Balanscentrale. Ondernemingsdossier



Vergelijkbare documenten
DOSSIER N BUDGET/FEDCOM/2015/02 - Annexe 2.4. Balanscentrale. Ondernemingsdossier

Kenmerkende gegevens DE 1. Ondernemingsdossier BE Brussel, 31 mei Balanscentrale. Ondernemingsnummer

De omzet moet ingevuld zijn (verplichte vermelding) 70 > 0

Ratioanalyse Lotus Bakeries

Ratioanalyse Lotus Bakeries

Voorwaarde voor het berekenen van de ratio De noemer moet positief zijn 70/74 > 0 70/74 > 0

LRM BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

Lijninvest BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

JAARREKENING IN EURO

Participatiemaatschappij Vlaanderen

BALANS EN RESULTATENREKENING (VOLLEDIG SCHEMA)

BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA... 20/ , ,71 VLOTTENDE ACTIVA... 29/ ,

ONDERNEMINGSDOSSIER. 1. Kenmerkende gegevens AFFLIGEM BROUWERIJ BDS. Naamloze vennootschap

LIQUIDITEIT. + kasinkomsten (=omzet + afname handelsdebiteuren/ - toename handelsdebiteuren) - totale kasstroom van operaties : 360

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8

BALANS NA WINSTVERDELING

BALANS NA WINSTVERDELING

JAARREKENING IN EURO

Inhoud WOORD VOORAF INLEIDING... 3

Inhoud WOORD VOORAF INLEIDING... 3

BROUWERIJ LIEFMANS NV Juridische status : Faillissement. Juridische vorm : NV. Wontergemstraat, DENTERGEM

Een meerwaarde voor u en uw klanten! Financiële analyse. Dossier De brouwerij. Studie gerealiseerd op basis van de gegevens van de klant

Circulaire NBB_2013_XX - Bijlage 1

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

JAARREKENING IN EURO

8. ONZE FINANCIËLE MIDDELEN

1. BALANS NA WINSTVERDELING. Codes 20/28 22/ /58 40/41 50/53 54/58

JAARREKENING IN EURO

Balanscentrale. Ondernemingsdossier. Methodologische bijlage

1 Codes I Boekjaar I Vorig boekjaar I

JAARREKENING IN EURO

Nationale Bank van België, Brussel.

jaarlijkse groei 15% 12% 10% 10% jaarlijkse groei 20% 15% 12% 12% jaarlijkse groei 20% 15% Percentage van de omzet 45% 45% 45% 45% 45%

40 1 NAT. Datum neerlegging Nr. Blz. E. D. VOL 1

DISTRIGAZ SA/NV Juridische status : Actief. Juridische vorm : SA/NV RUE DE L'INDUSTRIE BRUXELLES

Interne jaarrekening - Beknopt verslag (Vennootschap)

EUR JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

Verkorte Jaarrekening (Nederlands)

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

Omzet in jaar 5 Jaaromzet , , , , ,00 Variabele kosten , , , , ,00

JAARREKENING IN EURO

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING TOEGEPAST

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

BE (in euros)

Eerbied voor het hout en respect voor de mens

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

Verkorte Jaarrekening (Nederlands)

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

Bijzondere jeugdbijstand

JAARREKENING IN EURO

Inzicht in uw cijfers

Deel 2: Financiële jaarrekening

Inhoud. Lijst van tabellen... Lijst van figuren... Inleiding... HOOFDSTUK 1 FINANCIËLE ANALYSE: INLEIDING... 1

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

Interne jaarrekening - Uitgebreid verslag (Vennootschap)

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO. Adres: Berchemlei Nr: 115 Bus: Ondernemingsnummer BE

JAARREKENING IN EURO

EIGEN VERMOGEN, VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN, SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR

JAARREKENING IN EURO

VOL-vzw 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA... 20/ , ,40. Nr. BE Oprichtingskosten

ACTIVA. VOL-vzw 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING VASTE ACTIVA 20/ , ,87

Nr LIJST VAN DE BESTUURDERS, ZAAKVOERDERS EN COMMISSARISSEN (vervolg van de vorige bladzijde)

JAARREKENING IN EURO

Verklaring betreffende een aanvullende opdracht voor nazicht of correctie (VKT 1.2)

EUR NAT. Datum neerlegging Nr. Blz. E. D. VOL 1.1

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING IN EURO

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

JAARREKENING IN EURO

UITLEG EXAMEN 1E ZIT

HOOFDSTUK 1 BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN

JAARREKENING IN EURO (2 decimalen)

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

Nationale Bank van België, Brussel.

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING TOEGEPAST

JAARLIJKS FINANCIEEL VERSLAG 2013 FLUXYS BELGIUM

TOELICHTING BIJ DE BALANS EN DE RESULTATENREKENING

Bridgeboetiek vzw. Balans en Jaarrekening. Seizoen

Opgesteld te Halle op 7 september De Raad van bestuur, Bijlage: Staat van activa en passiva per 31/07/2009. Piet Colruyt), bestuurder

Pagina 1/5 Expert/M Plus V: Datum lijst 27/03/2017 Datum afdruk 27/03/ :11:32. Actief passief resultatenbalans

BALANS NA WINSTVERDELING

JAARREKENING IN EURO

Turnhout. Financiële analyse. Erik Corluy, Lennie Oorts, Yannick Stoffelen

JAARREKENING EN ANDERE OVEREENKOMSTIG HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN NEER TE LEGGEN DOCUMENTEN

Nationale Bank van België, Brussel.

FINANCIËLE ANALYSE VAN DE JAARREKENING TOEGEPAST

RENTABILITEIT RENTABILITEIT. winst = continuïteit. = studie resultatenrekening = maakt onderneming voldoende winst?

Hoofdstuk II Verticale en Horizontale analyse

Voor het bedrijf. Climasoft nv. Vertegenwoordigd door Dirk Maartens. Financiële planningen. van januari 2010 tot december 2012

Handboek financiële analyse van de onderneming

ACTIEF. Scmactn.doc [22]

Identificatie rapportering Brussel

JAARREKENING IN EURO

Transcriptie:

Balanscentrale Ondernemingsdossier Methodologie en gebruiksaanwijzing Oktober 2008

Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding.

Voorwoord De Balanscentrale van de Nationale Bank van België staat in voor de verspreiding van de individuele en statistische informatie uit de gestandaardiseerde jaarrekeningen die bij haar worden neergelegd. Zij heeft het wenselijk geacht om de ondernemingen die hun jaarrekeningen neergelegd hebben een synthese van die gegevens aan te bieden, in de vorm van een ondernemingsdossier, aangevuld met op basis van die gegevens berekende financiële ratio's, de tabel van middelen en bestedingen en het hefboomeffect. Het ondernemingsdossier is in het bijzonder voor de KMO bedoeld. De KMO vindt er die informatie in welke haar kan helpen de toestand én het verloop van de eigen financiële gezondheid te evalueren, zoals deze uit de jaarrekening kunnen worden afgeleid, alsook een vergelijking te maken met haar voornaamste concurrenten. Deze nota beschrijft de methodologie die bij de opmaak van het ondernemingsdossier werd gevolgd. Hij geeft tevens de randvoorwaarden voor het berekenen, evenals de definitie en de berekeningswijze van de verschillende onderdelen ervan. 3

Inhoud Voorwoord 3 1. Ondernemingen waarvoor een ondernemingsdossier kan worden opgemaakt 7 2. Situering van de onderneming in haar sector 9 3. Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 11 3.1 Identificatiegegevens 11 3.2 Synthese van de jaarrekeninggegevens 12 3.2.1 Bijzondere tekens en conventies 12 3.2.2 Berekeningswijze van de posten van de balans, de resultatenrekening en de toelichting 13 3.3 Berekening van de financiële ratio's voor de onderneming en haar sector 18 3.3.1 Financiële ratio's van de onderneming 18 3.3.2 Financiële ratio's van de sector 23 3.3.3 Berekening van het hefboomeffect 23 3.4 Tabel van middelen en bestedingen 26 3.4.1 Betekenis 26 3.4.2 Beknopte voorstelling 27 3.5 Synthetische indicator van financiële gezondheid 28 3.5.1 De synthetische indicator van de financiele gezondheid van de ondernemingen 28 3.5.2 Voorstelling van de synthetische indicator van financiële gezondheid 34 Bijlage(n) 37 Bijlage 1: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen 37 Bijlage 2: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen 47 Bijlage 3: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen 53 Bijlage 4: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen 59 Bijlage 5: Lijst van de beschikbare sectorale groeperingen waarin de onderneming zich kan situeren 65 5

Ondernemingen waarvoor een ondernemingsdossier kan worden opgemaakt 1. Ondernemingen waarvoor een ondernemingsdossier kan worden opgemaakt Om een ondernemingsdossier te kunnen opmaken, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: de onderneming moet haar jaarrekening neergelegd hebben bij de Balanscentrale er kan slechts een ondernemingsdossier worden opgesteld als de betrokken onderneming in de loop van de laatste vijf jaar minstens twee opeenvolgende boekjaren heeft neergelegd die volgens hetzelfde standaardmodel voor ondernemingen (verkort of volledig) werden opgesteld; het ondernemingsdossier is niet van toepassing op verenigingen, zelfs indien hun jaarrekening volgens een standaardmodel is opgemaakt wegens de problemen bij de berekening van bepaalde financiële stromen wordt de tabel van middelen en bestedingen enkel berekend als de jaarrekeningen van twee opeenvolgende boekjaren, opgesteld volgens eenzelfde model, door de Balanscentrale werden geverifieerd rekening houdend met de randvoorwaarden inherent aan het model dat voor de berekening van de financiële gezondheid van de ondernemingen wordt gebruikt, zal deze laatste en de positionering van de onderneming die eruit voortvloeit in de gedefinieerde financiële gezondheidsklassen enkel berekend worden indien bepaalde voorwaarden voldaan zijn: - omzetcijfer (rubriek 70) 150.000 EUR of gemiddeld personeelsbestand (rubriek 9087) 2 VTE 1 - duur van het boekjaar = 12 maanden - vlottende activa in enge zin (rubrieken 29/58-29) > 0 - schulden op ten hoogste één jaar (rubriek 42/48) > 0 - vreemd vermogen (rubrieken 16 +17/49) > 0 1 VTE = Voltijdse equivalenten. 7

Situering van de onderneming in haar sector 2. Situering van de onderneming in haar sector De situering van de onderneming in haar sector gebeurt op basis van de NACE-BEL-code die haar werd toegekend. Die code stemt overeen met de hoofdactiviteit van de onderneming en maakt deel uit van de Europese NACE-BEL-nomenclatuur gepubliceerd door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Unie (Eurostat). De Balanscentrale maakt daarbij gebruik van de NACE-BEL-code die reeds door andere instanties werd toegekend en die opgenomen werd door de Kruistpuntbank van Ondernemingen. Als door die instanties voor eenzelfde onderneming van elkaar verschillende codes werden toegekend, of als de informatie ontoereikend is, dan neemt de Balanscentrale contact met de betrokken onderneming om de meest geschikte keuze te kunnen maken. Het is op basis van die enige NACE-BEL-code dat de Balanscentrale haar sectorale statistieken opstelt en de onderneming in het ondernemingsdossier situeert in haar sector. De lijst van de sectoren en subsectoren volgt als bijlage 5. Bij de vergelijking van de onderneming met haar sector moet rekening worden gehouden met het volgende: het feit dat slechts één NACE-BEL-code per onderneming wordt toegekend houdt een beperking in. Indien een onderneming meerdere activiteiten uitoefent, dan worden deze activiteiten onder de NACE-BEL-code van de hoofdactiviteit gerangschikt, ook indien zij er niet mee overeenstemmen als de hoofdactiviteit van een onderneming veranderd is zonder dat dit bijtijds bekend geraakt is bij de Balanscentrale, dan stemt de toegekende NACE-BEL-code niet meer overeen met de werkelijk uitgeoefende activiteit. 9

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3. Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier Het ondernemingsdossier bevat zes onderscheiden delen die respectievelijk betrekking hebben op: de identificatiegegevens van de onderneming de synthese van de jaarrekeninggegevens de vergelijking van de financiële ratio's van de onderneming met die van haar sector (aangevuld met de berekening van het hefboomeffect voor de volledige modellen) de voorstelling van de stromen der middelen en bestedingen een lijst van de 50 belangrijkste ondernemingen van de sector, die hun jaarrekening neergelegd hebben volgens hetzelfde model als de betreffende onderneming, gerangschikt in dalende volgorde van de toegevoegde waarde. Een tweede lijst omvat de 25 ondernemingen waarvan de toegevoegde waarde direct groter is dan die van de beschouwde vennootschap en de 25 ondernemingen waarvan de toegevoegde waarde direct kleiner is de positionering van de onderneming in één van de zes gedefinieerde financiële gezondheidsklassen, in functie van haar synthetische indicator van financiële gezondheid, berekend aan de hand van een door de dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank van België ontwikkeld model ter beoordeling van de financiële gezondheid. Meer informatie over dit model is te vinden op de website van de Bank, op het adres http://www.nbb.be > Balanscentrale > Alle producten > Ondernemingsdossier > Synthetische indicator van financiële gezondheid. 3.1 Identificatiegegevens Het eerste blad van het dossier bevat de identificatiegegevens van de onderneming zoals ze voorkomen in het gegevensbestand van de Balanscentrale. Ze worden aangevuld met de evolutie van enkele kerngegevens: het balanstotaal, de omzet, de toegevoegde waarde en het gemiddeld personeelsbestand uitgedrukt in voltijdse equivalenten. De identificatiegegevens bestaan uit: de naam van de onderneming en het volledige adres van haar maatschappelijke zetel het ondernemingsnummer de activiteitscode volgens de "NACE-BEL"-nomenclatuur de NIS-code en naam van de gemeente de rechtsvorm een aantal kenmerkende gegevens voor elk van de jaarrekeningen die in het ondernemingsdossier zijn verwerkt. 11

Eventuele informatie over de rechtstoestand kan verkregen worden via de internettoepassing "Jaarrekeningen online opzoeken" van de Balanscentrale, beschikbaar op volgend adres: http://nbb.be Balanscentrale Jaarrekeningen raadplegen. De daar vermelde identificatiegegevens van de ondernemingen zijn ontleend aan de door de FOD Economie beheerde Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De Nationale Bank kan echter niet waarborgen dat deze gegevens nauwkeurig en actueel zijn. 3.2 Synthese van de jaarrekeninggegevens Het gaat om een synthese van de belangrijkste gegevens uit de balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans van de neergelegde jaarrekeningen. De in het ondernemingsdossier vermelde bedragen zijn uitgedrukt in EUR. De hierna volgende tabellen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 geven een overzicht van de berekeningswijze van elke post (de nummering van de tabellen stemt overeen met deze in het ondernemingsdossier). De balansposten worden eerst met hun waarde weergegeven en vervolgens procentueel uitgedrukt t.o.v. van het balanstotaal, wat de analyse van de balansstructuur en van de evolutie ervan in de tijd vergemakkelijkt. De synthese van de resultatenrekening toont de stappen die, vertrekkend van de toegevoegde waarde (zie verder), leiden tot de resultaatvorming en de resultaatverwerking. Vervolgens wordt de vorming van het nettobedrijfsresultaat in percenten van de toegevoegde waarde grafisch voorgesteld. De belangrijkste cijfers uit het deel "Toelichting" van de jaarrekening zijn de aanschaffingen die overeenkomen met de investeringen tijdens het boekjaar. De tabel inzake de sociale balans bevat een synthese van enkele belangrijke rubrieken. 3.2.1 Bijzondere tekens en conventies In het ondernemingsdossier kunnen de volgende specifieke vermeldingen voorkomen: Specifieke vermeldingen Betekenis " - " De rubriek bestaat maar is niet ingevuld 0 of 0,0 De rubriek is ingevuld maar de waarde is onbeduidend n.b. n.s. = "niet beschikbaar": de rubriek bestaat niet voor dit model = "niet significant": de waarde van de ratio is niet relevant 12

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3.2.2 Berekeningswijze van de posten van de balans, de resultatenrekening en de toelichting Tabel 2.1.: Balans (na winstverdeling) ACTIVA Definitie van de rubrieken PASSIVA Definitie van de rubrieken Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen op meer dan één jaar Volledig model Verkort model Volledig model Verkort model 20 + 21 22/27 28 29 20 + 21 22/27 28 29 Eigen vermogen waarvan: kapitaal en uitgiftepremies reserves + overgedragen resultaat Voorzieningen en uitgestelde belastingen Schulden op meer dan één jaar waarvan: kredietinstellingen overige financiële schulden 10/15 10 + 11 13 + 14 16 17 173 170/4-173 10/15 10 + 11 13 + 14 16 17 172/3 170/4-172/3 Nettoactiva op lange termijn 2 20/28 + 29 20/28 + 29 Passiva op lange termijn 2 10/15 + 16 + 17 10/15 + 16 + 17 Voorraden en bestellingen in uitvoering 3 3 Handelsschulden op korte termijn 44 + 46 + 8861 + 8891 Handelsvorderingen op korte termijn 40 40 Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 45 45 Overige bedrijfsvorderingen op korte termijn 41 + 490/1 41 + 490/1 Andere bedrijfsschulden op korte termijn 47/48 + 8901 + 492/3 Totaal van de bedrijfsactiva 3 + 40/41 + 490/1 3 + 40/41 + 490/1 Totaal van de bedrijfspassiva 44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3 + (42-8801) Thesaurieactiva 50/53 + 54/58 50/53 + 54/58 Financiële schulden op korte termijn waarvan: kredietinstellingen 43 + 8801 430/8 + 8841 44 + 46 47/48 + 492/3 44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3 42 + 43 430/8 2 Op meer dan 1 jaar. 13

Totaal der activa 20/58 20/58 Totaal der passiva 10/49 10/49 14

Voorstelling Tabel 2.2.: Resultatenrekening Definitie van de rubrieken Volledig model Verkort model Bedrijfsopbrengsten 70/74-740 n.b. waarvan: omzet 70 70 (facultatief) - Verbruik van goederen en diensten - (60 + 61) n.b. waarvan: handelsgoederen en grondstoffen,... 60 60/61 (facultatief) Toegevoegde waarde 70/74-60 - 61-740 9900 + Exploitatiesubsidies 740 n.b. - Personeelskosten - 62-62 - Andere bedrijfskosten - 640/8-649 - 640/8-649 Brutobedrijfsresultaat 70/74-60 - 61-62 - 640/8-649 9900-62 - 640/8-649 - Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten - 630-631/4-635/7-630 - 631/4-635/7 Nettobedrijfsresultaat 9901 9901 + Financiële opbrengsten 75 75 waarvan: opbrengsten van financiële vaste activa 750 + 751 n.b. - Financiële kosten - 65-65 waarvan: kosten van schulden 650 n.b. Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting 9902 9902 + Uitzonderlijke opbrengsten 76 76 waarvan: terugneming van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen meerwaarden bij de realisatie van vaste activa 760 + 761 + 762 763 n.b. n.b. - Uitzonderlijke kosten - 66-66 waarvan: afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen minderwaarden bij de realisatie van vaste activa 660 + 661 + 662 663 n.b. n.b. Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting 9903 9903 - Netto-overboeking naar de uitgestelde belasting - 680 + 780-680 + 780 - Belastingen op het resultaat - 67/77-67/77 Nettoresultaat van het boekjaar na belasting 9904 9904 + Onttrekking aan of - overboeking naar de belastingvrije reserves 789-689 789-689 + Onttrekking aan of - overboeking naar het eigen vermogen 791/2-691/2 791/2-691/2 + Tussenkomst van de vennoten in het verlies 794 794 - Uit te keren winst - 694/6-694/6 waarvan: vergoeding van het kapitaal 694 n.b. Overgedragen resultaat van het vorige boekjaar 14P 14P Over te dragen resultaat 14 14 15

Tabel 2.3.: Gegevens uit de toelichting Definitie van de rubrieken Volledig model Verkort model Aanschaffingen van immateriële vaste activa 8029 3-8099 4 8029-8099 Aanschaffingen van materiële vaste activa 8169 5 + 8229 6-8299 7 8169 + 8229-8299 Aanschaffingen van financiële vaste activa 8364 8 + 8424 9-8494 10 8365 + 8425-8495 Financiële schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar 8801 n.b. vervallen waarvan: kredietinstellingen 8841 n.b. Gemiddeld personeelsbestand 11 9087 9087 Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren 9088 9088 Tabel 2.4.: Gegevens uit de sociale balans Definitie van de rubrieken Volledig model Verkort model Staat van de werknemers ingeschreven in het personeelsregister tijdens het boekjaar Gemiddeld aantal werknemers 11 1003 1003 Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren 1013 1013 Personeelskosten 1023 1023 Staat van de werknemers ingeschreven in het personeelsregister op de afsluitingsdatum van het boekjaar Aantal werknemers 11 1053 1053 Personeelsverloop tijdens het boekjaar Aantal ingetreden werknemers 11 2053 2053 Aantal uitgetreden werknemers 11 3053 3053 Opleiding Aantal betrokken werknemers 5801 + 5811 5801 + 5811 Tijdsduur van de opleiding in % van de gepresteerde uren [100 * (5802 + 5812)] / 1013 Opleidingskosten in % van de personeelskosten [100 * (5803 + 5813)] / 1023 [100 * (5802 + 5812)] / 1013 [100 * (5803 + 5813)] / 1023 3 8029 = 8021 + 8022 + 8023 + 8024 4 8099 = 8091 + 8092 + 8093 + 8094 5 8169 = 8161 + 8162 + 8163 + 8164 + 8165 + 8166 6 8229 = 8221 + 8222 + 8223 + 8224 + 8225 + 8226 7 8299 = 8291 + 8292 + 8293 + 8294 + 8295 + 8296 8 8364 = 8361 + 8362 + 8363 9 8424 = 8421 + 8422 + 8423 10 8494 = 8491 + 8492 + 8493 11 In voltijdse equivalenten. 16

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 17

3.3 Berekening van de financiële ratio's voor de onderneming en haar sector In de delen 3 en 4 van het ondernemingsdossier zijn de waarden opgenomen van de financiële ratio's van zowel de betrokken onderneming als van haar sector. Twee rendabiliteitsratio's worden in een grafiek weergegeven, wat het vergelijken met de sector vergemakkelijkt. De verschillende waarden van de set van 21 financiële ratio's voor de volledige modellen en 19 financiële ratio's voor de verkorte modellen staan vermeld in één tabel per beschikbaar boekjaar. In elke tabel wordt de positie van de onderneming in haar sector aangeduid met een kruisje, waardoor u het financiële profiel van de betrokken onderneming in één oogopslag kan inschatten (zie punt 3.3.2). Hierna gaan we in op: - de inhoud en de betekenis van de verschillende financiële ratio's - de betekenis van de kwartielwaarden en de mediaan die als sectorale vergelijkingspunten worden gebruikt. 3.3.1 Financiële ratio's van de onderneming A. Methodologische opmerking De inhoud en de betekenis van de 21 berekende financiële ratio's voor het volledig model en van de 19 berekende financiële ratio's voor het verkort model volgen onder punt B. De definitie van elke financiële ratio in termen van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig of verkort model en de randvoorwaarden welke voor de berekening kunnen gelden, volgen in bijlage 1 en 2. B. Inhoud en betekenis van de financiële ratio's 1. Analyse van de exploitatievoorwaarden (ratio's 1 tot 8) De exploitatievoorwaarden worden uitgedrukt door de verkoopmarge en door ratio's gebaseerd op de toegevoegde waarde. Het zijn indicatoren van de industriële en commerciële doeltreffendheid van een onderneming. 1.1. Verkoopmarges De bruto- of nettoverkoopmarge geeft de bruto- of nettobedrijfswinst (of bedrijfsverlies) die de onderneming realiseert per 100 EUR verkopen. Het bedrijfsresultaat kan worden berekend vóór of na de aanrekening van de niet-kaskosten met bedrijfskarakter; niet-kaskosten zijn de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor risico's en kosten, die weliswaar kosten zijn, maar geen aanleiding geven tot kasuitgaven aan derden. Het brutobedrijfsresultaat is dan het bedrijfsresultaat vóór aanrekening van die niet-kaskosten; het nettobedrijfsresultaat is het saldo dat overblijft na verrekening van de niet-kaskosten. 18

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier Omdat in een jaarrekening opgesteld volgens het verkort model de post "Omzet" niet verplicht ingevuld dient te worden, kunnen de verkoopmarges slechts worden berekend indien de onderneming deze facultatief in te vullen rubriek heeft ingevuld. Brutoverkoopmarge (ratio 1) = Brutobedrijfsresultaat Verkopen x 100 Nettoverkoopmarge (ratio 2) = Nettobedrijfsresultaat Verkopen x 100 1.2. Financiële ratio's in verband met de toegevoegde waarde De toegevoegde waarde vertegenwoordigt de waarde die de onderneming, door het inzetten van haar productiefactoren, toevoegt aan de waarde van haar verbruikte goederen en diensten. De toegevoegde waarde vormt de basis waarmee de onderneming haar productiefactoren en haar schuldeisers kan vergoeden. De financiële ratio's in verband met de toegevoegde waarde geven een beeld van: de aard van de uitgeoefende activiteiten: de verhouding Toegevoegde waarde / Bedrijfsopbrengsten hangt af van de door de onderneming uitgeoefende activiteit (productie versus dienstverlening), het belang van de uitgevoerde bewerkingen (mate van integratie/beroep op onderaanneming) en de efficiëntie van haar productiefactoren. Marge van de toegevoegde waarde (ratio 3) = Toegevoegde waarde Bedrijfsopbrengsten x 100 de efficiëntie van de ingezette middelen: de toegevoegde waarde per personeelslid en de verhouding van de toegevoegde waarde ten opzichte van de bruto materiële vaste activa laten toe de productiviteit van de productiefactoren arbeid en kapitaal te meten. Toegevoegde waarde per personeelslid (ratio 4) = Toegevoegde waarde Gemiddeld personeelsbestand in voltijdse equivalenten (in eenheden EUR) Toegevoegde waarde / Bruto materiële vaste activa (ratio 5)= Toegevoegde waarde Rekenkundig gemiddelde van de aanschaffingswaarde van de materiële x 100 vaste activa per einde van het boekjaar en van het vorige boekjaar het relatieve gewicht van de belangrijkste productiekosten (personeelskosten, financiële kosten en nietkaskosten t.o.v. de toegevoegde waarde); mede door vergelijking met de waarden van de sector laten deze ratio's toe de kosten te bepalen die hebben geleid tot de gunstige of ongunstige resultaten. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 6) Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 7) Kosten van de schulden / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 8) 19

2. Rendabiliteitsratio's (ratio's 9 tot 12) 2.1. Rendabiliteit van het eigen vermogen Deze ratio duidt het netto- of brutorendement aan van de middelen die door de aandeelhouders of vennoten in de onderneming werden geïnvesteerd. De nettorendabiliteit wordt verkregen na aftrek van alle kosten van het boekjaar en wordt berekend na belastingen maar voor resultaatverwerking. De brutorendabiliteit van het eigen vermogen wordt berekend op basis van de cashflow, dit is het nettoresultaat na belastingen, verhoogd met de niet-kaskosten (zijnde de afschrijvingen, de waardeverminderingen, de voorzieningen enz...). Winst of verlies van het boekjaar Nettorendabiliteit van het eigen vermogen (ratio 9) = Eigen vermogen x 100 Cashflow Brutorendabiliteit van het eigen vermogen (ratio 10) = Eigen vermogen x 100 2.2. Rendabiliteit van het totaal der activa De rendabiliteit van de door de aandeelhouders of vennoten in de onderneming geïnvesteerde kapitalen (= financiële rendabiliteit) hangt voor een groot deel af van het rendement van de activa van de onderneming (= economische rendabiliteit). Een methode om het rendement van het totaal der activa te berekenen is het bruto- of nettoresultaat, verkregen vóór de aanrekening van de belastingen en de financiële kosten, te vergelijken met het balanstotaal. Op die manier krijgt men zicht op de economische rendabiliteit van de onderneming zonder beïnvloeding door de financieringswijze of de belastingvoet op de (eventuele) winsten. Zo kunnen ondernemingen die op verschillende wijze worden gefinancierd beter worden vergeleken binnen hun sector. Brutorendabiliteit van het totaal der activa, vóór belasting en kosten van de schulden (ratio 11) = Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting + niet-kaskosten + kosten van de schulden Totaal der activa x 100 Nettorendabiliteit van het totaal der activa, vóór belasting en kosten van de schulden (ratio 12) = Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting + kosten van de schulden Totaal der activa x 100 20

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3. Analyse van de financiële structuur (ratio's 13 tot 19) De samenstelling van de activa en de passiva van de onderneming wordt onderzocht in de optiek van evenwicht op korte dan wel langere termijn: men spreekt dan over de liquiditeit of over de solvabiliteit van de onderneming. Het gaat in elk geval om een statische vergelijking van balansaggregaten, die moet worden aangevuld met een meer dynamische analyse in termen van stromen. Deze laatste zijn opgenomen in de tabel der middelen en bestedingen (zie verder) en tonen het verloop van de nieuwe middelen welke de nieuwe aanschaffingen financieren. Het zijn die bewegingen welke in feite aan de basis liggen van het niveau en het verloop van de liquiditeit en de solvabiliteit van de onderneming. 3.1. Liquiditeit De liquiditeitsratio's meten het vermogen van de onderneming om haar verbintenissen op korte termijn na te komen. Ze worden berekend in ruime of in enge zin, naargelang de voorraden en de overlopende rekeningen al dan niet als liquide middelen worden beschouwd. Hoe hoger de ratio, hoe gemakkelijker de onderneming door middel van haar kortlopende activa kan voldoen aan haar verplichtingen op korte termijn. De informatie uit deze liquiditeitsratio's moet worden aangevuld met gegevens over de rotatie van de voorraden, het betalingsuitstel dat aan de klanten wordt toegestaan en het uitstel dat van de leveranciers wordt verkregen. De rotatie van de voorraden en het betalingsuitstel kunnen een belangrijke invloed uitoefenen op de liquiditeit en op de thesaurie van de onderneming; ze kunnen worden getoetst aan wat gebruikelijk is binnen de sector door de waarden voor de onderneming te vergelijken met de sectorale waarden. Liquiditeit Liquiditeit in ruime zin (ratio 13) = Voorraden + de andere activa op korte termijn Schulden op ten hoogste één jaar + overlopende rekeningen van het passief Liquiditeit in enge zin (ratio 14) = Vorderingen op ten hoogste één jaar + geldbeleggingen + liquide middelen Schulden op ten hoogste één jaar Rotatie van de voorraad (enkel berekenbaar voor volledige modellen) Rotatie van de voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (ratio 15) = Aankopen en voorraadwijzigingen Voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen Rotatie van de voorraad goederen in bewerking en gereed product (ratio 16) = Bedrijfskosten Voorraad goederen in bewerking en gereed product Betalingsuitstellen Handelsvorderingen + geëndosseerde handelseffecten Aantal dagen klantenkrediet (ratio 17) = x 365 dagen Verkopen Handelsschulden Aantal dagen leverancierskrediet (ratio 18) = x 365 dagen Aankopen van goederen en diensten 21

3.2. Solvabiliteit Deze ratio meet de graad van onafhankelijkheid van de onderneming: hoe hoger de ratio, hoe minder de onderneming afhangt van door derden verstrekte financiële middelen. Solvabiliteit (ratio 19) = Eigen vermogen Totaal der passiva x 100 4. Investeringen (ratio's 20 en 21) Voor de investeringsratio's worden de aanschaffingen van materiële activa gerelateerd aan hetzij de toegevoegde waarde, hetzij de voorraad materiële vaste activa. De eerste ratio geeft de investeringsgraad weer, dit is de investeringsinspanning van de onderneming gedurende het boekjaar. De tweede ratio meet de omloopsnelheid (of vernieuwingsgraad) van de voorraad materiële vaste activa. Investeringsgraad of belang van de aanschaffingen van materiële vaste activa (ratio 20) = Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa Toegevoegde waarde x 100 Vernieuwingsgraad of belang van de aanschaffingen van de materiële vaste activa in vergelijking met de materiële vaste activa per einde van het vorige boekjaar (ratio 21) = Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa Waarde van de per einde van het vorige boekjaar aanwezige materiële vaste activa x 100 C. Berekeningswijze van de ratio's De definitie van de financiële ratio's is opgenomen als bijlage 1 voor de volledige modellen en als bijlage 2 voor de verkorte modellen. Voor elke ratio worden vermeld: de berekeningswijze aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig en het verkort standaardmodel welke door de NBB worden uitgegeven de randvoorwaarden voor de berekening in geval van een jaarrekening die voldoet aan de wettelijke controles welke door de Balanscentrale worden uitgevoerd. de randvoorwaarden voor de berekening in geval van een jaarrekening die nog niet werd geverifieerd of niet voldoet aan de wettelijke controles, of die vertrouwelijke verbeteringen voor statistische doeleinden bevat. 22

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3.3.2 Financiële ratio's van de sector De definitie van de financiële ratio's van een sector is dezelfde als die van de individuele financiële ratio's. De randvoorwaarden welke gelden voor de berekening van bepaalde sectorratio's zijn dezelfde als deze die gelden voor de berekening van de individuele ratio's voor jaarrekeningen die voldoen aan alle wettelijke controles (en die geen vertrouwelijke verbeteringen bevatten). De vergelijking van een onderneming met haar sector gebeurt op basis van de mediaanwaarde van de sectorratio of op basis van de kwartielwaarden Q 1, Q 2 en Q 3). De sectorale spreiding in kwartielen is het resultaat van de volgende bewerkingen, uitgevoerd door de Balanscentrale: vooreerst de berekening van de ratiowaarde voor elke onderneming, vervolgens de rangschikking van de bekomen ratiowaarden in stijgende orde en tenslotte de bepaling van drie referentiewaarden - Q 1, Q 2 en Q 3 - zodanig dat: - 75 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q 1-50 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q 2-25 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q 3. Voor elke financiële ratio en elke sector verdelen de waarden Q 1, Q 2 en Q 3 de groep van ondernemingen dus in vier subgroepen, die elk bestaan uit 25 % van het totaal aantal ondernemingen. Die waarden vormen aldus referentiewaarden voor een onderneming die haar positie in de sector wenst te bepalen. De tabellen 4.1, 4.2 en 4.3 van het ondernemingsdossier - het al dan niet aanwezig zijn van een tabel hangt af van de boekjaren waarvoor een jaarrekening beschikbaar is - geven per financiële ratio: - de ratiowaarde van de betrokken onderneming - de sectorale vergelijkingswaarden Q 1, Q 2 en Q 3 - het aantal ondernemingen dat voor de berekening van de sectorale ratiowaarden in aanmerking is genomen en dat afhangt van de randvoorwaarden die voor de berekening gelden. Een kruisje situeert de ratiowaarden van de onderneming visueel ten overstaan van de sectorale vergelijkingswaarden. 3.3.3 Berekening van het hefboomeffect (Enkel berekenbaar voor de volledige modellen) Het hefboomeffect geeft de invloed van de financiële schuldgraad en de bijhorende kost op de nettorendabiliteit van het eigen vermogen. De waarde hangt af van het verschil tussen de economische rendabiliteit en de gemiddelde kost van de schulden, enerzijds, en de verhouding tussen de financiële schulden en het eigen vermogen, anderzijds. De economische rendabiliteit wordt benaderd door de rendabiliteit van het in de onderneming geïnvesteerde vermogen, d.w.z. van het geheel van de aangetrokken middelen. Voor de berekening van de economische rendabiliteit van een onderneming wordt hier aan het begrip van de "aangetrokken middelen" de voorkeur gegeven boven het totaal der activa. 23

De balans bevat immers bepaalde activa die, stricto sensu, niet overeenstemmen met productieve investeringen, in het bijzonder de handelsvorderingen en de voorraden; het zijn activa die geen inkomen genereren. Op het passief kan het onderscheid worden gemaakt tussen door derden geïnvesteerde middelen (aandeelhouders of crediteuren) en de verbintenissen die enkel een betalingsuitstel inhouden (handelsschulden), diverse schulden (sociale en loonschulden) of voorzieningen. Het begrip van de totale activa wordt dus vervangen door dat van de aangetrokken middelen, bestaande uit het eigen vermogen en de financiële schulden; samen vormen ze de door derden aangebrachte middelen die worden vergoed door de opbrengsten die werden gegenereerd met de activa welke met die middelen zijn gefinancierd. De rendabiliteit van die middelen wordt berekend vertrekkend van het inkomen dat ze genereren: het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór de kosten van de schulden. De ratio (F) uit de tabel 5 van het ondernemingsdossier bevat: in de teller: het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (vóór belastingen) + de kosten van de schulden in de noemer: de aangetrokken middelen (eigen vermogen + financiële schulden). De rendabiliteit van de aangetrokken middelen (of economische rendabiliteit) wordt vergeleken met de gemiddelde kost van de schulden om na te gaan of de rendabiliteit van de investeringen volstaat om de ontleende middelen te vergoeden. Wanneer de economische rendabiliteit groter is dan de gemiddelde kost van de financiële schulden, dan realiseert de onderneming een hogere rendabiliteit op het eigen vermogen dan op het geheel der aangetrokken middelen. Dat fenomeen, waarbij het bestaan van financiële schulden de economische rendabiliteit omzet in een hogere of lagere rendabiliteit van het eigen vermogen, wordt het "hefboomeffect" genoemd. Het is een indicator van de financiële randvoorwaarden en stemt overeen met de verhouding: Nettorendabiliteit van het eigen vermogen (vóór belasting en uitzonderlijk resultaat) Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen (vóór belasting en uitzonderlijk resultaat) (lijn J van tabel 5 van het Ondernemingsdossier). De hefboom duidt op het positief (indien > 1) of negatief (indien < 1) effect van de schuldgraad op de nettorendabiliteit van het eigen vermogen en zal des te sterker zijn naarmate de financiële schulden belangrijker zijn ten opzichte van het eigen vermogen. De schuldgraad meet de keuze die werd gemaakt tussen financiering met leningen of met eigen middelen. De voorzieningen die niet overeenstemmen met een aanbreng van middelen, worden niet in rekening gebracht. Ze worden gelijkgesteld met niet-financiële verbintenissen. Het begrip van de aangetrokken middelen stemt alsdus overeen met dat van de productieve activa (financiële schulden + eigen vermogen = totaal der activa - bedrijfsschulden - voorzieningen voor risico's en kosten). Samengevat hangt het hefboomeffect dus af van: het verschil tussen de nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen en de gemiddelde kost van de financiële schulden het belang van de financiële schulden in verhouding tot het eigen vermogen. Die twee factoren zijn in de tabel 5 afzonderlijk opgenomen onder de lijn van het hefboomeffect. Het hefboomeffect kan enkel voor de volledige modellen worden berekend, omdat in het verkort model gegevens ontbreken over de kosten van de schulden en de financiële verbintenissen. De definitie van elke rubriek is opgenomen in de hiernavolgende tabel. 24

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier BEREKENING VAN HET HEFBOOMEFFECT (Tabel 5 van het ondernemingsdossier) Kosten van de schulden (A) 650 Financiële schulden (B) 170/4 + 43 + 8801 Gemiddelde kost van de financiële schulden (C) A/B x 100 Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening + Kosten van de schulden (D) 9902 + 650 Definitie van de rubrieken Aangetrokken middelen (E) 10/15 + 170/4 + 43 + 8801 Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen vóór belasting en uitzonderlijk resultaat (F) D/E x 100 Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (G) 9902 Eigen vermogen (H) 10/15 Nettorendabiliteit van het eigen vermogen vóór belasting en uitzonderlijk resultaat (I) G/H x 100 Hefboomeffect (J) Rendabiliteit van de aangetrokken middelen - Gemiddelde kost van de financiële schulden (K) I/F F - C Financiële schulden / Eigen vermogen (L) (170/4 + 43 + 8801) / (10/15) Rendabiliteit van het eigen vermogen = Rendabiliteit van de aangetrokken middelen + (Rendabiliteit van de aangetrokken middelen - Kosten van de schulden) x Schuldgraad F + (F - C) x L (E) Samengesteld uit het eigen vermogen en de financiële schulden. 25

3.4 Tabel van middelen en bestedingen 3.4.1 Betekenis Deze tabel geeft de stromen weer van de (interne en externe) middelen waarover de onderneming gedurende het boekjaar heeft kunnen beschikken en de bestemming die eraan werd gegeven. Zo bevat de tabel onder meer de verschillende investeringen die tijdens het boekjaar plaatsvonden en de wijze waarop ze werden gefinancierd. Het door de Balanscentrale ontworpen model is gebaseerd op de berekening van de intern beschikbare middelen, die de zelffinancieringscapaciteit van de onderneming bepalen. Ze worden vergeleken met de investeringen in niet-financiële activa, om zo een financieringsoverschot of -tekort van de onderneming vast te stellen. Vervolgens wordt rekening gehouden met de investeringen van de onderneming in financiële activa, om het bedrag te bepalen dat de onderneming als externe middelen moet aantrekken (het te financieren totaal), of in het tegengestelde geval, waarover de onderneming kan beschikken (het totale overschot). Het laatste deel van de tabel toont het verloop van de externe financieringsmiddelen als gevolg van het totaal financieel tekort of overschot van de onderneming. Schematisch kunnen dus vier opeenvolgende stappen worden onderscheiden, die duidelijk in tabel 6 van het ondernemingsdossier tot uiting komen. 1. In tabel 6.1 worden, vertrekkend van de toegevoegde waarde, de verschillende opbrengsten en kosten verwerkt; wat overblijft zijn de intern beschikbare middelen (zelffinancieringscapaciteit). 2. Tabel 6.2 toont in welke mate deze intern beschikbare middelen volstaan voor de gedane investeringen in materiële en immateriële vaste activa enerzijds, en in nettobedrijfsactiva 12 anderzijds; het resultaat is het financieringstekort of -overschot voortvloeiend uit de activiteiten gedurende het boekjaar. 3. In het vervolg van tabel 6.2 worden de investeringen in financiële activa op lange en op korte termijn in rekening gebracht om de totale behoefte (= te financieren totaal), dan wel het totale overschot aan externe middelen te bepalen. 4. In het laatste deel van tabel 6.2 tenslotte worden de verschillende externe middelen (kapitaal, schulden op lange termijn, financiële schulden op korte termijn) vermeld als tegenhangers van de totale financieringsbehoefte of het totale financieringsoverschot van de onderneming. Het model van de Balanscentrale is geïnspireerd op de werkzaamheden, met het oog op een internationale standaardisering van de zogenaamde "Cashflow statements", van met name: de International Accounting Standard Committee (IAS7) het Europees Comité van Balanscentrales het Accounting Advisory Forum van de EU (binnen het Directoraat Generaal XV). 12 De nettobedrijfsactiva vormen het verschil tussen de niet-financiële kortlopende activa en passiva. 26

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3.4.2 Beknopte voorstelling Toegevoegde waarde - Personeelskosten - Andere bedrijfskosten Saldo: Brutobedrijfsresultaat + Financiële opbrengsten + Andere uitzonderlijke opbrengsten + Tussenkomst van de vennoten in het verlies - Financiële kosten - Andere uitzonderlijke kosten - Belastingen op het resultaat - Uit te keren winst Saldo: Intern beschikbare middelen + Ontvangen kapitaalsubsidies - Netto-investeringen in materiële en immateriële vaste activa Verandering van de nettobedrijfsactiva Saldo: Financieringsoverschot (+) of -tekort (-) - Financiële investeringen op lange termijn Verandering van de geldbeleggingen en de liquide middelen Saldo: Te financieren totaal (-) (of totaal overschot (+)) Externe middelen: Verandering van het kapitaal en van de uitgiftepremies Verandering van de schulden op lange termijn Verandering van de financiële schulden op korte termijn Totaal van de externe financiële middelen De exacte definitie en berekeningswijze van de bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen is opgenomen als bijlage 3 voor de volledige modellen en als bijlage 4 voor de verkorte modellen. 27

3.5 Synthetische indicator van financiële gezondheid 3.5.1 De synthetische indicator van de financiele gezondheid van de ondernemingen Om een beter beeld te krijgen van de financiële risico's die de ondernemingen lopen, heeft de dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank van België een model ontworpen om de financiële gezondheid van de ondernemingen te beoordelen. Dit model steunt op publieke gegevens, met name informatie uit en over de jaarrekeningen die bij de Balanscentrale worden neergelegd. Bij de ontwikkeling van het model kwam het er in essentie op neer dat geprobeerd werd om met behulp van een statistische techniek (er werd gekozen voor de logistische regressie) een vergelijking op te stellen: - van de vorm y = a + bx 1 + cx 2 + dx 3 + ex 4 +, waarbij:. a staat voor een constante. x 1, x 2, x 3, x 4, staan voor variabelen die worden afgeleid uit jaarrekeningen. b, c, d, e,.. de respectieve coëfficiënten van deze variabelen zijn. - die een uitkomst geeft welke significant verschilt naar gelang het de groep van faillerende ondernemingen dan wel de groep van niet-faillerende ondernemingen betreft. Onder faillerende ondernemingen verstaan we ondernemingen die failliet zijn gegaan of een gerechtelijk akkoord hebben gevraagd of gekregen. Omdat deze laatste groep zeer weinig gevallen telt, mogen in de praktijk "faillerende ondernemingen" begrepen worden als ondernemingen die failliet zijn gegaan. De uitkomst van de opgestelde vergelijking noemen we de L-score. Deze score hangt uitsluitend af van gegevens die in de jaarrekening van de betrokken onderneming voorkomen. Aangezien deze jaarrekening niet de totaliteit van de gegevens betreffende een onderneming bevat, is het dus onmogelijk om middels één enkele L-score een perfect onderscheid te maken tussen faillerende en niet-faillerende ondernemingen. Selectie van ondernemingen Voor de ontwikkeling van het model werd vertrokken van de ondernemingen die bij de Balanscentrale een in 1997, 1998 en/of 1999 afgesloten jaarrekening volgens het volledig of verkort model hebben neergelegd. Om de resultaten te optimaliseren, was het noodzakelijk om de ambitie van het model te beperken tot ondernemingen die aan ten minste één van de twee onderstaande voorwaarden voldoen: omzet (post 70): ten minste 150.000 EUR aantal werknemers: ten minste 2 voltijdse equivalenten (VTE; rubriek 9087). De huidige beperkingen impliceren ook dat de synthetische indicator van de financiële gezondheid die uit het model voortvloeit, slechts in een ondernemingsdossier kan worden opgenomen voor circa 100.000 ondernemingen op de 300.000 die een gestandaardiseerde jaarrekening bij de Balanscentrale neerleggen. De berekening van een synthetische indicator van de financiële gezondheid voor ondernemingen die niet aan deze voorwaarden voldoen, wordt momenteel door de dienst Micro-economische analyse bestudeerd. Er gelden nog enkele andere beperkingen, die van technische aard zijn en waardoor slechts een beperkt aantal ondernemingen uit de boot vielen: het boekjaar waarop de jaarrekeningen betrekking hebben, moet betrekking hebben op 12 maanden, opdat ratio's die een of meer balansposten vergelijken met een of meer posten uit de resultatenrekening vergelijkbare resultaten zouden geven ondernemingen die voor de noemer van één of meer ratio's nul hadden, waardoor geen ratiowaarde kon worden berekend, moesten ook worden uitgesloten. 28

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier De overblijvende ondernemingen werden vervolgens uitgesplitst in twee sub-populaties: de ondernemingen die in de loop van de drie op de vermelde jaren volgende kalenderjaren "faillerend" bleken, enerzijds, en de andere, als niet faillerend gecatalogeerde ondernemingen, anderzijds. Uit elk van die twee sub-populaties werd dan een willekeurige steekproef ("random selection") getrokken die statistisch representatief is voor de twee groepen. Dit representatief staal bestond uit 2.700 jaarrekeningen van verschillende ondernemingen: 900 afgesloten in elk van de jaren 1997, 1998 en 1999, waarvan telkens 150 van ondernemingen die in de loop van de daaropvolgende drie kalenderjaren failleerden. Er werden vervolgens nog 40 ondernemingen uitgesloten wegens extreme ratiowaarden, die het model hadden kunnen vertekenen. Selectie van de variabelen en bijbehorende coëfficiënten Er werden 60 verschillende ratio's getest, om uiteindelijk te leiden tot de volgende vergelijking, waarmee het beste onderscheid werd bereikt tussen de twee voormelde stalen van ondernemingen. Het resultaat van de berekening van deze vergelijking noemen we de L-score 13 Daarbij geldt de redenering dat hoe hoger de L-score, hoe ongezonder de financiële toestand van de onderneming wordt ingeschat. Beknopte toelichting bij de in aanmerking genomen variabelen: 1. Cashflow / vreemd vermogen: deze ratio geeft aan in hoeverre een onderneming in staat is haar schulden terug te betalen. 2. Vervallen schuld jegens de fiscus en de RSZ / totale passiva: "klassieke" variabele in dit type model, aangezien achterstallige betalingen tegenover die twee bevoorrechte schuldeisers doorgaans wijzen op liquiditeitsproblemen. 3. (Thesauriebeleggingen + liquide middelen) / kortlopende vlottende activa: deze ratio weerspiegelt de onmiddellijke liquiditeitsgraad van de kortlopende activa. 4. Logaritme (levensduur): deze variabele geeft aan dat jonge ondernemingen statistisch gezien kwetsbaarder zijn dan hun oudere tegenhangers. De logaritmische vorm weerspiegelt de afnemende impact van de levensduur op de kwetsbaarheid. 5. Permanent vermogen / totale passiva: de teller omvat het eigen vermogen, de voorzieningen en de langlopende schulden. Die ratio geeft de stabiliteitsgraad aan van de middelen waarop de onderneming kan rekenen om haar activiteiten uit te oefenen. 6. (Reserves + overgedragen resultaat) / totale passiva: deze ratio is een maatstaf van de voorbije rentabiliteit van de onderneming, van haar dividendbeleid en, onrechtstreeks, van haar levensduur. Een onderneming die al enige tijd bestaat, winsten heeft opgebouwd en een conservatief dividendbeleid voert, is minder kwetsbaar dan een jonge onderneming die geen reserves heeft kunnen aanleggen, ongeacht de resultaten die deze laatste trouwens heeft geboekt. 13 of "logistische score", waarbij wordt verwezen naar de gebruikte statistische techniek, de logistische regressie. 29

7. Schulden jegens kredietinstellingen / schulden op ten hoogste één jaar: deze variabele geeft de omvang weer van de financiële schulden ten opzichte van de andere schulden op korte termijn, met name de handelsschulden. 8. Kosten van schulden / totale passiva: deze ratio weerspiegelt het peil van de financiële lasten die de onderneming draagt ten opzichte van alle middelen die ze aanwendt. De dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank zal met regelmatig interval (om de twee of drie jaar) ergaan tot het bijstellen van de coëfficiënten die een rol spelen in het model voor de beoordeling van de financiële gezondheid van ondernemingen. MODEL VOOR DE BEOORDELING VAN DE FINANCIËLE GEZONDHEID Coëfficiënten Variabelen 1,88 + -2,36 Cashflow / Vreemd vermogen + +9,07 Vervallen schulden ten aanzien van de fiscus en de RSZ / Totaal van de passiva + -2,95 (Geldbeleggingen + liquide middelen) / Beperkte vlottende activa + -0,60 Logaritme in basis e (2,718) van de leeftijd van de onderneming + -1,17 Permanent vermogen / Totaal van de passiva + -0,46 (Reserves + overgedragen resultaat) / Totaal van de passiva + +0,75 Schulden bij kredietinstellingen / Schulden op ten hoogste één jaar + +2,37 Kosten van schulden 14 / Totaal van de activa = L-score Noteer dat de vermelde coëfficiënten voor de leesbaarheid afgerond zijn en er rekening mee houden dat de waarde van de tussenkomende ratio's het gewone resultaat is van de deling van de teller door de noemer, en dus niet uitgedrukt zijn in percent. Als b.v. voor een onderneming de cashflow 10.000.000 EUR en het vreemd vermogen 23.000.000 EUR bedragen, dan is de in het model gebruikte ratiowaarde voor Casflow/Vreemd vermogen gelijk aan 0,4347826, welke vermenigvuldigd met de coëfficiënt van -2,3618069, in bovenstaande tabel afgerond op -2,36, tot de L-score bijdraagt met -1,0269. De coëfficiënten meten dan de wijziging in de L-score wanneer de variabele waaraan ze gekoppeld zijn, met één eenheid verandert, bij overigens gelijkblijvende omstandigheden. Indien de ratio (Cashflow / Vreemd vermogen) bijvoorbeeld stijgt van 0,43 naar 0,53, dan vermindert de L-score met 0,236. De definitie van de als variabelen opgenomen ratio's volgt hierna, naar gelang het soort van jaarrekeningmodel (zoals beschikbaar gesteld vanaf 2007, na aanpassing van de posten aan de vereisten om te kunnen neerleggen in XBRL-formaat). 14 "Kosten van schulden" in het geval van een volledig model van jaarrekening; "financiële schulden" in het geval van een verkort model. 30

Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 31

Variabelen Formule volledig model Formule verkort model Cashflow / Vreemd vermogen (9904 + 630 + 631/4 + 635/7 + 6501 + 651 + 6560-6561+ 660 + 661 + 662-760 - 761-762 +663-9125 - 780 + 680) / (16 + 17/49) (9904+ 8079 + 8279 + 631/4 + 635/7 + 656 + 8475-8089 - 8289-8485 - 9125-780 + 680)/(16 + 17/49) Vervallen schulden ten aanzien van de fiscus en de RSZ / Totaal van de passiva (9072 + 9076)/(10/49) (9072 + 9076)/(10/49) (Geldbeleggingen + liquide middelen) / Beperkte vlottende activa (50/53 + 54/58)/(29/58-29) (50/53 + 54/58)/(29/58-29) Permanent vermogen / Totaal van de passiva (10/15 + 16 + 17)/(10/49) (10/15 + 16 + 17)/(10/49) (Reserves + overgedragen resultaat) / Totaal van de passiva (13 + 14)/(10/49) (13 + 14)/(10/49) Schulden bij kredietinstellingen / Schulden op ten hoogste één jaar (430/8)/(42/48) (430/8)/(42/48) Kosten van schulden 15 / Totaal van de activa (650)/(10/49) (65)/(10/49) Validatie van het model De meest recente validatie van het model werd gerealiseerd op basis van de tijdens 2000 tot en met 2004 afgesloten jaarrekeningen. De L-score van al de jaarrekeningen van deze boekjaren werd berekend middels de hiervoor gedefinieerde vergelijking. Voor elke jaarrekening werd nagegaan of er in de loop van de drie volgende jaren al dan niet faillering was gevolgd. De berekende L-scores werden vervolgens geklasseerd van klein naar groot; er werden vijf waarden bepaald die de groep verdelen in zes klassen; we noemen die klassen de financiële-gezondheidsklassen. Voor elke klasse werd dan geteld hoeveel ondernemingen er de drie kalenderjaren na het boekjaar failleerden; dit aantal in percent van het totaal aantal ondernemingen met een L-score uit deze klasse, geeft dan een zicht op de waarschijnlijkheid van faillering (binnen de periode van drie jaar). De facto is het percentage van kmo's die failliet gaan veel hoger dan dat van de faillerende grote ondernemingen. Daarom werden afzonderlijke klassen gemaakt voor de volledige modellen 16 en voor de verkorte modellen: de grote ondernemingen: gelijkgesteld met de ondernemingen die een volledig jaarrekeningmodel neerleggen en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelseffectief ten minste gelijk is aan 2 VTE 15 "Kosten van schulden" in het geval van een volledig model van jaarrekening; "financiële schulden" in het geval van een verkort model. 16 Het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen is bedoeld voor grote ondernemingen, maar moet ook worden gebruikt door een kleine onderneming die met één of meer andere ondernemingen is verbonden, indien de groottecriteria balanstotaal en omzet op geconsolideerde basis en de tewerkstelling samen beschouwd de vooropgestelde drempels overstijgen. 32