OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele kosten zijn 24. a. Bereken de dekkingsbijdrage. 8 b. Wat wordt bedoeld met de dekkingsbijdrage? Voor ieder product dat wordt gemaakt of verkocht zijn kosten onvermijdelijk. Een deel van deze kosten zijn variabel, een ander deel constant. Bij de variabele kostencalculatie wordt ervan uitgegaan dat de constante kosten op korte termijn niet zijn te beïnvloeden. Ze zullen alleen wel moeten worden gedekt. De verkoopprijs van een product is de opbrengst. Een deel daarvan is men kwijt vanwege variabele kosten. Dan blijft er een restant over om de constante kosten te dekken. Dit deel heet de dekkingsbijdrage. c. Wanneer de constante kosten van Jansen 138.000 zijn, hoeveel moet Jansen dan verkopen om geen winst en geen verlies te hebben? 17.250 stuks d. Hoe noemen we deze afzet? De break-even afzet. e. Wat is de break-even omzet? 1.035.000 f. Wanneer de constante kosten van Jansen 138.090 zijn, hoeveel moet Jansen dan verkopen om geen winst en geen verlies te hebben? 17.262 stuks 1
Opgave 2 Van Gelderen heeft voor 2018 de volgende cijfers tot zijn beschikking: Verkoopprijs exclusief btw 105 Normale afzet 12.000 eenheden Werkelijke verwachte afzet 12.500 eenheden Constante kosten 360.000 Totaal verwachte variabele kosten 562.500 a. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de direct costing methode. dekkingsbijdrage constante kosten = 390.000 b. Maak een controleberekening door van de opbrengsten de kosten af te trekken. opbrengst variabele kosten constante kosten = 390.000 c. Waarom wordt niets met de normale afzet gedaan bij de bovenstaande berekeningen? De normale hoeveelheid is alleen interessant voor het constante deel van het tarief bij de integrale kostprijsberekening. Bij direct costing zitten alleen de variabele kosten in het tarief. De constante kosten gaan rechtstreeks naar de winst- en verliesrekening. Opgave 3 Nieuwenhuizen heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: Normale productie en afzet Werkelijke productie Werkelijke afzet 45.000 eenheden 43.000 eenheden 47.000 eenheden Constante fabricagekosten 371.250 Constante verkoopkosten 78.750 Variabele verkoopkosten 11 Variabele fabricagekosten 21 Verkoopprijs exclusief btw 65 a. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de integrale kostprijsmethode. verkoopresultaat +/- bezettingsresultaten = 1.068.000 b. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de direct costing methode. dekkingsbijdrage constante kosten = 1.101.000 c. Verklaar het verschil tussen het bedrijfsresultaat van de integrale kostprijsberekening en de direct costing methode. voorraad 2
d. Maak de berekening van het bedrijfsresultaat door de opbrengst te verminderen met de kosten. Resultaat 1.185.000 Afname voorraad 4.000 21 84.000- Bedrijfsresultaat 1.101.000 Opgave 4 Een handelsonderneming met vele producten in het assortiment heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: 45% van de omzet wordt besteed aan de inkoop van haar producten. De overige variabele kosten zijn 25% van de omzet. De constante kosten zijn 675.000. a. Bereken de break-even omzet van deze handelsonderneming 2.250.000 b. Bereken de benodigde omzet wanneer er een winst gewenst is van 325.000. 3.333.333,33 c. Bereken de noodzakelijke omzet wanneer een winst gewenst is van 10% van de omzet. 3.375.000 Opgave 5 Jacobs heeft voor 2018 de volgende begroting gemaakt: Normale productie en afzet Werkelijke productie Werkelijke afzet 12.000 eenheden 14.000 eenheden 11.000 eenheden Constante fabricagekosten 57.000 Constante verkoopkosten 18.000 Variabele verkoopkosten 1,75 Variabele fabricagekosten 3,10 Verkoopprijs exclusief btw 12,40 a. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de integrale kostprijsmethode. 22.300 Bedrijfsresultaat 22.300 b. Bereken het bedrijfsresultaat volgens de direct costing methode. 8.050 3
c. Verklaar het verschil tussen het bedrijfsresultaat van de integrale kostprijsberekening en de direct costing methode. Toename van de voorraad is: Integrale kostprijsberekening: 3.000 7,85 = 23.550 Variabele kostprijsmethode 3.000 3,10 = 9.300 Het verschil is: 14.250 d. Maak de berekening van het bedrijfsresultaat door de opbrengst te verminderen met de kosten. Het bedrijfsresultaat wordt bij de integrale kostprijsmethode: Resultaat - 1.250 Toename voorraad 3.000 7,85 23.550 + Bedrijfsresultaat 22.300 Het bedrijfsresultaat wordt bij de variabele kostprijsmethode: Resultaat - 1.250 Toename voorraad 3.000 3,10 9.300 + Bedrijfsresultaat 8.050 4
Opgave 6 Gegeven is de onderstaande grafiek: 180.000 Kosten en opbrengsten bij afzet 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000-1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 a. Geef van iedere kleur lijn aan wat deze weergeeft. Constante kosten oranje Variabele kosten blauw Totale kosten grijs Totale opbrengst geel Bij een afzet van 3.000 eenheden zijn de totale kosten 72.000. b. Bereken het break-evenpoint wanneer de verkoopprijs 20 is. 5.000 eenheden 5
Opgave 7 Van product K112 is het volgende bekend: Vaste fabricagekosten per eenheid 12,10 Variabele fabricagekosten 9,90 De onderneming kent het volgende seizoenspatroon: 1,5 : 1 : 0,5 : 2 Normale bezetting kwartaal II 10.000 Voorraad 1 april 2018 Productie kwartaal II Afzet kwartaal II 14.500 stuks 18.000 stuks 15.000 stuks a. Bereken de constante kosten van een heel jaar. 605.000 b. Bereken de waarde van de voorraad op 30 juni 2018 wanneer de variabele kostprijsmethode wordt toegepast. 173.250 6
Opgave 8 De commerciële kostprijs van product P650 is voor 2018 als volgt opgebouwd: Vaste fabricagekosten 2,50 Vaste verkoopkosten 1,50 Variabele fabricagekosten 3,00 Variabele verkoopkosten 1,00 Verkoopprijs 11,00 Vaste fabricagekosten 250.000 Vaste verkoopkosten 150.000 Normale productie en afzet 10.000 Voorraad 1-1 500 Productie 1 e kwartaal 2018 3.000 Afzet 1 e kwartaal 2018 2.800 a. Waarom bestaat er een verschil in het perioderesultaat over het eerste kwartaal tussen de direct costing methode en de absorption costing methode? Geef ook de berekening. De voorraad is toegenomen met: 3.000 2.800 = 200 Opgave 9 Een onderneming produceert in massa onder meer het product PK78T. Voor de standaardkostprijsberekening van het product zijn voor 2018 de volgende gegevens bekend: de normale productie en afzet is 60.000 producten per jaar de normale productie en afzet is gelijkmatig over het jaar verdeeld de constante productiekosten zijn 150.000 per kwartaal de constante verkoopkosten zijn 30.000 per kwartaal de proportioneel variabele productiekosten zijn 8,50 per stuk de proportioneel variabele verkoopkosten zijn 5,80 per stuk Op 1 april 2018 zijn 2.800 producten PK78T in voorraad. In het tweede kwartaal van 2018 zijn 13.000 producten PK78T verkocht en 12.000 producten PK78T geproduceerd. De verkoopprijs van een product PK78T is 37,50. a. Wat is het perioderesultaat voor het tweede kwartaal van 2018 bij toepassing van de absorption costingmethode? Geef aan of het resultaat voordelig of nadelig is en geef ook de berekening. 111.600 7