Hoe bepaal ik de hoogte van de transitievergoeding die ik moet betalen? Iedere medewerker die minstens 2 jaar in dienst is, heeft bij onvrijwillig ontslag recht op een transitievergoeding. Het maakt daarbij niet uit of je medewerker tijdelijk of vast is dienst is. Deze vergoeding is bedoeld om de overstap naar een andere baan makkelijker te maken Welke transitievergoeding moet ik mijn medewerker betalen? (Belangrijk - in deze brochure van de overheid vind je alle informatie over de transitievergoeding uitgebreid toegelicht en met rekenvoorbeelden. In deze tool beperken we ons tot de belangrijkste uitgangspunten.) We beginnen allereerst met een korte opsomming van de gevallen waarin je géén transitievergoeding hoeft te betalen je medewerker is korter dan 2 jaar in dienst geweest je medewerker is jonger dan 18 jaar is én werkt maximaal 12 uur per week je medewerker heeft de AOW of andere pensioengerechtigde leeftijd bereikt het ontslag is het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van je medewerker je bedrijf is failliet verklaard of je hebt surseance van betaling aangevraagd je bedrijf zit in een schuldsaneringstraject
als je de arbeidsovereenkomst beëindigd met wederzijds goedvinden (dan bepaal je immers samen de voorwaarden van beëindiging) je valt onder een cao waarin een vergelijkbare voorziening is geregeld die gericht is op het bevorderen van werk naar werk van je medewerker In alle andere gevallen ben je een transitievergoeding verschuldigd. Om te kunnen berekenen hoe hoog deze vergoeding is, verzamel je eerst onderstaande informatie van je medewerker datum in dienst geboortedatum (om de leeftijd op ontslagdatum te bepalen) bruto maandsalaris, inclusief o 8% vakantiegeld o de vaste eindejaarsuitkering waarop medewerker recht zou hebben bij voortzetting dienstverband, gedeeld door 12 o overeengekomen vaste looncomponenten zoals overwerkvergoedingen en ploegentoeslagen zoals uitbetaald aan je medewerker in voorgaande 12 maanden, gedeeld door 12 o overeengekomen vaste looncomponenten zoals bonussen en winstuitkeringen, variabele eindejaarsuitkeringen zoals uitbetaald in de drie voorgaande kalenderjaren, gedeeld door 36 gemaakte kosten voor scholing in de afgelopen 5 jaar We gaan rekenen! Eerst de regels om de hoogte te kunnen berekenen t/m het 10 e dienstjaar: 1/6 maandsalaris per gewerkt half dienstjaar (= 6 maanden) minus eventuele jaren waarop de medewerker jonger dan 18 was én minder dan 12 uur werkte na het 10 e dienstjaar bij medewerkers die dan nog jonger dan 50 jaar zijn: ¼ maandsalaris per gewerkt half dienstjaar na het 10 e dienstjaar vanaf het moment dat je medewerker ouder dan 50 jaar is:
½ maandsalaris per gewerkt half dienstjaar alleen volledig gewerkte halve dienstjaren gelden, er vindt geen afronding naar boven plaats, dus 10 dienstjaren en 4 maanden wordt geteld als 20 halve dienstjaren opeenvolgende dienstjaren mogen niet langer dan 6 maanden onderbroken geweest, bij een onderbreking langer dan 6 maanden begin je opnieuw met het tellen van de dienstjaren het transitiebedrag is gemaximeerd en wordt jaarlijks geïndexeerd. Zie hier de huidige hoogte. Bij een hoger jaarsalaris ontvangt je medewerker maximaal het jaarsalaris Let op Bij opvolgend werkgeverschap moet je de dienstjaren van de vorige werkgever ook meetellen in je berekening. Van opvolgend werkgeverschap is sprake als je medewerker dezelfde werkzaamheden verricht als bij de vorige werkgever als een opdracht of concessie overgaat van de ene naar de andere werkgever als je een uitzendkracht overneemt er sprake is van een fusie of overname Dan de stappen van de daadwerkelijke berekening 1 bepaal het aantal dienstjaren 2 bereken het aantal volledig gewerkte halve dienstjaren (X) 3 deel het bruto maandsalaris door 6 (Y) of (bij langer dan 10 dienstjaren of ouder dan 50) respectievelijk door 4 of 2 (Z) 4 vermenigvuldig de berekende halve dienstjaren (X) met het berekende maandbedrag (Y en/of Z) 5 trek hier eventuele transitie- en inzetbaarheidskosten vanaf (zie hieronder) Eventueel kun je ook gebruik maken van deze online tool.
Gemaakte scholingskosten aftrekken van transitievergoeding Op de transitievergoeding mogen transitie- en inzetbaarheidskosten in mindering worden gebracht. De volgende kosten kunnen hieronder vallen transitiekosten - kosten die verband houden met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst en gericht zijn op het voorkomen van werkloosheid of het verkorten van de periode van werkloosheid (denk aan omscholing of outplacement) inzetbaarheidskosten - (scholings)kosten die al eerder tijdens het dienstverband zijn gemaakt en gericht waren op de inzetbaarheid van de medewerker buiten de eigen organisatie. Om deze kosten af te mogen trekken moet de arbeidsovereenkomst niet binnen 6 maanden na het afronden van de opleiding verlengd zijn en deze kosten moeten binnen een periode van maximaal 5 jaar vóór het einde van de arbeidsovereenkomst zijn gemaakt loonkosten - maar alleen als je met je medewerker een langere opzegtermijn afspreekt waarbij hij wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden zodat hij op zoek kan naar een andere baan Transitie- en inzetbaarheidskosten mogen alleen van de transitievergoeding worden afgetrokken als je medewerker hier vooraf mee instemt. Overigens is deze instemming niet nodig als er al collectieve afspraken over de hierboven genoemde kosten zijn, bijvoorbeeld in een cao of een sociaal plan. Tip Leg het vast als je opleidingskosten mee wilt laten tellen als transitie- of inzetbaarheidskosten, bijvoorbeeld in een studieovereenkomst met je medewerker. Overleg bij twijfel met een arbeidsjurist.
Transitievergoeding 50-plusser Voor 50-plusser geldt een overgangsregeling tot 2020. De uitgangspunten: t/m het 10 e dienstjaar: 1/6 maandsalaris per gewerkt half dienstjaar (= 6 maanden) na het 10 e dienstjaar bij medewerkers die dan nog jonger dan 50 jaar zijn: ¼ maandsalaris per gewerkt half dienstjaar na het 10 e dienstjaar vanaf het moment dat je medewerker ouder dan 50 jaar is: ½ maandsalaris per gewerkt half dienstjaar alleen volledig gewerkte halve dienstjaren gelden, er vindt geen afronding naar boven plaats Voorbeeld Een 50-plusser wordt na 15 jaar ontslagen: in dienst op 1-1-01, ontslag per 1-5-16 (15 jaar en 4 maanden) op 1-4-2011 50 jaar geworden (10 jaar en 3 maanden in dienst) 1-1-2001 t/m 31-12-2010 20 halve dienstjaren x 1/6 maandsalaris = 3 + 1/3 maandsalaris 1-1-2011 t/m 30-06-2011 1 half dienstjaar x ¼ maandsalaris = 1/4 maandsalaris (jonger dan 50 bij aanvang half dienstjaar) 1-7-2011 t/m 31-12-2015 9 halve dienstjaren x ½ maandsalaris = 4 + 1/2 maandsalaris (50 per 1-7-11) In totaal is de transitievergoeding in maandsalarissen: 3 + 4 + (1/3 + 1/4 + 1/2) = 7 + (4/12 + 3/12 + 6/12 ) = 8 + 1/12 maandsalaris