Onteigening in de gemeente Swalmen

Vergelijkbare documenten
Onteigening in de gemeente Venlo (Tegelen)

Aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Beesel

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onteigening in de gemeente Utrecht

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Valburg, Elst en Bemmel

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Echt-Susteren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Amersfoort

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Rotterdam, Berkel en Rodenrijs en Pijnacker

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Haelen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Venlo VROM

Onteigening in de gemeente Lopik VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Rijnwoude en Leiderdorp

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Echt-Susteren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel. Relatie met programmabegroting en/of Mijlpalen van Meierijstad Mijlpalen van Meierijstad, Hoofdstuk 3 Economie.

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Lelystad en Dronten

Onteigening in de gemeenten Bergschenhoek, Bleiswijk en Zoetermeer

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

Onteigening in de gemeenten Jacobswoude en Alkemade

Wijziging van de onteigeningswet

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Grondverwerving; een introductie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigeningswet Wet voorkeursrecht gemeenten

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Onteigening in de gemeente Lingewaard

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Genealogie van Reinier NOLDUS

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Procedures tegen nieuwe 380 kv-hoogspanningsverbindingen van TenneT

Onteigening in de gemeente Bunschoten

Onteigening in de gemeenten Echt-Susteren, Maasbracht, Ambt Montfort en Roermond

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Onteigening in de gemeenten Wassenaar, Den Haag en Leidschendam

Onteigening in de gemeente Groesbeek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Haarlemmermeer VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Apeldoorn

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Uden en Bernheze VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel. J.A.E. Landwehr 28 mei april De raad wordt voorgesteld te besluiten:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN ONTEIGENINGSPLAN HARNASCHPOLDER ZUID VERZOEKENDE INSTANTIE: BEDRIJVENSCHAP HARNASCHPOLDER

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Nederlek VW

Onteigening in de gemeente West Maas en Waal VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

STAATSCOURANT BEKENDMAKING VERVALLEN VOORKEURSRECHT PLANGEBIED BRANDEVOORT II. Nr oktober 2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Genealogie van Francis Philip AQUINA. Uitgezocht door: Pijper Lucien, Rijksweg 52, 5941 AE Velden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Onteigening in de gemeenten Alkmaar, Schermer en Heerhugowaard

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Leeuwarden VROM

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie:

VW Onteigening in de gemeente Omlegging spoorlijn Besluit van 8 januari 2002, nr. 02.000134 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Hoofdingenieur- Directeur van de Rijkswaterstaat in de Directie Limburg, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, van 18 april 2001, kenmerk DLB2001/8009, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de gedeeltelijke verlegging van de spoorlijn Roermond-Venlo tussen de spoorkilometers 150.6 en 152.5, met bijkomende werken, in de gemeente. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorge-dragen bij brief van 26 november 2001, nr. HKW/R 2001/10929, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van 6 juni 2001 tot en met 9 juli 2001 op de secretarie van de gemeente ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 5 juni 2001, nr. 105, en in het Dagblad De Limburger van 5 juni 2001. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente op 5 juli 2001. In vorengenoemde kennisgevingen zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben hun zienswijze naar voren gebracht. 1. Mevrouw M.H. Heijnen-Friessen, eigenaresse van de onroerende zaken met de grondplannummers 41 en 45. 2. De heer J.G.T.G. Hodselmans, sinds 15 maart 2001 gedeeltelijk eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 54. 3. De heer L. van Melick, gedeeltelijk eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 43. 4. De heer M.M. Stemkens en mevrouw P.J. Stemkens-Wilms, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 38 en 40. 5. Mr. A.H.J. van den Biesen namens de Vereniging Das & Boom, de Vereniging Milieudefensie en de Milieu- en Heemkundevereniging, eigenaren van de onroerende zaak met het grondplannummer 26. Overwegingen Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg van spoorwegwerken. Reclamante sub 1. Naar de mening van reclamante is het opstarten van een onteigeningsprocedure momenteel niet opportuun en kan evenmin een koninklijk besluit tot stand worden gebracht, omdat over de aanleg van rijksweg 73 aan de oostzijde van de Maas nog door diverse instanties wordt geprocedeerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet het tracébesluit nog toetsen en het is voordien niet duidelijk of deze gronden nodig zijn voor het doel waartoe nu de onteigening in gang wordt gezet. Met betrekking tot het kunnen starten van de administratieve onteigeningsprocedure geldt het vereiste dat een aanvang is genomen met de planologische inpassing van het project. Hierbij geldt dat een anticipatieprocedure als bedoeld in de artikelen 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel een bestemmingsplanprocedure op grond van deze wet moet zijn gestart. Hierbij geldt bovendien, dat belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben tot het naar voren brengen van zienswijzen in een planologische procedure voorafgaand aan of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de onteigening. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent onder Overige overwegingen wordt overwogen. Overigens kan nog worden opgemerkt, dat de uitvoering eerst kan aanvangen nadat de benodigde planologische procedures zijn doorlopen en de benodigde vergunningen en ontheffingen zijn verleend. Reclamant sub 2. Reclamant geeft aan niet precies te weten waar de grens van het gebied ligt dat hij straks mogelijk kwijtraakt. Hij wil deze grenzen graag precies weten voor oktober 2001. De verzoeker om onteigening heeft toegezegd om de exacte onteigeningsgrenzen in het terrein voor oktober 2001 uit te zetten. Inmiddels zijn deze grenzen uitgezet. Voorts deelt reclamant sub 2 mede, dat zijn buurman op 29 en 30 mei 2001 brieven heeft gekregen terwijl hij deze nooit heeft ontvangen. van reclamant wordt het volgende opgemerkt. De start van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure met de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden is overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 5 juni 2001, nr. 105, en in het Dagblad De Limburger van 5 juni 2001. Voorts hebben deze bescheiden overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter inzage gelegen. De door reclamant bedoelde brieven betreffen persoonlijke aanschrijvingen die door de verzoeker om onteigening als aanvulling op voornoemde aankondiging aan de betrokken eigenaren afzonderlijk voorafgaand aan de administratieve Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 1

onteigeningsprocedure zijn toegezonden. Reclamant heeft deze persoonlijke aanschrijvingen niet ontvangen, omdat deze zijn verstuurd naar de betrokken eigenaren die bij het kadaster bekend waren op 23 januari 2001 (peildatum). Reclamant is nadien sedert 15 maart 2001 gedeeltelijk eigenaar van de betrokken onroerende zaak. Tot slot vraagt reclamant sub 2 zich af, of de voormalige eigenaren de betrokken gronden voor hetzelfde bedrag kunnen terugkopen indien rijksweg 73 niet op de oostzijde van de Maas aangelegd wordt. Ingevolge artikel 61 van de onteigeningswet geldt, dat indien, tengevolge van oorzaken, welke de onteigenende partij in staat was uit de weg te ruimen, met het werk waartoe werd onteigend, niet binnen drie jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft verkregen, een aanvang is gemaakt, of de arbeid meer dan drie jaren mocht zijn gestaakt, of indien uit andere omstandigheden is aan te tonen, dat het werk blijkbaar niet tot stand zal worden gebracht, kan de onteigende partij, te harer keuze, hetzij bij de rechter het afgestane terugvorderen in de toestand, waarin het zich alsdan bevindt, onder gehoudenheid om, in evenredigheid tot de terugontvangen waarde, de schadeloosstelling terug te geven hetzij een vordering indienen tot uitkering van een door de rechter naar billijkheid te bepalen schadeloosstelling boven de reeds genotene. Reclamant sub 3. Reclamant vraagt of het denkbaar is, dat de onteigening ten behoeve van de spoorlijn toch gewoon doorgaat indien rijksweg 73 niet aan de oostzijde van de Maas wordt aangelegd. In dit verband vraagt hij, of er ook een dringende wens van de Nederlandse Spoorwegen zelf bestaat om de onderhavige spoorlijn te verleggen. Met betrekking tot de zienswijze van reclamant wordt het volgende opgemerkt. Als bedoelde rijksweg aan de westzijde van de Maas wordt aangelegd, dan bestaat er geen noodzaak meer om het onderhavige plan van het werk uit te voeren en gronden hiertoe te onteigenen. Het onderhavige plan van het werk houdt direct verband met de voorziene ligging van rijksweg 73 aan de oostzijde van de Maas in onder meer de gemeente, waartoe geen eigenstandige behoefte bij de Nederlandsche Spoorwegen NV. bestaat. Voorts vindt reclamant sub 3 het teleurstellend, dat hij niet heeft kunnen kennisnemen van het taxatierapport van zijn betrokken onroerende zaken. De taxatie heeft reeds twee jaar geleden in opdracht van de verzoeker om onteigening plaats gevonden. Reclamant geeft aan, dat hij hierdoor niet kan beoordelen of onderhandelingen met hem in voldoende mate zijn gevoerd. Hij betwijfelt of een basis aanwezig is voor het starten van een onteigeningsprocedure. In dit verband deelt reclamant sub 3 mede, dat hij evenmin een nadere onderbouwing van de aangeboden schadeloosstelling heeft ontvangen. Reclamant heeft eind vorig jaar een brief naar de verzoeker om onteigening gestuurd over een meningsverschil hieromtrent, waarop hij geen reactie heeft ontvangen. Reclamant geeft aan, dat hij nu twee waarderingen voor de betrokken onroerende zaken kent, te weten dat van zijn eigen taxateur en het mondeling overgelegde bod van de verzoeker om onteigening. Hierover merkt hij op, dat het voorgaande heeft geresulteerd in een situatie waarin de verzoeker om onteigening op de hoogte is van zijn taxatie en waardering van de betrokken onroerende zaken, terwijl hijzelf niet op de hoogte is van de taxatie met bijbehorende onderbouwing van de verzoeker om onteigening, dan wel een andere onderbouwing van het aangebodene. Vooreerst merken Wij op, dat de onteigening moet worden gezien als een ultimum remedium, waarbij de eis geldt dat ten opzichte van de burger eerst naar dit middel (het starten van de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet in de gewenste vorm overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij geldt, dat in de procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet in het algemeen genoegzaam aan deze eis is voldaan, indien voor de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, de administratieve procedure kan worden ingezet. Daarbij is het wenselijk doch niet noodzakelijk, dat ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden reeds een formeel bod is uitgebracht. Voldoende is, dat sprake is geweest van een redelijke doch vruchteloos gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. In dat verband kan ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht genoegzaam komen vast te staan dat de verwerving langs minnelijke weg vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Met betrekking tot de zienswijzen van reclamant wordt voorts in algemene zin het volgende opgemerkt. Indien een door de verzoeker om onteigening in het minnelijk overleg tussen partijen uitbracht bod desgevraagd uitleg behoeft, is de verzoeker om onteigening gehouden een nadere uiteenzetting te geven van dat bod. Met betrekking tot het tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbende reeds gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. De verzoeker om onteigening heeft een bod uitgebracht op de van reclamant benodigde gronden. Vervolgens is dit bod in het minnelijk overleg op 29 juni 2000 en 2 november 2000 aan de orde gekomen en nadien bij brief van 28 november 2000 bevestigd. Omdat overeenstemming over minnelijke verwerving van de gronden uitbleef, is op 11 december 2000 in aanwezigheid van de taxatiecommissie nader overleg gevoerd over de uitgangspunten van de taxatie zoals deze door de verzoeker om onteigening wordt gehanteerd. Tussen beide partijen bestaat een verschil over de hoogte van de schadeloosstelling. In recent overleg tussen beide partijen op 23 augustus 2001 is hierover zonder resultaat gesproken. Reclamant heeft in een telefonische gesprek op 16 oktober 2001 te kennen gegeven voorlopig geen behoefte te hebben aan verdere gesprekken in verband met een stagnerende vergunningverlening. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat echter in het kader van onderhavige admini- Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 2

stratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, danwel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamanten sub 4. Reclamanten delen mee, dat zij een koopovereenkomst voorgelegd hebben gekregen waarmee zij het inhoudelijk in principe eens zijn onder de voorwaarde dat artikel 15 (-verondersteld- schone bodem, risico), paragraaf 3, van deze overeenkomst gewijzigd wordt. In dit verband stellen zij voor om dit artikel te laten vervallen, omdat de conclusie van het in dit kader op 28 juli 1999 uitgevoerde verkennende bodemonderzoek (rapportnummer 119stemk.rap) luidt: De locaties worden derhalve beschouwd als onverdacht. van reclamanten wordt opgemerkt, dat de verzoeker om onteigening bedoelde bepaling uit de koopovereenkomst zal verwijderen. Reclamanten sub 5. Reclamanten brengen naar voren, dat de aantasting van het eigendomsrecht van belanghebbenden, zonder dat de hier bedoelde belangen op adequate wijze door een rechter zijn beoordeeld, hoe dan ook in strijd is met het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag van de rechten van de Mens en met het bijbehorende Protocol I. van reclamanten wordt het volgende opgemerkt. Het koninklijk besluit tot aanwijzing ter onteigening van onroerende zaken kan desgevraagd door de rechter in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan een toetsing worden onderworpen. Reclamanten sub 5 stellen voorts vast, dat de in het geding zijnde onteigeningsprocedure volledig voortijdig in gang wordt gezet, omdat over de definitieve ligging van rijksweg 73- Zuid nog een rechterlijk oordeel moet worden gegeven. van reclamanten wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent ten aanzien van reclamante sub 1 wordt overwogen. Vervolgens geven reclamanten sub 5 aan, dat ook bij het nemen van een besluit in het kader van deze onteigeningsprocedure onderzocht dient te worden of een dergelijk besluit zich in alle opzichten wel of niet verdraagt met terzake geldende nationale, Europese en internationale regelingen. Enig onderzoek hieromtrent is tot nu toe evenwel achterwege gebleven en alleen al om die reden kan aldus geen rechtsgeldig onteigeningsbesluit tot stand worden gebracht. Immers, reclamanten stellen dat de ter inzage gelegde onteigeningsbescheiden zich niet verdragen met wettelijke en Europese regelingen, die tot stand zijn gebracht met het oog op bescherming van, kort gezegd, belangrijke natuurwaarden. Voorts zijn deze bescheiden, zo wordt opgemerkt, zonder twijfel in strijd met de belangen die onder andere de Habitatrichtlijn beoogt te beschermen. van reclamanten wordt het volgende opgemerkt. De Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet en het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) vormen het relevante kader op het gebied van natuurbescherming. Voorzover de zienswijze van reclamanten ziet op de bescherming van natuurwaarden in relatie tot de noodzaak van het werk en de keuze tussen bestaande alternatieven wordt overwogen dat zij in hoofdzaak planologisch van aard is en dientengevolge in de procedures op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan bod dient te komen. Verwezen kan worden naar hetgeen hieromtrent onder Overige overwegingen wordt overwogen. Voorts wordt opgemerkt, dat in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken kunnen worden gedaan over de Habitat-richtlijn en de Natuurbeschermingswet. De verzoeker om onteigening heeft aangegeven, dat rijksweg 73-Zuid niet raakt aan speciale beschermingsgebieden als bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet en ook niet leidt tot verstoring van dat soort gebieden. Wel is rijksweg 73-Zuid op sommige plaatsen gelegen in, dan wel in de nabijheid van verschillende gebieden als bedoeld in het Stuctuurschema Groene Ruimte. Rijksweg 73-zuid leidt tot verstoring van beschermde dier- en plantsoorten. Voor deze verstoring is op grond van de Natuurbeschermingswet een ontheffing aangevraagd. Deze ontheffing is door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verleend. In het natuurcompensatieplan is uitgebreid ingegaan op maatregelen die zullen worden genomen ter vermijding, mitigatie dan wel compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden door de aanleg van Rijksweg 73- Zuid. Voorts geven reclamanten sub 5 aan, dat uitvoering van het onderhavige werk ertoe leidt dat de groei van woningbouw en industrieterreinen in een stroomversnelling komt. Dit heeft tot gevolg, dat de planologische druk in het gebied sterk toeneemt en aanwezige natuurwaarden die niet direct door de weg worden geraakt alsnog zullen worden aangetast. In het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure kunnen geen zelfstandige uitspraken gedaan worden over de eventuele aan de aanleg of reconstructie van het ter visie gelegde werk te relateren ontwikkelingen op het gebied van woningbouw en industrieterreinen. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent onder Overige overwegingen wordt overwogen. Tot slot brengen reclamanten sub 5 naar voren, dat de aanleg van rijksweg 73-Zuid tevens de samenhang en uitwisseling belemmert binnen de gemeentegrenzen tussen het oostelijk gebied en het westelijk gebied. van reclamanten wordt opgemerkt, dat de aanleg van rijksweg 73-Zuid geen onderdeel uitmaakt van de Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 3

onderhavige plannen van het werk en van onteigening. Dientengevolge kunnen zienswijzen hieromtrent in het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet aan de orde komen. Met betrekking tot het onderhavige plan van het werk wordt het volgende opgemerkt. Zoals in de ter inzage gelegde zakelijke beschrijving wordt vermeld, zal slechts de spoorwegkruising Middelhoven vervallen. Deze blijft alleen als calamiteitenovergang gehandhaafd. De overige doorsneden verbindingen worden (in gewijzigde vorm) hersteld. De barrièrewerking voor de verschillende diersoorten wordt geminimaliseerd, bijvoorbeeld door de aanleg van dassentunnels en duikers onder het werk. Overige overwegingen De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente wordt gevormd door het bestemmingsplan Rijksweg 73-Zuid. Dit bestemmingsplan is op 22 maart 2001 door de raad van de gemeente vastgesteld. Voorts is dit plan door gedeputeerde staten van Limburg bij besluit van 13 november 2001, nr. 2001/49956, goedgekeurd. De verlegging van de spoorlijn Roermond-Venlo dient plaats te vinden om ruimte te maken voor de aanleg van rijksweg 73-Zuid in de gemeente. De legitimatie voor rijksweg 73-Zuid is gelegen in het Structuurschema Verkeer en Vervoer II. Vanwege de toenemende problemen in het gebied tussen Venlo en Maasbracht met betrekking tot de leefbaarheid, bereikbaarheid en economische ontwikkeling als gevolg van de bestaande wegenstructuur is rijksweg 73-Zuid hierin als hoofdverbinding tussen Venlo (A67) en Maasbracht (A2) opgenomen. De belangrijkste noord-zuid verbindingen in Noord- en Midden- Limburg zijn op dit moment de N271 en de N273. Deze drukke wegen, die zowel het lokale, als het regionale alsook het doorgaande (vracht)verkeer moeten verwerken, doorsnijden de bebouwde kommen van de aangelegen dorpen en steden. Dit veroorzaakt problemen voor de leefbaarheid in deze kommen (geluid, oversteekbaarheid) en belemmert de bereikbaarheid van de kernen onderling, alsmede de bereikbaarheid van de regio vanuit de omliggende gebieden. In opdracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat is, na een eerste tracébesluit in 1985, naar aanleiding van Europese regelgeving terzake, op 3 januari 1994 een Projectnota/MER gepubliceerd. Op basis hiervan en na raadpleging van de Tweede Kamer heeft de minister op 3 maart 1995, onder intrekking van het besluit van 1985, besloten tot aanleg van de zogenoemde D1- variant, een autosnelweg tussen Venlo en Maasbracht op de oostzijde van de Maas. Het betreft een tracébesluit oude stijl, dat wil zeggen dat het om een globaal tracébesluit gaat, dat nader dient te worden uitgewerkt in de hierop volgende bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan Rijksweg 73-Zuid van de gemeente wordt deze nadere uitwerking van het tracébesluit in de gemeente planologisch geregeld. De verzoeker om onteigening heeft aangegeven, dat met enige betrokken zakelijk gerechtigden overeenstemming is bereikt. Dientengevolge worden de grondplannummers 36, 53 en 59 uit de lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken geschrapt. Het moet vanwege de ontwikkeling van de infrastructuur en de verkeersveiligheid noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken en beperkte rechten. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen. Beslissing Gelet op de onteigeningswet; Gehoord de Raad van State, advies van 19 december 2001, nr. W09.01.0635/V, en gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 4 januari 2002, nr. HKW/R 2002/80, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken; Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de gedeeltelijke verlegging van de spoorlijn Roermond- Venlo tussen de spoorkilometers 150.6 en 152.5 met bijkomende werken in de gemeente teneinde ruimte te maken voor de bouw van een tunnel in de toekomstige rijksweg 73-Zuid ter hoogte van de kern zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet ter secretarie van de gemeente ter inzage hebben gelegen als: Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 4

Nr. Te van perceel, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca Gemeente 1 00 12 20 spoorwegen 00 41 84 K 209 NS VASTGOED B.V., Utrecht 3 00 10 35 spoorwegen 00 50 42 K 210 als grondplannummer 1 8 00 02 16 spoorwegen 00 27 16 K 228 als grondplannummer 1 13 00 06 40 spoorwegen 00 07 07 K 227 als grondplannummer 1 16 00 00 25 spoorwegen 00 01 23 I 389 als grondplannummer 1 28 00 01 33 bouwland spoorweg 00 66 18 I 386 als grondplannummer 1 42a 00 04 05 spoorweg 00 99 32 A 4198 als grondplannummer 1 42b 00 15 84 52 00 03 95 spoorbaan 00 17 33 A 4194 als grondplannummer 1 57 geheel spoorwegen 00 00 68 I 385 als grondplannummer 1 60 00 04 30 spoorwegen 00 09 30 I 384 als grondplannummer 1 61 00 09 55 spoorwegen 00 55 99 I 383 als grondplannummer 1 10 00 11 52 verharde wegen 00 12 64 K 2 als grondplannummer 1 Recht van opstal m.b.t. het leggen en houden van leidingen in, op of boven een onr. zaak: 2 00 21 60 spoorwegen 00 80 52 K 208 NS RAILINFRATRUST BV, Utrecht 15a 00 29 80 spoorwegen 00 68 80 K 226 als grondplannummer 2 15b 00 01 30 spoorwegen 17 00 00 28 spoorwegen 00 80 95 I 387 als grondplannummer 2 55 00 00 37 spoorbaan 00 27 00 A 4195 als grondplannummer 2 58 00 47 80 spoorwegen 01 29 69 I 382 als grondplannummer 2 24 00 00 65 bos 02 22 50 I 344 WOLFF METTERNICH, Eugenie Maria Mechtildis Huberta Theodora Thaddaus weduwe van DE GUERRE, Claude Gaston, 4 00 21 45 akkerbouwland 01 54 64 K 66 als grondplannummer 24 23 00 34 30 grasland 00 57 94 I 345 als grondplannummer 4 7 00 74 15 akkerbouwland 09 27 24 K 17 B.P. als grondplannummer 24 7A 00 11 32 Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg, Maastricht N.V. Nederlandse Gasunie, 14 00 63 73 boerderij, erf, wld 03 51 89 K 40 B.P. als grondplannummer 7 21 geheel grasland 00 08 51 I 346 B.P. als grondplannummer 7 9 geheel trafo 00 00 05 K 18 Eigendom belast met beperkte rechten: WOLFF METTERNICH, Eugenie Maria Mechtildis Huberta Theodora Thaddaus weduwe van DE GUERRE, Claude Gaston, OPSTAL: N.V. Maatschappij voor Elektriciteit en Gas Limburg, Maastricht OPSTAL: Gemeente, N.V. Maatschappij voor Elektriciteit en Gas Limburg, Maastricht 5 00 20 70 verharde wegen 00 49 97 K 49 GEMEENTE SWALMEN, 6 00 06 45 akkerbouwland 00 08 17 K 19 als grondplannummer 5 Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 5

Nr. Te van perceel, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca 11 00 00 90 semi-verharde wegen 00 98 60 K 1 als grondplannummer 5 25 00 01 35 niet-verharde wegen 00 05 61 I 328 als grondplannummer 5 33 00 01 50 verharde wegen 00 84 71 I 297 als grondplannummer 5 47 00 00 86 niet verharde wegen 00 05 26 I 126 als grondplannummer 5 49a 00 06 10 weg 00 41 10 A 4030 als grondplannummer 5 49b 00 07 90 44 00 02 30 bouwland 00 03 20 A 3162 als grondplannummer 5 22 00 02 25 niet verharde wegen 00 02 32 I 329 als grondplannummer 5 39 00 01 63 weg 00 23 40 A 3841 als grondplannummer 22 39A 00 04 82 12 00 01 20 bos 00 10 59 K 41 STAATSBOSBEHEER, Driebergen-Rijssenburg 26 00 01 45 grasland 00 03 39 I 347 1/3 eigendom: MILIEU- EN HEEMKUNDE VERENIGING SWALMEN, 1/3 eigendom: DE VERENIGING: DAS EN BOOM, Beek 1/3 eigendom: DE VERENIGING: MILIEU- DEFENSIE, Amsterdam 27 00 19 75 huis, tuin 00 31 73 I 348 GERAEDTS, Hermanus Hubertus, N.V. Maatschappij voor Elektriciteit en Gas Limburg, Maastricht 29 00 00 20 grasland 00 13 84 I 352 ROOMS KATHOLIEKE KERK VAN DE HEILIGE LAMBERTUS, 30 00 02 45 grasland 00 24 57 I 353 VAN MELICK, Petrus Johannes Wilhelmus o.h.v.w. g/m GERAEDS, Hubertina Catharina Maria, 31 00 23 00 huis, erf en tuin 01 15 67 I 354 als grondplannummer 30 32 00 01 64 akkerbouwland 00 04 51 I 358 MERTENS, Helena Maria, (Overleden op 12-03-1996) 34 00 03 60 huis, tuin, erf 00 07 40 A 3167 B.P. 1/4 eigendom belast met gebruik en VENNER, Margaretha Maria Carolina, Venlo 1/4 eigendom belast met gebruik en VENNER, Maria Wilhelmina Theresia i.a.g.v.g. g/m VAN KESSEL, Theodorus Gerardus Gertrudis, Helmond 1/4 eigendom belast met gebruik en VENNER, Carolina Gerarda Agnes i.a.g.v.g. g/m GERAEDTS, Henricus Louis Marie Anna, 1/4 eigendom belast met gebruik en VENNER, Anna Alphonsa Louise i.a.g.v.g g/m TABIBI, Abdelali, Leiden Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 6

Nr. Te van perceel, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca Onbekend aandeel in 1/1 gebruik en RAMAKERS, Gertrudis Johanna i.a.g.v.g. g/m VENNER, Joseph Goswinus, Onbekend aandeel in 1/1 gebruik en VENNER, Joseph Goswinus i.a.g.v.g. g/m RAMAKERS, Gertrudis Johanna, Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: 35 00 06 42 huis, tuin 00 22 82 A 2886 B.P. PIJPERS, Paul Willem Marie i.a.g.v.g. g/m ADAMS, Josephina Maria Louisa, Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: 37 00 06 10 huis, erf 00 11 10 A 2888 1/2 eigendom: VAN MELICK, Peter Lodewijk g/m NIJSKENS, Leonie Maria Gerarda, 1/2 eigendom: NIJSKENS, Leonie Maria Gerarda g/m VAN MELICK, Peter Lodewijk, 38 00 06 35 boomgaard 00 08 45 A 2890 STEMKENS, Martinus Mathias i.a.g.g.v.g. g/m WILMS, Petronella, 40 00 01 35 huis, tuin 00 40 15 A 3894 als grondplannummer 38 41 00 04 62 huis, tuin, bergplaats 00 33 50 A 2791 FRIESSEN, Marie Hellen g/m 41A 00 04 37 HEIJNEN, Jan Hubertus, 45 00 00 19 bouwland 00 08 90 A 2914 als grondplannummer 41 45A 00 04 69 43 00 08 31 huis, erf, bouwland, 00 49 80 A 3163 1/7 eigendom belast met gebruik 43A 00 18 23 boomgaard, garage, en berging VAN MELICK, Edmundus Johannes, VAN MELICK, Johannes Jacobus Marie i.a.g.g.v.g. g/m VAN WILLICK, Maria Gerarda, VAN MELICK, Laurentius Josephus Marie i.a.g.g.v.g. g/m SCHROEDERS, Gertrud Elisabeth Cornelia, VAN MELICK, Theodorus Joseph Marie g/m PARREN, Maria Elisabeth, VAN MELICK, Jacobus Edmundus Wilhelmus in leven gehuwd met RAMAE- KERS, Anna Catharina Gertruda, Grathem Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 7

Nr. Te van perceel, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca VAN MELICK, Elisabeth Gertrudis Maria o.h.v.w. g/m SCHMITZ, Henricus Jacobus, Melick VAN MELICK, Gertrudis Maria Elisabeth g/m TEUWEN, Gerard Jacques Hubert, gebruik en SCHULPEN, Maria Johanna weduwe van VAN MELICK, Hermanus Hubertus, 46 00 02 76 akkerbouwland 00 56 17 I 125 VAN MELICK, Hermanus Hubertus in leven gehuwd met SCHULPEN Maria Johanna, 48 00 21 80 bedrijfsgebouwen 00 94 30 A 3810 BONTEN, Jacobus Hubertus met kantoren, opslag- Johannes, Baexem ruimten en grond 54 00 02 35 huis, tuin schuur 00 18 00 A 4024 1/2 eigendom: (geschat) (ged.) HODSELMANS, Jochim Godefridus Theodorus Gerardus, g/m JANSSEN, Margaretha Hubertina Gerarda, 1/2 eigendom: JANSSEN, Margaretha Hubertina Gerarda, g/m HODSELMANS, Jochim Godefridus Theodorus Gerardus, huis, tuin schuur 00 11 80 A 4024 REEFS, Arnoldus o.h.v.w. g/m (geschat) (ged.) LUTGENS, Elisabeth Josephina, 56 00 20 90 Woning met bedrijfs- 02 25 02 I 192 (ged.) BISSCHOPS, Patrick Hendrikus ruimte (geschat) B.P. Leonardus o.h.v. g/m SANDERS, Christina Maria Eugenie, Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg, Maastricht houden van leidingen in op of boven grond 00 00 06 I 192 (ged.) WUTS, Chretien Johannes (geschat) Wilhelmus Jacobus i.a.g.g.v.g. g/m SIMONS Maria Jacoba Ida, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 8 januari 2002. Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos. Publicatie ex artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur. Op het advies van de Raad van State is van toepassing artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State. Uit: Staatscourant 14 februari 2002, nr. 32 / pag. 22 8