De peuterklas van. Basisdoelstellingen en ontwikkelingsdoelen Gemeenschapsonderwijs



Vergelijkbare documenten
ALGEMENE ONTWIKKELINGSDOELEN - Kleuters

Leerplan OVSG. Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

Onderwijskundige doelen

Cijfers en letters. Zelfstandig spelen. Ontmoeten

Leerplan GO! Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

Ontwikkelingsdoelen en eindtermen Bee-Bot

Eindtermen: Activiteiten + 6 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

KOKEN IN DE KLAS. hoekenfiche. Algemeen: DOELEN en ASPECTEN

Eindtermen: Activiteiten + 10 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

ATTITUDINALE DOELEN VOOR DE KLEUTERSCHOOL Klas : Schooljaar : Thema's I II III trimester

Eén, twee, drie en rust.

Spelfiches voor de kleuters

Overlegfiche: Onthaal

Piramide 4: muzische vorming

Secundair Onderwijs Eindtermen Artistieke Opvoeding 1ste graad

EINDTERMEN en ONTWIKKELINGSDOELEN Zoektocht in het Maascentrum. A. Eindtermen voor het basisonderwijs vanaf 01/09/2010

2.3 Leerplandoelstellingen: ontwikkelingsdoelen

Eindtermen: Activiteiten + 10 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

Magneten : Een bootje

Arrangement: Sport en spel

Leerplan VVKBaO. Verbondenheid door middel van rituelen tijdens speciale gelegenheden. Jenthé Adriaens, Elise Buts & Sharis Vertommen

ET 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.

Auditief geheugen Begrippen Cijfers Dans en beweging

Klasbezoek bibliotheek 2de-3de kleuter

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

leerlijn muzische kleuters en 1ste lj.xls 1 van 10 Werken aan een degelijk en samenhangend onderwijsaanbod

Wereldhaven op kindervoeten. Een interactieve rondleiding met kapitein MASsimo.

Probleemstelling: Hoe kunnen we de siroop* in de grote kom verdelen over kleine flesjes?

Arrangement: Dag klas, dag school! Tot ziens!

Overzicht van de leergebiedgebonden, leergebied-overschrijdende, vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen EHBO en de ontwikkelingsdoelen.

SOCIALE VAARDIGHEDEN: contactsleutels

Doelenlijst G-start voor VVKBaO

Workshop. Het museum. Opzet: Aan de hand van een plan de maquette van het museum in elkaar knutselen.

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Peuters BP MP EP. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (peuters)

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - oriënteren zich op het thema. - activeren hun voorkennis.

Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur

Doelenlijsten. Doelen: algemene informatie

Zorgboekje. Kindgegevens

Eindtermen: Activiteiten + 12 jaar The Outsider Vlaamse Ardennen

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Verbondenheid met zichzelf, anderen, gemeenschappen, natuur en cultuur

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Leerplandoelen Drama (GO)

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Overzicht vakgebieden ZML SO en subdoelen & koppeling leerlijnen SO & VSO

Muzische opvoeding. Muzikale opvoeding. klas: doelen deelleerplan VSKO 1999

Interactieve rondleiding kleuters Op ontdekkingsreis met Elias

leerlijnenpakket VSO 2012

BIJLAGE 2 RELATIONELE EN SEKSUELE VORMING IN DE LEERPLANNEN. Inleiding. verwijst naar ontwikkelingsaspecten uit het OWP

Aanbod natuur & avontuur en de eindtermen: informatie voor leerkrachten

BIJLAGE 3 DE LEERPLANNEN EN RELATIONELE EN

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Sint-Nicolaas, de bisschop van Myra

Tussendoelen Ontluikende gecijferdheid (inclusief logisch denken vanaf 3;6 jaar)

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Zoveel heb ik jou lief

Boer in Beeld Ontwikkelingsdoelen voor type 8

bij het Overdrachtdocument peuter - kleuter

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Pedagogische Begeleidingsdienst Basisonderwijs GO! wereldoriëntatie

Timing: 50 min. Graad: 2-3. Leerplandoelen: VVKBAO:

VME in kleuteronderwijs Verkeersborden. David Van Fraechem

SPECIMEN. (na)vertellen in chronologische volgorde begrijpend luisteren

Infofiche Helpertje. 1. Praktische gegevens. 2. Inhoud en doelstellingen

Vrij CLB Regio Hasselt. Is mijn kind klaar voor het eerste leerjaar? Een grote stap! Welkom. Wat is schoolrijpheid? Aspecten van schoolrijpheid

Naar het eerste leerjaar

De Talentenarchipel. Denk- en speeleiland muziekeiland taaleiland. Klieder- kladdereiland Handige. handeneiland. Vriendjes -eiland.

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Workshop. Vriendschapsbandjes

KIJK! Lijst van: Schooljaar: Groep: Leraar: Datum gesprek 1e rapport: Datum gesprek 2e rapport: KIJK! 1-2 Bazalt Educatieve Uitgaven

eindtermen basisonderwijs

Op televisie zien we allerlei talentenshows waarin ook kinderen bijzonder sterk uit de hoek komen. We zijn verbaasd over wat ze allemaal kunnen.

DOELSTELLINGEN BUURT IN ZICHT

Beste ouder(s)/verzorger(s),

Nederlands. Mondeling onderwijs

basiscompetenties 2de graad beeldende en audiovisuele kunsten

Lesidee: niet stunten op straat

Algemene informatie groep 1/2

Ontwikkelingsdoelen. 1. Motorische competenties. Fundamentele basiscompetenties Lichaams- en bewegingsbeheersing. Lichaams- en bewegingsorganisatie

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Datum Uur Klas School

basiscompetenties 2de graad muziek

Aanbod natuur & avontuur en de eindtermen: informatie voor leerkrachten

Welkom in ons klasje. Voormiddag

Infofiche Helpertje. 1. Praktische gegevens. 2. Inhoud en doelstellingen

1 x x 2 x x 3 x x 4 x x 5 x x 6 x x 7 x x 8 x x 9 x x 10 x x

Beste ouders/verzorgers,

De Oude Kaasmakerij. Algemeen

leerlijn muzische 2de, 3de en 4de leerjaar.xls 1 van 10 Werken aan een degelijk en samenhangend onderwijsaanbod

Timing: 50 min. Graad: 1-2. Leerplandoelen: VVKBAO:

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

Klaskrantje van groep 1.

Doelen van de school Methoden / materialen Relatie met de kerndoelen. Constructiemateriaal. Poppenhoekmateriaal. Ongevormd materiaal.

3 LEERPLANDOELEN. De katholieke basisschool stelt zich als algemeen streefdoel voor mediaopvoeding:

Peuters Groep 1 Groep 2 Groep 3 BP MP EP M1 E1 M2 E2 M3

Lichamelijke opvoeding

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - vervullen de rol van luisteraar en spreker. - vertellen een persoonlijk verhaal.

geeft de planten water

Transcriptie:

De peuterklas van A tot Z Basisdoelstellingen en ontwikkelingsdoelen DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 1 20-01-2010 09:16:59

DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 2 20-01-2010 09:16:59

De peuterklas van A tot Z Inleiding Dit is een aanvulling bij. Omdat voor een peuter alles nieuw is en hij nog bijna alles moet leren, vertrekken we bij het opmaken van de agenda niet vanuit doelen maar vanuit activiteiten. Het is de bedoeling dat deze bundel als werkinstrument gebruikt wordt. Je kiest het doel waarrond je expliciet wil werken. Naast dat doel noteer je dan de datum. Zo zie je welke doelen al aan bod gekomen zijn en rond welke doelen je nog moet werken in de klas. Uiteraard zijn er nog andere doelen maar de doelen die het meest relevant zijn, die m.a.w. echt aansluiten bij de activiteiten opgenomen in werden hierin uitgebreid opgenomen. 3 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 3 20-01-2010 09:16:59

De peuterklas van A tot Z Inhoudsopgave 1. Zelfredzaamheid... 1.1 Jas aan- en uittrekken... 1.2 Melk / fruitsap / water drinken... 1.3 Toiletbezoek... 1.4 Koek opeten... 1.5 Klasdier eten geven... 1.5 Opruimen... 2. Kalenders + register invullen... 2.1 Aanwezigheidskalender... 2.2 Daglijn... 2.3 Register... 2.4 Weerkalender... 3. In de rij staan... 4. Speelplaats / speeltijd... 5. Op stap... 6. Taal... 6.1 Vertellen / gesprek... 6.2 Verhaal... 6.3 Prentbespreking... 6.4 Vers aanleren... 6.5 Vingerspelletjes... 7. Waarneming... 7.1 Algemeen... 7.2 Specifieke waarneming van het lichaam... 7.3 Specifieke waarneming van kunst... 7.4 Specifieke waarneming van de natuur... 8. Opvoedende spelen... 8.1 Begrippen... 8.2 Puzzelen / inlegpuzzels... 8.3 Auditief spel + waarneming van geluiden... 8.4 Visueel spel / kleurenkennis... 8.5 Tactiel spel... 8.6 Sorteren... 8.7 Rangschikken... 8.8 Tellen... 4 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 4 20-01-2010 09:16:59

9. Manuele expressie / techniek van de dag... 9.1 Tekenen... 9.2 Kleuren... 9.3 Knippen... 9.4 Scheuren... 9.5 Vingerschilderen + tekenen met en in verf... 9.6 Schilderen... 9.7 Stempelen + tamponneren... 9.8 Prikken... 9.9 Parels rijgen op een stok / op een draad... 9.10 Parels rijgen volgens patroon ( heel knappe peuters)... 9.11 Boetseren... 9.12 Kleven... 9.13 Verfrommelen... 9.14 Bouwen / construeren... 9.15 Zeepbellen (ballon) (op) blazen... 10. Huishoudelijke activiteit... 11. Verjaardag vieren / feesten... 12. Muzikale opvoeding... 12.1 Lied aanleren... 12.2 Dansen + ritmiek... 12.3 Instrumenten bespelen... 13. Muzische opvoeding Drama... 13.1 Optreden voor (groot)ouders / Dramatisch spel... 13.2 Voorstelling of tentoonstelling gaan bekijken... 13.3 Tik Tak + Poppenspel... 14. Bewegingsopvoeding... 14.1 Sherborne... 14.2 Traplopen... 14.3 Omloop... 14.4 Fietsen... 14.5 Rollen / springen / bewegingsexpressie... 14.6 Bewegingsactiviteiten met hanteermateriaal... 15. Groepswerk of vrij spel... 16. Overlopen van de voorbije ochtend / middag... 5 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 5 20-01-2010 09:16:59

De peuterklas van A tot Z 1. ZELFREDZAAMHEID 1.1 JAS AAN- EN UITTREKKEN: W.O. Mens 1.8 Spreken 2.2.4 De kleuters kennen hun eigen mogelijkheden en beperkingen. De kleuters kunnen de hulp of medewerking van anderen inroepen (O.D.2.9). 1.2 MELK / FRUITSAP / WATER DRINKEN: W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.2 W.O. Maatsch 3.1 W.I. Getallen 2.1 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters weten dat er in de klas regels gelden. De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel / niet evenveel dingen, veel / weinig dingen, te veel / te weinig dingen, dingen over / dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. 1.3 TOILETBEZOEK: W.O. Mens 1.8 W.O. Ruimte 2.8 Spreken 2.2.4 Taalbesch.2.7 De kleuters kennen hun eigen mogelijkheden en beperkingen. De kleuters vinden zelfstandig hun weg in een vertrouwde omgeving (O.D.6.3). De kleuters kunnen de hulp of medewerking van anderen inroepen (O.D.2.9). De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). 6 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 6 20-01-2010 09:16:59

1.4 KOEK OPETEN: W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.2 W.O. Maatsch 3.1 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters weten dat er in de klas regels gelden. 1.5 KLASDIER ETEN GEVEN: W.O.4.5 De kleuters kunnen eenvoudige handelingen uitvoeren om mensen, dieren en planten te verzorgen. 1.6 OPRUIMEN: W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.2 W.O. Mens 3.3 W.O. Maatsch 3.1 W.O. Maatsch 3.3 W.O. Ruimte 2.7 Taalbesch.2.7 L.O. Mot.comp.4.1 L.O. Zelfconc en Soc.funct.5..2 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters kunnen in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken (O.D.3.10). De kleuters weten dat er in de klas regels gelden. De kleuters kunnen een aantal visuele en auditieve regels naleven. De kleuters kunnen, mits aanwijzingen, orde brengen in een beperkte ruimte (O.D.6.8). De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels (O.D.1.32). De kleuters kunnen kleuter-aangepast materiaal uithalen en weer opbergen op de afgesproken plaats (O.D.3.10). 7 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 7 20-01-2010 09:16:59

2. KALENDERS + REGISTER INVULLEN 2.1 AANWEZIGHEIDSKALENDER: W.O. Maatsch 3.3 Taalbesch. 1.4.1 Taalbesch.2.7 W.I. Tellen 1.1 De kleuters kunnen een aantal visuele en auditieve regels naleven. De kleuters kunnen een betekenis toekennen aan een visuele of auditieve boodschap. Beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters ervaren hoeveelheden en kunnen passende hoeveelheidsbegrippen gebruiken. 2.2 DAGLIJN: W.O. Tijd 1.1 W.O. Tijd 2.1 W.O. Tijd 2.6 W.O. Ruimte 3.2 Lezen 2.2.1 Lezen 2.3.1 Schrijven 2.2.1 Taalbesch. 1.4.1 Taalbesch.2.7 W.I. Meten 1.3 W.I. Meten 2.13 W.I. Meten 2.14 De kleuters doen allerlei ervaringen op rond tijd. De kleuters kunnen zich een voorstelling vormen van een opeenvolging van gebeurtenissen en deze in woorden weergeven. De kleuters tonen tijdsbesef aan de hand van het functioneel gebruik van verschillende soorten kalenders (O.D.5.3). De kleuters kunnen voorstellingen van vertrouwde plaatsen en voorwerpen herkennen (O.D.6.6). De kleuters kunnen situaties in beeldtaal begrijpen, interpreteren en verwoorden. Opsommen, benoemen en etiketteren. Een gebeurtenis beschrijven De centrale betekenis vatten en interpreteren. Reproduceren aan de hand van visueel materiaal. De kleuters kunnen door symbolen voorgestelde boodschappen i.v.m. met concrete activiteiten begrijpen (O.D.3.2). De kleuters begrijpen de betekenis van pictogrammen. De kleuters kunnen een betekenis toekennen aan een visuele of auditieve boodschap. Beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters ervaren dat elke activiteit een bepaalde duur heeft en dat de duur wordt bepaald door een beginpunt en een eindpunt. De kleuters kunnen van een gebeurtenis aangeven of ze nog moet komen (straks, later, erna, ) of dat ze reeds voorbij is (gisteren, vroeger, ervoor, toen, ) De kleuters kunnen terugblikken op minstens twee voorbije activiteiten door deze in de juiste volgorde te rangschikken en te verwoorden. 8 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 8 20-01-2010 09:16:59

2.3 REGISTER: W.O. Mens 3.1 L.O. Mot.comp.4.1 W.I. Tellen 1.1 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels (O.D.1.32). De kleuters ervaren hoeveelheden en kunnen passende hoeveelheidsbegrippen gebruiken. 2.4 WEERKALENDER: Taalbesch. 1.4.1 Taalbesch.2.7 De kleuters kunnen een betekenis toekennen aan een visuele of auditieve boodschap. Beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). 3. IN DE RIJ STAAN: W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.3 W.O. Maatsch 3.1 Taalbesch.2.7 W.I. Ruimte 3.1 W.I. Tellen 1.2 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken (O.D.3.10). De kleuters weten dat er in de klas regels gelden. De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters kunnen in de ruimte verschillende plaatsen innemen. De kleuters ervaren verschillende verschijningsvormen van getallen. 9 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 9 20-01-2010 09:16:59

4. SPEELPLAATS / SPEELTIJD: W.O. Mens 1.2 W.O. Mens 2.7 W.O. Mens 3.2 W.O. Mens 3.3 W.O. Maatsch 2.5 W.O. Maatsch 3.3 W.O. Tijd 1.3 Spreken 1.3 L.O. Mot.comp.6.3 W.I. Ruimte 2.1 W.I. Ruimte 3.1 W.I. Meten 1.3 De kleuters laten merken dat ze zich prettig voelen op school. De kleuters kunnen de gevoelens bang, blij, boos of verdrietig bij anderen relateren aan een gebeurtenis. De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters kunnen in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken (O.D.3.10). De kleuters nemen een aantal vormen van afwijzend of waarderend gedrag waar bij zichzelf. De kleuters kunnen een aantal visuele en auditieve regels naleven. De kleuters ervaren dat elke activiteit een bepaalde duur heeft en dat de duur wordt bepaald door een beginpunt en een eindpunt. De kleuters uiten hun gevoelens, vanuit een concrete belevenis. Zijn bereid om eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken (O.D.2.12). De kleuters tonen pogingen tot verwoorden van gestelde acties (O.D.1.36). De kleuters ervaren de ruimte. De kleuters kunnen in de ruimte verschillende plaatsen innemen De kleuters ervaren dat elke activiteit een bepaalde duur heeft en dat de duur wordt bepaald door een beginpunt en een eindpunt. 5. OP STAP: W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.2 W.O. Mens 3.3 W.O. Maatsch 3.5 W.O. Maatsch 3.6 W.O. Maatsch 3.8 W.O. Ruimte 4.1 W.O. Ruimte 4.4 De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters kunnen in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken (O.D.3.10). De kleuters kunnen met concrete voorbeelden illustreren dat mensen die samenleven, zich organiseren via regels waaraan iedereen zich moet houden (O.D.4.6). De kleuters weten dat het niet naleven van regels tot sancties leidt. De kleuters weten dat er mensen zijn die waken over het naleven van regels in elke samenleving (O.D.4.7). De kleuters herkennen in hun omgeving plaatsen waar ze veilig kunnen spelen en waar niet (O.D.6.10). De kleuters beseffen dat het verkeer risico s inhoudt (O.D.6.11). 10 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 10 20-01-2010 09:16:59

W.O. Ruimte 4.5 W.O. Ruimte 4.6 W.O. Ruimte 4.10 W.O. Ruimte 4.11 W.I. Ruimte 3.2 W.I. Ruimte 3.4 De kleuters weten hoe men zich moet gedragen in de bus en houden zich aan die regels. De kleuters weten hoe men zich moet gedragen in de auto en houden zich aan die regels. De kleuters kunnen onder begeleiding de elementaire verkeersregels toepassen (O.D.6.12). De kleuters kunnen op de correcte manier achterop de fiets zitten. De kleuters kunnen in de ruimte een bepaalde richting volgen. De kleuters kunnen in de ruimte ervaren wat een afstand is. 6. TAAL: 6.1 VERTELLEN / GESPREK: W.O. Mens 1.3 W.O. Mens 1.7 W.O. Mens 2.7 W.O. Mens 2.10 W.O. Mens 3.1 W.O. Mens 3.2 W.O. Maatsch 1.1 W.O. Maatsch 1.2 W.O. Maatsch 1.3 W.O. Maatsch 1.6 W.O. Maatsch 1.8 W.O. Maatsch 2.1 W.O. Maatsch 2.2 W.O. Maatsch 3.2 W.O. Tijd 2.9 Luist. 2.2.1 De kleuters kunnen bij zichzelf de gevoelens blij en verdrietig ervaren en onderkennen. De kleuters kunnen in een eenvoudige taal een recent gebeurde situatie waarbij zij betrokken waren, in dialoog met een volwassene beschrijven en vertellen hoe zij zich daarbij voelden (O.D.3.2). De kleuters kunnen de gevoelens bang, blij, boos of verdrietig bij anderen relateren aan een gebeurtenis. De kleuters kunnen lief en leed van anderen opmerken. De kleuters kennen en begrijpen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep (O.D.3.9). De kleuters kunnen omgangsvormen, leefregels en afspraken die van belang zijn voor het samenleven in een groep toepassen en naleven. De kleuters kunnen een aantal beroepen benoemen. De kleuters weten dat er ook thuis wordt gewerkt. De kleuters kunnen beroepen en bezigheden van volwassenen die ze kennen op een eenvoudige wijze beschrijven (O.D.4.1). De kleuters kennen de inhoud van het begrip geld. De kleuters kunnen in een concrete situatie het onderscheid maken tussen geven, krijgen, ruilen, lenen, kopen en verkopen (O.D.4.2). De kleuters kunnen inhoud geven aan begrippen die samenhangen met het begrip familie De kleuters kunnen verschillende gezinsvormen herkennen (O.D.4.3). De kleuters kunnen gespreksregels naleven. De kleuters kunnen in de tijd vooruitzien door minstens twee activiteiten na elkaar te plannen (O.D.5.6). De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen (O.D.1.1). 11 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 11 20-01-2010 09:16:59

Luist. 2.2.2 Luist. 2.2.3 Luist. 2.2.4 Luist. 2.4.1 Luist. 3.2.4 Luist. 4.2 Spreken 2.1.1 Spreken 2.1.2 Spreken 2.2.1 Spreken 3.5 Spreken 3.6 Spreken 4.1 Taalbesch.1.1.1 Taalbesch.1.1.2 Taalbesch.1.1.3 Taalbesch.1.3.1. Taalbesch.1.13.1 Taalbesch.2.11 Taalbesch.2.16 Taalbesch.2.18 Taalbesch. 3.1.1 Taalbesch. 3.1.2 Taalbesch. 3.3.1 Taalbesch. 3.5.1 Taalbesch. 3.6.2 M.O. Beeld 1.1.4 M.O. Beeld 1.2.16 M.O. Beeld 2.1 De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen (O.D.1.2). De kleuters kunnen door de leerkracht gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen (O.D.1.4). De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen (O.D.1.3). De kleuters kunnen de essentie van een mondelinge boodschap begrijpen en navertellen. De kleuters kunnen muzikaliteit, rijkdom, ritme, schoonheid en zeggingskracht van de taal beluisteren, ermee experimenteren en er plezier aan beleven. De kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap (O.D.1.6). De kleuters kunnen spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen (O.D.2.2). De kleuters spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering (O.D.2.3). De kleuters kunnen met elkaar praten over dagelijkse belevenissen. De kleuters kunnen in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren (O.D.2.7). De kleuters kunnen zelf vragen stellen aan anderen die de door hen gewenste informatie leveren (O.D.2.8). De kleuters hanteren bij het realiseren van de hierboven genoemde ontwikkelingsdoelen zoveel mogelijk Standaardnederlands ondersteund door volwassenen (O.D.2.11). De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters kunnen eigenschappen, handelingen, verwoorden. De kleuters kunnen ideeën, gevoelens en ervaringen verwoorden. De kleuters kunnen verwoorden waar iets bij hoort, waaraan iets doet denken, De kleuters verwoorden ideeën, gevoelens en ervaringen op een eigen wijze. De kleuters zijn bereid de standaardtaal na te streven. De kleuters vertonen de bereidheid om zich communicatief op te stellen. De kleuters beseffen dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor opnieuw kunnen worden opgeroepen (O.D.5.2). De kleuters beseffen dat gezichtsgerichtheid (het kijken naar de spreker = hun spreekvoorbeeld) en luisterbereidheid belangrijke voorwaarden zijn om goed te kunnen onderscheiden. De kleuters beseffen dat een goede articulatie van belang is bij het verstaanbaar spreken. De kleuters zijn bereid na te denken over de betekenis van woorden. De kleuters beleven plezier aan taal. De kleuters willen en durven de verwoording van ideeën, ervaringen en gevoelens met mimiek en gebaren ondersteunen. De kleuters verwoorden hun beleving. De kleuters kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en andere culturen (O.D.6.4). De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). 12 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 12 20-01-2010 09:16:59

M.O. Muziek 3.2.1 M.O. Drama 4.1.1 De kleuters kunnen hun fantasiebeelden naar aanleiding van het beluisteren van muziek verwoorden. De kleuters kunnen de verhaalinhoud beknopt en chronologisch verwoorden en / of weergeven. 6.2 VERHAAL: W.O. Mens 2.7 W.O. Mens 2.10 W.O. Maatsch 2.2 W.O. Maatsch 2.4 W.O. Maatsch 2.7 W.O. Tijd 2.1 Luist.1.2.9 Luist. 2.2.1 Luist. 2.2.4 Luist. 2.2.5 Luist. 2.4.5 Luist. 3.2.1 Luist. 3.2.4 Luist. 4.1 Luist. 4.2 Spreken 2.2.2 Spreken 2.2.3 Lezen 1.1 Lezen 2.2.1 De kleuters kunnen de gevoelens bang, blij, boos of verdrietig bij anderen relateren aan een gebeurtenis. De kleuters kunnen lief en leed van anderen opmerken. De kleuters kunnen verschillende gezinsvormen herkennen (O.D.4.3). Weten dat er verschillen bestaan tussen mensen. De kleuters beseffen dat sommige mensen een andere levenswijze hebben dan zijzelf, als ze geconfronteerd worden met beelden, informatie of mensen uit een andere cultuur (O.D.4.5). De kleuters kunnen zich een voorstelling vormen van een opeenvolging van gebeurtenissen en deze in woorden weergeven. De kleuters kunnen een verhaal beluisteren. De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen (O.D.1.1). De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen (O.D.1.3). De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen (O.D.1.5). De kleuters kunnen luisteren en conclusies trekken. De kleuters kunnen stemmingen, intonaties, gevoelens in een verhaal of gedicht beluisteren. De kleuters kunnen muzikaliteit, rijkdom, ritme, schoonheid en zeggingskracht van de taal beluisteren, ermee experimenteren en er plezier aan beleven. De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren. De kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap (O.D.1.6). De kleuters kunnen een voor hen bestemde mededeling en/of een verhaal zo (her)formuleren, dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt (O.D.2.1). De kleuters antwoorden op gerichte vragen i.v.m. betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties (O.D.2.6). De kleuters zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken (O.D.3.4). De kleuters kunnen situaties in beeldtaal begrijpen, interpreteren en verwoorden. Opsommen, benoemen en etiketteren. Een gebeurtenis beschrijven De centrale betekenis vatten en interpreteren. Reproduceren aan de hand van visueel materiaal. 13 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 13 20-01-2010 09:16:59

Taal schrijven 2.1.1 Taalbesch.2.11 Taalbesch. 2.15 Taalbesch. 2.17 Taalbesch. 3.5.1 Taalbesch. 3.1.1 Taalbesch. 3.6.2 M.O.Beeld 1.2.8 M.O. Beeld 2.1 De kleuters kunnen een ervaring, een verhaal weergeven d.m.v. visueel materiaal (O.D.4.1). De kleuters zijn bereid de standaardtaal na te streven. De kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen (O.D.5.1). De kleuters tonen interesse voor geschreven taal en haar functies. De kleuters beleven plezier aan taal. De kleuters beseffen dat gezichtsgerichtheid (het kijken naar de spreker = hun spreekvoorbeeld) en luisterbereidheid belangrijke voorwaarden zijn om goed te kunnen onderscheiden. De kleuters willen en durven de verwoording van ideeën, ervaringen en gevoelens met mimiek en gebaren ondersteunen. De kleuters kunnen de volgorde van een reeks voorwerpen en beelden vaststellen, veranderen, schikken, herschikken en er een nieuw verhaal rond vertellen (O.D.5.3). De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). 6.3 PRENTBESPREKING: W.O. Ruimte 3.2 Lezen 1.1 Taalbesch.1.3.1. Taalbesch.2.11 M.O. Beeld 1.1.2 M.O. Beeld 1.1.3 M.O. Beeld 1.1.4 M.O. Beeld 2.1 W.I. Ruimte 4.1.1 De kleuters kunnen voorstellingen van vertrouwde plaatsen en voorwerpen herkennen (O.D.6.6). De kleuters zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken (O.D.3.4). De kleuters kunnen verwoorden waar iets bij hoort, waaraan iets doet denken, De kleuters zijn bereid de standaardtaal na te streven. De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. De kleuters nemen bewust de typische eigenschappen waar. De kleuters verwoorden hun beleving. De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. 6.4 VERS AANLEREN: Luist.1.2.1 Luist.1.2.2 Luist.1.2.3 Luist.1.2.8 Luist. 3.2.1 Luist. 3.2.4 De kleuters kunnen woorden beluisteren en nazeggen. De kleuters kunnen een opeenvolging van woorden beluisteren en nazeggen. De kleuters ervaren de lengte van woorden en kunnen het verschil weergeven. De kleuters kunnen een gedicht beluisteren. De kleuters kunnen stemmingen, intonaties, gevoelens in een verhaal of gedicht beluisteren. De kleuters kunnen muzikaliteit, rijkdom, ritme, schoonheid en zeggingskracht van de taal beluisteren, ermee experimenteren en er plezier aan beleven. 14 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 14 20-01-2010 09:16:59

Taalbesch. 2.5 Taalbesch. 2.15 Taalbesch. 3.1.2 Taalbesch. 3.5.1 Taalbesch. 3.6.2 M.O. Muziek 2.2.1 M.O. Muziek 2.2.2 M.O. Muziek 2.2.4 M.O. Muziek 2.2.5 De kleuters durven en willen verbale taal met lichaamstaal ondersteunen. De kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen (O.D.5.1). De kleuters beseffen dat een goede articulatie van belang is bij het verstaanbaar spreken. De kleuters beleven plezier aan taal. De kleuters willen en durven de verwoording van ideeën, ervaringen en gevoelens met mimiek en gebaren ondersteunen. De kleuters kunnen lippen en tong bewuster aanwenden om te sissen, klakken en klanken pittig en scherp uit te spreken. De kleuters luisteren naar (herkennen of herinneren zich) geluiden en bootsen ze na. De kleuters bootsen geluiden na met glissando-karakter. De kleuters bootsen meertonige geluiden na. 6.5 VINGERSPELLETJES: L.O. Mot.comp.2.2.1 L.O. Mot.comp.8.1 L.O.Zelfconc en Soc.funct.1.1 M.O. Beeld 1.2.4 M.O.Beeld 1.2.14 De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren (O.D.1.29). De kleuters tonen in hun vrij spel en in geleide opdrachten een spontaan aanwenden van beweging als expressie- en communicatiemiddel (O.D.1.40). De kleuters kunnen speels bezig zijn met de eigen beweging en lichamelijkheid (O.D.3.2). De kleuters imiteren anderen. De kleuters kunnen vaststellen dat klanken, beelden en bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden (O.D.5.2). 7. WAARNEMING: 7.1 ALGEMEEN: W.O.1.2 W.O.1.3 W.O.1.4 W.O.Techn1.1 W.O.Techn1.2 De kleuters kunnen elementen uit de niet-levende natuur exploreren en de kenmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen elementen uit de gezondheidszorg exploreren en de kenmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen de verschillen in de vorm, de geur, de smaak, het geluid, de kleur en in aanvoelen onderscheiden (O.D.1.6.2). De kleuters willen en kunnen voorwerpen uit hun omgeving exploreren. De kleuters doen kennis op van voorwerpen door zelf te ontdekken. 15 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 15 20-01-2010 09:16:59

W.O. Techn 1.3 W.O. Techn 2.1 W.O. Techn 2.2 W.O. Techn 2.3 W.O. Maatsch 2.2 W.O. Maatsch 2.4 W.O. Maatsch 2.7 W.O. Ruimte1.9 W.O. Ruimte 1.10 Spreken 1.1 Spreken 2.1.2 Spreken 2.2.3 Spreken 3.2 Spreken 3.5 Spreken 3.6 Spreken 4.1 Lezen 2.1.1 Taalbesch.1.1.1 Taalbesch.1.1.2 Taalbesch.1.1.3 Taalbesch.1.2.1 Taalbesch.1.3.1. Taalbesch.2.16 M.O. Beeld 1.1.1 M.O. Beeld 1.1.2 M.O. Beeld 1.1.3 M.O. Beeld 1.1.4 M.O. Beeld 1.1.6 De kleuters kunnen eigenschappen van voorwerpen onderscheiden. De kleuters kunnen relaties ontdekken tussen voorwerpen. De kleuters kunnen van eenvoudige voorwerpen uit hun omgeving aantonen dat ze bestaan uit verschillende onderdelen (O.D.2.2). De kleuters kunnen bij eenvoudige voorwerpen uit hun omgeving de meest courante verbindingen en hechtingswijzen herkennen (O.D.2.3). De kleuters kunnen verschillende gezinsvormen herkennen (O.D.4.3). Weten dat er verschillen bestaan tussen mensen. De kleuters beseffen dat sommige mensen een andere levenswijze hebben dan zijzelf, als ze geconfronteerd worden met beelden, informatie of mensen uit een andere cultuur (O.D.4.5). De kleuters kunnen veranderingen van houdingen en bewegingen waarnemen en beschrijven. De kleuters kunnen de positie en de richting van verschillende lichaamsdelen verwoorden via aangenomen houdingen en bewegingen van de leerkracht of een andere kleuter. De kleuters begeleiden hun spel/actie met taal. De kleuters spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering (O.D.2.3). De kleuters antwoorden op gerichte vragen i.v.m. betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties (O.D.2.6). De kleuters verwoorden hun momentane waarneming. De kleuters kunnen in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren (O.D.2.7). De kleuters kunnen zelf vragen stellen aan anderen die de door hen gewenste informatie leveren (O.D.2.8). De kleuters hanteren bij het realiseren van de hierboven genoemde ontwikkelingsdoelen zoveel mogelijk Standaardnederlands ondersteund door volwassenen (O.D.2.11). De kleuters kunnen concrete situaties begrijpen, interpreteren en verwoorden. De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters kunnen eigenschappen, handelingen, verwoorden. De kleuters kunnen ideeën, gevoelens en ervaringen verwoorden. De kleuters kunnen gelijkenissen en verschilpunten vaststellen. De kleuters kunnen verwoorden waar iets bij hoort, waaraan iets doet denken, De kleuters vertonen de bereidheid om zich communicatief op te stellen. De kleuters vertonen belangstelling voor hun omgeving. De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. De kleuters nemen bewust de typische eigenschappen waar. De kleuters verwoorden hun beleving. De kleuters kunnen ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken (O.D.6.2). 16 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 16 20-01-2010 09:16:59

M.O. Beeld 2.1 M.O. Beeld 2.7 M.O. Muziek 3.1.2 W.I. 3.5 W.I. Ruimte 4.1.1 W.I. Meten 1.1 W.I. Meten 1.2 W.I. Meten1.4 W.I. Meten 2.1 W.I. Meten 2.2 W.I. Meten 2.3 W.I. Getallen 2.1 De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). De kleuters kunnen genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de zelfexpressie in kunstwerken (O.D.6.5). De kleuters kunnen klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen (O.D.2.1). De kleuters kunnen handelend, in concrete situaties de begrippen in, op, boven, onder, naast, voor, achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, ver weg, dichtbij, binnen, buiten, omhoog en omlaag in hun juiste betekenis gebruiken (O.D.3.1). De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. De kleuters ervaren dat dingen eigenschappen hebben en kunnen dat verwoorden. De kleuters ervaren dat er verschillende grootheden bestaan die we kunnen meten, nl. lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte en tijd. De kleuters kunnen verandering, beweging, (snelheid) die ze met hun eigen lichaam ervaren of die ze bij voorwerpen, verschijnselen of bij andere mensen waarnemen, verwoorden (O.D.2.7). De kleuters kunnen vergelijkingen maken en eenvoudige onderlinge relaties beschrijven. De kleuters kunnen handelend en verwoordend twee dingen op hun kwalitatieve eigenschappen vergelijken (O.D.2.1). De kleuters kunnen dingen kwalitatief vergelijken en samenbrengen op basis van één of twee gemeenschappelijke kenmerken (O.D.2.2). De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel/niet evenveel dingen, veel/ weinig dingen, te veel/ te weinig dingen, dingen over/ dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. 7.2 SPECIFIEKE WAARNEMING VAN HET LICHAAM: W.O.1.1 W.O.1.4 W.O.3.6 W.O. Mens 1.3 W.O. Mens 2.10 W.O. Maatsch 2.4 W.O. Ruimte 1.1 W.O. Ruimte 1.2 De kleuters kunnen levende wezens uit hun omgeving exploreren en de kernmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen de verschillen in de vorm, de geur, de smaak, het geluid, de kleur en in aanvoelen onderscheiden (O.D.1.6.2). De kleuters kunnen bij zichzelf en bij anderen het verschil tussen ziek, gezond en gewond zijn herkennen. De kleuters kunnen bij zichzelf de gevoelens blij en verdrietig ervaren en onderkennen. De kleuters kunnen lief en leed van anderen opmerken. Weten dat er verschillen bestaan tussen mensen. De kleuters kunnen de mogelijkheden van het eigen lichaam beleven en ervaren. De kleuters kunnen bij zichzelf en bij anderen (persoon, pop, afbeelding) de belangrijkste lichaamsdelen aanwijzen en benoemen. 17 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 17 20-01-2010 09:16:59

W.O. Ruimte 1.3 Spreken 3.2 Taalbesch.1.1.1 M.O. Beeld 1.1.1 W.I. Ruimte 1.1 De kleuters bezitten een passieve kennis van de plaats en de naam van de verschillende lichaamsdelen. De kleuters verwoorden hun momentane waarneming. De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters vertonen belangstelling voor hun omgeving. De kleuters beleven en hebben kennis van het eigen lichaam (via directe ervaring, waarneming of voorstelling). 7.3 SPECIFIEKE WAARNEMING VAN KUNST: W.O.1.2 W.O. Techn 2.3 Spreken 3.2 M.O. Beeld 1.1.1 M.O. Beeld 1.1.2 M.O. Beeld 1.1.3 M.O. Beeld 1.1.4 M.O. Beeld 1.1.5 M.O. Beeld 1.1.6 M.O. Beeld 1.2.16 M.O. Beeld 2.1 M.O. Beeld 2.6 M.O. Beeld 2.7 De kleuters kunnen elementen uit de niet-levende natuur exploreren en de kenmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen bij eenvoudige voorwerpen uit hun omgeving de meest courante verbindingen en hechtingswijzen herkennen (O.D.2.3). De kleuters verwoorden hun momentane waarneming. De kleuters vertonen belangstelling voor hun omgeving. De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. De kleuters nemen bewust de typische eigenschappen waar. De kleuters verwoorden hun beleving. De kleuters kunnen visuele waarneming en beeldend geheugen versterken en vergroten door beeldelementen te herkennen (O.D.1.1). De kleuters kunnen ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken (O.D.6.2). De kleuters kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en andere culturen (O.D.6.4). De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). De kleuters kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en andere culturen (O.D.6.4). De kleuters kunnen genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de zelfexpressie in kunstwerken (O.D.6.5). 7.4 SPECIFIEKE WAARNEMING VAN DE NATUUR: W.O.1.1 W.O.1.2 W.O.4.1 De kleuters kunnen levende wezens uit hun omgeving exploreren en de kenmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen elementen uit de niet-levende natuur exploreren en de kenmerken ervan ontdekken door gebruik te maken van al hun zintuigen. De kleuters kunnen met hulp van een volwassene, eenvoudige bronnen hanteren om meer te weten te komen over de natuur (O.D.1.8). 18 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 18 20-01-2010 09:17:00

Spreken 3.2 Taalbesch.1.1.1 M.O. Beeld 1.1.1 M.O. Beeld 1.1.2 M.O. Beeld 1.1.3 M.O. Beeld 1.1.4 M.O. Beeld 1.1.6 M.O. Beeld 2.1 De kleuters verwoorden hun momentane waarneming. De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters vertonen belangstelling voor hun omgeving. De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. De kleuters nemen bewust de typische eigenschappen waar. De kleuters verwoorden hun beleving. De kleuters kunnen ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken (O.D.6.2). De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). 8. OPVOEDENDE SPELEN: 8.1 BEGRIPPEN: W.O.1.4 Taalbesch.1.1.1 Taalbesch.1.1.2 Taalbesch.2.7 M.O. Muziek 1.3.1 M.O. Drama 2.1.1 L.O. Mot.comp.5.1 W.I. Ruimte 3.5 W.I. Getallen 2.1 De kleuters kunnen de verschillen in de vorm, de geur, de smaak, het geluid, de kleur en in aanvoelen onderscheiden (O.D.1.6.2). De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters kunnen eigenschappen, handelingen, verwoorden. De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters nemen muzikale tegenstellingen waar en zetten ze om in beweging. De kleuters gebruiken correct ruimtelijke begrippen (bv. voor, achter, naast,...) De kleuters tonen in het handelend omgaan met betekenisinhouden een toenemend begrijpen, toepassen en verwoorden van : spelideeën van kinderspelen; lichaams-, bewegings-, ruimte- en tijdsbegrippen, facetten van fysische kennis; voorstellingen (fantasie); symbolen en hun interpretatie, begrippen (O.D.1.33). De kleuters kunnen handelend, in concrete situaties de begrippen in, op, boven, onder, naast, voor, achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, ver weg, dichtbij, binnen, buiten, omhoog en omlaag in hun juiste betekenis gebruiken (O.D.3.1). De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel/niet evenveel dingen, veel/ weinig dingen, te veel/ te weinig dingen, dingen over/ dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. 19 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 19 20-01-2010 09:17:00

8.2 PUZZELEN / INLEGPUZZELS: W.O. Techn 1.2 W.O. Techn 2.1 Taalbesch.2.7 W.I. Ruimte 4.1.1 De kleuters doen kennis op van voorwerpen door zelf te ontdekken. De kleuters kunnen relaties ontdekken tussen voorwerpen. De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. 8.3 AUDITIEF SPEL + WAARNEMING VAN GELUIDEN: W.O. Tijd 1.1 Luist.1.1.1 Luist.1.1.2 Luist.1.1.3 Luist.1.2.1 Luist.1.2.2 Luist.1.2.3 Luist. 2.2.3 Luist. 2.2.4 Luist. 2.3.1 Luist. 2.4.5 Luist. 2.4.6 Luist. 3.1.1 Luist. 3.1.2 Luist. 3.2.4 Luist. 4.1 Taalbesch. 1.4.1 Taalbesch. 3.1.1 Taalbesch. 3.3.1 M.O. Beeld 1.1.2 De kleuters doen allerlei ervaringen op rond tijd. De kleuters kunnen geluiden, soorten geluiden en signalen uit de omgeving opmerken en benoemen (herkennen). De kleuters kunnen de richting en de sterkte van geluiden bepalen (lokaliseren en identificeren). De kleuters kunnen geluiden thuisbrengen en in categorieën samenbrengen (rubriceren). De kleuters kunnen woorden beluisteren en nazeggen. De kleuters kunnen een opeenvolging van woorden beluisteren en nazeggen. De kleuters ervaren de lengte van woorden en kunnen het verschil weergeven. De kleuters kunnen door de leerkracht gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen (O.D.1.4). De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen (O.D.1.3). De kleuters kunnen geluiden met elkaar vergelijken. De kleuters kunnen luisteren en conclusies trekken. De kleuters kunnen luisteren en rubriceren. De kleuters kunnen variatie in geluiden beluisteren. De kleuters kunnen geluiden op hun gevoelswaarde catalogeren. De kleuters kunnen muzikaliteit, rijkdom, ritme, schoonheid en zeggingskracht van de taal beluisteren, ermee experimenteren en er plezier aan beleven. De kleuters kunnen zich op geluiden en stemmen concentreren. De kleuters kunnen een betekenis toekennen aan een visuele of auditieve boodschap. Beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters beseffen dat gezichtsgerichtheid (het kijken naar de spreker = hun spreekvoorbeeld) en luisterbereidheid belangrijke voorwaarden zijn om goed te kunnen onderscheiden. De kleuters zijn bereid na te denken over de betekenis van woorden. De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. 20 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 20 20-01-2010 09:17:00

M.O. Beeld 2.2 M.O. Beeld 2.3 M.O. Muziek 1.2.1 M.O. Muziek 1.3.1 M.O. Muziek 2.2.2 M.O. Muziek 2.2.4 M.O. Muziek 2.2.5 M.O. Muziek 3.1.1 M.O. Muziek 3.1.2 M.O. Muziek 3.1.3 M.O. Muziek 3.1.5 M.O. Muziek 4.1.1 M.O. Bew. 3.1.1 M.O. Bew. 3.1.2 L.O. Mot.comp.1.1.6 L.O. Mot.comp.4.1 L.O. Mot.comp.7.1 W.I. Ruimte 3.2 De kleuters kunnen alert omgaan met voor hen bestemde audiovisuele boodschappen (O.D.5.1). De kleuters kunnen bewuster luisteren en kijken naar de hoeveelheid geluiden en klanken en zeer eenvoudige audiovisuele boodschappen (O.D.5.4). De kleuters kunnen ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen (O.D.2.2). De kleuters nemen muzikale tegenstellingen waar en zetten ze om in beweging. De kleuters luisteren naar (herkennen of herinneren zich) geluiden en bootsen ze na. De kleuters bootsen geluiden na met glissando-karakter. De kleuters bootsen meertonige geluiden na. De kleuters kunnen aandachtig luisteren en zo verschillende geluiden waarnemen, benoemen en erover praten. De kleuters kunnen klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen (O.D.2.1). De kleuters kunnen ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen (O.D.2.2). De kleuters kunnen signalen, functie en sfeer van beluisterde muziek of liedjes ervaren en herkennen en alleen of in groep reproduceren (O.D.2.3). De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). De kleuters nemen eenvoudige ritmes en ritmische motieven waar. De kleuters herkennen en reageren op klanken en geluiden van verschillende duur. De kleuters kunnen met een eenvoudig bewegingsantwoord snel reageren op auditieve, visuele en tactiele signalen (O.D.1.6). De kleuters kunnen een gepast bewegingsantwoord geven op eenvoudige speltaken, bewegingsopdrachten, afspraken en regels (O.D.1.32). De kleuters kunnen gerichte aandacht opbrengen voor verschillende sensorische prikkels en deze rustig laten inwerken (O.D.1.39). De kleuters kunnen in de ruimte een bepaalde richting volgen. 8.4 VISUEEL SPEL / KLEURENKENNIS: W.O. Mens 3.4 W.O. Ruimte1.9 W.O. Ruimte 1.10 Taalbesch. 1.4.1 Taalbesch.1.5.1 Taalbesch.1.6.1 De kleuters kunnen zich bij een activiteit of een spel in een kleine groep aan de regels houden. De kleuters kunnen veranderingen van houdingen en bewegingen waarnemen en beschrijven. De kleuters kunnen de positie en de richting van verschillende lichaamsdelen verwoorden via aangenomen houdingen en bewegingen van de leerkracht of een andere kleuter. De kleuters kunnen een betekenis toekennen aan een visuele of auditieve boodschap. Beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters kunnen in klassen sorteren op basis van een criterium en dit verwoorden. De kleuters kunnen rangschikken volgens gradaties (kleur, lengte, grootte, tijd, ) en dit verwoorden. 21 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 21 20-01-2010 09:17:00

Taalbesch.2.7 M.O. Beeld 1.1.2 M.O. Beeld 2.1 M.O. Beeld 2.4 W.I. Ruimte 4.1.1 W.I. Getallen 1.1 W.I. Getallen 2.1 W.I. Getallen 3.4 De kleuters beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens,...) dienen om boodschappen over te dragen (O.D.5.4). De kleuters ondergaan en verwerken indrukken uit de omgeving tot een intense beleving. De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving (O.D.6.1). De kleuters kunnen visuele waarneming en beeldend geheugen versterken en vergroten door beeldelementen te herkennen (O.D.1.1). De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. De kleuters ervaren hoeveelheden en kunnen passende hoeveelheidsbegrippen gebruiken. De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel/niet evenveel dingen, veel/ weinig dingen, te veel/ te weinig dingen, dingen over/ dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. De kleuters kunnen in concrete situaties rekenhandelingen uitvoeren met betrekking tot aantal en hoeveelheid. Zij kunnen deze handelingen verwoorden door de gepaste begrippen te hanteren (evenveel maken, bijdoen, wegdoen, samentellen, vermeerderen, verminderen, verdelen) (O.D.1.4). 8.5 TACTIEL SPEL: W.O.1.4 W.O. Techn 1.2 Spreken 1.1 L.O. Mot.comp.7.1 De kleuters kunnen de verschillen in de vorm, de geur, de smaak, het geluid, de kleur en in aanvoelen onderscheiden (O.D.1.6.2). De kleuters doen kennis op van voorwerpen door zelf te ontdekken. De kleuters begeleiden hun spel/actie met taal. De kleuters kunnen gerichte aandacht opbrengen voor verschillende sensorische prikkels en deze rustig laten inwerken (O.D.1.39). 8.6 SORTEREN: W.O.2.1 W.O.2.6 W.O.2.7 W.O.3.1 W.O.3.4 De kleuters kunnen relaties leggen tussen eigenschappen en levende wezens. De kleuters kunnen relaties leggen tussen eigenschappen en elementen uit de nietlevende natuur. De kleuters kunnen relaties leggen tussen eigenschappen en elementen uit de gezondheidszorg. De kleuters kunnen mensen, dieren en planten ordenen aan de hand van eenvoudige, zelfgevonden criteria (O.D.1.1). De kleuters kunnen experimenteren met enkele gangbare stoffen, ze onderscheiden en groeperen volgens één zelf gevonden eigenschap (O.D.1.5). 22 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 22 20-01-2010 09:17:00

W.O. Techn 1.3 W.O. Ruimte 3.3 Spreken 3.1 Taalbesch.1.1.1 Taalbesch.1.1.2 Taalbesch.1.2.1 Taalbesch.1.3.1. Taalbesch.1.5.1 W.I. Ruimte 4.2.1 W.I. Meten 1.1 W.I. Meten 1.2 W.I. Meten 2.1 W.I. Meten 2.2 W.I. Meten 2.3 W.I. Meten 2.4 W.I. Meten 2.5 W.I. Meten 2.6 W.I. Getallen 2.1 De kleuters kunnen eigenschappen van voorwerpen onderscheiden. De kleuters kunnen verschillende types van omgevingen klasseren aan de hand van eenvoudige criteria. De kleuters begeleiden hun spel/actie met taal als ondersteuning. De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters kunnen eigenschappen, handelingen, verwoorden. De kleuters kunnen gelijkenissen en verschilpunten vaststellen. De kleuters kunnen verwoorden waar iets bij hoort, waaraan iets doet denken, De kleuters kunnen in klassen sorteren op basis van een criterium en dit verwoorden. De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. De kleuters ervaren dat dingen eigenschappen hebben en kunnen dat verwoorden. De kleuters ervaren dat er verschillende grootheden bestaan die we kunnen meten, nl. lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte en tijd. De kleuters kunnen vergelijkingen maken en eenvoudige onderlinge relaties beschrijven. De kleuters kunnen handelend en verwoordend twee dingen op hun kwalitatieve eigenschappen vergelijken (O.D.2.1). De kleuters kunnen dingen kwalitatief vergelijken en samenbrengen op basis van één of twee gemeenschappelijke kenmerken (O.D.2.2). De kleuters kunnen rekening houden met meer dan één eigenschap. De kleuters kunnen het onderscheid tussen sommige en alle verwoorden. De kleuters kunnen beschrijven waarin dingen gelijk zijn of verschillen. De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel/niet evenveel dingen, veel/ weinig dingen, te veel/ te weinig dingen, dingen over/ dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. 8.7 RANGSCHIKKEN: Spreken 3.1 Taalbesch.1.1.1 Taalbesch.1.1.2 Taalbesch.1.2.1 Taalbesch.1.6.1 M.O.Beeld 1.2.8 W.I. Ruimte 4.1.1 De kleuters begeleiden hun spel/actie met taal als ondersteuning. De kleuters kunnen de objecten, personen, dieren, uit de nabije omgeving benoemen. De kleuters kunnen eigenschappen, handelingen, verwoorden. De kleuters kunnen gelijkenissen en verschilpunten vaststellen. De kleuters kunnen rangschikken volgens gradaties (kleur, lengte, grootte, tijd, ) en dit verwoorden. De kleuters kunnen de volgorde van een reeks voorwerpen en beelden vaststellen, veranderen, schikken, herschikken en er een nieuw verhaal rond vertellen (O.D.5.3). De kleuters kunnen ruimtelijke relaties leggen. 23 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 23 20-01-2010 09:17:00

W.I. Meten 1.1 W.I. Meten 1.2 W.I. Meten 2.1 W.I. Meten 2.2 W.I. Meten 2.3 W.I. Meten 2.4 W.I. Meten 2.5 W.I. Meten 2.6 W.I. Meten 2.7 De kleuters ervaren dat dingen eigenschappen hebben en kunnen dat verwoorden. De kleuters ervaren dat er verschillende grootheden bestaan die we kunnen meten, nl. lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte en tijd. De kleuters kunnen vergelijkingen maken en eenvoudige onderlinge relaties beschrijven. De kleuters kunnen handelend en verwoordend twee dingen op hun kwalitatieve eigenschappen vergelijken (O.D.2.1). De kleuters kunnen dingen kwalitatief vergelijken en samenbrengen op basis van één of twee gemeenschappelijke kenmerken (O.D.2.2). De kleuters kunnen rekening houden met meer dan één eigenschap. De kleuters kunnen het onderscheid tussen sommige en alle verwoorden. De kleuters kunnen beschrijven waarin dingen gelijk zijn of verschillen. De kleuters kunnen dingen rangschikken volgens de toenemende of afnemende mate van een welbepaald kwalitatief kenmerk (O.D.2.3). 8.8 TELLEN: W.I. Getallen 1.1 W.I. Getallen 2.1 W.I. Getallen 3.4 W.I. Getallen 5.1 De kleuters ervaren hoeveelheden en kunnen passende hoeveelheidsbegrippen gebruiken. De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen (evenveel/niet evenveel dingen, veel/ weinig dingen, te veel/ te weinig dingen, dingen over/ dingen te kort, meer / minder dingen, meest / minst dingen) (O.D.1.1). Kunnen globaal vergelijken. Kunnen de één-één-relatie leggen. De kleuters kunnen in concrete situaties rekenhandelingen uitvoeren met betrekking tot aantal en hoeveelheid. Zij kunnen deze handelingen verwoorden door de gepaste begrippen te hanteren (evenveel maken, bijdoen, wegdoen, samentellen, vermeerderen, verminderen, verdelen) (O.D.1.4). De kleuters kunnen de telrij correct opzeggen. 24 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 24 20-01-2010 09:17:00

9. MANUELE EXPRESSIE / TECHNIEK VAN DE DAG: 9.1 TEKENEN: W.O. Techn 1.2 W.O. Techn 3.3 W.O. Ruimte 3.5 Taal schrijven 1.1 Taal schrijven 2.1.1 M.O. Beeld 1.2.1 M.O. Beeld 1.2.2 M.O. Beeld 1.2.3 M.O. Beeld 1.2.4 M.O.Beeld 1.2.14 L.O. Mot.comp.2.2.2 De kleuters doen kennis op van voorwerpen door zelf te ontdekken. De kleuters kunnen vaardig omgaan met materiaal en gereedschap. De kleuters kunnen met behulp van materialen een plat vlak bestrijken. De kleuters willen hun ervaringen en gevoelens kenbaar maken d.m.v. beeldtaal. De kleuters kunnen een ervaring, een verhaal weergeven d.m.v. visueel materiaal (O.D.4.1). De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren (O.D.1.2), manipuleren, lukraak genieten van de exploratie De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door experimenteren (O.D.1.2) ontdekken de eigenschappen richten hun aandacht op de eigenschappen testen de eigenschappen uit verwoorden hun ervaringen genieten van het experimenteren De kleuters herhalen een succesvolle ervaring (zelfimitatie). De kleuters imiteren anderen De kleuters kunnen vaststellen dat klanken, beelden en bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden (O.D.5.2). De kleuters kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen (O.D.1.30). 9.2 KLEUREN: W.O. Techn 1.2 W.O. Techn 3.3 M.O. Beeld 1.2.1 M.O. Beeld 1.2.2 M.O. Beeld 1.2.3 M.O. Beeld 1.2.4 L.O. Mot.comp.2.2.1 De kleuters doen kennis op van voorwerpen door zelf te ontdekken. De kleuters kunnen vaardig omgaan met materiaal en gereedschap. De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door exploreren (O.D.1.2). manipuleren, lukraak genieten van de exploratie De kleuters kunnen materiaalgevoeligheid ontwikkelen door experimenteren (O.D.1.2). ontdekken de eigenschappen richten hun aandacht op de eigenschappen testen de eigenschappen uit verwoorden hun ervaringen genieten van het experimenteren De kleuters herhalen een succesvolle ervaring (zelfimitatie). De kleuters imiteren anderen De kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren (O.D.1.29). 25 DPKL00H_DOELLIJST-GO.indd 25 20-01-2010 09:17:00