Recent is voor de derde maal de studie

Vergelijkbare documenten
RENTABILITEITS- EN KOSTPRIJSANALYSE VLEESVEE

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse vleesvee

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse vleesvee

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

RENTABILITEITSANALYSE VARKENS. Vrints Goedele 26 mei 2015

Vlaanderen is landbouw & visserij

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk Boekjaren

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

Vlaanderen is landbouw & visserij

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

Agenda. Rendabiliteit vleesveehouderij. Rendabiliteit. Evolutie aantal geboortes en aantal slachtingen. I.V.B. :

Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak

Kennisdag Praktisch op weg Kosten verkenning natuurlijk afkalven. Monique Mourits BEC Wageningen November 2016

De cijfers zijn exclusief BTW en subsidie zoals toeslagrechten. De specialisatie van de melkveehouderij

Ruwvoerkost in kostprijs melk. Diane Schoonhoven

Opmaak van een winnend Bedrijfsplan

Trefdag VarkensAcademie 30 november 2018

Bedrijfsleiderskring: Voorbeeld Boekjaar: 01/10/17

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Inkomensverschillen op bedrijfstak melkvee

STERK MET MELK BESLISSINGEN NEMEN OP BASIS VAN BEDRIJFSECONOMISCHE KENGETALLEN.

Bedrijfseconomische boekhouding. Slimmer boeren met cijfers

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Bedrijfseconomische Analyse

TERREINBEGRAZING MET SCHAPEN. Het belang van correcte vergoeding voor terreinbeheer met schapen

RENDABILITEIT IN DE ZOOGKOEIENHOUDERIJ: BELANG VAN GROEI EN VRUCHTBAARHEID

ECONOMISCHE IMPACT VAN SCHAALVERGROTING IN DE VLAAMSE MELKVEEHOUDERIJ

Mil - R - Mor. Dagen sinds Ge boorte / / / / / 1, / 377

68 melkkoeien (incl vaarzen), 21 pinken, 24 kalveren Vervangingspercentage 29 %

Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1)

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Marktontwikkelingen varkenssector

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

INKOMENSVERSCHILLEN OP MELKVEEBEDRIJVEN. Verklarende parameters

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Algemene bedrijfsgegevens

Melkveehouderij. VAC consult. Een zoektocht naar een evenwichtige balans tussen groei en ontwikkeling. Voermanagement. Bedrijfsontwikkeling

36 INKOMENSVERSCHILLEN OP MELKVEEBEDRIJVEN Verklarende parameters. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financiële Analyse. G.E. Sloten. Grote markt BC. Brabant :10. Versie:

Studiedag melkvee Mag het een liter méér zijn?

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-I

Regionale economische vooruitzichten

NORMEN EN ECONOMISCHE WAARDERINGEN VOOR: DE RENTABILITEITSINDEX 2012 en HET PRODUCTIEGETAL 2013 VLEESVARKENSHOUDERIJ

Bespreking Kostprijs 2006

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse granen voor de korrel

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

Indexfokkerij, hoe een moederlijn/vaderlijn fokken en mogelijkheden voor gesekst sperma op het vleesveebedrijf.

RENTABILITEITSANALYSE APPELS EN PEREN

AARDAPPELEN FOCUS. van het Landbouwmonitoringsnetwerk INLEIDING INHOUD. 1. Inleiding 2. Aardappelteelt in Vlaanderen 3. Resultatenrekeningen

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Kostprijsanalyse en rentabiliteitsbepaling vollegrondsgroenten 2008 en 2009

Bedrijfsplan. Voorbeeld

Categoriale inkomensverdeling

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

1. Samenvatting sector Fokzeugenhouderij

Bijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2008

2-1") Interne nota 170. Februari 1972 DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT - TEELBEDRIJVEN IN 1969 EN 1970, 5? Ci'! ;'?.

De waalse landbouw in cijfers

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

AgroFinancieel Melkvee

Marktontwikkeling koopwoningen

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Vlaamse bedrijfseconomische richtwaarden varkenshouderij

SPECIAL XXXXX JONGVEEOPFOK. stimulans voor betere opfok

Bijlage I: Woningmarktcijfers 4 e kwartaal 2007

Drie pinken minder. Een goedkope verzekeringspremie en. Aankondiging fosfaatrechten prikkelt vee

Bijlage I: Woningmarktcijfers 1 e kwartaal 2008

Ontwikkelingen in de stadsdelen

Tot 10 euro extra per vleesvarken dankzij een goede eindbeer! Sander Palmans, Steven Janssens, Sam Millet, Jef Van Meensel

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

Sterke stijging Ebitda en netto resultaat Verhoging dividend

Gewenste ontwikkeling en na te streven gewicht bij de eerste kalving van Witblauwe dikbilvaarzen

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

O v e r z i c h t v a n d e b o e k h o u d k u n d i g e r e s u l t a t e n v a n l a n d - e n t u i n b o uw b e d r i j v e n

Bijlage I Analyse Woningmarkt

MEER VROUWEN IN DE TOP HARD NODIG

Ontwikkelingen in de stadsdelen

De waalse landbouw in cijfers

NORMEN EN ECONOMISCHE WAARDERINGEN VOOR: DE RENTABILITEITSINDEX 2011 en HET PRODUCTIEGETAL 2012 ZEUGENHOUDERIJ

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Eindexamen economie havo I

Toelichting bedrijfsuitslag

Distributiekanalen van de verzekering: cijfers 2012

Bedrijfseconomische analyse

VBO-analyse. over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Bijkomende informatie:

AgroFinancieel Melkvee

Het arbeidsinkomen op het melkveebedrijf. in functie van. het bruto-saldo per 100 liter melk

Transcriptie:

Rentabiliteit in de Vlaamse vleesveehouderij ko Vleesveehouderij bl Het familiaal arbeidsinkomen is al vij f jaar op rij negatief. De cashflow is nog positief, maar wel sterk gedaald. Werken op het vervangingspercentage, de sterfte, de groei bij de stieren, het krachtvoederverbruik van stieren en de verkoopprij s van de reformekoeien en de stieren heeft een gunstige impact op de het bedrij fssaldo, zowel op de korte als lange termij n. tekst Laurence Hubrecht, Walter Willems en Goedele Vrints, Visserij Uit het dal Het aantal bedrijven dat voldoet aan de vooropgestelde voorwaarden, is in de loop der jaren toegenomen van 56 in 2009 naar 71 in 2013. Hiermee is ook de bedrijfsomvang (aantal zoogkoeien, aantal grootvee-eenheden of GVE, bedrijfsoppervlakte) lichtjes gestegen. Het zoogkoeienquotum is evenwel in sterkere mate toegenomen. De totale opbrengsten (exclusief zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag) bedragen 2056 euro per zoogkoe in 2013. Hiermee zijn de opbrengsten met 20 procent gestegen ten opzichte van 2009 (tabel 1). Dit is dankzij een stijging van de verkoopprijs van zowel de stieren (3,45 euro/kg in 2013 tegen 2,99 euro/kg in 2009) als de koeien (3,14 euro/kg in 2013 tegen 2,58 euro/kg in 2009). De techni- Recent is voor de derde maal de studie Rentabiliteits- en kostprijsanalyse vleesvee van het Visserij verschenen. Het rapport geeft de evolutie weer van de belangrijkste technische en economische kengetallen van vleesveebedrijven tussen 2009 en 2013. Voor het boekjaar 2013 gaat de studie dieper in op de verschillen tussen de sterkst en zwakst presterende bedrijven op basis van het bruto saldo per zoogkoe. Ook zijn de factoren bepaald die de verschillen in bruto saldo tussen de bedrijven verklaren en die het bruto saldo binnen een bepaalde bedrijfsvoering beïnvloeden. Als uitgangsmateriaal zijn alle bedrijven met vleesvee genomen die aangesloten zijn bij het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Visserij en die aan drie voorwaarden voldoen: er zijn minstens 20 zoogkoeien aanwezig, minstens 90 procent van de zoogkoeien behoort tot het Belgisch-witblauwras en er is een gesloten bedrijfsvoering (geen tot beperkte aan- of verkoop van dieren). De rentabiliteits- en kostprijsanalyse gebeurt op het niveau van de bedrijfstak vleesvee en niet op het niveau van het volledige bedrijf. 6 VEETEELTVLEES SEPTEMBER 2015

mt uit diep dal, maar blij ft ondermaats ijft rood kleuren sche resultaten zoals kalvingsindex en sterftepercentage, die ook sterk bepalend zijn voor de opbrengsten, schommelen over de jaren heen zonder een duidelijke tendens te vertonen. De totale kosten (exclusief vergoeding eigen arbeid) zijn met 27 procent gestegen ten opzichte van 2009 en bedragen 2497 euro per zoogkoe in 2013. Dit is voornamelijk te wijten aan de hogere voederkosten (+40%) waarbij de krachtvoederkosten met meer dan de helft gestegen zijn tussen 2009 en 2013. Desondanks neemt het bruto saldo, of de totale opbrengsten verminderd met de totale variabele kosten, toe na een dieptepunt in 2011. Het familiaal arbeidsinkomen of FAI (dit is het bruto saldo minus de totale vaste kosten) is al vijf jaar op rij negatief en zelfs sterk gedaald in 2013 ten opzichte van 2009 ( 74%). Ook als de zoogkoeienpremie en de bedrijfstoeslag in rekening worden gebracht, blijft het familiaal arbeidsinkomen van de laatste drie boekjaren negatief. Maar geleidelijk aan raakt de sector uit het dal waar men Ir. G. Vrints, beleidsadviseur monitoring en studie, Ir. L. Hubrecht, beleidsadviseur voorlichting vleesvee, W. Willems, deskundige voorlichting vleesvee, VEETEELTVLEES JANUARI SEPTEMBER 1/2 2015 2009 7

parameter 2009 2010 2011 2012 2013 aantal bedrijven 56 60 68 74 71 aantal zoogkoeien 46 49 50 50 51 omvang zoogkoeienquotum 35 39 38 45 47 totale opbrengsten 1710 1758 1671 1869 2056 totale variabele kosten 1093 1136 1240 1406 1502 totale vaste kosten 870 891 873 983 995 bruto saldo 617 622 431 463 553 familiaal arbeidsinkomen 254 269 443 519 441 FAI incl. zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag 162 124 59 98 29 cashflow voor financieringslast 266 152 148 47 76 Tabel 1 Economische resultaten vleesvee in euro s per zoogkoe (2009-2013) in 2011 en 2012 door respectievelijk lagere opbrengsten en sterk stijgende kosten in is verzeild geraakt. Cashflow positief maar gedaald Ten opzichte van andere sectoren maken de fictieve intresten bij vleesvee een groot deel uit van de totale kosten. Fictieve intresten zijn gemiste baten (bijvoorbeeld rente bij de bank) doordat het geïnvesteerd kapitaal niet kan worden aangewend voor iets anders. Bij vleesvee maken de fictieve intresten op de aanwezige dieren een groot deel uit van de totale fictieve intresten vanwege de lange productiecyclus. Daarom is het ook nuttig om de cashflow voor financieringslast te berekenen. De cashflow voor financieringslast zijn alle werkelijke opbrengsten, exclusief premies, verminderd met alle werkelijk betaalde kosten. De cashflow vóór financieringslast geeft aan hoeveel middelen beschikbaar zijn voor kapitaalsaflossingen met bijhorende intresten en gezinsuitgaven. Deze is voor alle boekjaren positief maar sterk gedaald over de jaren heen (tabel 1). Grote technische verschillen Op basis van het bruto saldo per zoogkoe zijn de bedrijven ingedeeld in twee groepen: de 50 procent sterkst presterende en de 50 procent zwakst presterende. De bedrijfsomvang van beide groepen bedrijven is ongeveer hetzelfde, de omvang van het zoogkoeienquotum verschilt sterk (tabel 2). Het bruto saldo van de 50 procent sterkst presterende bedrijven is 603 euro per zoogkoe hoger dan van de 50 procent zwakst presterende bedrijven en dit verschil is significant. Dit is een gevolg van hogere totale opbrengsten (+21%) en in mindere mate lagere variabele kosten ( 13%). Aan de opbrengst- 8 VEETEELTVLEES SEPTEMBER 2015

indien de zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag in rekening worden gebracht, behalen de sterkst presterende bedrijven toch nog een positief arbeidsinkomen. Ook in de cashflow vóór financieringszijde is dit voornamelijk te verklaren door minder sterfte ( 35%). Daarnaast spelen ook de vruchtbaarheid, de groei en de afzet een belangrijke rol. Zowel de leeftijd bij eerste kalving ( 4%) als de tussenkalftijd ( 4%) is significant beter op de 50 procent best presterende bedrijven. Dit is ook het geval voor de groei bij de stieren (+6%) en de jaargroei (+9%). Ten slotte zijn de verkoopprijzen voor zowel reformekoeien (+5%) als stieren (+6%) hoger dankzij de jongere leeftijd ( 7%) waarop de slachtrijpe dieren worden afgezet. Aan de kostenzijde zijn enkel significante verschillen waar te nemen bij de variabele kosten ruwvoeder ( 22%) en de dierenarts- en ki-kosten ( 19%). Hoewel niet significant, is bij de vaste kosten ook een verschil van 8 procent tussen beide groepen waar te nemen. Hierdoor loopt het verschil in arbeidsinkomen op tot 684 euro per zoogkoe. In beide groepen is het arbeidsinkomen negatief, maar parameter alle 50% bedrijven met laagste bs 50% bedrijven met hoogste bs verschil bedrijven aantal bedrijven 71 35 36 aantal zoogkoeien 51 51 52 1 omvang zoogkoeienquotum 47 40 54 14 totale opbrengsten 2056 1855 2246 391* totale variabele kosten 1502 1611 1399 212* totale vaste kosten 995 1036 955 81 bruto saldo 553 244 847 603* familiaal arbeidsinkomen 441 792 108 684* fai incl. zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag 29 408 332 740* cashflow voor financieringslast 76 196 335 530* * significant verschillend bij 5% significantieniveau: betekenisvol verschillend, het verschil berust voor 95% zekerheid niet op toeval Tabel 2 Spreiding economische resultaten vleesvee volgens indeling op basis van bruto saldo (bs) in euro s per zoogkoe, 2013 last is er een significant verschil tussen beide groepen. Op de zwakst presterende bedrijven is de cashflow negatief, dit betekent dat niet alle werkelijk gemaakte kosten betaald kunnen worden met alle VEETEELTVLEES SEPTEMBER 2015 9

impact op bs voor een bedrijf met 50 zoogkoeien (euro) parameter verandering* populatiemodel bedrijfsmodel tussenkalftijd (d.) 38 2498 niet significant vervangingspercentage (%) 13,81 4258 3158 sterftepercentage stieren (%) 4,78 4480 2899 sterftepercentage vaarzen (%) 2,93 3160 2743 sterftepercentage zoogkoeien (%) 1,76 2373 2740 groei stieren (g./d.) 116 3085 2438 gemiddeld krachtvoederverbruik van stieren (kg/d.) 1,04 6309 3066 krachtvoederprijs stieren ( /100 kg) 1,0 381 niet significant gemiddelde prijs bij verkoop reformekoeien ( /kg levend) 0,1 984 1188 gemiddelde prijs bij verkoop stieren ( /kg levend) 0,1 1077 1462 * voor elke parameter, met uitzondering van de krachtvoederprijs en de gemiddelde prijs bij verkoop zoogkoeien en stieren, werd als verandering de vastgestelde standaardafwijking** van de betreffende parameter voor boekjaren 2009-2013 genomen ** standaardafwijking: een maat voor de spreiding van de waarden, 68% van de waarden bevindt zich tussen (het gemiddelde de standaardafwijking) en (het gemiddelde + de standaardafwijking) Tabel 3 Impact op bruto saldo (bs) bij verandering van de waarde van de significante invloedsfactoren gerealiseerde inkomsten. Dankzij de premies is dit uiteindelijk wel mogelijk. Tussen twee bedrijven met elk 50 zoogkoeien kan het familiaal arbeidsinkomen (inclusief zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag) met 740 euro per zoogkoe of 37.000 euro verschillen. Gemiddeld gezien realiseren de 50 procent best presterende bedrijven een arbeidsinkomen van 17.264 euro (zijnde 52 zoogkoeien vermenigvuldigd met 332 euro). Werkpunten lange termijn Aan de hand van een regressieanalyse is nagegaan welke factoren de vastgestelde verschillen in bruto saldo per zoogkoe het best kunnen verklaren. Hierbij werd gebruikgemaakt van twee modellen: het populatiemodel en het bedrijfsmodel. Met het populatiemodel kan men aantonen welke factoren de verschillen tussen bedrijven verklaren en welke veranderingen op lange termijn een gunstige of ongunstige impact op het bruto saldo per zoogkoe hebben. Het bedrijfsmodel geeft op korte termijn de impact op het brutosaldo per zoogkoe weer als gevolg van veranderingen binnen een bedrijf. De verschillen tussen de bedrijven (populatiemodel) zijn voor 49 procent te verklaren door de tussenkalftijd, het vervangingspercentage, de sterfte, de groei bij de stieren, het verbruik en de prijs van het krachtvoeder voor stieren en ten slotte de verkoopprijs van de reformekoeien en de stieren. In tabel 3 is voor elk van deze parameters weergegeven wat de financiële gevolgen kunnen zijn wanneer de parameter tussen twee bedrijven (met 50 zoogkoeien) verschilt in de grootte-orde van de standaardafwijking. Wanneer de tussenkalftijd van bedrijf X bijvoorbeeld 38 dagen korter is dan van bedrijf Y, dan zal het bruto saldo van bedrijf X 2498 euro hoger zijn. Wil men komen tot een daling van de saldoverschillen tussen de bedrijven, dan zal een daling van het sterftepercentage bij zowel de stieren als vaarzen en koeien het meeste soelaas brengen. Het bruto saldo van een bedrijf met 50 zoogkoeien kan met ongeveer 10.000 euro toenemen wanneer het sterftepercentage van de stieren, vaarzen en koeien met respectievelijk 4,78%, 2,93% en 1,76% daalt. Ook het vervangingspercentage verhogen biedt perspectieven (+3158 euro bij toename van de vervangingspercentage met 13,81%). Dit is enkel mogelijk indien er voldoende vaarzen op het bedrijf aanwezig zijn en in productie gaan. Aldus spelen de leeftijd eerste kalving, de tussenkalftijd en de groei van vaarzen ook een voorname rol om het vervangingspercentage te kunnen verhogen. Hogere prijzen en meer ruwvoer De verschillen binnen het bedrijf (bedrijfsmodel) zijn voor 79 procent te verklaren door het vervangingspercentage, Besluit de sterfte, de groei bij de stieren, het krachtvoederverbruik van stieren en de verkoopprijs van de reformekoeien en de stieren. Met uitzondering van de tussenkalftijd en de krachtvoederprijs zijn dit dezelfde parameters als in het populatiemodel. De impact op het bruto saldo is in het bedrijfsmodel voor de meeste parameters lager dan in het populatiemodel. Enkel de verhoging van de verkoopprijzen van reformekoeien en stieren zal op korte termijn meer impact op het bruto saldo hebben dan op lange termijn. In zowel het populatie- als bedrijfsmodel heeft het krachtvoederverbruik van de stieren een belangrijke impact op het bruto saldo: het bruto saldo neemt toe bij een verminderd verbruik van krachtvoeder. Het is evident dat een verminderd krachtvoederverbruik enkel kan mits er vervanging is door kwalitatief ruwvoeder en/of bijproducten uit de voedings- en biobrandstoffenindustrie om de gewenste groei te kunnen realiseren, zoals ook het geval is op de 50 procent best presterende bedrijven. l De rentabiliteit in de vleesveehouderij blijft op een laag niveau. In 2011 en 2012 kende de rentabiliteit een dieptepunt, hopelijk vormt 2013 het keerpunt. De verschillen tussen de bedrijven blijven zeer groot. Ruim tien jaar terug was er ook al sprake van verschillen in arbeidsinkomen van ongeveer 750 euro per zoogkoe. De verschillen in bruto saldo tussen de bedrijven en binnen een bedrijf zijn voornamelijk te verklaren door sterfte, krachtvoederverbruik en groei bij de stieren, vervangingspercentage en de verkoopprijzen van slachtrijp vee. Wie zijn inkomen wil verhogen, moet vooral zijn aandacht focussen op deze parameters. Het volledige rapport 2015 is te downloaden van de website www.vlaanderen.be/landbouw (Voorlichting & Info > Publicaties > Studies) 10 VEETEELTVlees september 2015