Beleidsplan Participatiewet M.b.t. dit beleidsplan maakt de Cliëntenraad Wwb Purmerend de volgende opmerkingen en stelt hierbij de volgende vragen. Bladzijde 1; De Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) gaan vanaf 2015 samen in één regeling: de Participatiewet. Wat ons enigszins verbaast is, dat eind 2013 een Beleidsplan AWBZ/WMO Met vereende kracht is uitgebracht door Zorgbelang Noord-Holland, waarbij eveneens werd aangegeven, dat er van een samenwerking sprake is met de Wwb. Zowel in het beleidsplan van het Zorgbelang Noord-Holland, als in het nu voorliggende beleidsplan bestaat bij ons de indruk, dat het voor de cliënten in de bijstand nog niet geheel duidelijk is wat dit in gaat houden en dat zij tussen de wal en het schip dreigen te vallen. Allereerst, het beleidsplan Met vereende kracht is een uitgave van Gemeente Purmerend. Zorgbelang ondersteunt dit plan. Ter verduidelijking, er zijn voor de afzonderlijke transities aparte beleidsplannen die betrekking hebben op verschillende doelgroepen. Het beleidsplan over de Participatiewet heeft betrekking op onze klanten die vallen onder het regime van de Wwb. Ten slotte, daar waar overlap plaats vindt willen we samenwerking stimuleren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onderkant van de Participatiewet en de bovenkant van de AWBZ. Zo is arbeidsmatige dagbesteding mogelijk voor klanten uit de Participatiewet. Bladzijde 2; De nieuwe Wwb-regels zullen van toepassing zijn op de totale doelgroep van de Participatiewet. We vinden totaal niets terug in het concept over inspanningen die gedaan worden voor de mensen die in de bijstand zijn gekomen door de crisis. Vooral
voor ouderen vanaf een jaar of 40, en al helemaal vanaf een jaar of 50, wordt helemaal niets bedacht. Terwijl andere gemeenten daar wel mee bezig zijn. Allereerst, deze opmerking heeft betrekking op een onderdeel van de uitwerking van het beleid. Deze uitwerking valt buiten het beleidsplan. Hieronder toch een toelichting. In Purmerend kiezen we voor maatwerk. Wij sluiten geen mensen op voorhand uit en hebben geen specifiek doelgroepenbeleid. In onze individuele en/of groepsaanpak kijken we naar wat passend is voor de klant. Als er zich generieke problemen voordoen onder specifieke doelgroepen dan zullen wij daar activiteiten op richten en monitoren of dat werkt. Deze activiteiten zijn aan verandering onderhevig. Aanpassing Wwb-maatregelen. Een stapeling van uitkeringen wordt voorkomen door het invoeren van een kostendelersnorm. Het normbedrag van de Wwb wordt verlaagd naarmate in een huishouden meer inwonende volwassenen aanwezig zijn. Als in een huishouden meerdere uitkeringen zijn, dan is het logisch dat de kosten worden gedeeld. Er bestaat echter een probleem door toepassing van deze nieuwe regeling blijkt er geen rekening gehouden te worden met het feit, dat de zorgpremie en kosten voor kind of kinderen ook betaald moeten worden. Het resultaat is dan, dat er voor het desbetreffende huishouden veel minder geld over blijft om van te leven. De kostendelersnorm is een aanpassing in de wet. Daar moeten wij als gemeente uitvoering aan geven. Wij hebben wel oog voor de individuele situatie van de klant en kijken hoe mensen op andere manieren ondersteunt kunnen worden als dat nodig is. Denk daarbij aan minimaregelingen. Een vraag: M.b.t. het stapelen van uitkeringen; Als ouders geen uitkering hebben heeft de jongere dan wel recht op een uitkering? Of wordt hier ook de kostendelersnorm gehanteerd?
Eerst een uitleg over de kostendelersnorm. Deze nieuwe norm houdt in grote lijnen in dat een uitkering lager wordt naarmate meer mensen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. De achterliggende gedachte hierbij is dat als de kosten van levensonderhoud met andere mensen kunnen worden gedeeld, er een lagere uitkering nodig is. Verder is het de bedoeling te voorkomen dat een verzamelinkomen van een huishouden door stapeling van bijstandsuitkeringen dermate hoog wordt dat het niet meer lonend is naar betaald werk op zoek te gaan. Dit stukje tekst is inmiddels ter verduidelijking aangepast in het beleidsplan. In bovenstaande specifieke situatie wordt de kostendelersnorm gehanteerd als de jongere nog thuis woont en is de uitkering van de jongere daarvan afhankelijk. Het kan zijn dat deze uitkering lager wordt. Bladzijde 3; Arbeidsparticipatie: Medewerkers richten zich op directe dienstverlening aan werkzoekenden. En nu komt het: MET EEN MINIMALE VERANTWOORDINGS-EN VERSLAGLEGGINGSPLICHT EN EEN MAXIMALE PROFESSIONELE HANDELINGSRUIMTE. Dat ziet er te gemakkelijk uit! Hopelijk wordt het anders bedoeld dan dat er staat, of als wij het begrijpen. Het stukje tekst is inmiddels aangepast in het beleidsplan om hier meer duidelijkheid over te scheppen. In een tijd van financiële krapte en een groei van het klantenbestand kiezen wij voor meer tijd met de klant, meer inzet op directe dienstverlening en minder tijd achter de computer (als dat niet nodig is). Dus meer handelingsruimte voor de casemanager om te doen wat nodig is en minder verslaglegging. Van systeemwereld naar leefwereld. Zo hopen wij meer resultaten voor de klant te bereiken. Dit is absoluut geen gemakkelijke opgave voor mensen die een andere werkwijze gewend zijn. Het is onderdeel van een cultuuromslag die de decentralisaties breed beslaat.
Wat we tevens erg theoretisch vinden is, dat er gemakkelijk gesproken wordt over professionals die alles moeten weten. Zoals het bijscholen van casemanagers. In de praktijk gaat dat gewoon niet lukken. Of het vrijwilligerswerk, dat als tegenprestatie geleverd moet worden. Wie wil een (onwillige) of onwetende vrijwilliger aan zijn bed of in zijn huishouding? Een ziek familielid in een verzorgingshuis zit echt niet te wachten op al die ongeschoolde hulp. Wij streven ernaar een aantal casemanagers toe te rusten met een basiskennis om datgene te doen wat voor de toekomstige doelgroep nodig is en op zijn minst te weten welke (maatschappelijke) organisaties betrokken moeten worden. Daarnaast vindt steeds meer samenwerking plaats met zorgpartijen voor de begeleiding van de doelgroep. Voor wat betreft de tegenprestatie, deze zetten wij in als sluitstuk. Eerst worden andere mogelijkheden gezocht om te participeren/werken. Vrijwilligerswerk kan ook aangemerkt worden als tegenprestatie. Wij zeggen daarmee niet dat zomaar iedereen op elke willekeurige plek geplaatst kan worden. In tegendeel. Niemand wil een (onwillige) of onwetende vrijwilliger aan zijn bed of in de huishouding. We zoeken echter naar slimme manieren om de bezuiniging op de hulp in het huishouden (en dus voor sommigen geen hulp) op te vangen door geschikte Wwb- ers een plek te geven. Bovenaan staat een goede match, voor beide partijen. Bladzijde 5; Aandachtpunt 5; Er zijn weinig mensen met een lichamelijke beperking ; De vraag; We zouden daarvan ook wel een percentage willen weten? Wat zijn weinig mensen? Er zijn weinig mensen met een lichamelijke beperking is inmiddels verwijderd uit het beleidsplan en gewijzigd naar 14% van de mensen heeft een lichamelijke beperking. Dat blijkt uit cijfers van het UWV. Als we uitgaan van
een instroom van 83 mensen op jaarbasis dan gaat het om ca. 11 mensen met een lichamelijke beperking. Bladzijde 6; Op deze bladzijde worden drie beleidsvragen vermeld. In beleidsvraag 2 staan in zekere zin 3 vragen. Er worden echter geen concrete antwoorden op gegeven. Wij zijn van mening, dat dat toch wel relevant is. De definitieve versie van het beleidsplan is aangepast. Wij zijn van mening dat daar antwoorden in staan. Hierbij de officiële tekst uit het beleidsplan: Beleidsvraag 2 Hoe zorgen we voor expertise en kennis die nodig is voor de begeleiding van een toekomstige doelgroep? Het is aan de gemeente om te bepalen hoe wordt omgegaan met de nieuwe doelgroep. Gaan medewerkers geschoold worden? Gaan we expertise in huis halen? Gaan we slimmer samenwerken? Onze casemanagers zullen moeten kunnen schatten wat de mogelijkheden zijn van de klant om te kunnen werken, of op een andere manier te participeren. Zij moeten de klant kennen. Wanneer sprake is van een klant met een beperking is het belangrijk dat dit gesignaleerd wordt. Niet altijd is zichtbaar wat er aan de hand is. Er kan sprake zijn van stoornissen, of andere beperkingen waarvoor de kennis momenteel ontbreekt. Er zijn veel organisaties die deze kennis wel hebben. We kunnen daar gebruik van maken door samen te werken. Toch zal er basiskennis nodig zijn om te signaleren of er sprake is van een beperking en passende instrumenten/trajecten/werk te zoeken op ieders route naar arbeidsparticipatie. Dit zijn geen antwoorden op de vragen, dit zijn feitelijke constateringen! De tekst in het beleidsplan is aangepast. In het plan staat dat we 2 dingen doen:
1. Een aantal casemanagers scholen in het omgaan met mensen met een arbeidsbeperking; 2. De samenwerking met maatschappelijke partners wordt versterkt. Daar is al veel kennis aanwezig. Overigens werken we nu ook al voor specifieke jongeren samen met MEE. Bladzijde 7; Beleidsvraag 3; Hoe komen we aan voldoende werk? Onze vraag: Wanneer er werkende ouders zijn die een niet al te hoog inkomen hebben samen ; Wordt er dan gekort als er een (wajong)uitkering aangevraagd wordt? De vraag heeft geen verband met de beleidsvraag. De beleidsvraag heeft te maken met werkgelegenheid. Uw vraag houdt verband met de kostendelersnorm. Daarvoor verwijs ik naar het eerdere antwoord over de kostendelersnorm. Bladzijde 8; Bij het lijstje. Het resultaat voor deze werkzoekenden moet zijn: staat o.a. Arbeidsmatige dagbesteding De vraag: Wat is een arbeidsmatige dagbesteding? Betaald werk is niet altijd mogelijk door de aard van de beperking. Onbetaald of beperkt betaald werken in een aangepaste omgeving kan vaak wel: arbeidsmatige dagbesteding. Het is vergelijkbaar met SW-werk. De instroom in de SW stopt. En door de decentralisatie van delen van de AWBZ naar Wmo wordt per 2015 de arbeidsmatige dagbesteding een nieuwe taak van gemeenten. Hier komen de AWBZ en de Participatiewet bij elkaar. Deze arbeidsmatige dagbesteding kan ook georganiseerd worden bij reguliere bedrijven of in wijken. Bladzijde 9; Tegenprestatie.
Hierbij twee vragen. Vraag 1; Hoe wil de gemeente het gaan oplossen om van mensen een tegenprestatie te vragen met alle gevolgen van dien, als er geen voldoende reguliere banen, geen voldoende ervaringsplekken en geen voldoende stageplekken zijn? Bestaat dan zelfs de kans dat de uitkering wordt ingetrokken? In het beleidsplan leggen wij juist uit dat wij oog hebben voor deze mogelijke gevolgen. Wij zijn ons bewust van de kosten, de nodige werkplekken etc. Daarnaast hebben wij oog voor maatwerk. Daarom willen we de tegenprestatie alleen inzetten als sluitstuk. Eerst worden andere mogelijkheden geprobeerd. En nee, de uitkering wordt niet zomaar ingetrokken. Vraag 2; Worden cliënten, waarbij het telkens misgaat bij werkgevers (door psychische problemen) gekort op hun uitkering of worden deze cliënten voor een nieuwe keuring naar het UWV verwezen? Of wordt in deze situatie de expertise van de GGZ ingeroepen? Psychische problematiek komt nu ook al bij onze klanten voor. En dat zal groeien als gevolg van de Participatiewet. We hebben oog voor de situatie van de klant. Als iemand nog niet in staat is om te werken zoeken we gepaste hulp (bijv. GGZ) en kijken we welke participatiemogelijkheden er zijn. Als het mis gaat bij werkgevers wordt eerst heel goed gekeken wat daar aan de hand is. Als we denken dat iemand mogelijk duurzaam arbeidsongeschikt zal zijn, dan kan nog een beroep worden gedaan op het UWV. UWV doet hiervoor de indicatie. Bladzijde 10; Verordening: De plicht voor bijstandsgerechtigden om een tegenprestatie te leveren, regelt de gemeente in een verordening. Bestaat er reeds een conceptverordening? Zo ja, dan wil de cliëntenraad dit concept ontvangen en bespreken, voordat deze verordening wordt behandeld in de commissie en gemeenteraad.
Alle verordeningen zijn momenteel in de maak en zullen na vaststelling van dit beleidsplan aan de gemeenteraad worden aangeboden. U zult daarover worden geconsulteerd. Purmerend, 21 juli 2014 Cliëntenraad WWB Purmerend