LANDBOUW INHOUDSTABEL. De opiniestukken in de DMK zijn ten persoonlijke titel van de auteurs en zijn geen standpunten van JONGCD&V.



Vergelijkbare documenten
Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Zorgboerderijen, partners in welzijn

Groene Zorg in Vlaanderen

TOESPRAAK DOOR KRIS PEETERS VLAAMS MINISTER-PRESIDENT EN VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Zorgboerderijovereenkomst WIJZIGING - STOPZETTING

De zorgboerderij. 3 Hoe is de zorgboerderij ontstaan? 4 Voor wie is de zorgboerderij? 5 Plaatsing op een zorgboerderij

Studiedag Vrouwen innoveren en inspireren op het platteland. 18 oktober 2011

Zorgboerderijovereenkomst

Inzetten op duurzame groei. Sonja De Becker Voorzitter Boerenbond

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid

Chocomelk. van eerlijke handel, biologische landbouw en lokale boeren! Handel, uit respect.

en vast dagritme, een rustige omgeving, nuttige werkzaamheden en gezelligheid samen.

Thema 1:Landbouw- en natuureducatie

Leidinggeven bij de stad Antwerpen

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Agrarisch en ruraal erfgoed, of het DNA van boer en plattelander

Verplicht!? vrijwilligerswerk - Standpunt van het Vlaams Welzijnsverbond [1]

LANDBOUW EN VOEDING IN

Opdrachtsverklaring Missie - Visie

In een notendop. 1 De Visie van het Netwerk Stadslandbouw Antwerpen. Het Netwerk stadslandbouw Antwerpen is

Toekomst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Herman Snijders Programmadirectie GLB, Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Hoog tijd voor een écht duurzame landbouw

Kinderen met een handicap op de schoolbanken

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur?

Inleiding Het spel Algemeen doel van het spel

Eindrapportage. Project Verbreding augustus 2008 juli 2012

samen werken aan een lokale voedselstrategie

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN JAAROVERZICHT 2016

Arbeid biedt een maatschappelijke meerwaarde ten opzichte van inactiviteit. 3

POP UP BOERENMARKT. 31 december 2014, Roeselare

Werkbaar werk Zelfstandige ondernemers

Samen voor een sociale stad

Makers van biodiesel en bioethanol

LEDEN VAN DE STUURGROEP

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Vlaams minister-president Peeters tekent krijtlijnen uit voor Vlaams wijnbouwbeleid

Geachte Dames en Heren,

Op weg naar een zorgvuldige veehouderij in 2020 Ruimte voor initiatieven? Die moet je verdienen!

Reflectievoormiddag Voorbij het statuut samenwonende

STICHTING VELDLEEUWERIK

Voor wie doet u het allemaal? Ontdek het met uw eigen Verdienmodel

PROTOCOL TUSSEN STEUNPUNT GROENE ZORG VZW, ZORGBOERDERIJEN EN WELZIJNS- EN ZORGVOORZIENINGEN

vzw beschut wonen DE OVERWEG ONZEOPDRACHT

De gewenste transitie in de zorg

PROGRAMMA 2015 VOOR DE HERVESTIGING VAN VLUCHTELINGEN. DE OCMW S ALS PARTNERS BIJ DE HERVESTIGING VAN VLUCHTELINGEN: FAQ

Schuivende panelen. Petra Berkhout

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

SALV, 18 oktober 2013 (nr ) Contactpersoon SALV: Dirk Van Guyze

nr. 644 van TINE VAN DER VLOET datum: 5 juli 2016 aan JO VANDEURZEN Persoonsvolgende financiering (PVF) - Toegang voor jongvolwassenen

Resultaten landbouwenquête. September 2013

Naam van de schoolexterne interventie: ipot Groep INTRO Brussel

BELEID OP VLAK VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: IN BELGIË EN DAARBUITEN

Malthus ( ) Kan landbouw de wereld blijven redden? Het ongelijk van Malthus. An essay on the principle of population 25/11/2013

betreffende de erkenning en ondersteuning van de Minder Mobielen Centrales (MMC s)

online! Telenet Foundation ondersteunt momenteel zo n 105 projecten in België. We bereikten al meer dan mensen. Iedereen

Biodiversiteit visie Boerenbond. Symposium biodiversiteit 4 november 2010

4. Hoeveel subsidies werden er in 2013 en tijdens het eerste semester van 2014 uitbetaald? Graag een opdeling per provincie.

SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW

Provincie Vlaams Brabant

Woensdag 29 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Werken aan diversiteit Visie en missie van de stad Mechelen

WERELD. 5 havo 1 Globalisering 14-16

Welke vaardigheden hebben een invloed op het al dan niet succesvol zijn van het outplacement?

INFORMATIEPAKKET. COÖRDINATOR (m/v)

TOEKOMSTFORUM HALLE-VILVOORDE

van de heren Karlos Callens en Marc Vanden Bussche, de dames Mercedes Van Volcem en Lydia Peeters en de heer Sas van Rouveroij

Beste kandidaten, Beste vrienden,

Meer met minder. Waterschaarste en grotere vraag naar voedsel. Laan van Staalduinen, Algemeen directeur LEI. 6 juni 2012

MULTIFUNCTIONELE LANDBOUW

Je ontwikkelt een gedeelde HR-visie en vertaalt deze in strategische doelstellingen, die passen binnen het strategisch meerjarenplan van KORTRIJK.

vergadering C90 LAN5 zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid

Sterk door overleg. Adviesfunctie

Meer info over Prisma en WMO?

Studie-en vormingsdag. Van buddy tot community : hoe kwetsbare netwerken versterken?

Plannen & organiseren

In de Visie is beschreven waar SGL in de toekomst voor wil staan, rekening houdend met ontwikkelingen die op dit moment aan de orde zijn.

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

1 Adviseert de directie en leidinggevenden bij het ontwikkelen en uitvoeren van een medewerkersbeleid

OCMW s en armoedebestrijding

Nieuwsmonitor 6 in de media

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij

Crelan Vertrouwensindex Land- en tuinbouwsector 2015

Beleidsnota Sociale Economie 08/01/2015

BASECAMPvzw De missie van Basecamp vzw

Suïcidepreventie in de land- en tuinbouw

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Samenvatting Sectorstudie maatschappelijke noden

betreffende een betere ondersteuning van de mantelzorg in het Vlaamse beleid

Vrijwilligersverenigingen

Twentse landbouw in nieuw krachtenveld. Gerko Hopster &JurgenNeimeijer

DE BASIS EN SPEERPUNTEN VOOR

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Subsidiëring van de bezoekruimtes. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.

Strategisch Visie Stichting voor Christelijk Praktijkonderwijs voor Hardenberg & omgeving

Michael Balmes Lüder Vollers Christian Vollers Matijs Brand

SUBSIDIEMAATREGEL ZORGBOERDERIJEN. Vlaanderen is landbouw & visserij DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ JAAROVERZICHT 2015

Senior. Voorbeeldboek woongemeenschappen van ouderen. Luc Steenkiste - Wonen in Veelvoud Luk Jonckheere - Samenhuizen vzw April 2013

EU Programma s GLB

Transcriptie:

1 DENK-MEE-KRANT, MAART 2010 LANDBOUW Eens leefde de mens van de jacht en de pluk. Wat de natuur voorzag, stond in voor de dagelijkse behoeften. De inspanningen die geleverd dienden te worden om te overleven, zouden volgens onderzoek een minieme belasting op de tijdsbesteding betekent hebben. Die tijden worden dan ook vaak aanzien als het zogenaamde aards paradijs van de mensheid. Geen grote zorgen, geen lasten, weinig werk. Op een bepaald moment werd de mens echter sedentair en begon hij het land te bewerken. De tijdsbesteding om de noodzakelijke hoeveelheid voedsel te bekomen door gewassen te planten en oogsten, door dieren bij zich te houden, zorgde voor een zwaarder bestaan. De intensievere levensstijl zorgde er echter voor dat de mens meer monden kon vullen. Is de mens aan landbouw gaan doen om het grotere aantal medemensen te kunnen voeden of kwam de mogelijkheid om kroostrijker te worden net door de landbouw? De kip of het ei. Wat we zeker weten, is dat een gesettelde levensstijl geleid heeft tot het gaan samenwonen in grotere groepen. Tot de mogelijkheid voor bepaalde groepen mensen om zich gespecialiseerd te gaan bezighouden met bepaalde zaken. Zelfs tot groepen die zich konden wijden aan taken die niet rechtstreeks instonden voor het vullen van de maag. Er ontstond cultuur. Doorheen de eeuwen heen bleef de landbouw van strategisch belang. Het kunnen vullen van de magen is tot op de dag van vandaag de prioritaire basisbehoefte. Toen transport nog geen evidentie was, zeker niet voor bederfbare goederen, was een vruchtbare landbouw essentieel om een welvarende regio te kunnen worden. Nu we in een geglobaliseerde wereld leven waarin grote hoeveelheden goederen van de ene kant van de aarde naar de andere kant vervoerd kunnen worden in korte periodes, lijkt dit minder belangrijk. Dat transport heeftechter heel veel nadelen voor onze planeet. Om onze vleesbevoorrading te voorzien moeten grote hoeveelheden van het regenwoud in Brazilië sneuvelen. Koeien worden er opeengepakt en in reusachtige openlucht vleesfabrieken gekweekt. Het transporteren van al die hoeveelheden voedsel naar gebieden waar ze geconsumeerd worden, zorgt voor een uitstoot die de opwarming van de aarde verder in de hand werkt. Daarnaast kan onze invloed op de kwaliteit van voedsel dat op 20.000 km gekweekt wordt, nooit zo groot zijn als dat uit onze achtertuin. Landbouw mag niet gezien worden als een folkloristische activiteit die door veranderende omstandigheden hier niet meer zou thuishoren. Voedsel is als basisbehoefte van de mens een goed dat ook hier voorzien moet worden. De mensen die vandaag nog steeds het beroep uitoefenen dat eens aan de basis lag van de wording van onze menselijke cultuur, verdienen respect. PIETER MARECHAL Hoofdredacteur DMK/Nationaal voorzitter JONGCD&V www.pietermarechal.be De opiniestukken in de DMK zijn ten persoonlijke titel van de auteurs en zijn geen standpunten van JONGCD&V. INHOUDSTABEL -ZORGBOERDERIJEN Els Roelof - HET EUROPEES LANDBOUWMODEL J.Relaes/F. Coussement/S. Dewispelaere - LANDBOUWBELEID: OVERZICHT Pieter Verhelst - LANDBOUW VS. ACTIECOMITE S Guy Van De Perre - BOEREN EN TUINDERS IN NOOD Riccy Focke - RUILVERKAVELING Simon De Boeck - INVESTEREN IN TALENT E. Santoyo/N. Charkaoui - DUURZAAM MIGRATIEBELEID Jozef De Witte - AANPAK NIEUWE OPVANGCENTRA Bram Sebrechts -AFDWINGBAARHEID EN MENSELIJKHEID Jan De Meyer -GROENE OPLOSSING VOOR OPEL Ken Van Weyenberg - NULTOLERANTIE Koen Vereecken - STILTE VOOR DE ONDERWIJSSTORM Stefan Jenart - - MAANDVERBANDEN Leo De Bock

2 PRIKBORDBERICHTEN Denkavond onderwijs Op dinsdagavond 30 maart om 19.45u organiseert de werkgroep onderwijs een debatavond over hervormingen in het hoger onderwijs. Sprekers zijn prof. André Oosterlinck (voorzitter associatie KULeuven), prof. Paul De Knop (rector VUB), ir. Johan Veeckman (Alg. Dir. Artevelde Hogeschool), prof. Bart Heijnen (Algemeen Beheerder UA) en kapt. Patrick Blondé (Alg. Dir. Hogere Zeevaartschool). Er zal worden gedebatteerd over: - de academisering van de 2 cycli hogeschoolopleidingen - de relatie tussen professioneel en academisch onderwijs - en rationalisatie van het opleidingen aanbod Het debat zal plaatsvinden in de Wetstraat 89. Reserveer alvast deze datum in je agenda en meld je aanwezigheid via info@jongcdenv.be. Nationale raad landbouw De werkgroep landbouw, onder leiding van werkgroepvoorzitter Lode Soenen, is volop bezig met de voorbereidingen van de nationale raad rond dit thema. Die zal plaatsvinden op 17 april, op een nog nader te bepalen locatie. Zet de datum alvast in je agenda. Een locatie zal later worden meegedeeld via de nieuwsbrief en op www.jongcdenv.be.

3 ZORGBOERDERIJEN: PARTNERS IN WELZIJN De zorgboerderij zelf bestaat al lang. Wie kende vroeger geen boerderij waar hulpbehoevenden diverse klusjes opknapten op de boerderij, gewoon rondliepen, Zorgboerderijen zijn dus niet nieuw. Toch is er de laatste jaren een duidelijke stijging van het aantal en een professionalisering van de aanpak. Binnen de omschrijving groene zorg bestaan verschillende soorten initiatieven. Het gaat telkens om zorg in een groene (landelijke) omgeving. Dit kunnen sociale tewerkstellingsinitiatieven zijn die land- of tuinbouwactiviteiten doen (bvb. landschapswacht, ), instellingsboerderijen (een boerderij die verbonden is aan een voorziening), of kleine vzw s die een hobby boerderij hebben en vanuit idealisme mensen opvangen. Als we spreken over een zorgboerderij, dan hebben we het over een particulier land- of tuinbouwbedrijf. Wat? Wie? Een zorgboerderij is een land- of tuinbouwbedrijf waar mensen uit kwetsbare groepen opgevangen worden. Die opvang bestaat erin dat zij meedoen met de gewone activiteiten op het bedrijf. Zorg door activering dus. Een brede waaier van kwetsbare groepen kan terecht op een zorgboerderij: zowel mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychiatrische problematiek, jongeren met problemen op school, thuis of in de instelling waar ze verblijven, ouderen,... Er zijn diverse redenen waarom mensen naar een zorgboerderij gaan. Omdat ze iets willen doen van activiteiten buiten de muren van de voorziening. Het gevoel hebben van nuttig te zijn, en zinvol werk te doen. Omdat ze niet functioneren in het gewone arbeidscircuit, maar in de 1-1 begeleiding bij de zorgboer wel functioneren. Omdat ze nood hebben aan een rustperiode, en eens in een andere omgeving te vertoeven. Omdat ze nog een aantal vaardigheden dienen aan te leren, en door het meewerken op een boerderij, deze kunnen oefenen. Omdat ze de vrije tijd niet ingevuld krijgen, en bezig willen zijn. De aanmelding voor de samenwerking met een zorgboerderij moet gebeuren door een begeleidende welzijnsvoorziening. De opvang op de zorgboerderij blijft dus steeds gekaderd binnen een globaal zorgtraject die de zorgvrager (cliënt/patiënt/jongere) doorloopt. Het is van cruciaal belang dat de zorgvrager zelf gemotiveerd is, en betrokken is bij de aanvraag. Zorgboerderij kan en mag niet gebruikt worden als strafmaatregel! Bij de beoordeling of een zorgvrager in aanmerking komt voor opvang op een zorgboerderij, spelen fysieke mogelijkheden minder mee, dan wel de psychische stabiliteit. Een zorgvrager mag nooit gevaar kunnen inhouden. Het is de begeleidende dienst, die zorgt dat de zorgboerderij alle nodige info over de zorgvrager krijgt die relevant is en nodig voor de opvang op de zorgboerderij. Ook uitleg rond de doelstelling van de opvang, en de manier van aanpakken van die specifieke zorgvrager. Iedere persoon is anders, en vraagt een specifieke aanpak. Zorg op maat dus. De opvang op een zorgboerderij gebeurt steeds regelmatig en gestructureerd. Dit kan bv. een vaste (halve) dag per week zijn, meerdere dagen per week, een dag om de 14 dagen, De duurtijd is meestal zelfs onbepaald, zolang iedereen tevreden blijft, dan blijft de opvang verder lopen. Jongeren vormen een uitzondering hierop omdat het hier meestal gaat om time outs (al dan niet met overnachting). Dan is het verblijf op de zorgboerderij een bepaalde aaneengesloten periode (bv. 2 weken). De timing wordt steeds afgesproken in onderling overleg tussen de zorgboerderij en de begeleidende dienst en de zorgvrager. Meestal is er slechts één persoon per dag op de zorgboerderij aanwezig. Zorgboerderijen kiezen ook zelf hoeveel dagen per week zij opvang kunnen doen. Er is dus zeker niet overal iedere dag iemand aanwezig op de

4 zorgboerderij. Alle soorten land- en tuinbouwbedrijven kunnen in aanmerking komen. Op ieder bedrijf zijn er wel taakjes die kunnen gebeuren. Belangrijkste is de motivatie en ingesteldheid van de zorgboer(in): geduldig zijn, begrip hebben, sociaal ingesteld zijn,... Ondersteuning en financiering Eind 2003 werd het Steunpunt Groene Zorg opgericht, een samenwerking tussen Boerenbond, KVLV en Cera. Na 3 jaar stopte de financiering vanuit Cera, en sindsdien is het zoeken naar middelen om de werking blijvend uit te bouwen, waar de provinciebesturen de provinciale werking ondersteunen. De werking van het Steunpunt is sterk geëvolueerd in die tijd. In de beginfase was het vooral het onderzoek naar de haalbaarheid, en de noden van zorgboerderijen. Eén van de bekommernissen van de reeds actieve zorgboerderijen was de ongerustheid rond wat als er iets gebeurt?, wat met zwartwerk?, Dit resulteerde eind 2005 in een wettelijk kader. De zorgboerderijovereenkomst werd ontwikkeld, in samenspraak met landbouw, welzijn, sociale inspectie. Zo werd het statuut van de zorgvrager bepaalt op vrijwilliger. Ook moet er steeds een erkende welzijnsvoorziening (erkenning bij Vlaams ministerie van welzijn) of CLB, mee betrokken zijn. In die overeenkomst worden ook alle afspraken vastgelegd, en een handelingsplan opgesteld, en de timing vastgelegd. Professionele land- en tuinbouwers die werken met een erkende zorgboerderijovereenkomst kunnen genieten van een forfaitaire compensatievergoeding van het departement Landbouw en Visserij. Per halve dag dat een zorgvrager op het bedrijf komt helpen, ontvangt de zorgboer een vaste vergoeding. Niettegenstaande de gewaardeerde aanmoedigingspremie vanuit de Vlaamse overheid zijn de zorgboer(inn)en het erover eens dat vooral het sociale aspect van hun engagement hen drijft en aanmoedigt.. De premie compenseert niet de reële tijd en energie die het kost, maar is alvast een zeer goed begin. De werking van het Steunpunt Groene Zorg evolueerde verder naar een dienstverlening voor zowel geïnteresseerde boerderijen, als welzijnsvoorzieningen die met hen willen samenwerken. Het Steunpunt Groene Zorg begeleidt land- en tuinbouwers die de opstart van een zorgactiviteit overwegen. Daartoe wordt in elke provincie een medewerker ingezet. De provinciale medewerkers starten met een bedrijfsbezoek waarbij de mogelijkheden voor samenwerking met zorgvoorzieningen onderzocht worden. Eens de wensen en mogelijkheden van het land- of tuinbouwbedrijf duidelijk in kaart zijn gebracht, kijkt de medewerker uit of er zich een gepaste vraag vanuit een welzijnsvoorziening aandient. Zodra dat het geval is, begeleidt Steunpunt Groene Zorg de eigenlijke opstart van de zorgboerderij. Ook voorzieningen die op zoek zijn naar een zorgboerderij, kunnen beroep doen op het Steunpunt Groene Zorg. Op basis van een aanmeldingsformulier, wordt gekeken of er een geschikte zorgboerderij is. Zo niet, wordt gezocht naar een nieuwe zorgboerderij. Naast deze praktische dienstverlening, wil het Steunpunt zich ook profileren als informatiecentrum rond zorgboerderijen. Met informatiesessies voor nieuw geïnteresseerden, een vormingsaanbod voor de actieve. En ook beleidsvoorbereiding behoort tot de taken. Wat cijfermateriaal Aan de expansie van zorgboerderijen in Vlaanderen komt voorlopig geen einde. Dat tonen de jaarcijfers 2009 van Steunpunt Groene Zorg aan. Het steunpunt telde het afgelopen jaar een toename van 75 zorgboerderijen. Die groei is voor het steunpunt een motiverende factor om nog meer in te zetten op goede garanties voor een kwaliteitsgerichte samenwerking tussen landbouwer en welzijnsvoorziening. Eind 2009 sloot Steunpunt Groene Zorg de teller af op 474 actieve zorgboerderijen in Vlaanderen. 87 procent daarvan zijn professionele land- en tuinbouwbedrijven. De overige 13 procent zijn initiatieven met aanverwante bedrijvigheden zoals paardenpensions, tuinaanleg en hobbylandbouw.

5 Spreiding van de zorgboerderijen over de provincies In 2009 kreeg Steunpunt Groene Zorg 860 aanvragen om een samenwerking met een zorgboerderij op te starten. Dit is een stijging met 40 procent tegenover 2008. 270 verschillende voorzieningen werkten samen met één of meer zorgboerderijen. Onder hun begeleiding vonden naar schatting 1.000 tot 1.200 zorgvragers in de loop van 2009 voor een kortere of langere periode de weg naar een zorgboerderij in Vlaanderen. Ongeveer 80 procent van de zorgboerderij overeenkomsten die afgesloten worden, verlopen met tussenkomst van het Steunpunt Groene Zorg. Waar het in aanvang vooral ging over aanvragen vanuit de sector personen met een handicap, en ook een aantal instellingen bijzondere jeugdzorg die structureel met zorgboerderijen werken voor hun time outs, is er een duidelijke verschuiving vast te stellen. Zowel vanuit psychiatrie, maar zeker vanuit onderwijs, is een grote groei merkbaar.

6 Ook meer en meer ambulante diensten hebben de zorgboerderijen gevonden. Waarin ligt het succes van de zorgboerderij? Omdat het gaat om een zeer specifieke vorm van vermaatschappelijking van zorg. De zorgvrager heeft niet het gevoel dat hij/zij in de hulpverlening zit. Voelt zich net beter, om activiteiten te kunnen/mogen buiten doen (letterlijk en figuurlijk). De zorg is ook echt op maat, er wordt gekeken wat de zorgvrager graag doet van activiteiten, hiervoor wordt de geschikte zorgboerderij gezocht, en de zorgboer(in) houdt in grote mate rekening met de zorgvrager bijv. door klusjes te laten liggen tot de dag dat zij komen, omdat ze ze goed kunnen of graag doen, Voor veel zorgvragers is net de meerwaarde van de zorgboerderij dat ze in een gewone omgeving bij gewone mensen terecht komen. Mensen met gezond boerenverstand dan nog. Zorgboer(inn)en zijn mensen die bereid zijn om een kwetsbare persoon een kans te bieden, los van de beperking die ze hebben, of wat hun verleden is. Dit gevoel van een kans te krijgen, is iets wat sommigen nodig hebben. Men wordt aangesproken op zijn/haar mogelijkheden, en als het goed verloopt, is er een bemoediging en waardering. Het specifieke van de zorgboerderij zit hem ook in de 1-1 relatie. Op de boerderij werkt men enkel samen met de zorgboer(in) en krijgt op die manier exclusieve aandacht en aansturing. Ook voor de zorgboerderij zelf is het een meerwaarde. De buitenwereld (voorzieningen, de zorgvrager (en diens familie) komt in contact met land- en tuinbouw. Zorgboerderij zijn, biedt ook een sociale meerwaarde aan het bedrijf. Door contacten met welzijnssector, leert de zorgboer)in) ook die wereld kennen. Maar het voornaamste wat vermeld wordt is de voldoening van de zorgvrager tevreden te zien, en iets te kunnen betekenen voor die persoon. Toekomst/knelpunten De vraag is er nood aan zorgboerderijen? moet niet gesteld. De groeiende vraag vanuit de welzijnssector, en zeker onderwijs/clb s bewijst het nut van deze vorm van opvang. Maar er zijn grenzen. Het aantal zorgboerderijen, kan misschien nog wel even groeien. Maar niet ieder land- of tuinbouwbedrijf zal zorgboerderij worden. De kleinschaligheid moet ook bewaakt blijven. De sterkte van de 1-1 begeleiding mag niet in het gedrang komen. Het Nederlandse model van zorgboerderijen, is totaal anders opgevat. Maar het sociaal zekerheidstelsel is daar wezenlijk anders dan in Vlaanderen. Zorgboerderijen zijn daar kleine zorginstellingen, met bijhorende vereisten naar opleiding, en een kwaliteitshandboek. De vergoeding van de zorgboerderij, komt vanuit het persoonlijke budget van de zorgvrager, vanuit welzijnshoek dus.

7 Het Vlaamse systeem van financiering van de zorgboerderijen, nl. een premie per dag (en dus niet persoon) is niet rendabel voor een bedrijf, om zich meer te gaan toeleggen op zorg, en hun bedrijfsactiviteiten hiervoor te herorganiseren. De premie komt dan ook vanuit de hoek van landbouw, en niks van welzijn. De absurde situatie dat land- en tuinbouw meehelpen om een welzijnsprobleem op te lossen, maar zonder financiering vanuit die hoek zitten, wordt al een tijdje aangekaart. Eerste knelpunt in het zoeken naar middelen vanuit welzijn, stelt zich al bij de diverse doelgroepen waarmee zorgboerderijen werken. Ieder agentschap, die elk een specifieke werksector behartigen, zijn positief over de meerwaarde van zorgboerderijen, maar zien liefst hun middelen behouden. Het Steunpunt Groene Zorg, wil ook de diversiteit van doelgroepen behouden, en niet ingedeeld worden in één hokje. Er is ook een grote verscheidenheid tussen de diverse sectoren. De ene dienst kan al meer tijd vrijmaken om de zorgboer te gaan coachen in de opvang van de specifieke zorgvrager. Begeleid werken voor personen met een handicap is hier een zeer mooi voorbeeld van. De begeleider gaat de eerste keren mee naar de boerderij, om de taken aan te leren. Voor andere diensten is het niet haalbaar om (veel) tijd vrij te maken voor de opvolging van de zorgvrager op de zorgboerderij, wat de kwaliteit niet altijd ten goede komt. Dit heeft niet noodzakelijk te maken met het ontbreken van de wil om het goed te doen, maar de beperkte middelen die zij hebben als voorziening, en het grote aantal cliënten die zij moeten opvangen. Specifiek voor de sector bijzondere jeugdzorg hoeft het niet meer gezegd dat er daar plaatsproblemen zijn, en wachtlijsten. Oneigenlijk gebruik van zorgboerderijen loert achter het hoekje. Sociale diensten die nergens plaats vinden voor een bepaalde jongere, en proberen die te plaatsen op een zorgboerderij. Zorgboerderijen hebben zeker nut voor jongeren. Jammer genoeg worden de meeste jongeren aangemeld voor time out, als de situatie al vastgelopen is. Beter zou zijn, om zorgboerderijen vroeger in het zorgtraject in te schakelen, en meer preventief. De jongere even uit de situatie halen, voor het misloopt. Vanuit onderwijs zijn de ervaringen hier alvast positief. Het heeft bv. weinig zin een jongere eind mei nog naar een zorgboerderij te laten gaan, als het schooljaar toch al verloren is. Beter is hem eerder op het schooljaar, een tijdje, naar een zorgboerderij te laten gaan. Om rust te bieden, tijd te geven om eens na te denken, en hem dan te belonen, dat hij terug een kans krijgt op school. Ook mobiliteit is een belemmering in de werking. De meeste boerderijen zijn gelegen op het platteland, de meeste welzijnsvoorzieningen in de stedelijke gebieden. Daarenboven zijn de mogelijkheden van het openbaar vervoer op het platteland verre van ideaal. Als een zorgvrager 1,5 uur onderweg is met de bus, 2 keer overstappen, om 10 km verder naar een zorgboerderij te gaan. Dan moet de motivatie al enorm zijn. Niet iedere zorgvrager kan gebracht worden door ouders of voorziening. De minder mobielencentrale is betalend, wat niet voor iedereen haalbaar is om te financieren. In het debat van de financiering van de land- en tuinbouw, is het bijzonder jammer dat de Europese middelen voor de zorgboerderijen in 2007 eenzijdig afgeschaft zijn. Het is bijzonder lovenswaardig dat het Vlaamse ministerie landbouw, deze kost op dat moment volledig op zich genomen heeft. Zodat de premie voor de zorgboerderijen nooit in het gedrang geweest zijn. Het debat rond de Europese middelen hiervoor kan hopelijk binnenkort heropend worden. Ook de financiering van het Steunpunt Groene Zorg is een pijnpunt. De eerste 3 jaren was er de ondersteuning vanuit Cera. Daarna hebben de provinciebesturen hun verantwoordelijkheid genomen door voor de financiering van de provinciale dienstverlening te zorgen. Gezien het grote aantal aanvragen, zal een halftijdse kracht per provincie niet lang houdbaar zijn. Hier wordt ook gekeken naar het ministerie Welzijn, om met middelen over de brug te komen en zo de dienstverlening te kunnen behouden. Het grote aantal vragen die gesteld worden via het Steunpunt bewijzen hun nut. Ook hun taak als kwaliteitsbewaker is cruciaal in het geheel van de werking van de zorgboerderijen. Maar ook de algemene taken, zoals expertise, uitbouw, vorming, moeten behouden blijven. Zorgboerderijen, zijn partners in welzijn! ELS ROELOF is medewerker van Steunpunt Groene Zorg West-Vlaanderen. E: els.roelof@groenezorg.be W: www.groenezorg.be

8 HET EUROPEES LANDBOUWMODEL: MEER DAN DE MOEITE WAARD De land- en tuinbouw in Vlaanderen is zich sinds een tiental jaar bewust geworden van het feit dat een maatschappelijk verantwoorde manier van produceren de enige weg is die in de toekomst kan bewandeld worden. Productiviteitstoename zonder dat men zich al teveel rekenschap moest geven van de gevolgen voor mens en milieu, zoals dat tot ver in de vorige eeuw de marsrichting was, is niet langer mogelijk. Terwijl de schaalvergroting zich doorzet, wordt er, mede ondersteund door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, de laatste jaren massaal geïnvesteerd in milieu, voedselveiligheid, alternatieve energie en dierenwelzijn. Er wordt niet langer meewarig gedaan over het afsluiten van beheersovereenkomsten om de natuur en het landschap te versterken op het platteland en om biologische landbouw te promoten. Landbouw probeert ten volle zijn multifunctionele rol te vervullen. Hoevetoerisme en hoeveverkoop worden professioneel uitgebouwd en een interessante combinatie van welzijn en landbouw onder de vorm van zorgboerderijen wordt een gigantisch succes op enkele jaren tijd. Langs de andere kant is het Europees landbouwbeleid, sinds de Mc Sharry-hervorming in 1992 en de zogenaamde Mid-Term Review in 2003, sterk marktgericht geworden. De marktstabilisatiemechanismen zoals prijsondersteuning en interventie die jarenlang zo kenmerkend zijn geweest voor het Europees landbouwbeleid zijn grotendeels overboord gegooid. De afbouw van de prijszekerheid creëert grotere marktschommelingen, een verhoogde bedrijfskwetsbaarheid en leidt dan ook vaak naar een verminderd inkomen. Dit is hoofdzakelijk gebeurd onder druk van de handelsbesprekingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Europese landbouwsector zit daardoor voor een stuk tussen hamer en aambeeld. In Europa wordt de land- en tuinbouwer geconfronteerd met tal van eisen op het vlak van milieu, landschap, voedselveiligheid en dierenwelzijn, die in andere delen van de wereld niet of veel minder spelen. De manier waarop en de omgeving waarin voedsel wordt geproduceerd is vooral een bekommernis van de Europese consument. Bekend zijn de ban in Europa van hormonenvlees, van de zogenaamde chloorkippen en van de meeste ggo-gewassen. Ook op het vlak van dierenwelzijn is Europa voorloper in vergelijking met andere delen van de wereld. In een open economie betekent dit dat met ongelijke wapens wordt gestreden. Het is het goed recht van de Europese burger om extra eisen te stellen aan de manier waarop zijn voedsel wordt geproduceerd, maar dit betekent een meerkost voor de eigen Europese boeren in vergelijking met hun concurrenten van elders. Een meerkost die zich niet vertaalt in een hogere prijs, noch in een grotere bereidheid van de consument om meer te betalen. Sinds de Tweede Wereldoorlog blijft het aandeel voor voedingsproducten in het gezinsbudget immers continu dalen. Het is echter evenzeer een opdracht van de Europese landbouw om met haar intensieve maar duurzame productiemethoden een belangrijke bijdrage te leveren aan de noodzakelijke stijging van de voedselproductie ten gevolge van de sterk stijgende wereldbevolking de komende decennia. Op dit moment worden de eerste voorstellen op tafel gelegd voor een nieuw Europees landbouwbeleid na 2013. Vraag is of Europa vanaf 2014 nog voldoende financiële middelen zal willen vrijmaken om het Europees landbouwmodel te verdedigen. Dat Europees landbouwmodel is in vergelijking met de rest van de wereld uniek: - ten eerste, omdat de Europese landbouw nog steeds overwegend bestaat uit bedrijven met een familiale dimensie, - ten tweede, omdat het Europees landbouwmodel aandacht heeft voor de manier waarop land- en tuinbouwproducten worden geproduceerd, - en ten derde, omdat het Europees landbouwmodel rekening houdt met de omgeving en het landschap waarin die landen tuinbouwproducten worden geproduceerd. Bovendien voert Europa een politiek waarbij ervoor wordt gepleit land- en tuinbouw over gans het grondgebied, ook in de meer onherbergzame gebieden, te behouden. Dit gebeurt ondermeer via de

9 zogenaamde tweede pijler van het Europees landbouwbeleid, het plattelandsontwikkelingsbeleid. Ook heeft Europa steeds meer aandacht voor de gevolgen van het Europees landbouwbeleid voor de landen in ontwikkeling. Vandaar dat de handelsverstorende exportsubsidies drastisch zijn afgebouwd en dat het streefdoel is ze te herleiden tot nul in 2013. Het Europees landbouwmodel komt het scherpst tot uiting wanneer het vergeleken wordt met de manier waarop de landbouw zich voordoet in de Verenigde Staten. Daar zijn mastodontbedrijven schering en inslag. Zo wordt er reeds op heel wat melkveebedrijven, in een ploegensysteem, dag en nacht gemolken. Daarnaast wordt de maatschappelijke focus in de Verenigde Staten vooral gelegd op het eindproduct. Dat moet veilig en kwaliteitsvol zijn. Er worden daarentegen weinig maatschappelijke bekommernissen geuit omtrent de manier waarop dat eindproduct geproduceerd wordt. Zo is bijvoorbeeld het toedienen van hormonen in de vlees- en melkproductie toegelaten. Ook de aandacht voor het milieu en de omgeving waarin die landbouw wordt bedreven, is zeer gering. De regels om het milieu te beschermen tegen overbemesting staat er bijvoorbeeld nog in zijn kinderschoenen. Biobrandstoffen worden er in tegenstelling tot Europa vooral om strategische en geo-politieke redenen aangemoedigd en veel minder omwille van milieuoverwegingen. Momenteel warmt, zoals gezegd, iedereen zich op voor een discussie over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013, omdat dan de huidige financiering van dit beleid afloopt. De discussie over het hernieuwd landbouwbeleid zal daarom ook sterk bepaald worden door de discussies omtrent het totale budget van de Europese Unie. Dat budget lijkt op dit moment alvast onvoldoende om een aantal nieuwe taken, die in het kader van het Verdrag van Lissabon aan Europa zijn toegewezen waar te maken. Er zijn twee sporen om hieraan te verhelpen. Ten eerste, de meest noodzakelijke maar wellicht de minst politiek haalbare, de verhoging van het totaal Europees budget. Ten tweede, het verschuiven van middelen voor de nieuwe uitdagingen binnen de bestaande begrotingskaders. Komt men beleidsmatig uit bij dit tweede spoor dan zal de land- en tuinbouw ongetwijfeld sterk in het vizier komen. Nog steeds zo n 40 % van de Europese middelen worden ingezet voor het landbouwbeleid. Dit is relatief gezien hoog, maar in feite zeer beperkt, want minder dan 1% van het bruto binnenlands product van de Unie. De grote uitdaging voor de komende maanden is dan ook of we met zijn allen in Europa bereid zullen blijven om voldoende te blijven investeren in een leefbare landbouw die aandacht heeft voor de manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd, voor de omgeving waarin dit gebeurt en voor gevolgen van de manier waarop we onze productie organiseren voor andere delen van de wereld, in het bijzonder de ontwikkelingslanden. Voor ons is het Europees landbouwmodel alvast meer dan de moeite waard om voor te vechten. JORIS RELAES is kabinetschef landbouw van Vlaams minister-president Kris Peeters. FRANS COUSSEMENT is adviseur landbouw van Vlaams minister-president Kris Peeters en SOPHIE DEWISPELAERE is raadgever algemeen beleid en landbouw van eerste minister Yves Leterme.

10 LANDBOUWBELEID: EEN OVERZICHT Overal ter wereld voeren overheden landbouwbeleid. Drie universele doelstellingen kunnen onderscheiden worden: 1. Te allen tijde voedselzekerheid garanderen; 2. Inspelen op maatschappelijke eisen en verwachtingen; 3. Aan een redelijke prijs voor de consument. Voedsel is energie voor de mensen. Zonder voldoende voedsel valt de ontwikkeling van een samenleving stil. Om te allen tijde voedselzekerheid te garanderen, ongeacht de omstandigheden, is een zekere mate van zelfvoorziening onontbeerlijk. De landbouw is daarnaast de motor van ontwikkeling en het kloppende hart van het platteland. Ze draagt op een duurzame manier zorg voor de elementen waarmee ze moet werken. De beroepsfierheid brengt een brede waaier aan de beste producten voort. De samenleving erkent dit, maar heeft zelf ook specifieke verwachtingen en eisen. Dus stuurt ze de landbouw in bepaalde richtingen. De overheid versterkt en ondersteunt deze specifieke invulling van de landbouwactiviteit. De productie van voldoende voedsel en het inspelen op de maatschappelijke verwachtingen moet gebeuren op een efficiënte manier en dus aan een redelijke prijs. Daarom stuurt en stimuleert de overheid het streven naar efficiëntie. Deze doelstellingen kunnen enkel gerealiseerd worden als rekening gehouden wordt met twee belangrijke randvoorwaarden: - De landbouwsector is een economische sector met specifieke eigenschappen; - Landbouwers moeten een leefbaar inkomen kunnen realiseren. De landbouwsector heeft enkele specifieke kenmerken. Ze maakt gebruik van de natuurlijke omstandigheden die sterk verschillen van streek tot streek. Ze is onderhevig aan de grillen van de natuur, zowel wat klimaat en weersomstandigheden betreft, als wat de impact van ziekten en plagen betreft. Daarnaast is de landbouwmarkt van nature onstabiel wat de landbouwer sterk kan bedreigen omdat hij als zwakste schakel in de keten tussen hamer en aambeeld terechtkomt en door de eigenheid van de cyclische landbouwproductie en de economie van het landbouwbedrijf weinig ruimte heeft om marktschokken op te vangen. De landbouw wordt gedragen door mensen met liefde voor de stiel. Maar zoals overal gaat liefde door de maag. Als er geen brood op de plank komt, vergaat zelfs de grootste liefde. Daarom kan de landbouw maar duurzaam ontwikkelen en zijn maatschappelijke doelstellingen invullen als de landbouwer er een leefbaar inkomen uit kan puren. De basis van een verantwoord en evenwichtig landbouwbeleid ligt hem dus in het verzoenen van de belangen van beide zijden van de markt door een redelijk inkomen aan de landbouwers te garanderen en redelijke prijzen aan de consument. Enkel zo kan de doelstelling van het landbouwbeleid gerealiseerd worden, die erin bestaat voedselzekerheid te garanderen aan de bevolking met respect voor de maatschappelijke eisen en verwachtingen. Maar het nastreven van deze evenwichtige verhouding tussen producent en consument is slechts een noodzakelijke maar geen voldoende basis. Het sluitstuk is de noodzakelijke erkenning van de eigenheid van de landbouwsector waarop moet ingespeeld worden. Dit wordt treffend samengevat in onderstaande figuur.

11 Landbouwbeleid is er dus niet om louter het belang van de boer te dienen, maar gaat bovenal over het invullen van het maatschappelijk belang, met name de beschikbaarheid van voldoende, kwalitatief en veilig voedsel dat geproduceerd wordt met respect voor milieu en dier op een leefbaar platteland. De eigenheid van de sector en de daaraan gekoppelde marktimperfectie maken dit doel op louter markteconomische basis moeilijk haalbaar. De overheid heeft vele instrumenten ter beschikking om het maatschappelijk belang in te vullen. Vier onderscheiden instrumenten worden gebruikt om de doelstellingen van het landbouwbeleid te realiseren: 1. Marktcorrigerende maatregelen Om het falen of tekortschieten van de vrije markt in het garanderen van voedselzekerheid door een correcte prijszetting gericht te corrigeren: invoerheffingen, samenwerkingsverbanden, kwaliteits- en promotiebeleid, 2. Directe overheidstussenkomst Marktcorrigerend optreden heeft zijn beperkingen waardoor een deel van de meerkost van het nastreven van de doelstellingen van het landbouwbeleid nog steeds niet door de markt vergoed wordt. Daarom is een directe overheidstussenkomst bij de producent noodzakelijk om zijn bedrijfsvoering finaal rendabel te maken: bedrijfstoeslagrechten. 3. Stabiliserend beleid Rendabiliteit op lange termijn kan maar gegarandeerd worden als de inherente instabiliteit van de landbouwmarkt door hetzij het inelastische karakter ervan of de nefaste natuurlijke invloeden kan opgevangen worden door stabiliserend beleid: strategisch voorraadbeheer, verzekeringssystemen, termijnmarkten, 4. Stimulerend beleid Het laten spelen van de gecorrigeerde markt biedt een voldoende stimulans om continu te blijven streven naar efficiëntieverbetering. De overheid kan de noodzakelijke investeringen bijkomend versterken of gericht sturen naar een specifieke doelstelling via een stimulerend investeringsbeleid. Een mix van deze instrumenten is noodzakelijk om de doelstellingen van het landbouwbeleid te omvatten. Ook de EU erkent de noodzaak aan een sterk landbouwbeleid. Het Verdrag van Rome (1958) bepaalde de doelstellingen voor een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ze zijn integraal overgenomen in het Verdrag van Lissabon (2009): a) de productiviteit van de landbouw doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren; b) aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard verzekeren, met name door de verhoging van het

12 hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn; c) de markten stabiliseren; d) de voorziening veilig stellen; e) redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers verzekeren. Daarnaast stelt de Europese burger hoge eisen aan de Europese boeren. Daarenboven verkiest Europa een vorm van familiale landbouw die over het ganse Europese grondgebied is ingebed. Deze elementen zorgen ervoor dat de kostprijs voor landbouwproductie in Europa doorgaans hoger ligt dan de prijzen op de wereldmarkt. De instrumenten waarmee de EU deze kostprijs probeert te compenseren om zo de doelstelling van het GLB te realiseren, zijn door de jaren heen sterk veranderd. Aanvankelijk werd een systeem opgezet van minimumprijzen ondersteund door interventie, invoerheffingen en exportsubsidies. De EU voerde een twee prijzenbeleid met een eigen Europese prijs, los van de wereldmarkt. De hogere prijs stimuleerde de productie. De EU werd snel zelfvoorzienend. Uiteindelijk resulteerde het systeem in tot de verbeelding sprekende overschotten die echter handen vol geld kostten. Daarnaast werden deze overschotten met exportsubsidies op de wereldmarkt afgezet waardoor ze de normale handelsstromen sterk verstoorden en de ontwikkeling van de landbouw in andere delen van de wereld in de weg stonden. Onder interne en externe druk moest dit systeem dus geleidelijk aan omgevormd worden. Europa koos er voor de wereldmarktprijs als referentie te hanteren. Het twee prijzenbeleid werd vanaf 1992 geleidelijk omgevormd tot een één prijssysteem. De boeren krijgen zo voeling met de markt en kunnen er hun productie op afstemmen, zowel naar hoeveelheid als naar type productie. Om de hogere kostprijs te blijven compenseren, ontvangen de boeren nu een directe tussenkomst van de overheid. Daarnaast focust het landbouwbeleid niet alleen meer op productiviteit, maar heeft ze ook andere doelstellingen opgenomen om in te spelen op maatschappelijke verwachtingen: zorg voor milieu en natuur, met ondermeer de vraag tot het behoud van biodiversiteit, behoud van kwaliteit van bodem, water, lucht, Zorg om het klimaat, aandacht voor dierenwelzijn, de vraag naar kwaliteitsvolle producten en kwaliteitsborging doorheen het productieproces, Het zijn allemaal elementen die steeds nadrukkelijk in het GLB zijn opgenomen sinds de opeenvolgende hervormingen vanaf 1992. De doelstellingen zijn dus gebleven maar ze worden in het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie op een meer markt- en maatschappijgerichte manier ingevuld. De uitdaging voor de toekomst is een werkbaar evenwicht te vinden tussen de maatschappelijke uitdagingen en de economische mogelijkheden. PIETER VERHELST is adviseur Europees en internationaal beleid op de studiedienst van de Boerenbond en tevens actief binnen CD&V Deerlijk. E: info@pieterverhelst.be

13 LANDBOUW IN AGRARISCH GEBIED?NATUURLIJK! Het is ergerlijk, die nieuwe trend, de trend waarbij actiecomités te pas en te onpas uit de grond rijzen, met slechts één doel: elk vooruitstrevend initiatief proberen de kop in te drukken. Het is een verschijnsel dat niet alleen voorkomt bij de discussie over de Lange Wapper, maar ook vaak bij vergunningsaanvragen door landbouwbedrijven, en zeer vaak wanneer het woord mestverwerkingsinstallatie de kop opsteekt. Actiecomités lijden dikwijls aan het NIMBY-syndroom (not in my backyard), of erger nog, ze hanteren maar al te vaak het BANANA-principe (build absolutely nothing anywhere near anybody). Zwarte vlaggen alom, de kranten vol en liefst ook even op televisie als het kan, overal propagandataal; opzwepen dat volk! Men heeft immers veel handtekeningen nodig voor de petitie! De petitie, die dan ondertekent kan worden door iedereen die maar wil, of eigenlijk niet wil, maar dat toch maar doet omdat de buurman het komt vragen, iedereen in de straat heeft al getekend dus En de kindjes, zijn ze nog niet thuis van school? Roep ze even, zij kunnen toch ook al een krabbel zetten. Wat moet een burgervader in godsnaam beginnen met zoveel handtekeningen, van zijn dorp, van zijn inwoners, zijn stemmen Wanneer landbouwers een vergunningsaanvraag indienen om een landbouwactiviteit uit te oefenen in agrarisch of landschappelijk waardevol agrarisch gebied, en daarbij rekening houden met de VLAREMwetgeving, wat is dan het probleem? We moeten schrijnend vaststellen dat het probleem vaak schuilt in de aanwezigheid van plattelandsbewoners, die in agrarisch gebied wonen maar eigenlijk geen voeling hebben met de hedendaagse land- en tuinbouw. Oei, raken we hier een gevoelige snaar? Natuurlijk heeft iedereen het recht om zich in agrarisch gebied te vestigen, mensen die de drukte van de stad willen ontvluchten moeten toch ergens terecht kunnen. Men schrikt zich echter een hoedje wanneer men een tractor met aanhangwagen langsheen de voordeur ziet passeren, en een vrachtwagen!? Waar zijn paard en kar toch gebleven? Sympathie voor paard en kar, een mesthoop temidden de koer, met een haan erop als het kan, het is sympathie voor het verleden, daar is de hedendaagse land- en tuinbouw niet mee gebaat! Meer dan ooit moeten de landbouwers van vandaag kunnen ondernemen, snel kunnen inspelen op nieuwe markten, uitbreiden wanneer de bedrijfsvoering dat vereist, snel kunnen handelen naargelang de vraag van de consument. De consument die bovendien bij de boer in de straat woont, de consument die goedkoop en veilig voedsel wil van eigen bodem, de consument die zich aansluit bij het actiecomité en de petitie ondertekent, de consument die moet weten wat hij wil Het is onaanvaardbaar dat landbouwprojecten, groot of klein, in agrarisch of landschappelijk waardevol agrarisch gebied, gecontesteerd worden omwille van geur- en andere hinder wanneer ze rekening houden met de VLAREMwetgeving. Het bestaansrecht van actiecomités en het misbruik van niet-representatieve petities die ervoor zorgen dat dergelijke projecten op de lange baan dreigen te worden geschoven, moet men in vraag durven stellen. Om te voorkomen dat betrokken bedrijven in een langdurige onzekere situatie terecht komen, dringen spoedprocedures zich in deze op. GUY VAN DE PERRE is varkenshouder en voorzitter van JONGCD&V Kasterlee. Hij is tevens secretaris van Bio-Kempen CVBA (mestverwerkingscoöperatie). E: guy@vandeperre.net

14 HARD WERKEN IS VAAK NIET MEER GENOEG BOEREN EN TUINDERS IN SOCIALE NOOD Boeren en tuinders lijden al eeuwen een geïsoleerd bestaan als ondernemer op het platteland. Met veel passie en inzet proberen ze een eerlijk inkomen te verdienen door de productie van lekker en gezond voedsel of grondstoffen voor de nijverheid. De vorige generatie kon met hard werken de meeste doelstellingen halen. Het beleid had de mogelijkheid om prijzen te stabiliseren, zodat ondernemers realiseerden wat ze op voorhand hadden verwacht. De maatschappij heeft tegenwoordig echter met allerlei bijkomende regels steeds meer impact op het lot van boeren en tuinders. Wat boeren en tuinders vandaag in zich moeten hebben om succesvol te zijn, geraakt niet meer in één hoofd Naast de historische arbeidsinzet, is ook een efficiënte arbeidsorganisatie nodig. Technisch moeten de bedrijven tot de top van de markt horen om met de dalende prijzen hun financiële verplichtingen na te komen. Het financieel inzicht moet alle conjunctuurschommelingen voorzien. Grotere bedrijven moeten met een volwaardig hrm-beleid hun personeel motiveren en opvolgen. En moderne sociale relaties binnen en buiten het gezin vragen een rollenpatroon, dat niet aangepast is aan de historische leefwereld van deze individuele ondernemer. Dat er zoveel verwacht wordt van een ondernemer, is geen probleem voor zover hij in staat is om bepaalde gebreken in zijn competenties binnen te halen vanuit de bestaande adviesinstanties. Tot 2007 dachten we dat 80 procent van de bedrijven voldoende verdienden om een stukje van hun bedrijfsresultaat te besteden aan externe ondersteuning. Reeds in 2006 nam toenmalig minister van Landbouw Yves Leterme de nodige stappen om een hulporganisatie op te richten voor boeren en tuinders in moeilijkheden, die niet hun weg vinden binnen het bestaande beleid. Cera heeft het idee van bij oorsprong ondersteund door ook de psychosociale aspecten van bedrijven in nood op de kaart te zetten. Reeds in 2007 engageerden de belangrijkste landbouworganisaties Boerenbond, KVLV-agra en het Algemeen Boerensyndicaat zich om deze hulporganisatie op te richten onder de naam vzw Boeren op een Kruispunt. Er is meer nood dan verwacht Door de grondstoffencrisis, de energiecrisis en de zuivelcrisis na 2007 zijn echter grote verliezen gemaakt in verschillende land- en tuinbouwsectoren. Enkele voorbeelden: een intensief veebedrijf van 1.500 ton betaalde tijdens de grondstoffencrisis 100 euro per ton extra. Dit resulteerde in een meerkost (zonder meeropbrengst) van 150.000 euro. Een tomatenbedrijf betaalde tijdens de energiecrisis 100.000 euro per hectare glastuinbouw extra om de teelt op temperatuur te houden. Een melkveebedrijf van 500.000 liter onderging door de zuivelcrisis een omzetdaling van 75.000 euro. Veel land- en tuinbouwers verloren door zoveel verliezen de moed om oplossingen te zoeken. Vzw Boeren op een Kruispunt erkent deze problemen en tracht samen met de betrokken ondernemers mee te denken naar oplossingen. In eerste instantie wordt een duidelijke bedrijfsfoto gemaakt. De uitdagingen van het bedrijf worden getoetst aan de aanwezige mogelijkheden en verwachtingen van de bedrijfsleider en zijn gezin. Vooraleer voorstellen te doen rond mogelijk oplossingen vragen we de boeren en tuinders om het bestaande netwerk van adviesverleners en diensten te heractiveren. In een aantal gevallen voelen adviesvragers zich geïsoleerd in hun lot. Veel boeren en tuinders denken nog steeds dat de bovenbeschreven tegenslagen alleen op hun bedrijf zo n gevolgen hebben gehad. Sommigen durven hun bestaande adviseurs niet meer consulteren of hebben zelfs niet meer de moed om zich te informeren bij hun (nochtans goed georganiseerde) landbouworganisaties. In die gevallen gaat vzw Boeren op een Kruispunt zelf op zoek naar oplossingen binnen de mogelijkheden van het bedrijf en het gezin. We hebben hierbij oog voor alle mogelijke psychosociale en bedrijfsmatige gevolgen, die uit zo n probleemsituatie kunnen voortvloeien.

15 Cruciaal in alle hulpverlening naar bedrijven in nood is het besef dat niet alle maatschappelijke verwachtingen kunnen gerealiseerd worden door de individuele ondernemer. Zolang deze maatschappelijk opgelegde eisen niet menselijker worden gemaakt, zal de ondernemer zelf een toekomst moeten kiezen, die aangepast is aan zijn persoonlijk intellectuele, technische, financiële en sociale mogelijkheden. Vlaanderen heeft meer oplossingen dan problemen Vzw Boeren op een Kruispunt neemt dagdagelijks de problemen van boeren en tuinders ter harte, met respect voor de individuele boer en tuinder. Soms moeten we hierbij mensen duidelijk maken dat het eenvoudiger is om verwachtingen bij te stellen aan de mogelijkheden dan andersom. Draaglast in evenwicht brengen met de draagkracht houdt rekening met alle technische, financiële, maar ook sociale aspecten van het ondernemersbestaan. De maatschappij geraakt vervreemd van het boerenleven en de boeren in nood zijn dikwijls vervreemd van hun omgeving. Heel dikwijls moeten we de problemen van boeren zien te vertalen richting beleid en de bestaande oplossingen richting adviesvragers. Daarom doet vzw Boeren op een Kruispunt een oproep naar alle lezers om terug oog te hebben voor de zorgen van hun boer en tuinder, de voedselproducenten voor hun kinderen. Iedere Vlaming is in eerste, tweede of derde generatie afkomstig van een boer of tuinder. Veel Vlamingen wonen op het platteland tussen de boeren en tuinders. Mochten meer plattelandsbewoners zich daadwerkelijk bekommeren voor de zorgen van hun familie, hun buurman of hun collega, dan zou vzw Boeren op een Kruispunt niet nodig zijn. In afwachting dat deze solidariteit terug aan belang zou winnen, kunnen boeren en tuinders in nood rekenen op de discrete hulp van vzw Boeren op een Kruispunt. We danken onze minister van Landbouw, Kris Peeters, voor de steun, die deze sociale dienstverlening mogelijk maakt. RICCY FOCKE is coördinator van de vzw Boeren op een Kruispunt. E: riccy@boerenopeenkruispunt.be W: http://www.boerenopeenkruispunt.be

16 RUILVERKAVELING, ZEGEN OF VLOEK? De landbouw snakt naar modernisering en rendabiliteit. De natuurverenigingen vrezen voor de impact op het landschap. In plattelandsgemeente Gooik zoekt men naar een oplossing voor deze tegenstelling. In 1990 telde Gooik nog meer dan 200 landbouwers. In 2010 zijn er daarvan nog 130 actief. Samen bewerken zij echter nog steeds dezelfde 75 procent van het Gooikse grondgebied: een duidelijke schaalvergroting van de bedrijven tekent zich af. Op initiatief van de landbouwraad lanceerden een dertigtal boeren zelf de aanvraag voor een ruilverkaveling. De VLM ziet in Gooik een geschikt gebied en start met de vooronderzoeken. Hoe kan een ruilverkaveling de boer helpen? De crisis in de landbouwsector heeft dit jaar genoeg aangetoond dat elke cent telt op een landbouwersbedrijf. Het is duidelijk dat 2 percelen van 1 hectare bewerken meer tijd en geld kost dan 1 groter perceel van twee hectare. Hetzelfde geldt voor al te onregelmatig gevormde en moeilijk bereikbare perceelsvormen, elke loonwerker zal dat kunnen beamen. Akkers en weides worden ingrijpend herverdeeld en kunnen dichter bij de bedrijfszetel gebracht worden. De ruilverkaveling biedt de landbouw zo een hoger rendement, ademruimte voor het bedrijf en bijgevolg betere werkomstandigheden voor de landbouwersgezinnen. Om tijdens het lange planproces de violen te stemmen, loopt eveneens het Plattelandsproject Gooik. Dit project geeft kansen om verder te kijken dan alleen het grondgebied. Eerste ideeën zijn het ondersteunen van zonneboilers voor melkveebedrijven, vermarkten van hoeveproducten, hoevetoerisme en versterking van het merk Pajottenland. Ook De Paddenbroek en het boerderijenpatrimonium kunnen mee genieten van de budgetten voor plattelandsontwikkeling. De gemeente organiseerde samen met de VLM een infoavond. De massale opkomst toont aan dat het project leeft midden de mensen. De reacties op de infoavond maakten duidelijk dat een mogelijke ruilverkaveling in elk geval op de leest van Gooik zal moeten geschoeid zijn. Mensen zijn terecht bezorgd over de invloed van een ruilverkaveling op ons landschap. Wat met hagen en bomenrijen wanneer percelen worden samengevoegd? En wat met de mooie mozaïek van kleine perceeltjes? We willen onze parel geenszins op een kunstmatige manier herinrichten. Aandacht voor onze karakteristieke landschapselementen is cruciaal, net als respect voor de sentimentele waarde van een perceel voor de mens achter het bedrijf. Het is een illusie dat de ruilverkaveling de oorzaak is van een verdere schaalvergroting van de percelen. Die schaalvergroting komt er in elk geval, de ruilverkaveling betracht dit enkel ruimtelijk in goede banen te leiden. Ter compensatie brengt een ruilverkaveling ook tal van kansen inzake natuurwaarde: graanranden voor akkervogels, rietvelden, poelen, beekvalleien en erosiestroken. Ingrepen die momenteel moeizaam ingang vinden maar tijdens een ruilverkaveling eenvoudig kunnen ingepast worden. De klassieke paradox tussen ecologisten en landbouwers wordt door de kwestie intussen op de spits gedreven. Laat ons daarbij toch niet vergeten dat onze land-schaps-bouwers driekwart van ons grondgebied verzorgen. De schoonheid van ons zo bezongen landschap is voor een groot deel hun verdienste. Verschillende boeren vragen vandaag om te helpen bij het rendabeler maken van hun bedrijf door de ruilverkaveling. In individuele gesprekken blijkt een meerderheid voorstander van het project. Het beleid kan dan ook niet anders dan minstens het nut van een ruilverkaveling grondig te onderzoeken. Dat is wat momenteel gebeurt. Aandacht voor de invloed van een ruilverkaveling op de authenticiteit van ons landschap blijft daarbij uitermate belangrijk. Een kwaliteitsvolle landschapszorg kan echter enkel in de schoot van een economisch leefbaar bedrijf. De mogelijke uitvoering van een ruilverkaveling is gepland vanaf 2018. We nemen onze tijd, het debat is intussen open. SIMON DE BOECK (28) is CD&V-schepen van landbouw en leefmilieu in Gooik.

17 INVESTEREN IN TALENTONTWIKKELING Een voorwaarde voor succesvolle arbeidsmigratie Elk talent telt, zeker in tijden van vergrijzing. Ook de vaardigheden van etnisch-culturele minderheden moeten maximaal erkend en ontwikkeld worden. Dat geldt voor hen die al jaren of decennia in ons land verblijven, maar ook voor nieuwkomers, die in België een nieuwe start trachten te nemen. Daarom wil het Minderhedenforum een aantal concrete aanbevelingen doen om ervoor te zorgen dat geen talent verloren gaat in de Vlaamse innovatie-economie van de toekomst. Ondanks de inspanningen van de verschillende overheden, de sociale partners en de etnisch-culturele minderheden zelf is de achterstelling op de arbeidsmarkt immers amper verkleind. De tewerkstelling van etnisch-culturele minderheden moet het speerpunt worden van een breed gedragen maatschappelijk project. Om het tij te keren, is een krachtig beleid nodig van gelijke onderwijskansen en een dito beleid van evenredige arbeidsdeelname. Zowel bij de federale, de Vlaamse als de lokale overheden. Daarbij moet het een belangrijk aandachtspunt zijn om nieuwkomers niet uit de boot te laten vallen. In het algemene tewerkstellingsbeleid was er het voorbije decennium namelijk onvoldoende aandacht voor specifieke situaties van werkzoekenden. Zo was er bij de uitwerking en toepassing van brede tewerkstellingsmaatregelen te weinig aandacht voor de positie van etnisch-culturele minderheden. Overheden moeten in de toekomst nagaan wat het effect is van algemene tewerkstellingsmaatregelen op minderheden, of ze nu Belg zijn of niet. Daarbij moet er ook aandacht gaan naar de kwaliteit en duurzaamheid van de uitgeoefende jobs. We hopen dat er bij de geplande hervorming van de tewerkstellingsmaatregelen voldoende aandacht zal zijn voor etnisch-culturele minderheden. We pleiten voor een betere afstemming tussen school en arbeidsmarkt. Maar ook een optimalisering van het opleidingsaanbod en van de loopbaanbegeleiding zijn nodig om minderheden beter te wapenen voor de arbeidsmarkt. Voor personen die naar ons land migreren is het bovendien cruciaal dat de overheid niet nalaat om reeds verworven competenties en kwalificaties te erkennen. Een gelijkschakeling van buitenlandse diploma s of het certificeren van ervaring is daarvan het beste voorbeeld. Taalondersteuning De kennis van het Nederlands wordt steeds aangehaald als dé reden waarom veel etnisch-culturele minderheden niet of moeilijk aan de bak komen. Soms is de kennis van het Nederlands een reëel probleem, soms worden mensen onterecht geweigerd omwille van te hoge of onduidelijke taaleisen. De overheid kan remediëren door een kwaliteitsvol en betaalbaar aanbod Nederlands als tweede taal (NT2) uit te bouwen. Werkgevers kunnen meer duidelijkheid verstrekken over het gevraagde taalniveau en kunnen meer gebruik maken van ondersteuningsmaatregelen. Nu houdt het aanbod NT2 nog te weinig rekening met de verschillende leerbehoeften van cursisten. Wat betreft werk moet er een aanbod zijn voor hooggeschoolden én laaggeschoolden, voor werkzoekenden en werknemers, en voor zelfstandige ondernemers. Eén van de tekortkomingen is dat opleidingen niet genoeg praktische meerwaarde voor de werkvloer bieden. De betaalbaarheid van opleidingen, bijvoorbeeld in universitaire talencentra, is een ander pijnpunt. De overheid moet werkgevers sensibiliseren over het belang van een taalbeleid in het bedrijf en een realistische kijk bieden op het proces van taalverwerving. Ook werkgevers moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Het gevraagde taalniveau in vacatures is vaak onduidelijk of niet in overeenstemming met de functie in kwestie. Om dit probleem op te lossen, vragen we dat werkgevers aangeven welke niveaus van Nederlands minimaal nodig zijn. Ze kunnen daarbij gebruik maken van de taalniveaus in het Europees referentiekader voor vreemde talen. Nog te weinig werkgevers maken gebruik van de VDAB-opleiding Nederlands op de Werkvloer. Nochtans is deze individuele coaching tijdens het werk de beste manier om het taalniveau van anderstaligen verder te ontwikkelen. Vooral bij kleine bedrijven is het aanbod onvoldoende bekend. Een grootschalige promotiecampagne dient gevoerd te worden. De Vlaamse overheid moet dan wel de

18 instructeurscapaciteit bij de VDAB vergroten en de bestaande wachtlijsten wegwerken. Erkenning buitenlandse diploma s Veel vrouwen en mannen die in het buitenland geschoold zijn, werken nu onder het niveau van hun kwalificaties en competenties. Hun diploma wordt immers niet altijd gelijkwaardig verklaard met een Vlaams diploma. Dat is een verkwisting van maatschappelijk kapitaal. De onthaalbureaus proberen inburgeraars naar best vermogen te ondersteunen bij de aanvraag van diplomagelijkschakeling en niveaubepalingen. Maar voor niet-inburgeraars en ex-inburgeraars is er geen ondersteuning voorzien. Dat is nog een lacune die liefst zo snel mogelijk opgevuld wordt. Naric Vlaanderen, de dienst van de Vlaamse overheid die instaat voor de erkenning van buitenlandse diploma s van het hoger onderwijs, leverde reeds inspanningen om de erkenningsprocedure te versnellen. Naric zou wel de vooropgestelde termijnen moeten respecteren. Voor de betrokkenen blijft de procedure erg ondoorzichtig. Buitenlands geschoolden willen sneller uitsluitsel over de vraag of hun universitair diploma als gelijkwaardig verklaard wordt. Daarom moet Naric investeren in een online opvolgingssysteem, zodat de betrokkenen de ontwikkelingen van hun dossier via het internet kunnen opvolgen. Een bijkomend probleem is dat werkgevers de waarde van een Naric-certificaat onvoldoende inschatten. Vaak zijn ze niet op de hoogte van de strenge normen waaraan een officiële erkenning moet voldoen. Een gerichte sensibiliseringscampagne is daarom nodig. De vele vrouwen en mannen wiens diploma niet officieel erkend wordt, moeten aanspraak kunnen maken op een goede nazorg. Ten eerste dient Naric meer tekst en uitleg te geven bij een negatieve beslissing. Ten tweede moeten de betrokkenen snel een zicht krijgen op de erkenning van verworven competenties. Tot slot kan de VDAB er zoveel mogelijk over waken dat hooggeschoolden uit etnisch-culturele minderheden terechtkomen in jobs op een gepast niveau of tijdig naar een meer gepaste tewerkstelling kunnen doorstromen. Dat kan door de uitbouw van een educatief secundair inburgeringstraject voor mensen wiens diploma niet erkend is of die hun studies in het land van herkomst niet konden voltooien. Ook dient onderzocht te worden wat de mogelijkheden zijn om werk te combineren met aanvullende studies om op lange termijn een duurzame job te kunnen uitoefenen overeenkomstig iemands competenties. Ervaringsbewijzen Wie een beroep al doende geleerd heeft maar niet beschikt over een diploma kan een ervaringsbewijs behalen in een officieel testcentrum van de Vlaamse overheid. Tussen het begin van de maatregel in september 2006 en februari 2009 werden duizend ervaringsbewijzen voor 21 verschillende beroepen uitgereikt. De ervaringsbewijzen zijn een goed initiatief maar kampen nog met een aantal handicaps. Nog onvoldoende personen uit etnisch-culturele minderheden maken gebruik van de maatregel van de uitgereikte ervaringsbewijzen ging 17 procent naar mensen met een niet-europese achtergrond. Dat betekent nog een ondervertegenwoordiging tegenover hun aandeel in de populatie werkzoekenden. Ervaringsbewijzen zijn voorlopig slechts bruikbaar voor een handvol knelpuntberoepen. Ook voor jobs waar geen grote tekorten zijn, moeten ervaringsbewijzen uitgereikt worden. Tot slot heeft het weinig zin ervaringsbewijzen uit te reiken, als blijkt dat men daar op de arbeidsmarkt niets mee kan doen. Vandaag kennen nog te weinig werkgevers uit de privésector het ervaringsbewijs. Erger nog is het gesteld bij de overheid die het ervaringsbewijs als officieel attest in de praktijk nog niet erkent. De Vlaamse overheid keurde een lijst goed van 15 functies waarvoor op termijn een ervaringsbewijs mogelijk moet worden. Het Minderhedenforum vraagt dat de sociale partners het ervaringsbewijs bij de overheid zo snel mogelijk operationeel maken, en inspanningen leveren om ervaringsbewijzen meer bekendheid te geven in de privésector. Beroeps- en studiekeuze Een goede studie- en beroepskeuze is vandaag belangrijker dan ooit om gewapend op de arbeidsmarkt te verschijnen. Nieuwkomers of kinderen van asielzoekers komen, net als etnisch-culturele minderheden in het algemeen, te vaak terecht in studies en opleidingen die onvoldoende aansluiten bij hun talent of waar ze onvoldoende competenties kunnen opbouwen.

19 Leren en werken Voor jongeren die niet tot hun 18de kunnen wachten om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten, is een goed werkende combinatie van leren en werken essentieel. In de praktijk blijft de ongekwalificeerde uitstroom dramatisch en blijkt het voor jongeren in leer- werktrajecten bijzonder moeilijk om werk te vinden in het kader van hun opleiding. De knelpunten zijn talrijk: de bedrijven stellen geen stageplaatsen beschikbaar aan de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (CDO), de centra zelf hebben te weinig zicht op de arbeidsmarkt, teveel leerlingen zijn gedemotiveerd omdat ze verkeerd zijn doorverwezen of de kwaliteit van de werkervaring ondermaats is. Het Minderhedenforum vraagt dat de Vlaamse overheid streng toekijkt op de uitvoering van het decreet leren en werken. Opleiding van werknemers Het ontwikkelen van talent is de kern van het competentiebeleid in bedrijven. Organisaties en ondernemingen erkennen steeds meer dat dit behoort tot hun verantwoordelijkheid. Toch investeren nog te weinig bedrijven in de competenties van hun werknemers. De Vlaamse bedrijven besteden minder dan 1 procent van de loonmassa aan de opleiding van werknemers. Slechts 30 % van de werknemers namen in 2006 deel aan voortgezette beroepsopleidingen. Het Minderhedenforum vraagt dat de middelen voor opleiding van werkenden beter worden gefocust. Te weinig laag- en middengeschoolden scholen zich momenteel bij. Nederlands voor anderstaligen te lang. Daarom zou de VDAB het aanbod Nederlands op de opleidingsvloer moeten uitbreiden, zodat werkzoekenden Nederlands kunnen leren tijdens en naast de opleiding. Tot slot kan de VDAB tegemoet komen aan de vraag voor specifieke opleidingen voor hooggeschoolden zonder gelijkwaardig diploma. Bovenstaande is slechts een greep uit de aanbevelingen die het Minderhedenforum doet om ervoor te zorgen dat de talenten en vaardigheden van etnisch-culturele minderheden erkend en ontwikkeld worden op de arbeidsmarkt. De volledige opsomming is terug te vinden in een nieuwe editie van de publicatie Meer en Beter Werk, waarbij o.a. het belang van een non-discriminatiebeleid, het invoeren van diversiteitsplannen en arbeidsbemiddeling aan bod komen. ESTHER SANTOYO is beleidsmedewerker tewerkstelling en NAIMA CHARKAOUI is directeur van het Minderhedenforum. E: info@minderhedenforum.be W: www.minderhedenforum.be Opleidingen op de werkvloer zijn een goedkoop en efficiënt instrument om een competentiebeleid vorm te geven. Zo kunnen werkgevers gebruik maken van verschillende opleidingsstimulansen zoals sectorale opleidingsfondsen en de KMO-portefeuille. En werknemers krijgen de kans om hun kennis al werkend te vervolmaken en competenties te ontwikkelen. Ondanks deze voordelen is de opleiding op de werkvloer nog niet erg ingeburgerd. Er is dringend nood aan een systematische monitoring van opleidingen in bedrijven met aandacht voor het bereik van etnisch-culturele minderheden. VDAB-beroepsopleiding De VDAB biedt werkzoekenden de mogelijkheid zich om of bij te scholen. Werkzoekenden hebben intussen de keuze uit een ruim aanbod aan opleidingen. Toch zijn er een aantal knelpunten. Zo hebben een aantal laagdrempelige opleidingen wachttijden tot één jaar. Voor snelle leerlingen duren de schakelpakketten

20 NOOD AAN DUURZAAM MIGRATIEBELEID Sinds 2003 heeft het Centrum de wettelijke opdracht om te waken over het respect van de grondrechten van de vreemdelingen en de overheid te informeren over de aard en de grootte van de migratiestromen. In een democratie hoort een afweging tussen het belang van de Staat en de rechten van het individu ook die van vreemdelingen - het resultaat te zijn van een politiek én publiek debat. Vandaag is de ondertoon van dit debat te vaak dat we migratie gewoon moeten vermijden. Maar net als open grenzen is ook nulmigratie een holle slogan én een illusie. Ruim 20 procent van onze inwoners heeft vandaag ofwel niet de Belgische nationaliteit, of had die niet bij geboorte of heeft minstens één ouder die niet migratiebeleid moet een duidelijke visie en heldere doelstellingen formuleren. Dit houdt een integratie in met andere beleidsdoelstellingen rond onder meer werk, huisvesting, onderwijs en vorming én een afstemming van lokaal tot internationaal beleid, zeker tussen de federale overheid en de deelstaten. als Belg geboren werd. Migratie is van alle tijden: van gisteren, vandaag én morgen. Migratie is bovendien een heel natuurlijk fenomeen, zoals kinderen krijgen dat ook is. Migratie vergt telkens opnieuw een investering wat integratie betreft, net zoals elk kind een investering Net zoals een gelijkekansenbeleid de utopie koestert dat vrouwen en mannen ooit werkelijk gelijke rechten zullen hebben, zo ook mag een migratiebeleid een utopie koesteren. Die is: zo volledig mogelijk Artikel 13 vergt wat opvang, onderwijs, enzovoort betreft. van de Universele Verklaring van de Rechten van de Kinderen, migratie, vergrijzing, zijn maatschappelijke fenomenen waarbij men niet de vraag stelt of men voor of tegen is, maar wel hoe men er verstandig en toekomstgericht mee omgaat. Hoe kan men de Mens realiseren; met name Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke staat. Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar voordelen ervan maximaliseren en de nadelen zijn land terug te keren. We zijn niet naïef: dit is niet minimaliseren door de migratie te managen? Er is met voor morgen, én soms misbruiken mensen andere woorden nood aan een proactief beleid. En dat heeft België vandaag nog niet. grondrechten voor een oneigenlijk voordeel. De strijd tegen misbruiken is méér dan terecht, maar mag niet als verborgen agenda hebben om te strijden tegen Proactief migratiebeleid migratie op zich. Voor het Centrum moet een proactief migratiebeleid uitgaan van een vierdubbele benadering: een mission based approach ; een rights based approach ; een evidence based approach en een tools based approach. Vooreerst dus een mission based approach : een In de tweede plaats een rights based approach : élk beleid, en bij uitstek een migratiebeleid, moet de mens en dus zijn grondrechten centraal stellen. Geen enkel recht is absoluut en in een democratie houdt het parlement toezicht op de wijze waarop de overheid deze rechten beperkt. Dat kan slechts mits duidelijke en legitieme doelstellingen, op basis van een goede