EAT-143 Comfort- en veiligheidssystemen



Vergelijkbare documenten
AIRBAGS EN GORDELSPANNERS

AT-142 EPD Basis 1. Zelfstudie en huiswerk 10-08

BAT-141 EPD basis 2. Zelfstudie en huiswerk 10-08

BAT-141 EPD basis 1. Zelfstudie en huiswerk 10-08

EAT-242 Diagnose Laad- en startsystemen

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

EAT-141 Meten met de scoop

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

De GT636 is een afstandsbediend autoalarmsysteem met de volgende mogelijkheden:

SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm

Cobra Bridge CAN 8800

INBOUW HANDLEIDING GT806 (GT804+GT844)

Dit beveiligingssysteem voor uw auto is getest en goedgekeurd door

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

GT909NL. Gebruikershandleiding

EMFT-22R Vermogenstestbank

EAT-140 EPD-Technicus Dag 3

- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 6

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404

GT-912/GT-913/GT-914 Inbouwhandleiding

Installatie handleiding Centrale Deurvergrendeling De Basis unit. Schema type 1

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

ALARM. De werking van het systeem wordt door de body computer geregeld, die via de seriële verbinding commando''s verzendt/ontvangt.

TRACKJACK EUROPE BV. Inbouwvoorschriften. De juiste manier om een TrackJack OTM aan te sluiten

Prakticum Veiligheid

OC Het onderhouden van mechanische onderdelen 2012

Motor Scooter Alarm Systeem. Installatie handleiding

EBAT-144 Diagnose luchtdrukremmen 1

Aansluiting van alarm op voorbereide bekabeling

Elektrische techniek

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

VMT 10 EPD Basis dag 2

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

EVMT 11 Meten met de Scoop

Auto alarm systeem Ultra Micro Ultrasonic

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Colofon. Joost van den Brink

Elektrische installatie op voertuigen

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

SELCA SPLIT INSTALLATIEHANDLEIDING

DUMAN US-Module V1.5 2 ste druk Inbouw handleiding. Bedankt voor de aanschaf van de DUMAN US-Light Module V1.5

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

- 0 - INSTALLATIE HANDLEIDING ND 14C

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN HPB SERIE SCM/TNO GOEDGEKEURD KLASSE 2Z EN 3Z

GT909NL INBOUW HANDLEIDING

INBOUW HANDLEIDING GT625, GT626, GT627

Installatievoorschriften TrackJack OTM 2.0 TrackJack Professional V Handleiding TrackJack OTM 2.0

Het schema. FIG.1.

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN

Serpi Star GR 410 / GR 440

Knipperlicht rechts: zwart/groene draad op zekeringkast in stekker H2 pen 4.

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

EAT-140 EPD-Technicus Dag 1

AT-242 Benzinemotormanagement. Ontsteking. Zelfstudie en huiswerk 10-08

Gebrukershandleiding Gemel/SerpiStar GR48n

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

HANDLEIDING WINDMETER IED SAG-105WR (10/2009)

Maak deze plug los van de schakelaar ( op foto is aanpassing al gemaakt!)

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN HPA 3.5 / 4.5

Inbouwen van de Speedohealer

Montagehandleiding ZT-50 N Vacuum Cruise Control

Installatiehandleiding TrackJack PRO Fiscaal Handleiding TrackJack OTM 2.0

OPTISCHE-AKOESTISCHE BUITEN SIRENE/FLITSER SP-4002

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Het Keypad (met segmenten)

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

ES-D1A. Draadloze bewegingsdetector.

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

GEBRUIKSAANWIJZING META AUTO-ALARMSYSTEMEN M-8700 SERIE

ZWART GROEN-ROOD GROEN-BLAUW GEEL-BLAUW GROEN-ZWART GEEL-ROOD BRUIN WIT-BLAUW PAARS BRUIN-ROOD BLAUW WIT-ROOD

Toetstermen Carrosserietechnicus niveau 3 Praktijk (CREBO-nummer 56051) (versie 05, augustus 2006)

Beschrijving 2. Plaatsing componenten. 2-polige stelmotor. A = Luchtstroom. 1. Aansluitingen 2. Huis 3. Permanente magneet 4. Anker 5.

MK99 NL AUTOMATISCH IN WERKING TREDENDE STARTONDERBREKER MET ELEKTRONISCHE SLEUTEL EN OVERRIDE NOODCODE

Bouwpak ket Escape robot. Productinformatie: Benodigd gereedschap voor de bouw van de Escape robot: Stuklijst elektronische onderdelen:

Rev.0 MBCarParts 1 van 7

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Telescopische TV liften serie John hat

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Lokaliseren van storingen. Student booklet

Elektrische installatie

Tractor Rapid-kit inbouw instructies. Handleiding voor het inbouwen en aansluiten van: Rapid KT-V4T-00. Tuning-kit voor Tractoren

ES-D3A Draadloos deur-/raamcontact

Verkorte gebruiksaanwijzing

Colofon. Joost van den Brink

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

Inhoud AST3 - Opdrachten en benodigdheden Proeve 2.doc Pagina 1 van 8

MX5 NB Alarm of CV+AB plaatsen. Deel 4 >> Alarm of CV aansluiten.

Installatiehandleiding OTM Handleiding TrackJack OTM 2.0

Alarm- en knipperlichtrelais MGA

Basiskennis. Student booklet

Transcriptie:

EAT-143 Comfort- en veiligheidssystemen Zelfstudie en huiswerk 10-08

2 Inhoud INTRODUCTIE 3 DOELSTELLINGEN 4 AIRBAG 5 AIRBAG ALS SENSOR 7 DIAGNOSE 10 METEN MET DE MULTIMETER 10 GORDELSPANNERS 13 BEVEILIGINGSSYSTEMEN 13 KOFFERBAK- EN ACHTERKLEPVERLICHTING 15 MOTOR-/STARTONDERBREKING 16 ULTRASOONBEVEILIGING 16 HELLINGSDETECTIE 17 CENTRALE DEURVERGRENDELING 18 STUURMOTOREN 19 AUTO S MET MIN-AANSTURING 21 AUTO S MET PLUS-AANSTURING 22 AUTO S MET BI-PNEUMATISCHE POMP EN PLUS- EN MIN-AANSTURING 23

3 Introductie Met dit zelfstudiepakket kun je je voorbereiden op de Regionale Praktijktraining. Tijdens de training ga je een aantal werkorders uitvoeren. De informatie in dit zelfstudiepakket kan je helpen om die werkorders snel en doeltreffend uit te voeren. Verder is de zelfstudie een aanvulling op de theorieleerstof van je beroepsopleiding. In het zelfstudiepakket staan ook huiswerkvragen en opdrachten. Daarmee kun je controleren of je de stof goed begrijpt. Maak de vragen en opdrachten en bespreek ze met je leermeester. Je kunt je vragen natuurlijk ook tijdens de RPTdag aan de trainer stellen. De RPT-dag bestaat uit drie onderdelen: Theoriedeel Hier behandelen we kort de onderwerpen uit het zelfstudiepakket. Als bepaalde dingen in het zelfstudiepakket je niet duidelijk zijn, noteer ze dan. Dan kunnen we die tijdens het theoriedeel bespreken. Praktijkdeel Hier ga je aan de slag met de werkorders aan voertuigen of onderdelen daarvan. Voor vragen of uitleg kun je terecht bij de trainer. Hij is je vraagbaak en coach. Informatie en schema s kun je vinden in de werkplaatshandboeken en op de Infopunten. Op de Infopunten kun je onder andere internet en digitale handboeken raadplegen. Beoordeling Aan het einde van de RPT-dag vult de trainer een beoordelingsformulier in. Je krijgt dit formulier mee. Hierop staan de beoordelingen voor de uitgevoerde werkorders. Ook geeft de trainer een algehele beoordeling voor de manier waarop je de hele dag gewerkt hebt. De beoordeling voor de verschillende onderdelen is Goed (G), Voldoende (V) of Onvoldoende (O). Succes!

4 Doelstellingen Na afloop van deze dag kun je met betrekking tot: Airbag vervangen: een storing in een airbagsysteem lokaliseren een airbag op de voorgeschreven wijze vervangen Gordelspanner vervangen: een storing in een gordelspannersysteem lokaliseren een gordelspanner op de voorgeschreven wijze vervangen Kabelverbindingen maken: diverse verbindingen op deugdelijkheid controleren diverse verbindingen deugdelijk maken Beveiligingssysteem in-/opbouwen: een beveiligingssysteem aansluiten en op werking controleren Centrale portiervergrendeling aansluiten op beveiligingssysteem: een centraal vergrendelingssysteem aansluiten de centrale vergrendeling aansluiten op het beveiligingssysteem

5 Airbag In een moderne carrosserie komen we tegenwoordig een aantal voorzieningen tegen die de actieve en de passieve veiligheid van de auto verhogen. Een goed voorbeeld hiervan is de airbag. De airbag is inmiddels bij vrijwel alle auto s standaard geworden aan de bestuurderskant. Ook aan de passagierskant en zijkanten komt steeds vaker een airbag voor. De zijairbags zitten meestal in de stoel gemonteerd. Vooral bij twee- of driedeurs auto s zijn er vaak problemen met de stekkers onder de stoel die een storing veroorzaken door slecht contact. Deze stoelen gaan immers steeds naar voren om de achterpassagiers in te laten stappen. Iemand die losse spullen zoals bijvoorbeeld een fles achterin op de vloer heeft liggen kan ook problemen krijgen met deze stekkers onder de stoel omdat de losse spullen steeds onder de stoel door rollen. Meestal worden de stekkers in de garage bij deze problemen doorgesoldeerd. Er zijn ook bedrijven die contactlijm in de stekkers smeren. Dit is dezelfde contactlijm die ook gebruikt wordt bij het repareren van achterruitverwarmingen. Om storingen te kunnen oplossen moet je eerst systeemkennis hebben, zodat je met het systeem kunt meedenken en begrijpt waarom een systeem op een bepaalde manier reageert. De volgende hoofdstukken geven uitleg over verschillende airbagsystemen. Werking Moderne airbags worden geactiveerd door middel van een stroom. Een spanning wordt door een regeleenheid op de airbag gezet op het moment van een aanrijding. De stroom veroorzaakt een ontsteking in de airbagunit en deze zal geactiveerd worden. Airbags zijn dus actuatoren. De stip op de linker afbeelding stelt de ontsteking voor. De andere afbeeldingen hierboven laten zien hoe een pyrotechnische lading ontstoken wordt. Ook worden er wel gasladingen gebruikt.

6 Gordelspanners pyrotechnische lading gordel gordelhaspel voorraadbuis opvangbak tandwiel Gordelspanners Op de afbeelding hierboven wordt een pyrotechnische gordelspanner weergegeven. De gordelhaspel wordt door de kogels opgerold. De gordel zal hierdoor gespannen worden. In het elektrische systeem kan de gordelspanner met de airbag vergeleken worden. Computer Computer (ECU) De airbag-computer op de afbeelding hiernaast, bevat twee crashsensoren: een mechanische en een elektronische. De mechanische werkt met een magnetische huls met een veer die bij een crash een contact tot stand brengen. Geeft op hetzelfde moment de elektronische sensor ook een signaal dan wordt de airbag geactiveerd. Er zijn twee condensatoren geplaatst die stroom opslaan, zodat de airbag bij een onderbreking met de accu toch nog aangestuurd kan worden. 1 Waarvoor dienen de condensatoren in de ECU van de airbag of gordelspanner? 2 Waarvoor moet je 15 minuten wachten na het loskoppellen van de accu als je aan een airbagsysteem gaat werken?

7 Moderne systemen hebben losse sensoren buiten de computer en kunnen op meer informatie afgaan voordat ze overgaan tot aansturing van een airbag. Magnetische massasensor Sensoren Als de vertraging groter wordt dan de maximale remvertraging van de personenwagen dan moet deze wel veroorzaakt worden door een botsing. Er is een vertragings sensor geplaatst die dit registreert. Als er een te grote vertraging gemeten wordt, zal de computer de gordelspanners en de airbags activeren. De sensoren zijn bedoeld om vertragingen te meten die hoger liggen dan 20 m/s 2. Airbag als sensor De computer zet een lage spanning op de airbag en kan zo controleren of de airbag nog aanwezig is. Deze controle vindt continu plaats. Als de airbag wordt afgekoppeld wordt dit door de computer gesignaleerd en deze zal het controlelampje aansturen. De airbag is dus ook een sensor. 3 Loopt er stroom door een pyrotechnische airbag of gordelspanner als het contact van de auto aanstaat? Bedrading en stekkers databus databus contactrol airbag SRS Eenvoudig airbagsysteem.

8 In het schema op de vorige pagina is een airbagsysteem weergegeven. De contacten op een airbag of gordelspanner worden altijd kortgesloten als de stekker losgemaakt wordt. Dit voorkomt dat eventuele statische elektriciteit de lading ontsteekt. Contactrol De airbagmodule in het stuurwiel moet verbonden zijn met het regelapparaat. Om een verbinding te kunnen maken is een speciale draad nodig. Deze draad wordt ook wel contactrol, wikkelveer, spiraalveer of klokveer genoemd. Dit is een lange platte draad die opgerold om de stuuras ligt. Op deze manier kan de verdraaiing links en rechtsom opgevangen worden. Dit is een vaste verbinding, zodat de werking van de airbagmodule gewaarborgd blijft. Een verbinding met koolborstels is te storinggevoelig voor een airbagsysteem. Let bij montage altijd op de middenstand van het stuurhuis en de contactrol. De draad in de contactrol breekt anders in een bocht. 4 Waarvoor zijn de databus (CAN-bus) aansluitingen op het regelapparaat van de airbag? 5 Waarom wordt bij het loshalen van een stekker van een airbagsysteem de bedrading aan de airbagzijde kortgesloten? 6 Waar moet je op letten bij de montage van een contactrol?

9 Stekker van airbag en gordelspanner Als je er bij een weerstandsprobleem van overtuigd bent dat het niet aan de airbag ligt, is het verstandig om voordat je de rest van de bedrading gaat controleren eerst de stekker te controleren. Seriecondensator Parallelcondensator In de stekker van de airbags en de gordelspanners is soms een seriecondensator gemonteerd. Deze condensator maakt het onmogelijk dat de airbag met behulp van een gelijkspanning geactiveerd wordt. De contactrol van de stuurairbag werkt ook als een antenne en kan daardoor een spanning opwekken door storing in de lucht. Om de airbag niet af te laten gaan door bijvoorbeeld een telefoontje voor de chauffeur heeft men een parallelcondensator in de stekker van de stuurairbag gemonteerd (C2). In plaats van de parallelcondensator wordt en ook wel een seriespoel gemonteerd. Deze heeft dan dezelfde werking als de parallelcondensator. 7 Waarvoor dient de seriecondesator in een airbagstekker? 8 Waarvoor dient de parallelcondensator in een airbagstekker?

10 9 Waarvoor dient een seriespoel in een airbagstekker? Diagnose Met elk systeem is het mogelijk om storingen uit te lezen met een systeemtester. De meest voorkomende storing zal zijn dat de weerstandswaarde te hoog of te laag is. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een stekker los zit of als de contactrol defect is (weerstandswaarde te hoog). Het kan ook zijn dat dit komt omdat de weerstand van de airbag een afwijkende waarde heeft gekregen. Om deze storing te kunnen lokaliseren gebruik je speciaal gereedschap. Stuurairbag Je demonteert de airbagunit en in plaats daarvan monteer je het speciaalgereedschap ook wel dummy genoemd. De dummy bestaat uit een contact als in een airbag, maar in plaats van de airbag is er een weerstand gemonteerd die overeenkomt met de weerstand van de airbag (tussen de 1,8 en de 2,5 Ohm). Als er nu na het wissen nog steeds storing is met betrekking tot de weerstandswaarde, kan je de airbagunit uitsluiten en de bedrading controleren. Het is verstandig om de dummy op weerstand te controleren vóór het gebruik. Let er dan wel op dat tijdens het meten de kortsluitstrip in de stekker opzij geduwd wordt. Als er geen originele dummy te koop of te krijgen is, kan deze ook zelf gemaakt worden met behulp van een weerstand. Je moet dan wel de juiste weerstandswaarde weten. Meet nooit zomaar met een multimeter in een airbagsysteem. De Ohmmeter zet een spanning op het onderdeel om de weerstand te kunnen meten. Deze spanning kan voldoende zijn om een airbag te activeren! Meten met de multimeter Om een airbagdummy zelf te maken of om een airbag te controleren kan eventueel de weerstandswaarde van een airbag gemeten worden met een multimeter. Het risico dat een airbag tijdens de meting geactiveerd wordt, is nooit uit te sluiten en daarom moet er een meetkabel gemaakt worden

11 van 5 meter lang zodat de weerstand van de airbag op veilige afstand gemeten kan worden. Ook moet de airbag tijdens de meeting in een stapel banden worden geplaatst. Om activering te voorkomen moet de multimeter bij een weerstandsmeting nooit meer spanning op de airbag zetten dan 1 volt. Dit is te meten met behulp van nog een multimeter (zie onderstaande afbeelding). Meet de multimeter De diodemeetstand (piepstand) is de gevaarlijkste stand. De multimeter zet namelijk stapsgewijs een steeds hogere spanning op de te controleren diode. De spanning waarbij de diode volledig gaat geleiden wordt op het display van de multimeter weergegeven. In de multimeter zit een 9- voltsbatterij. Dit is voldoende spanning om sommige airbags te activeren. Als we de omstandigheden om te meten in orde hebben, kunnen we weerstand meten. Meestal zal de weerstandswaarde tussen de 1,8 en de 2,5 Ohm liggen. Soms kan het zijn dat we een overload meten. In dat geval is er in serie met de airbag een condensator geplaatst, bijvoorbeeld een airbag die in een kunststof verpakking in de rugleuning van een stoel is geplaatst. De airbag wordt dan door de regeleenheid aangestuurd met een wisselspanning. Het is dan onmogelijk dat een autotechnicus tijdens storing zoeken per ongeluk de airbags activeert. Zoals eerder omschreven zit de condensator in de stekker in de airbag. Na het openen van de behuizing kan de stekker uit de airbagunit gehaald worden. Zowel de waarde van de weerstand als de waarde van de condensator kunnen dan afzonderlijk gemeten worden. Voor het meten van de capaciteit van een condensator heb je een speciale multimeter nodig.

12 Meting met condensator Airbag vervangen 10 Hoe bepaal je wanneer de airbag vervangen moet worden? 11 Welke maatregelen zijn minimaal nodig om veilig aan een airbagsysteem te kunnen werken? 12 Waarom kan door een weerstandsmeting met een multimeter aan een airbagsysteem de airbag afgaan?

13 Gordelspanners Op dit moment is het gebruikelijk om na een aanrijding zowel airbags als gordelspanners te vervangen. Er zijn mechanische en pyrotechnische gordelspanners. Mechanische werken gewoon met een veer die gespannen wordt en pyrotechnische gordelspanners worden op dezelfde manier als een pyrotechnische airbag tot ontsteking gebracht. De energie die vrijkomt wordt gebruikt om de gordel te spannen. Steeds vaker worden ook gordelspanners toegepast voor de achterpassagiers. In principe zijn bij reparatie aan pyrotechnische gordelspanners dezelfde voorzorgsmaatregelen van toepassing als bij een airbag. Bij mechanische gordelspanners moet de veer geblokkeerd worden met de daarvoor bestemde klip (meestal aanwezig in de auto). 13 Welke handeling kan leiden tot het ongewenst in werking treden van een mechanische gordelspanner? Beveiligingssystemen Om schade en diefstal tegen te gaan, worden veel auto s tegenwoordig voorzien van een beveiligingssysteem. Veel verzekeringsmaatschappijen stellen zelfs de aanwezigheid van een goedgekeurd beveiligingssysteem als voorwaarde voor het verzekeren van voertuigen boven een bepaalde waarde. Aangezien dieven er steeds weer in slagen om nieuwe technieken te omzeilen, moeten ook de beveiligingssystemen steeds slimmer worden. Kofferdekselschakelaar Ultrasoon of radar Motorkapschakelaar LED Sirene Motoronderbreking Deurschakelaars Richtingaanwijzers

14 CCS CCS staat voor Centrale Controle Stuureenheid, ofwel de computer. De CCS ontvangt signalen van de sensoren en stuurt op basis van die signalen de actuatoren aan. Werking CCS Het alarmsysteem reageert op de sensoren en de contacten die meestal massacontacten zijn. Houd er rekening mee dat er in sommige gevallen plusschakelaars gemonteerd kunnen zijn. De systemen reageren ook op bewegingen in de auto via een ultrasoon systeem of een radarsysteem. Verder zijn er altijd twee automatisch inschakelende motoronderbrekingen, waardoor de motor niet gestart kan worden. De CCS zorgt ook voor de aansturing van de richtingaanwijzers en de sirene bij het afgaan van het alarm. Het uit- en inschakelen van de CCS gebeurt met een afstandsbediening, waarmee ook de centrale deurvergrendeling bediend kan worden. Na het inschakelen van het alarm is er vaak een insteltijd van één minuut om de bewegende delen in de auto tot rust te laten komen. De omtrekbeveiliging (motorkap-, kofferbak- en alle portierschakelaars) en de motoronderbreking worden vaak al na enkele seconden ingeschakeld. Inkomende signalen plus (+30) Portierschakelaars Over het algemeen zijn dit massacontacten. Bij de inbouw van het alarmsysteem moet je erop letten hoe de schakelaars ge schakeld zijn. Het kan namelijk zijn dat de fabrikant de schakelaars gescheiden heeft voor bijvoorbeeld verlichtingsvertraging. Om geen wijzigingen in het bestaande systeem te maken, wordt gebruik gemaakt van dioden zoals in het schema. Bij gebruik van dioden moet je het spanningsverlies (de drempelspanning) in de gaten houden. massa (31) Alarm CCS

15 BELANGRIJK: Spanningsverlies is te meten door met een voltmeter over de CCS te meten zoals hierboven getekend. 14 Wat zijn de meest voorkomende portierschakelaars en hoe werken deze? +12 Volt Kofferbak- en achterklepverlichting De kofferbak- of achterklepverlichting kan plus- of massaschakelend zijn. Is er sprake van plus-schakeling, dan kan volgens het schema een massaschakeling gemaakt worden. Bij moderne alarmsystemen is dit niet altijd noodzakelijk, deze systemen herkennen zelf een plus- of massaschakeling en kunnen altijd rechtstreeks aangesloten worden. Naar massa-maak ingang alarm Plus maak schakelaar 87 85 Aanwezige verlichting 30 86 Extra relais Aansluiting + 15 Deze aansluiting is belangrijk, omdat hij ervoor zorgt dat het alarm niet afgaat tijdens het rijden. Uitgaande signalen De knipperlichten geven een optisch signaal bij het in- en uitschakelen van het alarm. Ook treden ze in werking als het alarm afgaat. Als het alarm afgaat, moet ook de sirene in werking treden.

16 LED De LED heeft als functie om zichtbaar te maken of het alarm aan of uit staat. Bij sommige systemen is een knippercode mogelijk. Dan is aan de hand van de knippercode te zien wat er geopend is geweest, of welke sensor een probleem geeft. Bij sommige merken zal deze knippercode in het geheugen bewaard worden. Motor-/startonderbreking Er zijn twee motoronderbrekingen nodig. De onderbreking van de startmotor moet. 15 Hoe zou je een onderbreking in het brandstofsysteem uitvoeren en waarom? De ontsteking mag niet onderbroken worden met het oog op de werking van de katalysator. Bij de dieselmotor wordt de voeding van de elektromagnetische klep op de pomp onderbroken, terwijl bij motoren met Electronic Diesel Control (EDC) de voeding naar de regeleenheid onderbroken wordt. Evenals bij de ontsteking wordt nooit een onderbreking in de bekabeling van het motormanagementsysteem gemaakt. Extra s Ultrasoonbeveiliging Bij de ultrasoonbeveiliging wordt gebruik gemaakt van een zender en een ontvanger. De zender zendt een toon uit van (meestal) 40 khz die door de ontvanger wordt ontvangen. Voor het menselijk gehoor is dit niet waarneembaar. De sensoren kunnen uitgezet worden. Dit is gemakkelijk wanneer bijvoorbeeld een hond in de auto achterblijft, terwijl het alarm toch ingeschakeld moet worden. In dit geval werkt de installatie volledig, behalve op de interieursensoren.

17 Hellingsdetectie Soms wordt er gebruik gemaakt van hellingsdetectie. Hierbij gaat het alarm af als de hellingshoek van de auto wijzigt. De hellingsdetector die op de bodem van de auto is gemonteerd, neemt deze wijziging waar wanneer men de auto opkrikt om bijvoorbeeld dure lichtmetalen velgen te stelen. Er gaat dan een massasignaal naar de CCS, waarna het alarm afgaat. Als de auto op een helling of half op de stoep geparkeerd wordt, is dat geen bezwaar. De hellingsdetector onthoudt in welke positie hij stond op het moment dat het alarm werd ingeschakeld. Bij enkele merken zoals Citroën kan dit niet worden toegepast in verband met de hydropneumatische vering. Hier wordt dan een noodstroomsirene toegepast. Bedrading en verbindingen De kwaliteit van de kabelboom en de verbindingen is van groot belang voor de goede werking van het beveiligingssysteem. De afzonderlijke draden zijn berekend voor de belastingen waaraan ze blootgesteld worden. Door de verregaande ontwikkeling en nauwkeurigheid van de elektronica speelt de kwaliteit van de verbindingen een belangrijke rol in het goed functioneren van de componenten. Spanningsverliezen als gevolg van slechte verbindingen moeten dus te allen tijde voorkomen worden. Bij het maken van elektrische verbindingen in beveiligingssystemen zijn uitsluitend verbindingen met trekontlasting toegestaan. Toegestaan zijn: geïsoleerde kabelschoenen met versterkingshuls, bevestigd met een momenttang ongeïsoleerde kabelschoenen, bevestigd met momenttang soldeerverbindingen, mits correct uitgevoerd en geïsoleerd met behulp van krimpkousen of zelfvulcaniserende tape de soldeerverbinder, bevestigd met gasverwarmer of speciale föhn. Gebruik voor doorvoer van kabelbomen altijd tules en leg de kabels vast met tie-wraps.

18 16 Waarom moet je bij gebruik van kabelschoentjes een momenttang gebruiken? Centrale deurvergrendeling Bij alle systemen zijn mogelijkheden voor uitbreidingen, zoals het koppelen van de centrale deurvergrendeling aan het alarm- of blokkeersysteem. Wanneer het systeem aan de centrale deurvergrendeling gekoppeld moet worden, moet je eerst vaststellen met welke van de volgende systemen je te maken hebt: auto s met in het linker portier alleen een schakelaar; hierbij moet een extra stuurmotor bijgeplaatst worden pneumatische werking van de vergrendeling afwijkende systemen bij Amerikaanse auto s Op al deze systemen kan het alarm- of blokkeersysteem aangesloten worden. Het is van groot belang dat je niets aan het originele schema verandert. Als het werkingsprincipe van de schakeling in de CCS bekend is, is het niet moeilijk om verschillende systemen aan te sluiten. In het alarm zitten twee relais. Deze worden om de beurt bediend en bestaan uit een open- en een sluit relais. Door de juiste bedrading te verbinden met de originele stuurmodule, portiermotor en plus en min kan elk systeem aangestuurd worden.

19 Stuurmotoren De motor met vijf draden heeft twee draden die de elektromotor aansturen en waarmee, door omwisselen van de polariteit, de motor een open- of sluitbeweging kan maken. In de motor zit ook een driepolige schakelaar die wordt meebewogen met het bedienen van de motor. Het middencontact zit aan massa of plus. Dit is belangrijk om te weten! De motoren met twee draden komen in verschillende situaties voor, het meest in achterportieren, kofferdeksels en benzineklepjes.

20 Bij auto s met alleen een schakelaar in het linkerportier moet er een stuurmotor in het linker voorportier bijgemonteerd worden. Deze motor bedient de stang omhoog en omlaag die op zijn beurt weer de schakelaar in het portier bedient. Verder wordt er niets aan het originele systeem aangepast. De aansluitingen gaan volgens het schema hieronder.

21 Auto s met min-aansturing Deze aansturing komt het meest voor. Bij deze motoren ligt een middencontact aan massa. Het schema laat zien dat de rustcontacten niet gebruikt worden. Wanneer deze niet gebruikte aansluitdraden tijdens het rijden in contact komen met massa, resulteert dit in het ongewild bedienen van de aanstuurmotoren waardoor de eigenaar van de auto met klachten terug zal komen. Het is dus zaak om de aansluitingen die niet gebruikt worden, goed te isoleren. Het alarm moet eigenlijk de schakeling van de motor nadoen.

22 Auto s met plus-aansturing Eigenlijk werkt de plus-sturing op precies dezelfde wijze als de hiervoor besproken min-sturing. Het verschil zit in de stuurspanning die naar de vergrendelingsmodule gaat. Bij het min-sturingssysteem is dat massa en bij plus-sturingssysteem is dat de plus. De aansluiting van het alarm is hetzelfde, alleen de werkcontacten komen nu aan plus te liggen in plaats van aan massa.

23 Auto s met bi-pneumatische pomp en plus- en min-aansturing Ook dit systeem kan zonder problemen aan het alarm gekoppeld worden. De vergrendeling werkt op onder- en overdruk (bi = twee). Naar de deuren gaan slangen en in de deuren zijn deze aangesloten op plunjers. Verder is er een bi-drukpomp in de auto en in de portieren zijn driepolige schakelaars gemonteerd. Als de schakelaar bediend wordt, wordt de pomp wisselend aan plus of min gelegd. Gewoonlijk loopt in de voetruimte van het linker of rechter voorportier een kabel die van de pneumatische pomp achterin komt en die naar de schakelaars in de deur loopt. Deze kabel heeft dan meestal drie aders, namelijk één die plus voert, één die min voert en één die afwisselend plus of min voert. Deze laatste draad kan niet onderbroken worden om hier het alarm op aan te sluiten. De bedrading wordt volgens het volgende schema aangesloten.

24 Dit is het einde van de zelfstudie. Deze zelfstudie is zo universeel mogelijk opgezet. Er bestaat echter in de praktijk geen universele uitvoering. Alle fabrikanten hebben hun eigen uitvoeringen en oplossingen. Als je hierover onduidelijkheden bent tegengekomen of vragen hebt, zoek dit dan uit in je eigen werksituatie en breng het op de RPT-dag ter sprake tijdens de behandeling van de zelfstudie. Veel succes op de RPT-dag.

25 BIJLAGE Lijst voor het controleren van de werking van een alarmsysteem (na inbouw) Open de ruit van een achterportier en sluit alle portieren, de kofferdeksel en motorkap. Schakel het beveiligingssysteem in. Controleer of de richtingaanwijzers de inschakeling bevestigen. Controleer of de LED aangeeft dat het beveiligingssysteem bekrachtigd is. Wacht ruim één minuut. Steek een arm met een snelle beweging door de geopende portierruit naar binnen. Door nu een snelle beweging richting de sensoren te maken moet het alarm afgaan. Bij een langzame beweging richting de sensoren mag het alarm niet afgaan. De portieren, het kofferdeksel/achterklep moeten onmiddellijk het alarmsignaal activeren. Vergeet niet eerst de ultrasoonsensoren uit te schakelen. Laat het systeem na iedere controle steeds een alarmperiode doorlopen of schakel steeds het alarmsignaal uit. In het laatste geval moet je steeds een minuut wachten voordat de controle uitgevoerd wordt. Zet de portieren en de kofferdeksel/ achterklep open. Er volgt nu een alarmsignaal. Het alarmsignaal bestaat uit een geluid van de sirene en lichtsignalen van de knipperlichten. Na 30 seconden moet het signaal stoppen. Controleer of het alarm niet afgaat wanneer met de vlakke hand op een raam wordt geslagen. Schakel het beveiligingssysteem vervolgens uit en open het portier met de geopende ruit en sluit dit. Controleer of een eventuele alarmindicatie aangeeft dat het systeem afgegaan is. Schakel de indicatie uit. Activeer het beveiligingssysteem en start de motor. Deze mag niet aanslaan. Schakel het beveiligingssysteem in en open de motorkap. Het alarm moet nu afgaan. Schakel het beveiligingssysteem uit. Start de auto. Conditie van onderdelen van het systeem: Schakelaars, contacten, aansluitingen (corrosie, bevestiging e.d.) Noodstroomaccu Afstandsbediening (batterij, contacten, vervuiling e.d.)