Oorzaken van angststoornissen



Vergelijkbare documenten
Beschermd of bedreigd?

De invloed van ouder-kind factoren op het ontwikkelen van een angststoornis bij kinderen met inhibitoir gedrag.

Prof. dr. A. M. T. Bosman. Radboud Universiteit Nijmegen Sectie Orthopedagogiek van Leren en Ontwikkeling

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen

Nederlandse samenvatting

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren:

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en jongeren met een angststoornis. In groepen of individueel

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Angststoornissen van ouder op kind: Opvoedingsstijl als mediator?

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

De Rol van de Ouders bij het Ontstaan van Sociale Fobie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De behandeling van angststoornissen bij kinderen:

Hechting en Psychose: Attachment and Psychosis:

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

DE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA. Child and Family Science (instromen in september)

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Comorbiditeitspatronen bij OCD. Resultaten van de NOCDA studie

Samenhang sociale fobie en ervaren kritiek voor beide seksen 1

Research Institute of Child Development and Education Vaders en angst

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht

Publications. Publications

Beschermende en risicofactoren voor schoolverzuim

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Angststoornissen bij kinderen en adolescenten

18 Ontwikkelingspsychopathologie als leidraad voor programmaontwikkeling

Intrusies van autobiografische herinneringen bij personen die emotionele mishandeling rapporteren in hun jeugd

Opdringerigheid van ouders en adolescent separatieangststoornis symptomen

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Gegeneraliseerde angststoornis en de identiteitsvorming: De invloed van ouderlijke kritiek en steun

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

OPVOEDING EN ANGST EN DE INVLOED VAN EEN PREVENTIEVE TRAINING 1. Opvoeding en Angst en de Invloed van een Preventieve Training

Wat is de relatie tussen uitdagend en controlerend opvoedingsgedrag en de fysiologische kenmerken van gedragsinhibitie.

Het opvoedgedrag van ouders met een angststoornis in relatie tot negatieve cognities van kinderen tussen de 8 en 18 jaar

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Het opvoedingsgedrag van vaders en moeders: de impact van sociale angst

Academische Master Orthopedagogiek

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Gezin en het welzijn van pubers

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

De invloed van affectieve betrokkenheid op moeilijk verstaanbaar gedrag

Samenvatting. (Summary in Dutch)

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN

DE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA. Child and Family Science*

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

Dr. Barbara van den Hoofdakker, klinisch psycholoog - gedragstherapeut Accare Universitair Centrum Groningen. Lezing GGNet 27 juni

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD

SAMENVATTING SAMENVATTING

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie

Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht

Beeldende. kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie

Running head: CONTROLE EN INTERNALISERENDE PROBLEMEN 1

Ketenzorg voor suïcidaliteit

Always look on the bright side of life

Wat werkt bij jeugdigen met angststoornissen?

Oorzaken van depressie

en een Licht Verstandelijke Beperking Linda M. van Mourik

Het verband tussen ouderlijke angsten en angststoornissen bij kinderen met en zonder autisme.

De rol van Selectieve Aandachtsbias bij angstige kinderen

Angstige Vader, Angstig Kind? Angstige Vader, Angstig Kind?

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie

Do fathers matter? The relative influence of fathers versus mothers on the development of infant and child anxiety Möller, E.L.

Het effect van ontvangen kritiek op de versterking van sociale fobie kenmerken bij adolescenten

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

Angststoornissen bij kinderen: welke psychosociale behandeling is bewezen effectief?

CHAPTER 7. Samenvatting

Een triagetool: het Kompas Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Frits Boer & Frank Verhulst 8 oktober 2015 Ede

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

The bidirectional relation between parental controlling behavior and child anxiety van der Bruggen, C.O.

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg

prof dr Else de Haan De Bascule/AMC/UvA Amsterdam 7 0tober 2010

Onderlinge verbondenheid. begeleiding en zorg voor mensen met een verstandelijke en/of andere beperkingen

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Omgevingsinvloeden in de Jeugd op Sociale Angststoornis

Oorzaken van ADHD. Algemeen. Genetisch. Nienke Foolen

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht

Master thesis. Het Effect van Expressed Emotions van Ouders op Symptomen van Sociale Fobie bij Adolescenten

Running head: LEERMECHANISMEN OUDERLIJKE OVERDRACHT ANGST 1. Leermechanismen in de Overdracht van Angst van Ouders op Angst van Kinderen tussen de

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Van universiteit naar klinische praktijk

De opzet en management van een vroegdetectie- en behandelcentrum. Hoe eerder, hoe beter 30 mei 2013, Den Haag Mark van der Gaag

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

De relatie tussen opvoedingsgedrag en angst van ouders, en angst bij kinderen van 4 t/m 7 jaar met en zonder angststoornis.

Heeft u ook kinderen? KOPP-zorg in de Huisartsenpraktijk. Janet Miedema, POH GGZ Christine Weenink, kaderhuisarts GGZ Samen Sterker 22 januari 2015

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Transcriptie:

Oorzaken van angststoornissen Karen van Rooijen Juni 2012 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 230 65 64 e infojeugd@nji.nl i www.nji.nl Risicofactoren Kindfactoren Biologische factoren (predisposities) zoals erfelijke aanleg en temperament kunnen een kind al van jongs af aan kwetsbaar maken voor verschillende stoornissen. Kinderen die op jonge leeftijd geremd gedrag (de neiging om in onbekende situaties, met onbekende mensen en objecten, met angst, verlegenheid en vermijding te reageren) als temperamentkenmerk vertonen, hebben halverwege hun kinderjaren een grotere kans op een angststoornis (Biederman, Rosenbaum, Bolduc-Murphy, Faraone, Chaloff, Hirshfeld en Kagan, 1993) en tijdens de adolescentie op sociale fobie (Kagan & Snidman, 1999 in: Praktijkrichtlijn, 2008; Nauta, 2005 & Muris, 2006). Brakel, Muris, Bögels en Thomassen (2006) vonden in hun studie onder 644 kinderen van 11-15 jaar met angstsymptomen (geen klinische stoornis) ook dat kinderen met een geremd temperament sterkere angstsymptomen hadden dan kinderen zonder geremd temperament. Enkele andere temperamentkenmerken die gezien worden als specifieke risicofactoren voor angststoornissen zijn angstgevoeligheid (de neiging om symptomen van angst als schadelijk te interpreteren ) (Landelijk Preventie platform, 2004) en walginggevoeligheid (Muris, 2006). Walginggevoeligheid zou vooral spelen bij verschillende fobieën als spinfobie en bloedfobie (Manassis, Hudson, Webb, Albano, 2004). Als het gaat om erfelijke aanleg, dan wordt in diverse onderzoeken een verband gevonden tussen de aanwezigheid van een angststoornis bij een van de ouders en een verhoogd risico op een angststoornis bij hun kinderen (Biederman, Faraone en Hirshfeld-Becker, 2001; Merikangas, Avenevoli, Dierker & Grillon, 1999) en op een ernstiger mate van beperking in het functioneren bij kinderen met een angststoornis (Manassis & Hood, 1998 in: Praktijkrichtlijn, 2008). Hier hoeft niet altijd sprake te zijn van erfelijke aanleg, verschillende studies tonen aan dat psychische problemen van de ouders ook van invloed kunnen zijn op de opvoeding (Muris, 2006). Tweelingonderzoek naar de etiologie van angststoornissen heeft aangetoond dat de genetische invloed matig groot is. Ongeveer 30 tot 40 procent van de verschillen in angstsymptomen tussen individuen kan worden verklaard door genetische invloeden. (Verhulst, 2006). Een andere risicofactor voor de ontwikkeling van een angststoornis (en het in stand houden daarvan) bestaat uit verstoorde cognitieve processen. Kinderen met een angststoornis hebben de 1

neiging om ambigue informatie als bedreigend te interpreteren. Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen met en kinderen zonder een angststoornis onduidelijke situaties interpreteren. Kinderen met een angststoornis zagen zo'n situatie vaker als bedreigend dan kinderen zonder angsten (de Haan, 2003). Zij vinden het onwaarschijnlijk dat zij succesvol om kunnen gaan met door hen als dreigend beleefde informatie en selecteren vermijdende coping strategieën. Dit houdt in dat het kind direct contact met de angstaanjagende stimulus of situatie zoveel mogelijk uit de weg gaat. Hierdoor krijgt het niet de kans om te leren dat de stimulus of de situatie geen kwaad kan (Muris, 2006; Muris, 2008; de Haan, 2003). Daarnaast neigen angstige kinderen ertoe selectief aandacht te geven aan bedreigende stimuli (Verhulst, 2003). Kinderen beginnen cognitieve vaardigheden pas op 11-12 jarige leeftijd te beheersen. Dat kan ertoe leiden dat jongere kinderen gevaren nog niet altijd kunnen inschatten, waardoor ze een heviger angst beleven (Landelijk Preventie Platform, 2004; Muris, 2006; Muris, 2008). Omgevingsfactoren Omgevingsinvloeden spelen bij angststoornissen een grotere rol dan bij veel andere psychiatrische stoornissen bij jeugdigen (Verhulst, 2006). Bij angst lijken vooral opvoedings- en hechtingsprocessen belangrijk (Landelijk Preventie Platform, 2004). Angstige ouders kunnen angst (soms onbewust) modelleren, kunnen angstig copinggedrag belonen en vermijdend gedrag ongewild in stand houden (Dadds & Roth, 2001; Muris, Steerneman, Merckelbach, Meesters, 1996 in: Praktijkrichtlijn, 2008; Fisak & Grills-Taquechel, 2007). Ook overmatig beschermende, overheersende of kritische opvoedstijlen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een angststoornis bij kinderen met een kwetsbaar temperament doordat zij de ontwikkeling van autonomie en allerlei vaardigheiden in de weg staan (Hirshfeld, Biederman, Brody, Faraone en Rosenbaum, 1997; Rapee, 1997 in: Praktijkrichtlijn, 2008). Ook van Brakel en collega s (2006) vonden dat een overbeschermende en angstige opvoedingsstijl van de ouders van invloed was op angstsymptomen bij het kind. Tot nog toe zijn de bevindingen over de invloed van opvoeding niet eenduidig (Nauta, 2005). Zo vonden Whaley, Pinto, en Sigman (1999) in hun studie naar de interactie tussen angstige moeders en hun kinderen, dat angstige moeders minder warm en positief waren en hun kinderen minder autonomie toekenden dan moeders in de controlegroep. Dit gedrag bleek een betere voorspeller voor angst bij het kind dan de psychopathologie van de moeder. Daarentegen vonden Merikangas en collega s (1999) in hun studie naar kinderen van patiënten met een angststoornis geen verschil tussen de gezinssituatie en opvoeding van kinderen in de hoogrisicogroep en in de controlegroep (Nauta, 2005). Ook moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat bijvoorbeeld overbeschermend gedrag van de ouder een reactie kan zijn op het angstige kind zelf (Landelijk Preventie Platform, 2004; Verhulst, 2003). Ook McLeod, Wood en Weisz (2006) geven in hun meta-analyse naar de rol van de ouders bij angst in de kindertijd aan dat meer onderzoek nodig is. Zij vonden een verband tussen opvoeding en angst bij kinderen (en ook daarbij leek met name de overbeschermende opvoedingsstijl waarin weinig plaats is voor de ontwikkeling van autonomie belangrijk), maar het verband was niet sterk (het verklaarde ongeveer 4% van de variantie in angst in de kindertijd). Toekomstig onderzoek moet uitwijzen welke rol opvoedingsgedrag speelt in het veroorzaken, behouden of verminderen van angst bij kinderen. 2

Ook onveilige gehechtheidsrelaties met de ouders (Manassis, Bradley, Goldberg, Hood, Swinson, 1994) en specifiek- een angstige of afwerende gehechtheid (Warren, Huston, Egeland, Sroufe, 1997) kunnen het risico op angststoornissen bij kinderen vergroten (Praktijkrichtlijn, 2008). In een veilige gehechtheidsrelatie is de ouder ontvankelijk en gevoelig voor de behoeften van het kind. Dit geeft het kind vertrouwen en een gevoel van veiligheid. Kinderen die onveilig gehecht zijn ervaren niet die ontvankelijkheid en gevoeligheid van hun ouder. Dit kan angstgevoelens oproepen en uiteindelijk bijdragen aan de ontwikkeling van een angststoornis. Er is nog niet zoveel onderzoek verricht naar het verband tussen de hechtingsrelatie met de ouder en angst bij kinderen en jongeren. De studies die er gedaan zijn (Manassis, Bradley, Goldberg, & Hood, 1995; Cowan, Cohn, Cowan, en Pearso, 1996) tonen aan dat de gehechtheidsrelatie met de moeder gerelateerd is aan internaliserende problemen bij de kinderen (Nauta, 2005). Ook van Brakel en collega s (2006) vonden dat kinderen die onveilig gehecht waren sterkere angstsymptomen hadden. Onderzoek naar de rol van de ouders bij de ontwikkeling van angst bij kinderen heeft zich vooralsnog vaak beperkt tot de rol van de moeder. Recent is ook meer aandacht voor de rol van de vader gekomen. Bögels en Phares (2007) concluderen in hun review naar de rol van vaders in de etiologie, preventie en behandeling van angst bij kinderen, dat vaders mogelijk een belangrijke en andere rol dan moeders vervullen in de socialisatie van kinderen en in de bescherming tegen ernstige angst. Onderzoek doet de suggestie dat als vaders niet betrokken zijn, geen warmte geven en de autonomie van het kind niet aanmoedigen en als zij zelf angst vertonen, het kind een risico kan lopen op angstsymptomen. Meer onderzoek naar de rol van de vader bij de ontwikkeling van angst bij kinderen is nodig. Naast opvoedings- en hechtingsprocessen zijn ook externe negatieve levensgebeurtenissen vaak geassocieerd met de ontwikkeling van angststoornissen. Het kan hierbij gaan om traumatische ervaringen zoals echtscheiding of dood van een familielid, maar ook om lichte negatieve ervaringen, zoals ervaringen met de dokter, tandarts, met dieren, met even verdwaald zijn of vastzitten, met een ongeval of met vreemden (Muris, 2006; Verhulst, 2006). Beschermende factoren Angst ontstaat wanneer jeugdigen te lang, te intens of te veel aan stressfactoren worden blootgesteld. Of een stoornis al dan niet ontstaat, hangt ook af van de aanwezigheid van beschermende factoren. Beschermende factoren bij angst zijn ondermeer persoonsvariabelen, zoals zelfwaardering, en geloof in eigen kunnen (Landelijk Preventie Platform. 2004). Andere beschermende factoren zijn aangeleerde coping strategieën zoals strategieën om zichzelf af te leiden en strategieën gericht op het probleem in plaats van op vermijding te gebruiken. Ook sociale steun kan bescherming bieden aan de jeugdige (Ayers, Sandler, West, Roosa, 1996 in: Praktijkrichtlijn, 2008; Muris, 2006). Combinatie van factoren Tot op heden wordt ervan uitgegaan dat een opeenstapeling van risicofactoren bij een kind het risico op een angststoornis aanzienlijk verhoogd. De verschillende risicofactoren hangen waarschijnlijk ook met elkaar samen en vergroten samen de kwetsbaarheid. Zo kan een kind van een angstige ouder een geremd temperament erven en vervolgens kan die angst versterkt worden doordat de ouder angstig gedrag modelleert. Van Brakel en collega s (2006) vonden dat een geremd temperament, een onveilige hechting en een overbeschermende en angstige opvoedingsstijl enigszins 3

aan elkaar gerelateerd waren en dat zij elkaar bovendien leken te versterken bij de ontwikkeling van angst bij kinderen van 11-15 jaar. Bronnen Ayers, T.S., Sandler, I.N., West, S.G., Roosa, M.W. (1996). A dispositional and situational assessment of children s coping: testing alternative models of coping. Journal of Personality, 64, 923-958. Biederman, J., Faraone, S.V., Hirshfeld-Becker, D. (2001). Patterns of Psychopathology and Dysfunction in High-Risk Children of Parents With Panic Disorder and Major Depression. American Journal of Psychiatry, 158(1):49-57. Biederman, J., Rosenbaum, J. F., Bolduc-Murphy, E. A., Faraone, S. V., Chaloff, J., Hirshfeld, D. R., & Kagan, J. (1993). A 3-year follow-up of children with and without behavioral inhibition. Journal of the American Academy of child and Adolescent Psychiatry, 32, 814-821. Bögels, S. & Phares, V. (2007). Fathers role in the etiology, prevention and treatment of child anxiety: a review and new model. Clinical Psychology Review 28 (2008) 539 558 Brakel, A. M. L., van, Muris, P., Bogels, S. M., Thomassen, C. (2006). A Multifactorial Model for the Etiology of Anxiety in Non-Clinical Adolescents: Main and Interactive Effects of Behavioral Inhibition, Attachment and Parental Rearing. Journal of Child and Family Studies, vol. 15 (5), 1573-2843. Connolly, S.D. (2008). Praktijkrichtlijnen voor diagnostiek en behandeling van kinderen en adolescenten met angststoornissen. Kind en adolescent review, 15 (1), pp. 5-41. Cowan, P. A., Cohn, D. A., Cowan, C. P., Pearson, J. L. (1996). Parents attachment histories and children s externalizing and internalizing behaviors: Exploring family systems models of linkage. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 64, 53-63 Dadds, M.R., Roth, J.H. (2001). Family processes in the development of anxiety problems. In: The Developmental Psychopathology of Anxiety, Vasey MW, Dadds MR, eds. New York: Oxford University Press. Fisak jr., B., Grills-Taquechel, A.E. (2007). Parental Modeling, Reinforcement, and Information Transfer: Risk Factors in the Development of Child Anxiety? Clinical Child and Family Psychology, 10 (3), 213-231. Haan, E. de (2003). Angst. Handboek Kinderen & Adolescenten. Hirshfeld, D.R., Biederman, J., Brody, L., Faraone, S.V., Rosenbaum, J.R. (1997). Associations between expressed emotion and child behavioral inhibition and psychopathology: a pilot study. Journal of the American Academy of child and Adolescent Psychiatry, 36, 205-213. Kagan, J., Snidman, N. (1999). Early childhood predictors of adult anxiety disorders. Biological Psychiatry, 46, pp. 1536-1541 4

Landelijk Preventie Platform Depressie en Angststoornissen, werkgroep Kinderen en Jongeren. Preventie Programma Depressie en Angst bij kinderen en jongeren. Basisdocument. 2004. Manassis, K., Hudson, J. L., Webb, A., Albano, A. M. (2004). Beyond Behavioral Inhibition: Etiological Factors in Childhood Anxiety, Cognitive and Behavioral Practice 11, 3-12. Manassis K., Hood, J. (1998). Individual and familial predictors of impairment in childhood anxiety disorders. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 37, 428 34. Manassis, K., Bradley, S., Goldberg, S., Hood, J. (1995). Behavioural inhibition, attachment and anxiety in children of mothers with anxiety disorders. Canadian journal of psychiatry, Journal. Manassis, K., Bradley, S., Goldberg, S., Hood, J., Swinson, R.P. (1994). Attachment in mothers with anxiety disorders and their children. Journal of the American Academy of child and Adolescent Psychiatry, 33, 1106-1113 McCleod, B. D., Wood, J. J., Weisz, J. R. (2006). Examining the association between parenting and childhood anxiety: A meta-analysis. Clinical Psychology Review, 27, 155 172. Merikangas, K. R., Avenevoli, S., Dierker, L., & Grillon, C. (1999). Vulnerability factors among children at risk for anxiety disorders. Biological Psychiatry, 46, 1523-1535. Morris, T. L. (2001). Social phobia. In M.W.Vasey & M. R. Dadds (Eds.), The developmental psychopathology of anxiety. (pp. 435-458). London: Oxford University Press. Muris, P. & Field, P.A. (2008). Distorted cognition and pathological anxiety in children and adolescents, Cognition and emotion, 22 (3), 395-421 Muris, P. (2006). The pathogenesis of childhood anxiety disorders: Considerations from a developmental psychopathology perspective. International Journal of Behavioral Development, 30 (1), pp. 5 11. Muris, P., Merckelbach, H. (2001). The etiology of childhood specific phobia: a multifactorial model. In M.W.Vasey & M. R. Dadds (Eds.), The developmental psychopathology of anxiety. (pp. 355-387). London: Oxford University Press. Muris, P., Steerneman, P., Merckelbach, H., Meesters, C. (1996). The role of parental fearfulness and modeling in children s fear. Behaviour Research and Therapy, 34:265-268. Nauta, M.H. (2005). Anxiety Disorders in Children and Adolescents: assessment, cognitive behavioural therapy, and predictors of treatment outcome. Enschede: Febodruk bv (proefschrift Rijksuniversiteit Groningen). Rapee, R. M. (2001). The development of generalized anxiety. In M.W. Vasey & M. R. Dadds (Eds.), The developmental psychopathology of anxiety. (pp. 481-504). London: Oxford University Press. 5

Rapee, R.M. (1997). Potential role of childrearing practices in the development of anxiety and depression. Clinical Psychology Review, 17, 47-67 Silove, D., Manicavasagar, V. (2001). Early separation anxiety and its relationship to adult anxiety disorders. In M.W. Vasey & M. R. Dadds (Eds.), The developmental psychopathology of anxiety. (pp. 459-480). London: Oxford University Press. Verhulst, F.C. (2006). Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie. Assen: van Gorcum. Verhulst, F.C. (2003). Kinder- en jeugdpsychiatrie: psychopathologie. Assen: van Gorcum. Whaley, S.E., Pinto, A., Sigman, M. (1999). Characterizing interactions between anxious mothers and their children. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 67, 826-836. Warren, S.L., Huston, L., Egeland, B., Sroufe, L.A. (1997). Child and adolescent anxiety disorders and early attachment. Journal of the American Academy of child and Adolescent Psychiatry, 36, 637-644 6