ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

Vergelijkbare documenten
ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 2 (jaar 2)

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 1 (jaar 1)

Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

Beoordelingsformulieren. Aanpassingen

Opleidingsprofiel Instituut Theo Thijssen - Kerntaken- en deeltaken in de verschillende fasen van de opleiding

kempelscan K2-fase Kempelscan K2-fase 1/10

kempelscan P2-fase Studentversie

kempelscan K1-fase Eerste semester

Aantekenformulier van het assessment PDG

Competentievenster 2015

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

1. Interpersoonlijk competent

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

De leerkracht stelt duidelijke opbrengst- en inhoudsdoelen op en geeft concreet aan wat verwacht wordt van het werken in de klas en de omgang met

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Competentieprofiel van de opleider CHVG

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

1.3. Leerkrachten kennen de 7 uitgangspunten en passen enkele uitgangspunten bewust en systematisch toe.

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

1 Interpersoonlijk competent

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

CP Resultaten QuickScan

2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Oordeel voldoende / onvoldoende * Instelling: Fase: 1 2 3*

Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics)

Thermometer leerkrachthandelen

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

Overzicht kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren gekoppeld aan examenproducten

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Onderwijsaanbod & Toetsing Flexibele Deeltijdopleiding ITT/HUpabo. Verantwoording

1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd:

BPV. Profiel praktijkopleider. Norm. Toelichting. Aanpak. Prestatie

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

LEERCOACH IN DE NETWERKSCHOOL. Verantwoordelijkheden

Bijlage 2a Competentiematrix schoolstage

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Bijlage 1. Kijkwijzers leraarvaardigheden

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

VERSLAG VAN DE PROEFDOORLICHTING INSPECTIE 2.0 VBS Sint-Jansschool te Menen (19059)

Doelgericht werken. Zonder doel geen doelpunt

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

De PLG-bril. De drie capaciteiten

Door de stage en de theorie ontwikkel ik mij beroepsmatig. Op mijn stage vraag ik veel aan de docenten.

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Compentieprofiel Adjunct-directeur AB

Zorginnovaties en technologie

Door de stage en de theorie ontwikkel ik mij beroepsmatig. Op mijn stage vraag ik veel aan mijn stagebegeleidster.

Bijzonderheden. Beroepshouding (wordt vastgesteld in overleg met de mentor) Nee/Ja. Nog niet akkoord, WPA niet verder invullen

Leerlijn van de competentie Binnen een welomschreven

Competentieprofiel voor rekendocenten in het mbo

COMPETENTIEPROFIEL ANIMATOR VOOR ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS

Assessment Startbekwaam

Leraar basisonderwijs LB

CHECKLIST LEERKRACHTV AARDIGHEDEN: EEN KADER VOOR GESPREK, OBSERVATIE EN REFLECTIE

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

WPL Fase A WPL Fase B WPL Fase C WPL Fase D

Avans ontwikkelrichtlijn voor docenten

Competentie Werkplan Resultaat Tijd

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal. Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Duaal

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Trajectlijn keuzedeel Zorg en Technologie Code K SBU - niveau 3 Gekoppeld aan Verzorgende- IG (3) en Maatschappelijke Zorg (3)

Mogelijke aandachtspunten voor het invullen van het lesevaluatieformulier

COMPETENTIEPROFIEL ANIMATOR

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Competentiemanagement bij de federale overheid

Bijlage 2: Competentiematrix schoolstage

De Gastheer/vrouw Een veilige leeromgeving

Flexibele Deeltijdopleiding ITT/HUpabo

CHECKLIST DIFFERENTIATIE IN DE SCHOOL. Op schoolniveau zijn afspraken gemaakt over: (voor zover van toepassing in de visie op differentiëren)

ONDERWIJSBEHOEFTES VAN JONGEREN EN ONDERSTEUNINGSBEHOEFTES VAN MENTOREN EN LEERKRACHTEN IN KAART BRENGEN

Competentie- en indicatorenoverzicht Masteropleiding Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam IVL/Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs

Ontwikkelingsverslag Minor Teaching Abroad

Box 4: Evaluatie HGW in het handelen van de student tijdens stage

Lesobservatieformulier V.O. /MBO

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld

Talentenscan geweldig hulpmiddel bij het voeren van gesprekken en sturen op ontwikkeling

Competentiemanagement bij de federale overheid

Voorwoord. Den Haag, Augustus 2010, drs. K. Keep, manager Kenniscentrum PMLF. Profielschets, PRAKTIJKBEGELEIDER PMLF November 2010

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Trajectlijn keuzedeel Zorginnovaties en technologie Code K SBU - niveau 4 Gekoppeld aan MBO - Verpleegkundige (4) en Maatschappelijke Zorg (4)

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

BaLO welkom

2 Voorbeeld beoordelingsformulier op basis van kenmerken Kenmerken Kwaliteitsontwikkeling - Omgaan met verschillen

Transcriptie:

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk 2018-2019 Fase 3 (jaar 3) Kerntaak 1: Pedagogische adequaat handelen: opbouwende relatie met kinderen ontwikkelen, leiding geven aan de groep, zorgen voor een goed leerklimaat. CC1: Aandacht en zorg hebben voor kinderen en tegemoet komen aan hun basisbehoeften. : Veilig leef- en leerklimaat creëren, duidelijk zijn over gedragsregels, het voorbeeld geven in rekening houden met elkaar. 1 1 CC1 2 CC1 Contact maken met kinderen, empatisch reageren en een relatie met kinderen opbouwen. Responsief communiceren en hoge en realistische verwachtingen uitspreken. De student handelt vanuit de basisbehoeften en ondersteunt een aantal kinderen in het ontwikkelen van een positief en realistisch zelfbeeld. De student zet doelbewust de ervaringsgerichte dialoog in bij het communiceren met kinderen en benoemt structureel zijn/haar verwachtingen en checkt of deze zijn begrepen en worden gedeeld. De student werkt systematisch aan de relatie en laat zien bewust rekening te houden met de basisbehoeften. De student zet doelbewust de ervaringsgerichte dialoog in bij het communiceren met kinderen en benoemt regelmatig zijn/haar verwachtingen en checkt of deze zijn begrepen en worden gedeeld. De student zoekt doelbewust contact met alle kinderen en houdt rekening met de verschillen tussen De student reageert responsief op de kinderen, waarbij ingegaan wordt op wat het kind zegt. Hij benoemt af en toe verwachtingen en checkt of deze zijn begrepen en worden gedeeld. De student zoekt niet doelbewust contact met alle kinderen en houdt geen rekening met de verschillen tussen De student reageert niet responsief op de kinderen, waarbij niet ingegaan wordt op wat het kind zegt. Hij benoemt geen verwachtingen en checkt of deze zijn begrepen en worden gedeeld. 2 3 3 4 4 6 Zich bewust zijn van en een open houding hebben bij diversiteit en dit bij kinderen bevorderen Goede omgang, samenwerking bevorderen en adequaat hanteren van groepsprocessen en de dynamiek daarin. Leiding nemen in de groep en tegemoet komen aan verschillen tussen Klassenregels aan de kinderen toelichten, duidelijke verwachtingen uitspreken, klassenregels consequent hanteren. creëren van een klimaat van rekening houden met elkaar. Hij bespreekt en waardeert verschillen in opvattingen en gedrag met Hij bespreekt waarden en normen gericht op respect voor elkaar. met betrekking tot het samenwerken en positief omgaan met elkaar. Hij handelt preventief om conflicten te voorkomen. De student neemt en houdt de leiding in de groep en komt in afspraken tegemoet aan verschillen tussen alle verwachtingen uit, hanteert de klassenregels en schoolregels consequent en waar nodig adaptief, maakt de regels bespreekbaar en geeft kinderen hierbij inbreng. creëren van een klimaat van rekening houden met elkaar. Hij bespreekt en waardeert verschillen in opvattingen en gedrag met kinderen met betrekking tot het samenwerken en positief omgaan met elkaar. Hij intervenieert bij conflicten en ondersteunt bij het oplossen daarvan. De student neemt en houdt de leiding in de groep en komt in afspraken tegemoet aan verschillen tussen de meeste verwachtingen uit. Hij hanteert klassenregels en schoolregels consequent en betrekt kinderen bij het aanpassen van klassenregels en schoolregels. creëren van een klimaat van rekening houden met elkaar. met betrekking tot samenwerken en positief omgaan met elkaar. De student neemt en houdt de leiding in de groep en betrekt de kinderen bij het zich houden aan de afspraken. verwachtingen uit. De student hanteert klassenregels consequent en betrekt kinderen bij het aanpassen van klassenregels. De student betrekt kinderen nauwelijks bij het creëren van een klimaat van rekening houden met elkaar. nauwelijks de groepsprocessen, rollen en sociale verhoudingen. Hij draagt niet concreet bij met betrekking tot samenwerken en positief omgaan met elkaar. De student neemt en houdt niet de leiding in de groep en betrekt niet de kinderen bij het zich houden aan de afspraken. De student spreekt geen duidelijke verwachtingen uit. De student hanteert geen klassenregels consequent en betrekt kinderen niet bij het aanpassen van klassenregels. 1

Kerntaak 2: Professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijsactiviteiten. : Aansluiten bij de beginsituatie en lesdoelen formuleren met passende inhouden, werkvormen en taken en leermaterialen. CC4: Systematisch gebruiken van evaluaties bij het voorbereiden van onderwijsactiviteiten 7 6 8 & 7 9 8 10 Observeren, signaleren, analyseren en vastleggen van ontwikkelingsniveaus en onderwijsbehoeften. De verzamelde gegevens systematisch gebruiken bij de voorbereiding van de lessen. Ontwerpen van instructie vanuit de vakdidactiek op meerdere niveaus en bedenken van alternatieven. Ontwerpen van passende leermaterialen en leeromgeving, gericht op de groep en de De student analyseert voor alle vakdidactiek. Hij bouwt bovendien alternatieven in en anticipeert op wat zich tijdens de uitvoering voor kan doen.. Hij beoordeelt de geschiktheid toetsvormen en zoekt eventueel alternatieven. De student ontwerpt leermiddelen en materialen passend binnen de leerlijn en gericht op drie ontwikkelingsniveaus en beargumenteert zijn/haar keuzes. De student analyseert voor de meeste De student bereidt systematisch zijn/haar lessen voor op basis van alle relevante gegevens over leerlijn en lesmethode. Hij doet dit zelfstandig en bespreekt de zelf gemaakte keuzes daarna met de praktijkopleider. Hij bereidt meerdere onderwijsactiviteiten gedurende een dag voor. vakdidactiek. Hij bouwt bovendien alternatieven in en anticipeert op wat zich tijdens de uitvoering voor kan doen. De student (her)ontwerpt passende leermiddelen en materialen gericht op drie ontwikkelingsniveaus en beargumenteert zijn/haar keuzes. Hij zorgt bovendien dat de leermaterialen passen binnen de leerlijn van het vak. De student analyseert voor enkele vakken op basis van observaties, werk van kinderen en toetsgegevens de niveaus en behoeften voor alle De student bereidt systematisch zijn/haar lessen voor op basis van alle relevante gegevens over leerlijn en lesmethode. Hij bereidt meerdere onderwijsactiviteiten gedurende een dag voor. vakdidactiek. De student (her)ontwerpt passende leermiddelen en materialen gericht op drie ontwikkelingsniveaus en beargumenteert zijn/haar keuzes. De student analyseert niet voor enkele De student bereidt niet systematisch zijn/haar lessen voor op basis van alle relevante gegevens over leerlijn en lesmethode. Hij bereidt nauwelijks onderwijsactiviteiten gedurende een dag voor. De student ontwerpt geen vakdidactiek. De student (her)ontwerpt nauwelijks passende leermiddelen en materialen gericht op drie ontwikkelingsniveaus en beargumenteert niet zijn/haar keuzes. 9 11 CC4 Analyseren en evalueren van lessen en activiteiten, feedback vragen en lering trekken, vervolgactiviteiten aanpassen. systematisch zelfstandig en met de praktijkopleider het onderwijs en trekt daaruit conclusies voor af en toe zelfstandig en samen met de praktijkopleider het onderwijs en trekt daaruit conclusies voor nauwelijks zelfstandig en samen met de praktijkopleider het onderwijs en trekt daaruit geen conclusies voor 2

Kerntaak 3: Professioneel uitvoeren van onderwijsactiviteiten en volgen en begeleiden van kinderen CC: Met de kinderen een onderwijsactiviteit starten, hen motiveren en aansluiten bij hun voorkennis CC6: Geven van doelgerichte en gedifferentieerde instructie met gebruik van relevante (pedagogische, onderwijspsychologische en vakdidactische) kennis. 10 12 CC 13 CC Aansluiten bij voorkennis, aansluiten bij de belevingswereld en lesdoelen met de kinderen bespreken. Op planmatige wijze kinderen motiveren, taakgerichtheid stimuleren en de betrokkenheid verhogen. De student houdt bij de uitvoering van het lesontwerp structureel Hij sluit flexibel aan op de belevingswereld van kinderen en De student houdt bij de uitvoering van het lesontwerp meestal rekening met de voorkennis van Hij sluit meestal flexibel aan op de belevingswereld van kinderen en De student motiveert op planmatige wijze de meeste kinderen en stimuleert altijd de taakgerichtheid in de klas om de betrokkenheid te verhogen. De student houdt bij de uitvoering van het lesontwerp meestal Hij sluit af en toe flexibel aan op de belevingswereld van kinderen en bespreekt de lesdoelen. De student motiveert op planmatige wijze sommige kinderen en stimuleert vaak de taakgerichtheid in de klas om de betrokkenheid te verhogen. De student houdt niet bij de uitvoering van het lesontwerp Hij sluit niet flexibel aan op de belevingswereld van kinderen en De student motiveert niet op planmatige wijze sommige kinderen en stimuleert nauwelijks de taakgerichtheid in de klas om de betrokkenheid te verhogen. 11 14 CC6 1 CC6 Geven van interactieve instructie op meer niveaus, lettend op verschillen in niveau, tempo en interesse. Geven van instructie: presenteren en uitleggen, voorbeelden geven en voordoen (ook van denkprocessen). De student geeft interactieve geeft verlengde instructie voor meerdere vakken. De student gaat bovendien bij de instructie uit van verschillende groepen, ingedeeld naar tempo, niveau, interesse en sociaal emotionele ontwikkeling. De student geeft interactieve instructie op meerdere niveaus en geeft verlengde instructie voor meerdere vakken. De student gaat bovendien bij de instructie uit van verschillende groepen, ingedeeld naar tempo, niveau, interesse of sociaal emotionele ontwikkeling. De student gebruikt bij instructies op meer niveaus en bij verlengde instructie voor meerdere vakken didactische middelen om lesinhouden te presenteren, uit te leggen en te verlevendigen. Hij gebruikt hierbij voorbeelden en doet dingen voor (ook denkprocessen). De student geeft interactieve geeft verlengde instructie voor meerdere vakken. De student gebruikt bij instructies op meer niveaus en bij verlengde instructie voor meerdere vakken didactische middelen om lesinhouden te presenteren, uit te leggen en te verlevendigen. Hij gebruikt hierbij voorbeelden en doet dingen voor (ook denkprocessen). De student geeft geen interactieve geeft geen verlengde instructie voor meerdere vakken. De student gebruikt geen instructies bij meer niveaus en bij verlengde instructie voor meerdere vakken didactische middelen om lesinhouden te presenteren, uit te leggen en te verlevendigen. Hij gebruikt hierbij geen voorbeelden en doet dingen voor (ook denkprocessen). 3

Kerntaak 3: Professioneel uitvoeren van onderwijsactiviteiten en volgen en begeleiden van CC7: Kinderen aan het werk zetten en houden met taken en werkvormen passend bij de lesdoelen. : Begeleiden van kinderen bij hun leerproces met gebruik van relevante kennis, behouden van het overzicht en samen de les evalueren. LK 12 16 CC7 17 CC7 Indicatoren 3 2 1 0 De student legt taken en De student legt taken en werkvormen De student legt taken en werkvormen kort en bondig en zo kort en bondig en zo nodig extra uit en werkvormen kort en bondig en zo nodig extra uit en past deze zo nodig past deze zo nodig aan en differentieert nodig extra uit en past deze zo aan en differentieert daarin daarin waardoor de meeste kinderen aan nodig aan en waardoor de meeste waardoor alle kinderen aan het werk het werk gaan, en benut extra materiaal kinderen aan het werk gaan, en zet gaan, en benut extra materiaal voor voor verhogen betrokkenheid. structureel en doelbewust extra verhogen betrokkenheid. materiaal in dat betrokkenheid Zo nodig extra uitleggen en tijdens de les bijstellen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om betrokkenheid te verhogen. Signaleren en benoemen van taakgericht en niet-taakgericht gedrag tijdens de les en eventueel bijsturen De student deelt samen met de klas de verantwoordelijkheid bij het bespreken en uitvoeren van de afspraken. Hij stuurt op passende wijze bij. verhoogt. De student probeert samen met de klas de verantwoordelijkheid bij bespreken en uitvoeren van de afspraken te delen. Hij stuurt op passende wijze bij. De student legt niet taken en werkvormen kort en bondig en zo nodig extra uit en past deze niet aan waardoor de meeste kinderen niet aan het werk gaan, en zet structureel en doelbewust geen extra materiaal in dat betrokkenheid verhoogt. De student probeert niet samen met de klas de verantwoordelijkheid bij bespreken en uitvoeren van de afspraken te delen. Hij stuurt niet op passende wijze bij. 13 18 19 14 20 1 21 Volgen en begeleiden van werk-, denk- en leerprocessen van Kinderen hun denken laten verwoorden, voeren van leergesprekken en samenwerkend leren bevorderen en hun zelfstandig leren stimuleren. De hele groep en de individuele kinderen overzien en helpen en anticiperen op gebeurtenissen. Samen periodiek evalueren van het onderwijs en daaruit conclusies trekken. De student stelt systematisch gerichte vragen en geeft hints en feedback die kinderen aan het denken zetten. Hij maakt alle kinderen bewust van en begeleidt hen bij hun leer- en oplossingsstrategieën. De student laat planmatig kinderen hun denken verwoorden en bevordert en organiseert structureel samenwerkend en zelfstandig leren. De student evalueert structureel en systematisch samen met de kinderen het onderwijs en trekt daaruit conclusies. Hij bedenkt De student stelt systematisch gerichte vragen en geeft hints en feedback die kinderen aan het denken zetten. Hij maakt de meeste kinderen bewust van en begeleidt hen bij hun leer- en oplossingsstrategieën. De student laat planmatig kinderen hun denken verwoorden en bevordert en organiseert regelmatig samenwerkend en zelfstandig leren. De student behoudt het overzicht, speelt in op en anticipeert op situaties en onverwachte gebeurtenissen, bespreekt deze en stuurt zo nodig bij en houdt de regie. De student evalueert structureel samen met de kinderen het onderwijs en trekt daaruit conclusies. Hij bedenkt De student stelt gerichte vragen en geeft hints en feedback die kinderen aan het denken zetten. De student laat planmatig kinderen hun denken verwoorden en bevordert en organiseert incidenteel samenwerkend en zelfstandig leren. De student behoudt het overzicht over de hele groep en de kinderen, anticipeert op gebeurtenissen, bespreekt deze en stuurt bij. De student evalueert regelmatig samen met de kinderen het onderwijs en trekt daaruit conclusies. Hij bedenkt De student stelt geen gerichte vragen en geeft geen hints en feedback die kinderen aan het denken zetten. De student laat niet planmatig kinderen hun denken verwoorden en bevordert en organiseert geen samenwerkend en zelfstandig leren. De student behoudt geen overzicht over de hele groep en de kinderen, anticipeert niet op gebeurtenissen, bespreekt deze niet. De student evalueert niet regelmatig samen met de kinderen het onderwijs en trekt daaruit geen conclusies. Hij bedenkt geen vervolgactiviteiten en alternatieve 4

Kerntaak 4: Communiceren en samenwerken met collega s, ouders en andere professionals : Open en professioneel communiceren met volwassenen. Op niveau 9: overleg, samenwerking en externe contacten (ouders e.a.). Kerntaak : Werken aan professionele ontwikkeling. CC10: Leren van feedback en reflectie, zowel individueel als gezamenlijk. 16 22 Communicatievaardigheden gericht inzetten bij leggen van contact met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. De student zet zelfstandig en op eigen initiatief communicatievaardigheden gericht in bij onderhouden van contacten. Gaat in gesprek met anderen, luistert, leeft zich in en reageert passend. De student zet zelfstandig communicatievaardigheden gericht in bij het leggen van contact met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Hij neemt deel en draagt bij aan overleg en werkt waar mogelijk samen binnen het team. De student zet onder begeleiding communicatievaardigheden gericht in bij het leggen van contact met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Hij neemt deel en draagt zo mogelijk bij aan overleg. De student zet niet onder begeleiding communicatievaardigheden gericht in bij het leggen van contact met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Hij neemt geen deel en draagt niets bij aan overleg. 23 Een open houding hebben met betrekking tot ideeën en waarden van anderen De student treedt structureel in dialoog met anderen en legt uit hoe eigen handelen voortkomt uit waarden. Hij bespreekt de waarden van de school en draagt er aan bij De student treedt regelmatig in dialoog met anderen en legt uit hoe eigen handelen voortkomt uit waarden. Hij bespreekt de waarden van de school en draagt er aan bij. De student treedt af en toe in dialoog met anderen en legt uit hoe eigen handelen voortkomt uit waarden. Hij bespreekt de waarden van de school. De student treedt niet in dialoog met anderen en legt niet uit hoe eigen handelen voortkomt uit waarden. Hij bespreekt niet de waarden van de school. 17 24 Overleggen en samenwerken met ouders, collega s en andere professionals De student betrekt actief ouders meerdere geplande gesprekken met ouders over specifieke onderwijsbehoeften en doet handelingsvoorstellen. De student betrekt actief ouders binnen en buiten de groep en voert meerdere geplande gesprekken met ouders. De student betrekt actief ouders meerdere geplande gesprekken met ouders. De student betrekt niet actief ouders niet meerdere geplande gesprekken met ouders 18 2 CC10 19 26 CC10 Relaties leggen tussen de praktijk, kennis, en eigen visie en handelen. Eigen handelen systematisch onderzoeken en evalueren. De student legt structureel en doelgericht relaties tussen de praktijk, geselecteerde theoretische (vakdidactische en wetenschappelijke) bronnen en eigen visie en handelen. structureel het eigen handelen op anderen bij. De student legt structureel en doelgericht relaties tussen de praktijk, geselecteerde theoretische (vakdidactische) bronnen en eigen visie en handelen. regelmatig het eigen handelen op anderen bij. De student legt desgevraagd relaties tussen de praktijk, geselecteerde (vakdidactische) bronnen en eigen visie en handelen. De student onderzoekt en evalueert incidenteel het eigen handelen op systematische wijze en betrekt hier anderen bij. De student legt geen relaties tussen de praktijk, geselecteerde (vakdidactische) bronnen en eigen visie en handelen. niet het eigen handelen op geen anderen bij.