers, bijvoorbeeld doordat de dienstensector groeit in omvang terwijl de industriële sector kleiner wordt, en doordat er meer ruimte komt voor kennisintensieve nieuwe bedrijven. Vanwege het globaal vergelijkbare economische ontwikkelingsniveau is het met name relevant om Nederland te vergelijken met andere OESO-landen en EUlanden. In het vervolg van deze rapportage zal dit zo veel mogelijk gebeuren. figuur 3 Total early-stage Entrepreneurial Activity (TEA) naar economische ontwikkeling en passende parabolische trend per land*, 2004 45 40 PE 35 30 UG 25 EC 20 JO 15 BR AR NZ AU IS 10 5 0 SA HR PL HU IL GR PT SI SG HK ES CA IT FR DE BE US UK NL FI SE JP IE DK NO 0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000 45.000 50.000 55.000 BNP per hoofd van de bevolking, 2004, US$ * AR=Argentinië, AU=Australië, BE=België, BR=Brazilië, CA=Canada, DE=Duitsland, DK=Denemarken, EC=Ecuador, ES=Spanje, FI=Finland, FR=Frankrijk, GR=Griekenland, HK=Hongkong, HR=Kroatië, HU=Hongarije, IE=Ierland, IL=Israël, IS=IJsland, IT=Italië, JO=Jordanië, JP=Japan NL=Nederland, NO=Noorwegen, NZ=Nieuw-Zeeland, PL=Polen, PT=Portugal, PE=Peru, SA=Zuid-Afrika, SE=Zweden, SG=Singapore, SI=Slovenië, UG=Uganda, UK=Verenigd Koninkrijk, US=Verenigde Staten. Bron: GEM (2004). De TEA-indices van de OESO-landen die in 2004 deelnamen aan GEM zijn weergegeven in figuur 4. Het gemiddelde van de TEA-index voor alle OESO-landen die deelnemen aan GEM is in 2004 6,8. Nederland scoort met een TEA-index van 5,1 onder het OESOgemiddelde. Vergeleken met andere OESO-landen valt de lage index voor Japan op. Nieuw-Zeeland, IJsland, Australië, en daarna de VS, hebben de hoogste TEA-indices. 20